Programma

Werk, werk, werk

De belangrijkste opdracht voor onze werkconsulent wordt de verhoging van de werkzaamheidsgraad in Essen. En ook van de “werkbaarheidsgraad” die aangeeft in welke mate de Essenaren klaarstaan voor de uitdagingen van de arbeidsmarkt van morgen.

Wie herinnert zich nog de verkiezingsfolders van Willy Heymans (VLD) in 2000 ? Hij beloofde een baan in Essen voor alle Essenaren. Maar in 2002 was er slechts voor 37,7% van de potentiële Essense werknemers een job in eigen gemeente beschikbaar. Dat cijfer moet omhoog, al beloofde de propaganda van de VLD natuurlijk het onmogelijke. Heel wat Essenaren vinden elders werk, en gelukkig maar. De werkconsulent gaat daarom op zoek naar banen in Essen, maar ook buiten de gemeente. In Zuid-Nederland is er bijvoorbeeld heel wat geschikt werk, maar niet iedereen vindt er even gemakkelijk zijn of haar weg. En ook in Antwerpen en Brussel zijn er veel jobs waar meer Essenaren de weg naartoe zouden kunnen vinden. Al die informatie kan door de werkconsulent worden samengebracht, en vervolgens naar de mogelijke geïnteresseerden worden verspreid. Bovendien kan ook aan een carpoolnetwerk worden gewerkt.

De werkconsulent moet uiteraard goed samenwerken met diensten zoals de RVA, de VDAB, het PWA en de arbeidstrajectbegeleiders van het OCMW. En al wie een (andere) baan zoekt en in onze gemeente woont, is er welkom. Op die manier krijgt de consulent een goed beeld van de vraag naar jobs in onze gemeente, en zo kan hij of zij ook rechtstreeks de bedrijven in en buiten Essen aanspreken. Daarbij kan de consulent (samen met het PWA) ook een wegwijzer zijn in de verschillende banenplannen en subsidies, om zo de ondernemers duidelijk te maken dat een Essenaar aanwerven helemaal niet te duur hoeft te zijn !

Niet iedereen heeft alle kwaliteiten die door de werkgevers worden gezocht. En ook wie wel een baan heeft, doet er goed aan om bij te blijven. Levenslang leren is inderdaad een noodzaak. Het is de werkzekerheid van morgen, want één baan voor het leven in dezelfde firma behoort stilaan tot het verleden. Daarom is het organiseren van vorming essentieel. En daarbij kan veel meer worden samengewerkt dan nu het geval is. De werkconsulent moet samen met de ondernemingsconsulent en met het lokale bedrijfsleven, de VDAB, het PWA, het OCMW en de onderwijswereld werk maken van een breed vormingsaanbod, dat zowel voor werknemers als voor werkzoekenden toegankelijk is. Want waarom zou een opleiding die door één bedrijf wordt opgezet niet interessant kunnen zijn voor iemand die bij een andere Essense onderneming werkt ? Of voor een werkloze ? Ook het gemeentebestuur moet daarbij worden ingeschakeld. Al was het maar om de ambtenaren af en toe kennis te laten maken met het leven in de Rijkmaker. En omgekeerd !

Een goed voorbeeld van een dergelijk vormingsopzet zouden ICT-cursussen kunnen zijn. Nu worden die vaak voor allerlei instellingen, bedrijven en doelgroepen (kansarmen, senioren…) afzonderlijk opgezet. Een doorgedreven samenwerking, met de nodige aandacht voor de verschillen binnen het doelpubliek, zou zeker de kosten kunnen drukken en de efficiëntie kunnen verhogen.

In het vormingsaanbod mogen de nieuwkomers in onze gemeente niet uit het oog worden verloren. De taallessen Nederlands die het OCMW organiseert, blijven daarbij essentieel. Voor een inburgeringscursus en een VDAB-opleiding moet er vaak een te grote afstand worden afgelegd. Essen moet daarom nagaan hoe het hier beter op kan inspelen. Een baan is immers de beste manier voor een nieuwkomer om zich in onze maatschappij te integreren.

Ook jongeren die hun eerste stappen op de arbeidsmarkt zetten, verdienen een steuntje in de rug. Het deeltijds leren, waarbij werk wordt gecombineerd met een schoolopleiding, staat vaak in een ongunstig daglicht. Soms lijkt het de laatste stap in de “waterval” van het algemeen secundair onderwijs over het technisch naar het beroepsonderwijs. Van die mentaliteit moeten we dringend af. Stielmannen worden zo al zeldzaam genoeg.

Om een vak te leren, is het belangrijk om met twee voeten in de realiteit te leren staan. Daarom is een voldoende groot aanbod aan stageplaatsen essentieel. Niet alleen binnen het deeltijds leren trouwens, ook vanuit de hogescholen en de universiteiten wordt van langsom meer met korte of lange arbeidsmarktstages gewerkt. En ook de VDAB bouwt praktijkstages in diverse opleidingen in. Een goede zaak, maar vaak is het zoeken en vinden van geschikte stageplaatsen niet zo evident. Ook daarbij kan de werkconsulent een handje helpen, via de opgebouwde contacten met het bedrijfsleven. En ook het gemeentebestuur zelf moet natuurlijk haar duit in het zakje doen : een stage binnen het gemeentebestuur kan erg nuttig zijn. Zeker als de personeelsleden die de stagiairs begeleiden, daar voldoende voor worden opgeleid.

Vele jongeren trekken ook een jaartje naar het buitenland, om ervaring op te doen en zich verder te vormen. Dat is een goede zaak. Het gemeentebestuur moet dit dan ook aanmoedigen, via promotie maar ook door - via de werkconsulent - de papierwinkel zo overzichtelijk mogelijk te houden.

De band met het onderwijs kan nog op andere manieren worden versterkt. Zo kan de werkconsulent samen met o.m. de VDAB voor informatie voor laatstejaarsstudenten zorgen, zodat die snel de weg vinden op de arbeidsmarkt en in de verschillende instellingen.

In een economie die leeft, worden voortdurend nieuwe bedrijven opgericht, en andere sluiten jammer genoeg de deuren of trekken naar groenere weiden. Dat hoeft geen drama te zijn, indien het gemeentebestuur er verstandig op kan inspelen, en alles op alles zet om de werknemers mee naar een nieuwe baan te begeleiden. Zo kan de werkconsulent meehelpen bij het oprichten van een tewerkstellingscel, waarbinnen (o.m. via outplacement) naar een nieuwe baan wordt gezocht.

Vanzelfsprekend heeft de werkconsulent ook een belangrijke taak binnen het kader van het gemeentebestuur. Hij of zij dient ervoor te zorgen dat in elke beleidsaangelegenheid het aspect werkgelegenheid mee in rekening wordt gebracht. Tenslotte moet de werkconsulent ook het eerste aanspreekpunt zijn voor de werknemersverenigingen in onze gemeente (zoals de vakbonden), en hen ondersteunen bij het zoeken naar meer en beter werk voor hun leden.

 

Onderweg naar werk

Voor wie een baan buiten onze gemeente zoekt, is de bereikbaarheid essentieel. Met de toenemende files, de stijgende benzineprijzen en de milieuschade die auto’s veroorzaken krijgt het openbaar vervoer een alsmaar belangrijker plaats. Het Essense gemeentebestuur moet daarom hard op de Brusselse tafel kloppen om de verbindingen met Antwerpen, Brussel en Roosendaal te versterken. Ook de Kempen moeten vanuit onze gemeente beter bereikbaar worden.

Daarbij is het een goede zaak dat de werkgevers de kosten voor het openbaar vervoer (moeten) terugbetalen. Al wordt daardoor voor een bedrijf uit Antwerpen een werknemer uit Essen wel duurder dan één uit eigen stad. Dat leidt tot een nieuwe “werkloosheidsval”. Essen moet dit probleem dringend in Brussel aankaarten.

Ook voor wie wél in Essen werkt, kan de bereikbaarheid trouwens nog heel wat beter. Zo is gaan werken met de fiets niet altijd even veilig. Daarom moeten er fietspaden komen in het industrieterrein Rijkmaker, en moeten de fietsroutes naar de belangrijkste bedrijven ook buiten het industrieterrein worden verbeterd.

Werk aan de (werk)winkel

Essen, Kalmthout en Wuustwezel beschikken samen over een werkwinkel, die in Kalmthout gevestigd is en in de andere gemeenten een loket heeft. De inbreng van Essen in het uitbouwen en functioneren ervan moet zeker worden versterkt. Ook daarin kan een werkconsulent samen met de schepen voor werkgelegenheid een actieve rol spelen. Zo kan er bijvoorbeeld jaarlijks een jobbeurs worden georganiseerd.

 

Opleidingscheques

Met de opleidingscheques moedigt de Vlaamse overheid iedereen aan om zich voortdurend bij te scholen. Er zijn zowel cheques voor de ondernemingen als voor de individuele gebruiker. Het gemeentebestuur moet het gebruik hiervan bekendmaken en aanmoedigen.