Wonen en werken in een gastvrije gemeente

Als je aan politiek doet, moet je natuurlijk kunnen antwoorden op de vraag : "En wat heb je nu al gerealiseerd ?" Dit is het antwoord dat ik eind 2006 op die vraag neerschreef...

Sommige politici kunnen dan heel snel een aantal zaken uit hun mouw schudden : "Daar heb ík nu eens voor gezorgd." Maar eigenlijk is het zelden echt eenvoudig. Je neemt een idee over dat je ergens in een tijdschrift hebt opgepikt, of dat een collega vroeger eens lanceerde maar waar de tijd toen nog niet rijp voor was, of dat zij/hij wat verkeerd had aangepakt. Je past dat idee vervolgens een beetje aan en zoekt de goede manier om het naar voren te brengen. Soms is het beter dat je iets niet alleen lanceert, maar aan iemand anders vraagt om het mee te steunen of mee in te dienen. Het voorstel staat dan ook op naam van de ander.

In de oppositie maak je het dan wel eens mee dat je voorstel eerst wordt afgeschoten, of dat er wordt beslist dat het nog moet worden "bestudeerd". Dan komt het soms later wel eens terug, al dan niet licht gewijzigd, maar wordt het plots verkocht als briljant idee van iemand van de meerderheid. Je kan dan twee dingen doen : blij zijn dat je voorstel het uiteindelijk toch haalt of wat zuur reageren omdat een ander met de pluimen wegloopt. Ik probeer er meestal de zoete kant van te zien, maar niemand is immuun voor de lichte citroensmaak in de mond.

Het kan ook gebeuren dat je idee in een beleidsnota wordt opgenomen, of dat er geld in de begroting voor wordt voorzien. Leuk, maar als het geheel van de nota of de begroting dan weer niet voldoet, stem je vervolgens misschien tegen (ondermeer) je eigen voorstel. En wie is er verantwoordelijk voor een beleidsmaatregel die unaniem wordt goedgekeurd ? Degene die het bedacht heeft of degene die voor een meerderheid heeft gezorgd ? Door te veel te benadrukken dat het jouw idee is, en van jou alleen, kan je je eigen prachtvoorstellen de kop omwringen. Met wat geluk haal je dan een artikel in de pers, met wat minder geluk alleen in je eigen partijblad. Dan haal ik er soms liever mijn eigen etiket af.

Een wellicht vergeefse poging om VLD-raadslid Budin te overtuigen. Jeroen Clous (sp.a) op de achtergrond lijkt ook al skeptisch.
OCMW-Kerstreceptie 2005 (foto : F. Schrauwen)

"Allemaal goed en wel, maar wat heb je in dat OCMW nu echt veranderd ?" OK, ik antwoord. Maar weet dat ik ongetwijfeld soms zaken aanhaal waar ik echt niet alleen voor verantwoordelijk ben. En soms noodgedwongen dingen weglaat omdat ik er om allerlei redenen alleen achter de schermen aan heb kunnen meewerken.

Toen ik raadslid werd, heb ik me vooral op de toen soms heel slordige procedures geconcentreerd. Niet omdat ik die op zich zo belangrijk vind, maar wel omdat ze een voorwaarde zijn om goed beleid te kunnen maken. Dossiers die niet in orde of niet op tijd bleken, raden die plots bijeengeroepen en dan weer uitgesteld werden, beslissingen van het Vast Bureau die eigenlijk de Raad toekwamen... De spelregels zijn er nu eenmaal om gerespecteerd te worden, ook in de politiek. Zeker in een gemeente waar het de traditie is om de inhoudelijke inbreng van de oppositie niet al te serieus te nemen, leek het me verstandig om te laten aanvoelen dat die houding een aantal grenzen heeft. Correct en professioneel werken is niet alleen iets voor het personeel, de bestuurders moeten het voorbeeld geven. Dat wekt vertrouwen en daarop kan dan worden verdergebouwd. Dat heeft ook de CD&V/VLD-meerderheid, na wat aandringen, in het OCMW klaarblijkelijk begrepen.

Zeker alles wat met de financiën te maken had, liep in 2002 en 2003 nogal eens mis (maar dat lag zeker niet alleen aan de voorzitter of de meerderheid, eerlijk is eerlijk). Maar de financiën zijn de basis van een gezond beleid, en dus ergerde me dat en heb ik dikwijls de vinger op de wonde gelegd. Dat heeft me ook aangezet om me technisch wat te verdiepen in die financiën, ook nadat de komst van een nieuwe ontvanger orde op zaken heeft gesteld. Dat die nieuwe ontvanger, Dieter Berebrouckx, een ex--studiegenoot van me is, maakt het eens zo leuk de kleine vergissinkjes in de tabellen te gaan zoeken. En zo ook het achterliggende beleid te doorgronden én soms -al dan niet subtiel- bij te sturen. Ik maak me sterk dat ik één van de weinigen ben die doorheen de budgetcijfers van het OCMW echt de waarheid ziet, en dat maakt het mogelijk er soms ook gedurfd op in te spelen.

Procedures kunnen soms ook de deur openen om inhoudelijke veranderingen tot stand te brengen. Zo heeft mijn beroep bij de gouverneur tegen het OCMW-budget van 2004 ertoe geleid dat ik toch nog de kans kreeg de bijhorende beleidsnota op enkele punten aan te laten passen. Een andere manier om een voet tussen de deur te krijgen is om gebruik te maken van de bulldozertechniek van sp.a-collega Jeroen Clous. Mij zou zijn stijl niet zo liggen, maar zijn botte bijl maakt wel dat er gaten vallen waardoor je (relatief...) "redelijke" ideeën soms wat gemakkelijker kan laten doorsijpelen. Niet verwonderlijk dat we die combinatie van "good cop/bad cop" zowel bewust als onbewust regelmatig gebruiken !

De bekommernis voor "betaalbaar wonen" gaat al een tijdje mee in mijn politieke "carrière". Onder de slogan "Essen niet te koop !" voerden we in het begin van de jaren 1990 al actie tegen het ontbetaalbaar worden van bouwgronden. Eigenlijk is het ongelooflijk om vast te stellen dat er nu pas echt werk wordt gemaakt van sociale verkavelingen. Het OCMW wordt vooral geconfronteerd met mensen voor wie op de private huurmarkt geen betaalbaar verblijf meer te vinden valt, een fenomeen dat de laatste jaren héél sterk is toegenomen. Samen met de sp.a werkte ik daarom een voorstel uit rond woonbeleid. Hoewel het niet letterlijk werd uitgevoerd, bleek het één van de inspiratiebronnen die er ondermeer toe geleid heeft dat het OCMW in acht woningen in de nieuwe verkaveling Statievelden investeert.

Naast "wonen" is ook "werken" voor mij een prioriteit. Daarom ben ik blij met de dienstencheques-onderneming die ons OCMW opzette, via de poetsdienst maar ook via het strijkatelier (vooral onder impuls van CD&V-raadslid Jan Goosen). Minder gelukkig was ik met het opzeggen van de samenwerking met KINA, dat voor een aantal gemeenten de arbeidstrajectbegeleiding verzorgde. Zeker omdat KINA in het hele verhaal volgens mij niet helemaal correct werd behandeld. Uiteindelijk leidde de discussie er wel toe dat er duidelijke richtlijnen kwamen voor de trajectbegeleiding, die nu in eigen eigen huis wordt verzorgd. En het werkt, want nogal wat leefloners gaan wel degelijk terug aan de slag. Ook al omdat we een consequent sanctiebeleid voeren, al is dat altijd zoeken en tasten - de sanctie om iemands laatste inkomstens af te nemen, is er niet één die je zomaar neemt. Al heb ik wel mijn bedenkingen bij het vaakst gebruikte instrument : het zogenaamde art. 60 van de OCMW-wet is een schitterend iets : het laat het OCMW toe mensen in dienst te nemen en zo ongeveer eender waar tewerk te stellen. Maar... het loopt af wanneer de betrokkene genoeg dagen heeft om voor een werkloosheidsvergoeding in aanmerking te komen. Meestal doet het stelsel ook waarvoor het bedoeld is : het leidt mensen naar de werkloosheid. Van de regen (leefloon) in de d(r)op. Dat moet beter kunnen, maar dat is natuurlijk niet alleen voor het gemeentelijke niveau.

Ook de socio-culturele integratie van leefloners of andere OCMW-cliënten heb ik altijd belangrijk gevonden. Als links-liberaal ben ik ervan overtuigd dat de overheid iedereen moet helpen om zoveel mogelijk "aan te pikken" bij de maatschappij, en dat betekent voor mij méér dan alleen zorgen voor eten en een dak boven het hoofd. Vandaar mijn voorstel om een "participatiecheque" in te voeren, dat ik later (toen de federale overheid ook een financiering voorzag) samen met collega-raadslid Maria Ansoms (CD&V) verfijnde. Mijn achtergrond vanuit het verenigingsleven is daar natuurlijk niet vreemd aan, en ik ben ervan overtuigd dat dit spoor, naast "werk, werk, werk" ook in de toekomst binnen de OCMWs verder moet worden ontwikkeld.

Rond de problematiek van de asielzoekers heb ik vooral het accent gelegd op de woontoestand. Zoals alle raadsleden in Essen vind ik het heel belangrijk dat zoveel mogelijk asielzoekers die aan onze gemeente worden toegewezen ook hier verblijven. Het is voor ons zo eenvoudiger hen te helpen (en eventueel misbruik te voorkomen). Integreren gaat ook vaak gemakkelijker in Essen dan in de steden en bovendien is het echt niet onze bedoeling om de druk op Antwerpen of Brussel nog te verhogen. Maar uiteindelijk beslissen de asielzoekers zélf waar ze willen wonen (dus is lang niet elke asielzoeker die in Antwerpen woont daar "gedumpt"). Vooral de woonsituatie heeft me daarbij beziggehouden en zo heb ik gevraagd en bekomen dat telkens aan het OCMW waar de asielzoeker verblijft een huisbezoek bij de betrokkene wordt gevraagd, zodat het Essense OCMW alvast geen huisjesmelkers zou subsidiëren. Daarnaast heb ik in de raad altijd het belang van het Nederlands voor asielzoekers (en andere immigranten) benadrukt. Dit heeft mee geleid heeft tot eigen Nederlandse lessen in onze gemeente, al gaat de pluim daarvoor opnieuw toch vooral naar collega Jan Goosen.

De Bijster in 1935. Vandaag huisvest dit gebouw de OCMW-Polikliniek, morgen een sociaal-medisch huis / lokaal dienstencentrum ?

In 2003 ben ik namens het OCMW ook lid geworden van de vzw Polikliniek. Om me vervolgens vooral in te zetten voor de opheffing ervan, en de integratie in het OCMW. Een idee die eerst werd gelanceerd door Jeroen Clous, en vervolgens ook door voorzitter Moens (CD&V) werd opgepikt. Die laatste (en zijn secretaris) heb ik een handje geholpen om de hele opheffing zo "orthodox" en pijnloos mogelijk te laten verlopen. Waarmee ik dus een instelling mee heb afgeschaft die me zitpenningen uitbetaalde (300 EUR per jaar). Volgens sommigen zou ik daarmee een politieke zeldzaamheid moeten zijn...

Het streven naar meer "openbaarheid van bestuur" is voor mij één van de basisredenen om aan politiek te doen, maar voor een OCMW is het natuurlijk niet zo evident. Toch heb ik hieraan een steentje bijgedragen door steeds te pleiten voor (en waar het kon ook mee te werken aan) een betere informatievoorziening vanuit het OCMW. Ook het openbaar maken van de OCMW-raadszittingen vond ik een goede zaak, waaraan ik via een voorstel om het huishoudelijk reglement te verfijnen ook concreet mee vorm heb proberen te geven.

Tenslotte heeft ook de evolutie van het OCMW naar een breder Sociaal Huis, waarbij ook de samenwerking met andere actoren (via ondermeer het "Netwerk Zorgzaam Essen") belangrijk is, me van bij het begin geboeid. Geen eenvoudig verhaal, maar toch één dat stilaan doorsijpelt en ondermeer een rol speelt bij het plan van de nieuwe voorzitter Jos Van Loon (CD&V) om de gebouwen van de voormalige "Bijster" aan te kopen. Een plan dat zijn voorganger wellicht niet zou hebben aangedurfd, maar dat er wellicht ook nooit zou zijn gekomen als de fundamenten voor een krachtig OCMW de voorbije jaren niet waren gelegd - een evolutie waarin de oppositie van N-VA/PLE en sp.a een belangrijk aandeel heeft gehad.

Er is de voorbije jaren heel wat veranderd in het Essense OCMW. Het gaat nu om een dynamische instelling, die degelijk wordt bestuurd, nieuwe initiatieven durft ontwikkelen en vertrouwen wekt, ook bij het gemeentebestuur (en dat was enkele jaren geleden nog héél anders). Al kan de samenwerking met de gemeente nog veel beter. Door als oppositieraadslid de lat hoog genoeg te leggen, zet je de meerderheid aan tot betere prestaties. Op voorwaarde dat die meerderheid ook open staat voor discussie en argumenten. Dat was in het begin niet het geval, maar ze hebben het (voor een stukje noodgedwongen, maar zeker niet alleen daarom) in tegenstelling tot hun collega's in de gemeenteraad wel geleerd. Waarvoor dank.

Zie ook mijn tussenkomsten over de budgetten voor 2003, 2004, 2005 en 2006.