Ontwaakt !

Ontwaakt !

Kameraden ! Het geld van den arbeider en den boer -en en passant ook van de andere klassen- verdwijnt in de zakken van de banken. Den aandeelhouder strijkt den intrest op van de zuurverdiende centen die gij hebt bijeengespaard. Wat gij afdraagt aan de gemeente via de belastingen wordt door het schepencollege op een spaarrekening gezet, waarna de bank er maandelijks zichzelve van bedient. Ontwaakt, gij die zelf uw geld wel beter kunt gebruiken, zeker in deze tijden van pest en cholera, of toch corona. Ge zoudt er brood mee kunnen kopen, haver voor uw trekpaard of uwen winkel mee draaiende kunnen houden. Als het openbaar bestuur er nu nog iets mee zou doen, met uw geld, welaan dan. Maar de putten in de wegen worden er evenmin mee gevuld als dat den minder begoede medeburger ermede wordt vooruitgeholpen. Het geld ligt daar te liggen, als een ijsberg die stukje bij beetje afsmelt en waarvan het smeltwater naar de onmetelijke zee van het grootkapitaal vloeit.

Kameraden, zo kan het niet langer. De gemeente kan op negatieve rente besparen door uw geld aan u terug te geven. Beter voor u, en beter voor de gemeente. Alleen den bankier lijdt eronder. Daarmee komen geen plannen in gevaar, en den leninglast der gemeente Essen is al zo laag dat een goede huisvader er met den lagen rentestand beschaamd van zou worden. Een belastingvermindering is een kwestie van rechtvaardigheid ! Eenmalig desnoods, als de dames en heren van het schepencollege niet geloven dat het structureel met minder kan. Maar het moet gedaan zijn met onze centen naar de sjieke kantoren van Belfius en andere banken te dragen. De tsjeven hebben zich al eens flink aan die steen gestoten, dat mag geen tweede keer gebeuren. Het geld van den werker mag niet langer het profijt van den bankier dienen. Omlaag met die belastingen !

Zo, daarmee is mijn tussenkomst voor het budgetdebat in de gemeenteraad ook geschreven. Wel handig als je de meest linkse partij in de raad bent !

Afgerond

Afgerond

Examenstress ! Zoveel jaren lang werd ik er wekenlang aan onderworpen.  En uiteraard ben ik lang niet de enige.  Hoe een mens dat volhoudt is toch wel enigszins een raadsel.  Het helpt wellicht om jong te zijn.  Begin oktober heb ik er nog eens van geproefd.  Helemaal vrijwillig dan nog.  In een zaaltje in een Brusselse hogeschool heb ik eerst meer drie uur schriftelijk examen afgelegd, en daarna nog een klein halfuurtje mondeling.  Bij het schriftelijke deel speelde de tijdsdruk een (wat mij betreft onredelijk) grote rol.  Na een hele reeks lees- en luisteroefeningen volgde dan het onderdeel dat we vroeger “opstel” noemden.  Twee handgeschreven teksten produceren over “fake news” en “het juiste evenwicht tussen gezondheids- en economische maatregelen bij een pandemie” is sowieso geen sinecure.  Maar neem van mij aan dat het in het Grieks nog wat uitdagender is.  Met zo weinig tijd dat de tekst één keer nalezen het hoogst haalbare bleek.  Net genoeg om de meest dramatische fouten nog snel recht te zetten, maar niet om krakkemikkige zinsconstructies alsnog tot iets leesbaars op te waarderen (voor wie het zich zoals ik nog nauwelijks herinnert, bij het schrijven op papier kan je nadien niet zo eenvoudig iets corrigeren…).

Niet dat ik mag klagen, want ik legde het examen af samen met drie tieners.  Met één -een kind van een Nederlandse en een Griekse ouder- had ik tussen het mondeling en het schriftelijk nog een gesprekje, en hij vond dat thema over de pandemie toch wat moeilijk.  Ik heb in mijn tekst daarover met het SURE-initiatief van de Europese Commissie, met onze tijdelijke werkloosheid en het Griekse equivalent daarvan (Synergasia) geschermd, maar ik heb er nogal veel begrip voor dat de gemiddelde 16-jarige daar niet meteen mee vertrouwd is.  Aangezien vooral tieners van Griekse afkomst aan de examens deelnemen lijkt het mij dat er meer gepaste thema’s zijn voor een examenvraag, maar wie ben ik ?

Het Centrum voor de Griekse Taal, dat de examen organiseert, stuurde vervolgens al het papier dat ik volschreef en de opname van mijn mondelinge proef naar Thessaloniki, kwestie van de objectiviteit volledig te waarborgen.  Gisteren kwam het resultaat terug.  Ik bleek geslaagd, met onderscheiding bovendien.  Daarmee heb ik het C2-niveau voltooid en mag ik mezelf een “vaardig” (of near-native) gebruiker van het Grieks noemen.  Het is ook het hoogste van de niveaus in het Europees Referentiekader, en het hoogste examen dat de Griekse overheid organiseert, dus ben ik meteen ook van deze zelf opgelegde examenkwelling verlost.  Wat niet betekent dat ik ga ophouden met bijleren, want een taal beheers je nooit volledig – en ook voor een “vaardig” gebruiker blijft het Grieks moeilijk en verraderlijk.  Maar het certificaat is toch wel een beloning voor de geleverde inspanning.

Vorig jaar heb ik hier een review van Grieks lesmateriaal geschreven, en de woordenlijsten waarnaar daarin wordt verwezen heb ik bij deze gelegenheid aangevuld.

Danke schön

Danke schön

Sehr geehrte Frau Bundeskanzlerin,
Beste Angela Merkel,

Velen hebben de voorbije weken iets geschreven naar aanleiding van uw afscheid. Ik wil daarbij uiteraard niet achterblijven, maar wist al vooraf dat ik op uw Großer Zapfenstreich zou wachten. Een mooie traditie om op een waardige manier afscheid te nemen van toppolitici in uw Bondsrepubliek.

Ik heb u in de voorbije zestien jaar dat u Duitsland leidde -het éne Duitsland, wat voor u een enorme betekenis moet hebben gehad als oud-DDR-burger- één keer in het echt ontmoet. U bent toen, bovendien, zowaar náást mij komen zitten. Een chef protocol had die dag in Milaan wellicht niet helemaal goed zijn huiswerk gemaakt. Het bordje waar ik achter zat had ongetwijfeld een bank naar achter geschoven moeten worden voor dat deel van de vergadering waar de staatshoofden en regeringsleiders aanschoven. Maar het was blijven staan. En dus zat ik naast de toenmalige voorzitter van het Europees Parlement, uw landgenoot (en latere onsuccesvolle tegenkandidaat bij de verkiezingen) Martin Schulz. Die stond op een bepaald moment op om druk te gaan telefoneren. En u profiteerde daarvan om naast mij te komen zitten ! Toegegeven, dat was vooral om met de man aan de andere kant van Schulz’ zitje te overleggen : mijn landgenoot Herman Van Rompuy, toen voorzitter van de Europese Raad. En met José Manuel Barroso die nog een plaatsje verder zat en voorzitter was van de Europese Commissie. Desalniettemin. Ik geef toe dat ik nadien heb nagevraagd of er foto’s waren, maar dat bleek niet het geval. En het was niet de setting voor een selfie. Zo moeten we het dus met onze herinnering stellen. Althans : ik weet het nog. En koester het een beetje, want ik ben een fan van u.

Als u mij een beetje kende zou u nochtans weten dat ik het niet zo heb voor de christen-democratie. Ooit is dat wellicht een betekenisvolle ideologie geweest. Maar ze is al lang verworden tot een lege doos (een kwal, naar het gevleugelde woord van Louis Tobback) die althans in West-Europa nergens meer voor staat – de hardnekkige verdediging van de industriële landbouw uitgezonderd. Het enige wat de christen-democraten bindt is de overtuiging dat ze beter besturen dan de anderen. De macht dus. Dat neemt uiteraard niet weg dat vele christen-democraten ook inderdaad goede bestuurders zijn, maar de kans daarop is niet groter dan elders in het politieke landschap. Velen hebben ook een degelijk moreel kompas, maar ook dat is niet gegarandeerd. En niet weinigen nemen als het moet wel degelijk hun verantwoordelijkheid. Net zoals vele (neen, ook niet alle) liberalen of socialisten dat doen, maar die hebben dan bovendien ook nog een visie.

Maar die vaststellingen, samen met een historisch sterke positie in het Rijnland dat ons bindt, maken ook dat de christen-democratie een aantal grote staatsmannen heeft voortgebracht. Zoals Jean-Luc Dehaene bij ons, die de problemen áls ze zich stelden wel aanpakte. Uw grote voorgangers Konrad Adenauer en Helmut Kohl, uiteraard. In dat laatste rijtje mag uw naam wat mij betreft worden bijgeschreven. Nadat de titel is veranderd : staatsman/vrouw. Ook voor het doorbreken van dat „glazen plafond” hebt u zonder feministisch tafelspringer te zijn zéér veel betekend. Uw opvolger voerde campagne met de slogan dat hij ook een goede Bundeskanzlerin zou zijn. In het vrouwelijk, dus. Hij moet het nog maar eens bewijzen.

Uiteraard kan er kritiek op u worden gegeven. In die zestien jaar waren niet al uw beslissingen even verstandig. En voor velen „merkelde” u soms te veel : blijven weifelen tot het probleem onontkoombaar is. Ik kreeg er professioneel soms mee te maken; er is een voorstel van de Commissie uit 2008 waarvan gezegd wordt dat we zullen weten welke kant de besluitvorming uitgaat eens Duitsland heeft beslist. Dat zeggen we nu wel al dertien jaar…  En inderdaad, soms nam u uw tijd, maar dat onderscheidde u meteen ook van veel politici die meegaan met de waan van de dag.

Ik waardeer daarnaast het grote respect dat u altijd hebt gehad voor wie het niet met u eens was. U zal wel eens uw geduld verloren hebben, maar werd zeer zelden persoonlijk. Hoogstens kon er eens een wanhopige blik af. In tijden van al te grote polarisatie een groot goed.

Het lijkt erop dat de nieuwe Duitse regering een frisse wind wil doen waaien, en -toegegeven- op een aantal vlakken mag dat ook wel. Desondanks gaan ze in de Bondsrepubliek, en wij in Europa al helemaal, uw leiderschap, uw moreel gezag, uw wijsheid en uw minzaamheid missen.

Herzlichen Dank, Frau Merkel. Het ga u goed. En als we elkaar nog eens tegenkomen, opnieuw in Milaan of elders, moeten we misschien toch eens bijpraten.

Reisvaardig

Reisvaardig

Twee dienstreizen binnen de tien dagen.  Tot februari 2020 draaide ik er mijn hand niet voor om.  Desnoods vloog ik van Dublin naar Luxemburg of van Helsinki naar Nicosia.  In februari 2020 was ik op korte tijd nog in Parijs, Bangkok en Genève.  En toen werd alles anders.  Sindsdien nam ik geen snelle treinen meer, en ik nam ook nog enkel het vliegtuig voor een zomervakantie in Griekenland.  Tot nu dus.  De bestemmingen waren geen onbekend terrein : Bratislava en (opnieuw) Genève.  Maar desondanks voelde het erg onwennig…

Ik was in Bratislava voor de openingsconferentie van de European Labour Authority; “opening” omdat het gebouw in Bratislava plechtig werd geopend, de Authority zelf is al sinds 2019 aan de slag, al gaat het nog steeds wel om een organisatie in opbouw.  Ik mocht een “keynote speech” uitspreken op de conferentie, en zat de volgende dag ook de Management Board voor.  In een “hybride vergadering”, met de helft van de deelnemers online en de andere helft in de zaal in Bratislava.  Waar we de hele tijd een FFP2-masker ophielden (uiteraard behalve tijdens de maaltijden).  Slovakije heeft strenge regels.  In Genève, waar we de ILO bezochten en ook een overleg met Zwitserse collega’s hadden, bleken de regels dan weer wat minder streng.  Het leek allemaal niet meteen een verband te houden met de epidemiologische toestand, maar het is nu eenmaal nog steeds een kwestie van zoeken naar de juiste evenwichten.  Ik maak me daarbij ook wel eens kwaad over een te late, te vroege of niet 100% consequente maatregel, maar het is nu eenmaal niet gemakkelijk : het Covidvirus blijkt zich niet te houden aan de schema’s die we er hebben vooropgesteld.

Zo ziet het er dus ook alweer naar uit dat mijn twee reizen voorlopig geen vervolg zullen krijgen.  Dat is jammer, vooral omdat Zoom, Teams en andere technologieën nu eenmaal een onvolmaakt substituut zijn voor echt overleg.  Maar het is nu eenmaal niet anders – enig fatalisme is een noodzaak om de pandemie door te komen.  We zien wel.  Al had ik toch echt wel graag een (min of meer coronavrije) kerstmarkt op het programma geplaatst in de volgende weken.  Een gluhwein in je eigen living is toch niet hetzelfde.  Al zal me dat desgevallend toch niet tegenhouden.

Schot in de (rode) roos

Schot in de (rode) roos

Een Essense socialist als burgemeester.  Ik heb lang geloofd dat het de kortste weg was naar een bestuur zonder CD&V in onze gemeente, maar dat geloof ben ik in verschillende fasen helemaal kwijtgeraakt.  En in een bestuur met CD&V is voor de socialisten alleen de tweede viool weggelegd.  Maar wat in Essen niet kan, bleek zowaar elders wel mogelijk.  Neen, niet in een buurgemeente of wat verderop in Vlaanderen.  Geen sant in eigen land.  Zelfs niet over de Nederlandse grens.  Wel, zowaar, in de grootste stad van Schotland – en de op vier na grootste van het (vooralsnog Verenigde) Koninkrijk aan de andere kant van de Noordzee.  Philip Braat is de Lord Provost van Glasgow.  De burgemeester dus.  Maar hij groeide hier op, voetbalde zoals het een socialist betaamt bij Excelsior Essen, noemt zichzelf een trotse Essenaar en in zijn Nederlands klinken de lokale klanken alleszins nog door.  Hij mag dan wel stellen dat hij premier De Croo in het Nederlands heeft begroet, ik ga ervan uit dat hij eigenlijk in het Essens sprak.  Gelukkig voor De Croo is dat een minder zwaar accent dan het Schots voor de Engelsen – Schotland is de enige plaats ter wereld waar ik ooit in het Engels de weg heb gevraagd en het antwoord vervolgens niet heb begrepen, ook niet na het twee keer opnieuw te vragen.

Braat, die sinds 2007 voor Scottish Labour in de gemeenteraad van Glasgow zetelt, nam de functie van Lord Provost vorig jaar over, nadat zijn voorgangster moest aftreden na een dispuut over haar onkostenvergoeding.  En zo kreeg de oud-leerling van de Erasmusschool én het College in Essen de kans om als burgemeester de groten der aarde in zijn stad te ontvangen tijdens de klimaattop COP26.  Dat hij zelf ook veel belang hecht aan klimaatbeleid heeft hij overigens met die andere Essense socialisten -die in ons wat meer bescheiden gemeentehuis aan het Heuvelplein- én met mij gemeen.  Het past natuurlijk ook wel voor de stad die de klimaattop ontvangt.  Of die top een succes of een mislukking moet worden genoemd, daarover is nog wat discussie mogelijk.  Mij lijkt het een stap vooruit (pun not intended) maar er zal nog meer nodig zijn om de opwarming van het klimaat af te toppen.  Dezelfde vaststelling geldt overigens ook voor de klimaatplannen die hier ten lande werden opgemaakt.  Maar voor Glasgow en zijn burgemeester is het alleszins een goede zaak geweest om gastheer te kunnen spelen.

We mogen er best wel trots op zijn, vind ik, op “onze” burgemeester bij de Schotten.  Hopelijk slagen we erin om hem snel eens naar hier te halen.

De informatie uit mijn stukje komt van het internet, onder meer van dit artikel, maar ook uit het artikel dat Guy Van den Broek in 2017 in De Spycker over Braat schreef.
Op het programma

Op het programma

Ik heb leren programmeren toen ik een jaar of elf was.  Misschien wel vooral omdat de computer die mijn vader had gekocht me mateloos fascineerde, en programmeren zowat het boeiendste was dat je daar toen mee kon doen.  Ik leerde BASIC uit een boek, en ook uit de Engelstalige handleiding die bij de computer was bijgeleverd – niet dat ik ooit Engels had geleerd, maar dat maakte niet zoveel uit blijkbaar.  BASIC was een erg flexibele en weinig formeel gestructureerde programmeertaal, die daarmee aanzette tot grote slordigheid.  Ik ben er een slordig programmeur door gebleven.  Gelukkig heb ik zo goed als altijd programma’s afgeleverd die alleen ik zelf moest begrijpen.  Maar zelfs dat bleek nadien niet altijd evident.  Zodat het bijstellen van een programma soms veel tijd vergde.  Want ik had best wel serieuze dingen gemaakt voor mijn vader, zoals een toepassing voor zijn facturatie.

In de middelbare school leerden we TurboPascal, waar ik voordien ook zelf al enkele stappen in had gezet.  Het was veel meer écht programmeren dan BASIC, maar uiteindelijk kon je er niet echt iets meer mee.  En omdat ik mijn succesvolle toepassingen nu eenmaal in die taal had ontworpen, leerde ik het niet echt goed.  Al haalde ik wel goede punten, want de opdrachten die we kregen waren niet zo moeilijk.  Aan de unief kregen we het vak programmeren in zijn meest theoretische vorm : we moesten algoritmes kunnen schrijven, maar ik herinner me niet dat we die ook echt op een computer moesten kunnen laten werken.  Een beetje zoals theoretische zwemlessen toch wel.  Heel veel deed ik er niet mee.

Pas later, toen de websites ontstonden, pakte ik de draad echt terug op.  In de mate dat HTML een programmeertaal is, leerde ik daarvan wat ik nodig had om de code aan te passen die FrontPage of andere toepassingen voor mij ontwierpen.  Ik leerde mijn plan trekken met het aanpassen van door anderen gecreëerde JavaScripts, en als ik niet vond wat ik zocht maakte ik er ook wel eentje zelf – dat dan vaak ingewikkelder was dan die gezochte, want anders had ik het wel kant-en-klaar gevonden, natuurlijk.  Maar uiteindelijk was het de combinatie PHP/MySQL die me opnieuw echt aan het “coderen” kreeg.  Dat mag nét iets slordiger dan TurboPascal, al vergeeft het je niet als je een puntkomma vergeet.  En vooral, het bleek een zeer krachtige tool om websites net iets meer te laten zijn dan een visueel uithangbord.  De site van Essen in Beeld is een product daarvan.

De meeste websites die ik ontworpen had raakten de laatste jaren stilaan “uit de mode”, bijvoorbeeld omdat ze zich niet aanpassen aan smartphones en tablets.   Dat deed eerst degenen voor wie ik ze had ontwerpen en later mijzelf overstappen naar content management systemen zoals WordPress, waarop deze site nu draait, en waarbij de PHP door het systeem zelf gemaakt wordt en goed verborgen zit, zodat er alleen uitzonderlijk nog geprogrammeerd moet worden.  Dat maakt ook dat ik altijd wat bang ben als ik aan Essen in Beeld toch iets moet veranderen, want hoe zat dat ook alweer in elkaar ? Maar de site hermaken zit er voorlopig niet in : de Heemkundige Kring plant een nieuwe website en daar wacht ik op.

Ondertussen ontdekte ik wel een andere omgeving.  Eigenlijk moet je er niet eens voor kunnen programmeren : IFTTT laat je toe om allerlei toepassingen aan elkaar te koppelen, volgens het basisprincipe “if that then that”, één van de meest zinvolle maar ook één van de meest basale programmeercommando’s .  Wil je een sms ontvangen wanneer je het licht aandoet ? Dat kan geregeld worden.  En dat is maar één van de talloze mogelijkheden.  Omdat ik in mijn huis enkele (kleine) “smart”-systemen heb, vind ik het wel leuk om daarmee wat te experimenteren – als die systemen bijvoorbeeld “scènes” of “routines” mogelijk maken, wordt het arsenaal van mogelijke koppeling meteen uitgebruid.  Maar ook wie dat niet heeft en bijvoorbeeld zijn Facebook- en Twitteraccounts aan elkaar wil linken kan IFTTT gebruiken.  Wie het allemaal nog wat meer programmeerbaar wil, kan de link maken met Apilio, en ook echte variabelen maken bijvoorbeeld.  Wat ik dus ook doe : zo bepaalt de buitentemperatuur in de namiddag mee of mijn verwarming al dan niet opgeladen wordt ’s nachts.

Of hoe het programmeerbloed toch een beetje kruipt waar het niet kan gaan.  Wat ook maakt dat ik soms net iets verder met ICT’ers of andere programmerenden kan meepraten dan ze voorzien hadden.  Zo heb ik ooit voorgesteld om een toepassing die volgens ICT weken lang ontwikkelingstijd nodig had in een dag of twee zelf te maken.  Toen bleek het plots toch niet zó moeilijk meer…

Het vallen van de bladeren

Het vallen van de bladeren

In het kader van de herinrichting van mijn zolder ben ik mijn archief aan het uitwieden.  Door sommige mappen en dozen ga ik met de grote borstel door, in andere gevallen moet elk stuk afzonderlijk bekeken worden.  Daar kruipt dus wel wat werk in.  Heel wat van die stukken betreffen uiteraard de lokale Essense politiek.  Het oudste verslag met politieke inslag dat ik terugvond dateert van 1998; ik ben er dus al wel even mee bezig.  In veel gevallen gaat het om dossiers waar ik ooit heel kort, of net heel lang, mijn tanden in heb gezet.  Van sommige vraag ik me nu af wat me destijds bezielde om er belangstelling voor op te brengen, van andere betreur ik het nu dat ik me er toen niet meer mee heb bezig gehouden.  In sommige gevallen herinner ik me meteen waarover het ging, andere toen mogelijk belangrijke zaken zijn ondertussen in de nevelen van de tijd verdwenen.  Er zitten stukken die een zekere mildheid oproepen.  Waarover heb ik me destijds toch druk gemaakt ? Of zelfs : eigenlijk had ik toen ongelijk.  Bij andere voel ik meteen weer dezelfde boosheid als toen het verhaal actueel was, of is die ondertussen nog feller geworden.  Van een stuk van meer dan 20 jaar oud heb ik zelfs de mogelijkheden voor hergebruik ontdekt.  Misschien komt het nog eens van pas.  En een ander verslag dat ik me niet meer herinnerde verklaart niet alleen voor een belangrijk deel de voorbije vier gemeenteraadsverkiezingen in Essen, maar ook de eerstvolgende.  En zelfs dat was ik vergeten.

Dat gaat dan om een intern partijverslag, en die houd ik uiteraard bij.  De meeste stukken die zuiver het gemeentebestuur betreffen, heb ik niet bewaard : wat daarvan relevant is zal wel in het Heuvelplein gearchiveerd zijn, denk ik dan.  Al zaten ook daar pareltjes tussen.  De hilarische episode waarbij OCWM-voorzitter André Moens bureelcontainers bestelde omdat het schepencollege niet inging op zijn vraag om meer ruimte te voorzien voor het OCMW-personeel is er daar één van.  Achter het bedachtzame imago van Moens -die zelf niet zo goed met kritiek om kon gaan- ging soms een verbazend doortastend politicus schuil die het aandurfde om anderen in hun hemd te zetten, en net die tegenstelling -en de bureaucratische kramp die aan het Heuvelplein het resultaat was- maakt het verhaal interessant, natuurlijk.

De storyline van de (nu recycleerbare) archiefstukken is er ook één van gemiste kansen – dat kan niet anders dan het perspectief zijn van iemand die meer dan 20 jaar in de oppositie zit.  Van zaken die aangekondigd werden en járen later nog steeds niet zijn uitgevoerd.  Denk eraan als u voorbij het domein De Belder links afslaat richting Hoek, langs het fietspad dat de Spillebeen volgt : het ligt er alleen op papier al jaren, in de praktijk is het iets voor zeer fanatieke veldrijders.   Maar soms is het ook een verhaal van dingen die toch zijn goedgekomen, tegen de verwachting in.  Omdat het veel beter is afgelopen dan ik had gevreesd.  Of ook, heel af en toe, omdat er uiteindelijk naar mij en mijn partijgenoten werd geluisterd.

Archieven zijn natuurlijk ook een verhaal van nostalgie en mijmering.  Over een zwembad waar we niet zolang geleden over de modaliteiten van “baantjes trekken” discussieerden.  Over een oude schuur die zorgvuldig werd afgebroken om netjes opnieuw te kunnen worden opgebouwd – quod non.  Over een mooi plan voor een plein dat nu vandaag nog steeds vooral een parking is – en over de samenwerking in dat kader met een partij die nu al twee verkiezingen na elkaar geen lijst indiende.  Heimwee ook naar goede, geëngageerde, inspirerende mensen die er vandaag niet meer zijn.  Jan, Roger, Jos, Gino, Fons – en ik vergeet er nog wel enkele.

Wat ik bewaar voor mezelf en het (symbolische) nageslacht gaat netjes terug de kast in.  Wat ik niet meer bijhoud wens ik een succesvolle recyclage toe, en daarmee hopelijk het behoud van enkele bomen die dan niet moeten sneuvelen om er papier van te maken.  Want ook dat bleek een constante : er worden in Essen bomen gekapt, en dat zorgt soms voor controverse – terecht of onterecht, en ook die beoordeling kan er na vele jaren anders uitzien.

(G)een groentje

(G)een groentje

De samenwerking binnen N-VA/PLE is zo hecht dat het voor de buitenwereld soms lijkt dat het eigenlijk maar om één partij gaat.  Dat komt natuurlijk ook omdat de fractie in de gemeenteraad wel degelijk één en ondeelbaar is.  Maar de twee partijen zijn wel degelijk ook gewoon allebei afzonderlijk actief.  We houden allebei bestuursvergaderingen (weliswaar wat minder frequent dan het gezamenlijk N-VA/PLE-bestuur) en ledenvergaderingen.  Dat kon het voorbije jaar natuurlijk niet fysiek, zodat er in 2020 geen N-VA-ledenvergadering was.  Maar dit weekend kon de Essense N-VA-afdeling dus wel nog eens verzamelen blazen in de Oude Pastorij.

De banden zijn wel zo sterk dat er vaak ook uitnodigingen voor elkaars vergaderingen worden gestuurd.  En zo werd het PLE-bestuur dus uitgenodigd voor de N-VA-vergadering.  Eén met een feestelijk tintje, want de nationale N-VA bestaat 20 jaar en daarbij horen niet alleen politieke evaluaties.  Een huldiging van de lokale N-VA-pionier, Bart Van Esbroeck, mocht daarbij uiteraard niet ontbreken.  Daarnaast had de vergadering ook een groen tintje – met een kleine “G” maar toch zeer uitgesproken, want milieuminister Zuhal Demir was de gastspreker.  Demir is immers zonder enige discussie de meest uitgesproken verdediger van een open en groen Vlaanderen die na Jef Tavernier op die post heeft gezeten.  En bovendien wellicht de eerste minister van milieu of energie die de strijd tegen de klimaatverandering echt ernstig neemt.  Op een pragmatische en realistische manier, met aandacht voor het (ook economische) draagvlak.  Maar onmiskenbaar.

Toegegeven, voor mij mag het nóg meer zijn.  Maar de trendbreuk was levensnoodzakelijk en is onmiskenbaar.  Dat Demir bovendien haar verhaal zeer onbevangen en toch overtuigend kan brengen, met een no-nonsense stijl waar ze zelfs haar “baas” Jan Jambon mee op het verkeerde been zette in de 3M-affaire, wist ik al veel langer dan vandaag, maar het maakt haar verhaal ook erg aangenaam om te beluisteren.  In de discussie over de gascentrales en het gebruik van kernenergie vind ik overigens dat ze -tegen Groen in- gelijk heeft : kernenergie is onmisbaar in de strijd tegen de klimaatopwarming, als we niet willen dat letterlijk het licht uitgaat – met name voor de laagste inkomensgroepen.  Natuurlijk zijn er risico’s aan kernenergie verbonden en moeten die zo veel mogelijk ingeperkt worden, inderdaad ook door oude centrales te sluiten.  Uiteraard moet er verder onderzoek gebeuren naar nog veiliger methodes om kernenergie op te wekken, en misschien valt op termijn de vergelijking tussen voor- en nadelen wel in het nadeel van de kerncentrales uit.  Ik ben niet principieel voor of tegen.  Ik zie alleen in dat het nu zonder meer het minste kwaad is.  En dat uitleggen dat die gascentrales geen probleem zijn (bijvoorbeeld via het verhandelen van emissierechten) zuiver sofisme is.

Demirs milieubeleid maakt ook duidelijk welke partij zich zo sterk aan de industriële landbouw en andere belangen heeft gebonden dat ze alleen als “anti-milieupartij” kan worden weggezet, als partij die kiest vóór de opwarming van het klimaat.  Een CD&V, want daar gaat het over, die het enerzijds nog altijd moeilijk heeft om te definiëren waar ze juist voor staat, maar anderzijds in de praktijk altijd kiest voor de belangen van de organisaties waarmee ze zich ooit heeft verbonden.  En die bovendien Demir  niet kan wegzetten als links-progressieve “naïeveling”, zoals ze dat destijds met de ministers van Groen wel kon.  Onterecht, overigens, maar het liet wel toe om te doen alsof ze ook op milieuvlak de “kerk in het midden” hield – quod non.  Het leidt tot een vaststelling die in het politieke landschap zowel Bart als Anuna De Wever (bien étonnés de se trouver ensemble) niet zou mogen ontgaan : de zogenaamde links/rechts-breuklijn is een kronkellijn die niet alleen een ethische en een economische component heeft, maar ook een ecologische, en wie het goed voorheeft met het leefmilieu en de ruimtelijke ordening in Vlaanderen, zit klaarblijkelijk een stuk beter bij N-VA dan bij de “centrumpartij” CD&V.

Kermis in de hel

Kermis in de hel

Ik heb zondag op tv naar Parijs-Roubaix gekeken.  Toch naar het laatste stuk.  Daarmee ben ik nu ongetwijfeld een groot wielerkenner.  Desalniettemin ga ik het niet alleen over koers hebben.  Achter het bemodderde gezicht van de sterkste man in de wedstrijd, die uiteindelijk weliswaar genoegen moest nemen met de tweede plaats, ging immers niet enkel een renner schuil.  De onvolprezen Michel Wutys -wat bezielt de VRT in godsnaam om zich middels de verplichte pensioenleeftijd van zijn beste krachten te ontdoen- meldde in de slotfase van de koers door de Hel van het Noorden dat de man er de maandag voordien ook al een gemeenteraadszitting op had zitten.  Vermeersch zetelt inderdaad in de fractie van Open Vld in de raad van Lochristi.  Wel, beste Michel, een ruime meerderheid van gemeenteraadsleden in dit land heeft naast dat mandaat ook een voltijds en vaak veeleisende baan.  Toegegeven, 260 km door weer en wind trappen met de schier onmogelijke opdracht om Van Der Poel en Van Aert voor te blijven staat niet in ieders jobomschrijving, en voor de meesten van ons zijn slechtliggende kasseiwegen toch vooral iets waarover ze eerder in een raadscommissie zullen tussenkomen dan er in volle vaart en met enige doodsverachting over te dokkeren.  Maar we doen het allemaal wel bij onze job bij, de gemeenteraad.  We zijn, in wielertermen, amateurs – of “elite zonder contract” in wat mooiere bewoordingen.  Kermiscoureurs, zeg maar.

Toch zijn ook die kermiskoersen niet te onderschatten.  Toegegeven, soms zijn ze wellicht “verkocht” en staat de uitslag van de sprint of de stemming al bij voorbaat vast.  Maar ook in de rondes rond de kerktoren wordt er soms best op hoog niveau gekoerst en gedebatteerd.  Het is een eigen specialiteit; het zou niet de eerste keer zijn dan een Tourwinnaar het tot zijn verbazing moet afleggen tegen veel mindere goden, of dat een parlementslid zich plots de mond gesnoerd weet door een raadslid dat toevallig wel uit persoonlijke ondervinding weet waarover het agendapunt gaat.  Terreinkennis en koersinzicht : een viaduct is dan wel geen Mont Ventoux en de bakker op de hoek geen Montesquieu, maar er zijn ook in de Dorpsstraat kansen voor een snedige demarrage of een welgemikt citaat.  En net zoals de meeste kermiscoureurs het in de Ronde van Vlaanderen kansloos zouden moeten afleggen, zouden veel gemeenteraadsleden in het Vlaams Parlement niet tot hun recht komen.  Het zou anderzijds ook niet de eerste keer zijn dat net het omgekeerde gebeurt en dat iemand na jaren bij de amateurs te hebben rondgebold plots als prof hoge ogen gooit.  Maar dat is nu eenmaal niet ieders doel : op zondag een koers en/of op dinsdag een gemeenteraad, en de rest van de week enkele uren trainen of vergaderen, maar daarnaast gewoon aan de slag.

Ze worden ondergewaardeerd, die kermiscoureurs.  Behalve het obligate artikel in de plaatselijke pers wordt er eigenlijk alleen over bericht als er een schandaal gebeurt.  Maar ze doen het graag, en het is nodig om het spel draaiende te houden.  Geen Gent-Wevelgem zonder de koers van Lotenhulle, geen Kamer van Volksvertegenwoordigers zonder de gemeenteraad van, pakweg, Essen.

Succes, Florian.

Twintig jaar later

Twintig jaar later

Er is in de pers in de voorbije weken terecht veel aandacht besteed aan het twintigjarig bestaan van N-VA.  Daarbij valt het op dat de partij niet alleen wordt beoordeeld op de macht en de mandaten die het in die twee decennia veroverde -en op die basis kan er weinig twijfel over zijn dat N-VA de succesvolste partij was in Vlaanderen- maar ook op wat er in die tijd van het partijprogramma werd gerealiseerd.  Dat is een terechte afweging, maar het valt me wel op dat het succes van bijvoorbeeld de s.pa (in de periode tussen “SP” en “Vooruit”) slechts zelden wordt afgemeten aan de mate waarin onze samenleving sociaal-democratischer is geworden, maar bijna uitsluitend aan zetels en ministerposten.  Laat staan dat pakweg de naamsverandering van CVP naar CD&V wordt beoordeeld op de realisatie van hun idealen – gesteld dat iemand überhaupt al zou weten wat die zijn.

Maar ik wil het eigenlijk niet over N-VA hebben, of toch maar zijdelings.  Aan de oprichting van die partij ging de splitsing van de Volksunie (1954-2001) vooraf.  Ik had de eer om die als partijraadslid mee door te voeren, al had ik daar toen liever voor bedankt.  Maar dat de partij die verscheurd werd door een combinatie van ideologische en meer persoonlijke tegenstellingen uiteindelijk zelf tot een uiterst ordelijke splitsing besliste, is alleszins een zeer zeldzame overwinning op de particratie in dit land, die immers principieel verordent dat het voortbestaan van de partij voorrang heeft op alle andere doelen.  Het tekent de VU wel dat ze daar uiteindelijk aan heeft weerstaan.  De splitsing leidde tot twee nieuwe partijen, enerzijds de reeds genoemde N-VA met het gezicht van de communautaire hardliner en de ideologische en strategische onderbouwing van de toen nog jonge Bart De Wever en anderzijds Spirit met het gezicht van Bert Anciaux en de combinatie van sociaal-liberale, Vlaams-progressieve, integraal-federalistische, ecorealistische en nog wel enkele (partiële) ideologieën die in de loop der jaren in de VU gegroeid waren; de partij was gedurende jaren nu eenmaal de enige plek in het Vlaamse politieke landschap waar ruimte was voor denkwerk en experiment.

Met de “benefit of hindsight” moet uiteraard worden vastgesteld dat de analyse die De Wever had gemaakt juist was en dat het strategische spel dat N-VA speelde via de “doodskus” die het kartel met CD&V uiteindelijk voor die partij bleek te zijn zonder meer geniaal is geweest.  Daar was uiteraard ook wat toeval en geluk mee gemoeid, maar ook de grote samenhang tussen de N-VA’ers heeft een rol gespeeld, het gevoel van samen door de woestijn te zijn gekropen.  Ik zou op de keerzijde van die samenhang kunnen wijzen, maar daarvoor ben ik als voormalig Spiritlid wel bijzonder slecht geplaatst.  Want Spirit bleek die samenhang in het geheel niet te bezitten -Anciaux had geniale momenten, maar een ploegspeler bleek hij uiteindelijk niet te zijn- en het duurde ook veel te lang vooraleer het besef rijpte dat ideologische losse flodders nu eenmaal geen basis zijn om een partij van te maken.  Gaandeweg werd wel een coherent verhaal uitgeschreven, met name door Herman Lauwers, maar er ging te veel tijd verloren, en te velen vonden (ideologisch en/of pragmatisch) onderdak bij andere partijen.  Toen de SLP (de finale partijnaam van Spirit) in 2009 wél met een helder verhaal kwam, bleek de kiesdrempel en het gebrek aan bekende koppen een dodelijke combinatie.  In een ander kiesstelsel zou het anders gelopen zijn; zie daarvoor D66 dat ooit door een even diep dal is gegaan en nu onmisbaar is om een regering te vormen in Nederland, en zou toenmalig SLP-kopstuk Mohammed Ridouani in plaats van een zeer sterke Vooruitburgemeester van Leuven nu wellicht een uitstekende SLP-vice-premier zijn geweest.  Maar dat heeft niet mogen zijn.

Toch zou het oneerlijk zijn om het niet-N-VA-deel van de Volksunie enkel af te rekenen op de SLP-ondergang in 2009.  Al degenen die destijds uitzwermden over het politieke landschap zijn legitieme erfgenamen van de partij, en verdienen een beoordeling op basis van dezelfde criteria als de N-VA : welke functies hebben ze ingenomen en hoe hebben ze ideologisch gewogen op de Vlaamse politiek ? Als we de grens niet te strak trekken, en ook Bart Somers -die al jaren vóór de splitsing door Guy Verhofstadt werd ingelijfd- bij die erfgenamen rekenen, dan moeten we vaststellen dat naast Geert Bourgeois ook het “andere” kamp een Vlaams minister-president heeft geleverd, en met Vincent Van Quickenborne (eigenlijk nooit VU-er geweest, maar via ID21 en Spirit toch een duidelijke erfgenaam) ook vandaag nog een federaal vice-premier.  En dus ook burgemeesters van enkele grote steden, al zijn Kortrijk en Mechelen vanzelfsprekend nog een behoorlijk maatje kleiner dan Antwerpen.  Om bij Open Vld te blijven : Fons Borginon bracht het tot fractievoorzitter in de Kamer en werd later een succesvol kabinetschef, en Sven Gatz was Vlaams en is Brussels minister.  Daarnaast konden enkele Spiritparlementsleden hun carrière nog een tijd bij de liberalen verderzetten.  In het socialistische kamp was er uiteraard Anciaux zelf, die nooit de absolute top haalde maar waarvan moeilijk kan worden ontkend dat hij een mooie loopbaan uitbouwde.  Daarnaast levert de oud-Spirit-groep ook vandaag nog enkele Vooruitparlementsleden, met name Fouad Ahidar en Joris Vandenbroucke.  Bij de groenen tenslotte was Bart Staes gedurende jaren een vaste waarde in het Europees Parlement, waar hij ook voor objectieve waarnemers minstens een tijd lang het meest invloedrijke Vlaamse lid was.  Stijn Bex zetelt in het Vlaams Parlement en Els Van Weert is kabinetschef bij vice-premier De Sutter.  Enkele ondertussen afgesloten loopbanen laat ik daarmee onvernoemd.  Ook collectief wordt daarmee lang niet het niveau van N-VA gehaald, maar verwaarloosbaar is het lijstje nu ook weer niet.

Mijn ander criterium is de ideologische impact.  Die is uiteraard moeilijker te meten.  Anciaux noemde zichzelf als snel een overtuigd sociaal-democraat, en eigenlijk zie ik dan ook nauwelijks of geen impact van de voormalige VU’ers op de partijlijn zoals die in de voorbije 20 jaar in de sp.a vorm kreeg.  Bij Groen denk ik dat Bart Staes een grotere invloed heeft gehad, jammer genoeg niet door meer ecorealistische ideeën te propageren, maar wel door mee te vermijden dat de partij al te ver in het belgicisme afgleed.  De impact op Open Vld lijkt me tenslotte het grootst : dat die partij niet of nauwelijks geprobeerd heeft om in navolging van enkele buitenlandse geestesgenoten N-VA op maatschappelijk vlak (waarmee ik “alles behalve sociaal-economisch” bedoel) langs rechts voorbij te steken is wellicht ook de verdienste van de sociaal-liberalen die vanuit Spirit de weg naar de partij vonden.  Dat is opnieuw niet van de grootteorde van de ideologische revolutie die De Wever heeft veroorzaakt, maar het is wel een significant feit voor de politieke geschiedenis van Vlaanderen in de voorbije twintig jaar.

De twintig jaar ná de Volksunie dus.  Had de partij kunnen blijven bestaan ? Natuurlijk wel.  Heel wat partijen zijn electoraal véél dieper gezonken dan de VU ooit overkwam, en pakweg Groen zou zéér tevreden zijn met de bodemkoers van de Volksunie.  Ook de ideologische samenhang is niet noodzakelijk groter in andere partijen dan ze bij het einde van de Volksunie was.  Zou het béter zijn geweest als de partij was blijven bestaan ? Je kan je uiteraard rijk rekenen, en veronderstellen dat een kleinere Vlaamsgezinde partij die zich wat meer in het centrum beweegt (maar die nooit tot een kartel met CD&V had kunnen overgaan) uiteindelijk een grotere hefboom voor een staatshervorming zou hebben gevormd, maar dat kan niemand hard maken.  Je doet er bovendien de VU oneer mee aan, door de partij postuum nogmaals te bestempelen als de uitsluitend communautaire partij waarvan ze vaak het etiket moest dragen maar die ze niet was.  Als we nuchter het saldo maken, en de resultaten van de erfgenamen optellen, dan is het antwoord wellicht dat de VU zelfs nooit het succes van de N-VA alléén had kunnen evenaren.  Hoe jammer ik het ergens ook vind dat ik dat moet neerschrijven.