The end of an era

The end of an era

Het einde van een tijdperk.  Zo voelt het -toch nog plotse- overlijden van de Britse koningin Elisabeth II aan.  Ook voor een niet-monarchist.  Het is een beetje zoals het overlijden van koning Boudewijn in 1993 : ook die was er voor velen eigenlijk “altijd geweest”, op foto in de klas of het gemeentehuis, op televisie met Kerstmis.  Maar dan maal zoveel, want Elizabeth zat nog veel langer op de troon, en wel die van een op wereldschaal belangrijker of alleszins zichtbaarder reeks landen dan dat van Boudewijn.  Ook de persoonlijkheid van de betrokkenen speelde een rol : Boudewijn was een fatsoenlijk maar enigszins wereldvreemd man, maar van Elizabeth valt het helemaal erg moeilijk te ontkennen dat ze haar rol uitstekend heeft ingevuld.  Als de Britten toch een monarch willen, dan had het lot de voorbije zeven decennia een véél slechtere keuze kunnen maken dan die voor mevrouw Windsor, uiteraard.

Neem daarbij nog de mediafocus op het Britse koningshuis en je krijgt een combinatie die maakte dat ze zonder dat er enige aanvulling nodig was voor zo goed als de hele wereld “The Queen” werd, zoals de Franse president Macron het verwoordde.  Een bijna mythische figuur waarachter op het einde een frêle overgrootmoeder schuilging.  Meer is er niet nodig om te maken dat haar overlijden als een droevig scharniermoment aanvoelt.  Heimwee naar vroeger -en wie heeft dat nooit- werd in de voorbije dagen per definitie heimwee naar de tijd dat ze nog op de troon zat.

Ondertussen zien we hetzelfde fenomeen dat we bij ons zagen bij het aantreden van koning Filip : de vragen die werden gesteld bij zijn functioneren als prins verdwenen zo goed als meteen toe hij koning werd, en Charles III lijkt hetzelfde te zijn overkomen op het ogenblik dat hij koning werd (waarbij overigens niemand opmerkte dat het feit dat dit in het VK in een “oogwenk” gebeurt géén noodzaak is : zowaar ons eigen land is een tegenvoorbeeld waar de eedaflegging de koning maakt – en ook tijd geeft aan de familie of de regering en het parlement om alsnog in te grijpen).  De voorspelbare metamorfose van Charles, die eigenlijk al veel eerder was ingezet, in combinatie met het feit dat zijn zoon William vrij “decent” overkomt, zal wellicht volstaan om de monarchie in het Verenigd Koninkrijk overeind te houden – ook een onafhankelijk Schotland zou zonder veel twijfel overigens het koningshuis behouden.  Ik zie ook Canada niet zo snel een republiek worden – als buurland van de VS is het wellicht aantrekkelijk om er een min of meer fatsoenlijk en niet al te omstreden staatshoofd op na te houden.  Maar of Charles zijn andere “realms”, en met name Nieuw-Zeeland en Australië, zal kunnen blijven bekoren lijkt me al wat twijfelachtiger.

Het is overigens een grote verdienste van Elizabeth dat ze zich nooit tegen het uiteenvallen van “haar” Empire heeft verzet (het zou met Boudewijn niet waar zijn geweest).  Wat niet wegneemt dat er onder haar bewind zeer onaanvaardbare dingen zijn gebeurd, maar ook dat is natuurlijk het lot van een monarch in een niet-absolute monarchie : uiteindelijk maak je de keuzes niet.  Al is het voor velen wellicht een opluchting dat de Queen in haar laatste dagen het premierschap nog uit de handen van Johnson zag glippen.  Liz Truss -waar ik politiek niet veel van verwacht, overigens- heeft toch een iets ernstiger uitstraling dan Boris…

Genie van de Karpaden

Genie van de Karpaden

De gemeenteraad besliste om de trage weg ter hoogte van Akkerstraat tussen de Heystraat en Beylepad de naam Reebospad te geven.  Al in juni hadden we een hele reeks trage wegen een officiële naam gegeven, maar deze weg werd toen uitgesteld.  De Cultuurraad had namelijk “Karpad” voorgesteld.  In de stukken van het schepencollege las ik dat de naam verwarrend zou zijn, want dat het pad een wandelpad en geen pad voor karren zou worden.  In de gemeenteraad werd er nog bij gezegd dat mensen zelfs zouden denken dat ze er met de auto door zouden mogen.  Want auto’s zijn de nieuwe karren, niet ?

Ik begrijp de bezorgdheid van het schepencollege, uiteraard.  Er zijn wel dringend enkele andere straten aan een andere naam toe.  Morgen neemt er misschien al iemand een frisse duik in De Vijvers of het Wolfsven, of leidt de NMBS zomaar een trein om via de Spoorwegstraat.  Spijker dreigt in zijn geheel in de muur te worden geklopt.  En leg het maar eens uit dat de kans dat je in Visserij iets vangt niet zo groot is, en dat de Werf al lang niet meer openligt.  Zeer verwarrend allemaal.  Maar dat lost het College ongetwijfeld snel op.

Ondertussen komt er alvast geen Karpad.  Wat een vreemd idee van de Cultuurraad ook – ongelooflijk hoe die mensen hun verbeelding zo sterk op hol kunnen laten slaan.   In de stukken zat geen nieuw advies of bleek niet wie er verder geraadpleegd was, hoewel in een eerdere collegenota nog wel te lezen stond dat dit ging gebeuren.  Maar Reebospad klinkt onverdacht.  Robin Jacobs bevestigde meteen dat er door het pad wel eens reeën lopen.  Een mooi pad voor hen, in het bos, dat moet wel Reebospad heten.  Mensen gaan we er niet zien, uiteraard.  Die weten meteen dat het pad er niet voor hen is, maar voor de reeën.  Toch ?

Is dit een belangrijke beslissing ? Niet echt, natuurlijk.  Ik had er even goed niets over kunnen schrijven – en als de titel van het stukje me niet plots zou zijn ingevallen had ik dat misschien ook niet gedaan.  Desalniettemin : een beslissing die het waard is om te worden genomen, is het ook waard om goed te worden genomen.  Met de juiste procedure en een correcte verantwoording.  Slordigheid en manklopende argumentaties in kleine dossiers mondden naar mijn ervaring namelijk véél te snel uit in onzorgvuldigheid in de besluitvorming in grote dossiers.  Dus ga ik er af en toe toch maar op in blijven gaan, ook als ik dan als eens tegen iemands kar moet rijden.  Letterlijk, vanzelfsprekend.

Monumentaal

Monumentaal

Vorig jaar, in augustus, liep de 49e Ronde van Essen. We hadden het er met verschillende oud-medewerkers over, en de eerste ideeën voor de 50e Ronde ontstonden. Maar eentje hield ik nog even voor mezelf… en in de marge van de gemeenteraad van september, in zaal Rex, sprak ik cultuurschepen Helmut Jaspers erover aan : in augustus zou de 50e Ronde van Essen doorgaan, en bij die gelegenheid zou een monument voor de Ronde wel gepast zijn. Helmut zei geen neen, en toen ik het een tijdje later nog eens opwierp werd er concreet werk van gemaakt. Zowel hij als jeugschepen Arno Aerden en onze werkgroep 50e Ronde wilden iets dat er kindvriendelijk zou uitzien (géén klassieke loper) en dat „meedoen is belangrijker dan winnen” zou uitstralen. Omdat er niet zo heel veel tijd was, viel de keuze op een 3D-geprint monument. Met als grote voordeel dat er ook kleine replica’s zouden kunnen worden gemaakt. En ook wel omdat ook beelden met hun tijd moeten meegaan, zoals Helmut het terecht al eens stelde. De techniek en de manier van ontwerpen maakte ook dat we als werkgroep veel inbreng hadden. Daardoor straalt de Ronde van Essen er ook echt vanaf. Gisteren werd het onthuld, en alle generaties van (oud-)medewerkers bleken er enthousiast over. Ik ben heel blij dat het gelukt is, en stiekem een beetje trots dat ik het in gang heb gezet. Veel dank aan Helmut en Arno, en ook aan Wekke Buyens, onze werkgroep en natuurlijk aan GS Technology dat het beeld uit de printer deed rollen. En ik ben ook gelukkig met de plaats : in de beeldentuin achter de Oude Pastorij, maar eigenlijk gewoon dus op ons eigen Rondeparkoers én op het mooiste speelterrein van Essen.

Het is ook leuk dat het Rondelogo op het beeld staat, want dat heb ik ooit nog ontworpen. Een heel grote carrière als graficus heb ik nooit opgebouwd, maar van de drie logo’s die ik ooit ontworpen heb zijn er alvast twee op allerlei manieren vermenigvuldigd. Dat van de Ronde tot op brooddozen en polsbandjes toe !

Daarmee zit de 50e Ronde van Essen er ook op. Zoals heel veel oud-medewerkers van verschillende generaties heb ik er enorm van genoten. Dat het weer ook on-Rondelijk goed was hielp daar natuurlijk ook bij. De redactie van ons jubileumboekje op donderdagavond maakte dat ik de deur van de Oude Pastorij ruim na één uur ‘s nachts op slot mocht draaien. In dat jubileumnummer schreef ik de geschiedenis van de Ronde uit (hier in een licht gecorrigeerde versie), en daarnaast rekende ik de Gouden Trui nog eens uit (met hier een zowaar nóg actuelere versie dan gisteren) : een heel puzzelwerk om uit te komen op dezelfde winnaars als twintig jaar geleden, maar met vlak daarachter toch genoeg „runners-up” om de komende jaren de spanning erin te houden.

De finaledag van gisteren was een mooi orgelpunt. Maar zoals ik het in mijn korte woordje bij de onthulling van het beeld heb aangegeven : de belangrijkste Ronde is altijd de volgende. Hopelijk vinden heel veel Essenaren dat ook.

La quincuagésima Vuelta a Esseñ

La quincuagésima Vuelta a Esseñ

Vandaag komt de Ronde van Spanje door Essen, al is het maar enkele meters.  De Ronde van Essen daarentegen, die is nog nooit door Spanje gekomen.  Zelfs in Nispen of Nieuwmoer is de Ronde nooit geraakt ! Daar is ook geen nood aan, er zijn in Essen zes schitterende parkoersen waar geen El Angliru of Paseo del Prado tegenop kan.  In tegendeel : stuur de Vueltarenners door de zigzag van Horendonk en het regent opgaves – om over de zakken, de rekken of de hindernissen nog maar te zwijgen.  Neen, voor echte heroïek moet je niet verder dan Essen zijn.  Al sinds 1973.

Het vraagt voor sommigen een beetje telwerk, heb ik gemerkt, maar met die start in 1973 is de Ronde dit jaar wel degelijk aan de 50e editie toe.  Die hebben we gisteren zeer feestelijk ingezet met een receptie in het gemeentehuis.  Het was ongelooflijk leuk om daar heel veel oud-gedienden van verschillende generaties te ontmoeten om samen de Ronde van Essen te vieren en anecdotes op te halen.  Frans Schrauwen vertelde de geschiedenis, Arno Aerden sprak de felicitaties van het gemeentebestuur uit, en Jasper Van Landeghem gaf een voorproefje van zijn prachtige documentaire over de Ronde, die ondertussen hier op YouTube te vinden is.  Tussenin had ik de eer om namens de (oud-)medewerkers van Ronde te spreken.  die “eer” is niet zomaar een cliché : het deed me echt wel iets om het woord te mogen nemen bij een gelegenheid die me zo na aan het hart ligt.  Ik hoop dat het gelukt is om in mijn speech (hier) iets van de essentie van de Ronde van Essen te vatten.  En anders zullen de Rondefrietjes daar wel aan hebben bijgedragen !

Overigens : de zoektocht naar de “roots” van de Ronde leidde ons in de voorbije weken niet alleen naar Itegem -waarvan we wisten dat daar de oorsprong lag, en waar de Ronde tegenwoordig “Kermisloop” heet- maar ook naar de Rondes van Wiekevorst, Hallaar en Beerzel. En vandaag ontdekte ik ook nog die van Putte.

Maar dé topronde is natuurlijk de Ronde van Essen, en die begint morgen pas écht – in Wildert, maar voor al wie Ronde en beetje kent is dat een overbodige aanvulling.  Hopelijk zit het weer een beetje mee en vinden heel veel lopers de weg naar de startlijn !

Foto : Rudi Smout
Tinos

Tinos

Van Thessaloniki leidde de weg via Athene naar Tinos, één van de eilanden van de Cycladen.  De hoofdplaats van het eiland (zoals op veel Griekse eilanden Chora genoemd – de beste vertaling vind ik nog het Essense carnavalswoord Torrep…) staat bekend als het belangrijkste Mariabedevaartsoord van Griekenland.  De Onze-Lieve-Vrouwekerk (Panagia Evangelistria) trekt inderdaad veel pelgrims aan, die er het icoon komen groeten waaraan wonderen worden toegeschreven.  Veel bedevaarders gaan vanaf de zee op de knieën naar de kerk, waarvoor op de straat speciaal een tapijt werd aangebracht.  In de omliggende straten worden uiteraard iconen, kaarsen (tot meer dan 1,50m groot), votieven en ook allerlei lekkers aan de man gebracht.  De gelijkenis met Scherpenheuvel kon me alleszins niet ontgaan.  Het is alleszins een zeer mooie kerk, Cycladisch wit en binnen naar Orthodox gebruik rijkelijk versierd.  We waren er enkele dagen voor 15 augustus, wanneer Maria-Tenhemelopneming er uitgebreid wordt gevierd, zodat we het elke dag drukker zagen worden.  Die viering heeft naast een religieuze overigens ook een civiele kant : op 15 augustus 1940 brachten de Italianen bij Tinos het fregat Ellis tot zinken, de eerste oorlogsdaad in WO II tegen Griekenland.  De dubbele viering/herdenking wordt traditioneel door een hooggeplaatst politicus bijgewoond (dit jaar premier Mitsotakis, die ook een buitenverblijf heeft op het eiland) en rechtstreeks op tv uitgezonden.

Maar Tinos bleek ook veel meer te bieden te hebben.  De dorpen die we bezochten waren zonder meer schilderachtig, met de typische Cycladische wit-blauwe huizen en kerken.  De marmerwinning op het eiland maakt bovendien dat dit gesteente zeer veel gebruikt wordt in allerlei decoratieve toepassingen.  Een taxichauffeur vertelde ons dat het dorpsplein van Pyrgos door Vogue werd uitgeroepen door één van de mooiste pleintjes ter wereld, en dat verbaasde niet (si non e vero…).  Het eten is er erg lekker en de “meltemi”-wind zorgt er bovendien voor dat het klimaat er aangenamer is dan op het Griekse vasteland – en op het ogenblik dat we er waren zelfs aangenamer dan zowat heel Europa.  Op het terras van een taverne in een wat hoger gelegen dorp durfden we ons niet echt beklagen dat we geen trui hadden meegebracht – goed wetend dat zeer velen graag met ons hadden willen ruilen.

Het eiland staat ook vol met… duivenkoten.  Weliswaar niet meteen naar Vlaams model, maar geconcipieerd door de Venetiërs.  Die de beestjes ook niet hielden met het oog op vluchten vanuit Quiévrain, maar eerder om ze bij het avondmaal te serveren.  En omwille van de mest.

Vanuit Tinos maakten we ook één dagje de oversteek naar het nabijgelegen Mykonos, bekend als vakantie- en feestverblijf van celebrities en miljonairs allerhande.  Een must-see, maar geen plek waar ik veel langer dan een dag zou willen doorbrengen.  Dan liever de relatieve rust en authenticiteit van Tinos !

Thessaloniki

Thessaloniki

Ὡς οὐδείς ἂπολις, μέχρις ἂν ἡ τῶν Θεσσαλονικέων ᾖ πόλις – Niemand zal zonder vaderland zijn zolang Thessaloniki bestaat.  Een 14e eeuwse versregel die op de kruispunt rol van de stad waar ik eindelijk ben geraakt wijst.  De op één na grootste en belangrijkste Griekse stad, die voordien zo lang de op één na grootste en belangrijkste stad van het Romeinse (Byzantijnse) Rijk was, na Constantinopel.  Een stad die na de stichting ervan altijd belangrijk is gebleven en een centrale rol speelde in het Romeinse Rijk.  De stad waar de oudste delen van het Nieuwe Testament naar verwijzen (de twee brieven van Paulus aan de christenen van Thessaloniki) met een zeer rijk Byzantijns-christelijk erfgoed, met een aantal zeer oude en indrukwekkende kerken.  De stad die na de val van Constantinopel een metropool van het Ottomaanse Rijk werd.  Die tijdens die moslimheerschappij de joden opving die door de christelijke Reconquista uit Spanje werden verjaagd en bij de Sultan een vaderland vonden.  Waardoor Thessaloniki op een bepaald moment de meest joodse stad ter wereld was, met bijna de helft joodse inwoners, waar daardoor de meest gesproken taal Ladino was, de joodse variant van het Spaans.  De opeenvolgende oorlogen van de 20e eeuw beslisten over het lot van de stad -die op het nippertje in Griekse en niet in Bulgaarse handen viel- en onvermijdelijk ook over het lot van de joden.  De geboorteplaats, tenslotte, van Kemal Ataturk, de stichter van het moderne Turkije – die wellicht ook daarom af en toe door Turkije geclaimd wordt.

Vandaag is het een Griekse metropool aan de zee, hoofdstad van Macedonië, meer op mensenmaat van Athene, en die ook iets van het kruispunt van culturen dat de Balkan is bewaard heeft.  Een havenstad met een trotse Witte Toren als merkpunt.  Een beetje een Antwerpen aan de Middellandse Zee, compleet met een hoorbaar accent in de spreektaal.

Ze stond al erg lang op mijn verlanglijstje, en ik ben er dus eindelijk eens geraakt.  In de zomer, hoewel wellicht een citytrip in de lente of de herfst meer een aanrader is.  Het was er warm, maar dat was het ongeveer overal in Europa.  En musea hebben airconditioning.  Ik bezocht met name het Byzantijns Museum, waar een vriendin van mijn vrouw werkt, en was behoorlijk onder de indruk : het bevindt zich in een erg mooi gebouw en geeft de geschiedenis van de stad weer vanaf de vroeg-christelijke periode tot de val van het Romeinse (Byzantijnse) Rijk in de 15e eeuw, en vervolgens het verhaal van het christendom in de Ottomaanse periode.  Het vlakbij gelegen Archeologisch Museum vult mooi aan, met de meer Hellenistische en Romeinse geschiedenis van de stad.  Jammer genoeg bleek het joods museum niet alleen op zaterdag (dat had ik moeten weten) maar uitzonderlijk ook op zondag gesloten.  Dan heb ik maar een extra wandeling gemaakt en een terrasje aan de waterkant gedaan…

Van Thessaloniki nam ik de trein naar Athene.  Een goede keuze, wat al is het Griekse spoorwegnet behoorlijk onderontwikkeld, deze lijn brengt je relatief snel en comfortabel naar de andere kant van het land.

Zevenklapper

Zevenklapper

Zeven talen in zeven dagen.  Dat is de titel van het nieuwe boek van de Nederlandse taaljournalist Gaston Dorren.  Het belooft dat je -als Nederlandstalige met een basiskennis van het Engels, het Duits en het Frans- in zeven dagen zeven talen kan leren lezen : Fries, Deens/Noors/Zweeds en Italiaans/Spaans/Portugees.  Ik heb het boek gekocht omdat ik enkele andere boeken van Dorren gelezen heb, over taal, en die vond ik goed geschreven en interessant.  En ook wel omdat ik het uitgangspunt geloof en tegelijk toch nog intrigerend vond : ik wist natuurlijk wel dat je vaak van een Deense of Spaanse tekst wel iets kan maken als je je bestaande taalkennis toepast.  Maar het leek me interessant om dat basisconcept echt uitgewerkt te zien, en ik vroeg me ook af hoe gemakkelijk of moeilijk het precies zou zijn.

Ik heb het boek uitgelezen, maar niet zoals dat zou moeten.  Ik heb niet echt gestudeerd, en ook niet geoefend.  Ik heb er daardoor niet de “vereiste” 56 uur (7 dagen van 8 uur) ingestoken.  Daardoor heb ik nu wel een idee, maar beoordelen of het echt goed werkt, weet ik niet.  Ik heb wel veel interessante dingen gelezen over de zeven betrokken talen, en uiteraard een aantal zaken opgestoken die me gaan helpen wanneer ik de volgende keer probeer om een Italiaanse of Zweedse tekst te doorgronden. Of om te begrijpen waar een Spaanse of Italiaanse spreker het over heeft, want bij duidelijk en “officieel” taalgebruik (op een conferentie of zo) werkt het wat mij betreft in die talen ook voor de gesproken taal redelijk goed.  In het Portugees of Deens moet je daar dan weer niet aan denken.

Het boek probeert echt zo veel mogelijk te puren uit de taalkennis die veel Nederlandstaligen al hebben, en focust daarbij op patronen waarmee verbanden tussen talen kunnen worden gelegd.  Dat doet het taalonderwijs naar mijn aanvoelen veel te weinig : kapitaliseren op wat degene die de taal leert al weet.  Zo ben ik nog steeds de leraar Frans dankbaar die in één van zijn eerste lessen tussendoor uitlegde dat een accent circonflexe vaak staat op een plek waar in andere talen een s stond.  Wie weet wat een “venster” is, zal zo toch eenvoudiger begrijpen wat “fenêtre” betekent.  Dat helpt.  En dat een Nederlandse v vaak overeenkomt met een Engelse f is informatie die mensen die één van beide talen leren en de andere kennen kan helpen, maar die ik voor wat het Engels betreft, en mijn vraag voor het Nederlands, nooit in de les te horen kregen.

Het is met dat soort informatie, met een zo vereenvoudigd mogelijke grammatica en met allerlei wetenschappelijk verantwoorde of net uiterst praktische tips en tricks dat Dorren probeert om de lezer in één ruk zeven talen aan te leren.  Zoals hij zelf stelt had hij er ook nog het Afrikaans en het Catalaans bij kunnen nemen, maar veel andere talen kwamen niet meer in aanmerking – tenminste als je de grens tussen taal en dialect trekt waar dat meestal gebeurt.  Buiten de Germaanse en Romaanse talen zijn er sowieso geen die in aanmerking komen, en binnen die groep zijn Roemeens of IJslands wellicht te hoog gegrepen.  Maar zeven is al een mooi getal, uiteraard.  Wie het wil proberen, of gewoon een interessant boek over taal wil lezen, kan dus hier terecht.

Van 11, 14 en 21 juli – en nog wel wat data

Van 11, 14 en 21 juli – en nog wel wat data

Een zichzelf respecterende nationale gemeenschap heeft één (of enkele) nationale feestdagen nodig.  Daarvoor moet dan een datum worden gekozen.  Dat gebeurt dan op basis van een historische aanleiding.  Maar het belang daarvan moet niet overschat worden : het belangrijkste is om de gemeenschap, de natie, te vieren.  De precieze dag is eigenlijk een kwestie van toeval, en de historische gebeurtenis mag het feest niet overschaduwen.  Het feit dat er op 14 juli 1789 in de Bastille alleen wat kleine criminelen opgesloten zaten, die daar beter zouden zijn gebleven, of zelfs de vaststelling dat de Franse Revolutie een aantal jaren later de opmaak bleek voor een onvervalste dictatuur, doet geen afbreuk aan de Franse feestvreugde op 14 juli.

De Belgische nationale feestdag is ook al een rariteit : veel bureaucratischer dan een “eedaflegging” wordt het niet.  Van een toevallige koning, die de Belgische troon boven de Griekse verkoos – anders hadden ze in Athene misschien 21 juli moeten vieren.  Hoe die datum tot stand kwam, is wellicht ook een totaal toevallige beslissing.  Ik beeld me in dat er in het Voorlopig Bewind een agendapunt “eedaflegging” was, met het voorstel voor de 19e juli.  Maar één of andere baron moest die dag al naar receptie bij een collega, dus dat kon niet.  En op 20 juli verjaarde de vrouw van een andere notabele.  Tegen de 21e had niemand bezwaar.  Welaan dan.

Nu ik het toch al over Griekenland had… Eén van de nationale dagen aldaar is 28 oktober.  Die datum is gekozen door… Benito Mussolini, die net op die dag besloot om het land binnen te vallen.  Om vervolgens een luid “όχι” te horen te krijgen, gevolgd door een flink pak slaag dat pas ophield toen zijn goede collega Adolf Hitler tussenkwam.

En Vlaanderen viert 11 juli.  Het is uiterst terecht dat Vlaanderen een nationale feestdag heeft vastgelegd.  Daarvoor moet dan een dag worden gekozen.  Dat  had bijvoorbeeld de eerste zitting van het Vlaams Parlement, of één van de formele of historische voorlopers kunnen zijn.  Maar 11 juli had in Vlaanderen een grotere traditie, en dus viel de keuze terecht daarop : er is geen reden om een andere dag te kiezen als er al één is.  De precieze aanleiding daarvoor is zo goed als elke andere : de in 1302 bij Kortrijk gewonnen slag tegen de Franse koning.  Als je dieper gaat graven, dan is dat natuurlijk niet zo’n perfecte keuze, net zoals de inname van de Bastille dat niet is.  De slag was min of meer een Pyrrusoverwinning, en aan beide kanten stonden strijders die we vandaag als Vlaming zouden omschrijven (en overigens eveneens anderen die we vandaag Walen zouden noemen) – en in het grootste deel van het Vlaanderen van vandaag, in Antwerpen, Mechelen of zeker Limburg zal de slag niet veel belangstelling hebben opgewekt.  En dat is geen enkel probleem : 11 juli is de Vlaamse feestdag, los van de realiteit van de Guldensporenslag.  Net daarom vind ik het jammer dat al te vaak veel moeite wordt gestoken in het toch maar verbinden van de wereld van vandaag met die van 1302, in navolging van vooral Hendrik Conscience.  Daarmee doen we noch de opstandelingen van destijds, noch de Vlamingen van vandaag een plezier.  Op 11 juli vieren we het Vlaanderen van vandaag – en ook wel een beetje dat van gisteren en van morgen.

In Essen werd de viering van die 11e juli een aantal jaren geleden omgedoopt tot “’t Park Zomert”.  Dat gaat dan over het Park achter de Oude Pastorij, waar niemand eigenlijk ooit als “het park” naar verwijst.  Zomeren deed het er dit jaar wel, en de keuze voor de muziek van Boudewijn De Groot als hoofdact aan de Pastorij was alleszins een voltreffer.  De Groot, en daarmee ook tekstschrijver Lennaert Nijgh,  is voor mij mogelijk één van de allergrootsten uit de Lage Landen – die tegelijk poëet en protestzanger kon zijn en die met het Land van Maas en Waal ook het alternatieve Groot-Nederlandse volkslied vertolkt.  Dat jammer genoeg niet gespeeld werd in Essen, waardoor 11 juli er helemaal zonder volkslied voorbij ging.  Dat zal de Fransen op de 14e dan weer niet overkomen.

Index librorum prohibitorum

Index librorum prohibitorum

Een voorstel doen in de gemeenteraad en dat dan bij de stemming zien sneuvelen, het is niet meteen een nieuwe ervaring voor mij.  In mijn eerste gemeenteraad overkwam het me al.  Dat is geen reden om het om te geven.  Overigens, dat voorstel dat toen die eerste keer sneuvelde werd later gewoon uitgevoerd.  Te vroeg gelijk gehad, heet dat dan.

Dat zal nu onvermijdelijk ook zo zijn.  Het voorstel van Kevin en van mij (en eerlijk is eerlijk : het idee kwam van hem) op de gemeenteraad van juni vroeg om de subsidies van de Essense verenigingen te indexeren.  Dat gaat onvermijdelijk gebeuren.  Maar wanneer ? Wat ons betreft liefst meteen, want de extra kosten voelen de verenigingen nu.  En die komen bovenop het leed dat in de voorbije twee jaar door corona werd veroorzaakt.  We vonden een elegante manier om die onmiddellijke aanpassing technisch te vertalen door gewoon alle bedragen “automatisch” aan te passen.  Zo werken heel wat indexeringsmechanismen, maar de rechtstreekse inspiratie haalden we gewoon bij de collega’s van CD&V en Vooruit.  Die hebben de voorbije jaren alle retributies die de gemeente heft ook van een automatische indexclausule voorzien.  Tot verbazing van de burgemeester zelf, die er in de gemeenteraad van overtuigd bleek dat de tarieven voor infrastructuur waar de verenigingen gebruik van maken niet geïndexeerd worden.  Anne vond het bewijs van het tegendeel zowaar in de stukken van de vergadering terwijl die nog aan de gang was.  Dus : de inkomsten van de gemeente worden geïndexeerd.  Niet alleen de retributies, maar eigenlijk zo goed als alle inkomsten, want door de inflatie stijgen ook de belastinginkomsten in de praktijk automatisch.

Maar CD&V en Vooruit weigerden het voorstel.  Ze kondigden wel aan dat ze het later, bij de opmaak van het Meerjarenplan, opnieuw gingen bekijken.  In december dus wellicht.  Daarmee lopen ze achter de feiten aan, en dan is minstens een deel van het leed al geleden. Waarom toch ? De beslissing om de indexaanpassing niet door te voeren maar ze samen met het Meerjarenplan te bekijken klonk overigens zéér bizar omdat tijdens dezelfde raad twee fikse budgetverhogingen werden voorgelegd door CD&V en Vooruit zonder dat de inpassing in hetzelfde Meerjarenplan duidelijk werd.  Daarbij ging het over véél grote bedragen.

Eigenlijk blijft er maar één reden over waarom ons voorstel niet gewoon werd goedgekeurd : we mochten niet “scoren”.  Dat wij daar het slachtoffer van zijn, tot daaraan toe – al ben ik ervan overtuigd dat de mentaliteit in de politiek dat het belangrijker is dan een ander niets realiseert dan zélf iets te kunnen doen op termijn dodelijk is voor de democratie.  Maar moest dat echt ten koste van de verenigingen gaan ?

De voorbije dagen ontdekte ik overigens een advies van de Vlaamse Jeugdraad dat ons voorstel ondersteunt.  En daarmee ingaat tegen de Vlaamse regering.  Terecht.  Soms hebben politici gelijk, soms hebben ze ongelijk.  Dat hangt niet altijd met hun partij samen.  Ook dat zouden we af en toe wat meer moeten durven zeggen.

Bye bye Boris

Bye bye Boris

Boris Johnson stapt op.  Na iets meer dan een dag ongekend politiek drama.  De voorbije maanden en weken was al duidelijk geworden dat hij niet eenvoudig weg te krijgen was : het ene schandaal na het anderen, een nipte vertrouwensstemming, verloren tussentijdse verkiezingen… het leek hem allemaal niet te deren.  Maar het bleken uiteindelijk druppels die de emmer vulden, en plots liep die over.  Het ontslag van topministers Javid en Sunak leidde tot een lawine van ontslagen binnen de regering.  Op een bepaald ogenblik schreven vijf regeringsleden zelfs een gezamenlijke ontslagbrief, wellicht om papier te besparen.  Johnson benoemde vervangers, maar toen de vertrekken sneller bleken te gaan dan hij nieuwelingen kon benoemen trok hij uiteindelijk de onvermijdelijke conclusie en kondigde zijn vertrek aan.  Maar niet onmiddellijk, want eerst moet er een vervanger gevonden worden.  Daarmee houdt hij een slag om de arm, en het blijft spannend om te zien hoe dat de komende dagen zal uitpakken : heel wat van zijn partijgenoten willen zo snel mogelijk van hem af, wegens een totaal verlies van alle geloofwaardigheid.

De opstap is uiteraard opmerkelijk voor een eerste minister die in 2019 zijn partij naar een zeer ruime verkiezingsoverwinning leidde.  Maar al bij al is hij ook weer niet zo verrassend : eigenlijk wist iedereen dat Johnson het niet zo nauw neemt met de waarheid, zich niet verlaagt tot het instuderen van dossiers en altijd denkt dat hij daar dan wel mee wegkomt.  Dat is hem eigenlijk sinds 2016 ook voortdurend gelukt, maar de kruik gaat zo lang te water tot ze breekt.  Sinds 2016 inderdaad.  Johnson schreef toen krantencolumns.  Het verhaal gaat dat hij in de aanloop naar het referendum over de Brexit twee teksten had voorbereid : één om uit te leggen waarom hij wilde dat het Verenigd Koninkrijk in de EU zou blijven, en één waarin hij pleitte voor de uitstap.  Op het laatste besliste hij die tweede versie te publiceren, werd daarmee de feitelijke aanvoerder van het Brexitkamp en zette de weg in naar Downing Street 10.  Redelijk cynisch, en dat cynisme bleef hij volhouden : toen Theresa May een akkoord voorbereidde met de EU over Noord-Ierland verwierp hij dat genadeloos.  Hij koos voor een andere piste en loog dat die niet tot grensformaliteiten tussen Noord-Ierland en Groot-Brittanië zou leiden.  Hij sloot een akkoord met de EU en bestempelt dat nu als een slecht akkoord, dat heronderhandeld moet worden.  Wat de EU uiteraard niet zo ziet zitten : pacta sunt servanda heet dat.

Johnson was geen slechte burgemeester van Londen, maar achteraf blijkt dat hij ook daar een rolletje speelde om zo snel als dat hem goed uitkwam zijn liberale opvattingen in te ruilen voor een autocratische stijl.  Met hem verdwijnt -na Trump- opnieuw minstens tijdelijk een populistische bedreiging in een grote westerse democratie, maar uiteraard is het gevaar daarmee lang niet geweken.  Bovendien laat dit soort bewind onvermijdelijk sporen na, in de manier waarop politiek bedreven wordt, maar ook in het eruit resulterende beleid.  Zo zijn de recente beslissingen van het Amerikaanse Hooggerechtshof ondenkbaar zonder de door Trump benoemde rechters, en blijft de manier waarop Brexit vorm kreeg -en het risico dat het vroeg of laat tot een stevig handelsconflict komt tussen de EU en het VK- een gevolg van de aanpak van Johnson.  Nu we ons terecht sterker wapenen tegen externe bedreigingen -zie Poetin- moet het denkproces over interne bedreigingen ook opgevoerd worden : hoe versterken we de democratie en de rechtstaat en verminderen we de kwetsbaarheid voor (rechts, links en nog andersoortig) extremisme en populisme ? Net zoals we overigens nog steeds rekening moeten houden met Trump blijft Johnson ook na zijn vertrek uit Downing Street 10 daarbij jammer genoeg een factor.  Waarbij we niet mogen vergeten dat hij wel heel wat gemeen heeft met Trump, maar wel een héél stuk intelligenter is.  Bye bye Boris… for now.