Magda ? Neen, toch niet.

Magda ? Neen, toch niet.

Gert Raeijmakers is een goede cafébaas.  Toegegeven, dat weet ik niet echt uit eigen ervaring, maar dat ligt niet aan hem.  Ik ben geen groot caféganger.  Nooit echt geweest, maar ook toen ik frequenter aan de toog hing was dat niet zo heel vaak in café Rex; ons “stamcafé” was bij Den Block aan het Heuvelplein.  Maar Martin Soeterbroek deed destijds Rex wel draaien, ook nadat het gebouw in handen kwam van het gemeentebestuur (dat zo het café van de appartementsdood redde).  En toen Martin aangaf dat het voor hem “hoogste tijd” was om te stoppen, nam Gert het café even succesvol over.  Dat zal wel niet altijd gemakkelijk zijn, en verdient dus waardering.

Gert is ook politiek actief.  Vóór zijn overname van Rex zat hij in de gemeenteraad, en nadien werd hij voorzitter van de Essense CD&V.  Op dat vlak is het al helemaal niet aan mij om te oordelen of hij dat goed doet, natuurlijk, maar uit het feit dat hij er nog steeds zit leid ik af dat zijn partij dat wel vindt.  Dat zal ook wel niet altijd gemakkelijk zijn… Ik waardeer iedereen die zich inzet voor de lokale politiek, en als cafébaas is hij ongetwijfeld goed geplaatst om mee de vinger aan de pols te houden in Essen.  Dat is belangrijk.

Maar Rex is wel een gemeentelijk gebouw, en het café is aan hem in concessie gegeven.  Dat betekent dat hij bepaalde regels moet naleven.  In de concessieovereenkomst staat : “De concessiehouder moet zich te opzichte van de klanten onthouden van enige vorm van discriminatie, uitsluiting, beperking of voorkeur omwille van ras, geaardheid, of om ideologische en filosofische redenen.”  Terecht eist het gemeentebestuur dat iemand die een gemeentelijke inrichting uitbaat dat op een neutrale manier doet.  Maar cafébaas Gert kwam daarbij enkele keren in conflict met partijvoorzitter Gert.  Bij de gemeenteraadsverkiezingen, waarvoor hij kandidaat was, hingen er CD&V-affiches in zijn café.  Die werden toen naar verluidt na een melding bij het gemeentebestuur weggehaald.  Maar bij de parlementsverkiezingen hingen ze er opnieuw.  Na een eerste melding werden ze even weggehaald, al vond het schepencollege toen al dat de concessie eigenlijk wél toeliet dat ze er hingen.  Gert bleef, onder meer op Facebook, ook volharden : op vragen over de affiches antwoordde hij staalhard dat hij die daar mocht hangen.  En op de verkiezingsdag kleurde zijn café dus opnieuw oranje.

Eén van de meldingen kwam van mij.  Ik werd er namelijk door kiezers vanuit heel verschillende hoeken (van PVDA en Groen tot Open Vld en N-VA) op aangesproken dat het toch wel vreemd was, die partij-affiches in een gemeentelijk gebouw.  Omdat het schepencollege er blijkbaar niet in slaagde om de concessieovereenkomst juist te interpreteren, stapte ik dan maar naar het Agentschap Binnenlands Bestuur.  Dat ondertussen besliste dat ik uiteraard gelijk heb : de concessieovereenkomst verbiedt het ophangen van partij-affiches in café Rex.  Magda ? Neen, dus.  Dat wist het schepencollege ongetwijfeld zelf ook, er zitten voldoende juristen in.  Maar blijkbaar kwam het politiek net iets te goed uit dat die affiches daar hingen.  Niet netjes.

Maar goed, nu is de knoop dus doorgehakt.  Ik ben blij met die beslissing, omdat ze duidelijkheid schept.  En er hopelijk mee toe bijdraagt dat cafébaas Gert terug het vertrouwen kan winnen van de hele gemeenteraad, en niet alleen van zijn eigen partij.  Het zou jammer zijn dat de uitbating van Rex een politiek vraagstuk wordt, en het café als partijlokaal wordt aanzien.  Daar heeft Rex alvast geen baat bij, en cafébaas Gert zou dat moeten weten.  Terwijl partijvoorzitter Gert buiten het café gewoon zijn ding kan blijven doen, natuurlijk.

Uitverkoop

Uitverkoop

Mijn ouders gaan wat kleiner wonen, binnenkort.  Een belangrijk gevolg daarvan is dat heel wat van de in de voorbije jaren opgestapelde bezittingen niet zomaar mee kunnen.  Ook mijn broer en ikzelf hebben overigens nog wel wat spullen die eigenlijk meer in de weg staan of liggen dan dat ze nut bijbrengen.  Wat mijn moeder ertoe bracht om het idee van een garageverkoop te opperen.  Een kleine privé-rommelmarkt, dus.  Zo gezegd, zo gedaan, en vorige zaterdag verkochten we dus allerlei spullen.  Daar kroop nogal wat voorbereiding in, en ik ben mijn broer bijzonder dankbaar dat hij daarvan een groot deel op zich nam, terwijl ik in Griekenland zat.  Vooral zijn ambitieuze plan om de hele Playmobilcollectie verkoopsklaar te maken getuigde van moed – en overmoed.  Eigenlijk had mijn moeder zo’n 35 jaar geleden moeten zeggen “en nu ruim je dat allemaal netjes op en stop je elk onderdeeltje opnieuw waar het hoort”.  Maar dat deed ze niet.  Ons vertellen dat we daar 35 jaar later spijt van zouden hebben als we er een week in zouden steken om het allemaal wat toonbaar te maken… dat zou wellicht ook geen indruk hebben gemaakt.

En dus besteedde ook ik een aantal uren in het wedersamenstellen van voer- en vaartuigen, woningen en allerlei alaam.  Dat bracht enige nostalgie met zich mee, ook wel omdat ik dus echt wel een zwak voor die Playmobil had destijds, zoals ik hier tien jaar geleden eens beschreef.  En nu nog in de speelgoedwinkel stiekem even kijk hoe mooi het aanbod voor de huidige generatie wel is.  Maar uiteindelijk deed het deugd om te zien dat het werd verkocht aan mensen die het geheel echt een tweede leven willen geven.  Dat de trein waarvan ik vrijdag uittestte of hij nog reed (jawel) mogelijk ook weer echt personen en goederen ter plaatse gaat brengen.  Stipter dan de NMBS, daar twijfel ik uiteraard niet aan.

En eigenlijk is dat het gevoel dat ik aan de hele verkoop overhoud : het is ongetwijfeld leuker -het heeft zelfs iets “therapeutisch”- om te zien dat spullen een nieuwe bestemming krijgen, ook al krijg je er maar enkele euro’s voor, dan om ze gewoon weg te gooien.  We kregen ook best veel volk te zien, wellicht vooral aangetrokken door onze berichten op de sociale media.  Of hoe nieuwe technologieën het gemakkelijker hebben gemaakt om oude spullen te koop aan te bieden…  Overigens niet alleen door de verkoop aan te kondigen, want wat niet werd verkocht gaat uiteraard op enkele tweedehandssites belanden.  En vervolgens toch ook weer op aloude wijze nogmaals te koop worden aangeboden op de Hoekse rommelmarkt op 8 september.

Ik hoop ondertussen alvast dat iedereen die iets heeft gekocht er plezier aan beleefd, of zich toch tenminste niet “bekocht” voelt.

Getongd en geklauwd van keel

Getongd en geklauwd van keel

Op elf juli hing aan mijn gevel een Leeuwenvlag.  Meer in het bijzonder een gele vlag met een zwarte leeuw, rood geklauwd en getongd.  De keuze voor die specifieke versie van de vlag is geen toeval.  Ik heb destijds voor deze vlag gekozen omdat de toenmalige Volksunievoorzitter (neen, het was niet Bert Anciaux) zich in een interview openlijk uitsprak voor het gebruik van de vlag die door de Vlaamse volksvertegenwoordiging (in casu de Cultuuraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, de voorloper van het Vlaams Parlement) officieel werd vastgesteld als Vlaamse vlag.  Ik vond en vind het niet onlogisch om, met name op de nationale feestdag, de vlag uit te hangen die door die natie democratisch werd gekozen.  De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat de vlag die me uiteindelijk werd geleverd iets afwijkt van de vlag die decretaal vastligt, maar laat dat een detail wezen.

Zoals de voorbije dagen ook in de pers werd aangehaald, is er ook een andere variant in omloop : een gele vlag met een zwarte leeuw, waarvan ook tong en klauwen zwart zijn.  Er is een heraldische discussie mogelijk, die voor zover ik begrepen heb tot de conclusie zou kunnen leiden dat voor beide vlaggen historische argumenten bestaan, misschien iets betere voor de variant met rood.  Maar de zwartgeklauwde leeuw is vooral relevant omdat deze door de Vlaamse Beweging met name in de periode na de Eerste Wereldoorlog als “strijdvlag” werd gekozen, de vlag dus waarmee werd opgekomen voor de rechten van de Vlamingen en later voor Vlaamse autonomie (in verschillende varianten, gaande van federalisme tot onafhankelijkheid).  Daarbij speelt mee dat het gebruik van rood de kleuren op de Vlaamse vlag meteen identiek maakt aan die op de Belgische.  Dat is toeval, want de Belgische vlag is geïnspireerd door de kleuren van het voormalige hertogdom Brabant, niet die van het graafschap Vlaanderen.  Maar voor sommigen is de Vlaamse vlag die in 1973 officieel werd vastgesteld te “Belgisch” – dat is dan ook al wel eens over “mijn” leeuw gezegd.

Beide vlaggen hebben zo hun legitimiteit en hun geschiedenis, een beetje vergelijkbaar met de twee vlaggen die in Catalonië worden gebruikt (Senyera en Estelada).  In de praktijk worden de beide Leeuwenvlaggen door elkaar gebruikt, wat gezien hun grote gelijkenis niet onlogisch is.  Wie op elf juli in Essen rondrijdt, zal ze ook allebei tegenkomen; misschien legt de ene daarbij wat meer de nadruk op de weg die Vlaanderen heeft afgelegd en de andere op wat er nog zou moeten gebeuren, maar ook dat verschil zit wellicht niet in het hoofd van elke vlagger of waarnemer.

De beide vlaggen kwamen in de voorbije dagen in het nieuws nadat enkele extreem-rechtse jongemannen het nodig hadden gevonden om enkele jonge vrouwen met een andere mening fysiek te intimideren – een actie waar geen enkele rechtvaardiging voor te bedenken valt, uiteraard.  Zij deden dat onder het embleem van de zwartgeklauwde vlag.  Die werd dan vervolgens door de organisatoren van Pukkelpop als “collaboratievlag” weggezet, en meteen verboden.  Wat tot een polemiek leidde, waarop ik even wil ingaan.  In de eerste plaats om het kernfeit te onderlijnen : los van mijn politieke sympathie (die naar Anuna De Wever en haar mede-actievoerders uitgaat) is het legitiem om van mening te verschillen, maar volstrekt laakbaar en niet te verantwoorden om daar fysieke intimidatie aan te koppelen.  Ik hoop dat daar strafrechtelijk gevolg aan kan worden gegeven.  Maar los van die kernkwestie is het betitelen van de zwartgeklauwde vlag als “collaboratievlag” natuurlijk onaanvaardbaar.  De vlag werd inderdaad door de Vlaamse collaborateurs in de Tweede Wereldoorlog gehanteerd (vaak in combinatie met de Heel-Nederlandse oranje-blanje-bleu), maar ze kan daar niet toe herleid worden.  Zoals Bruno De Wever terecht opmerkte zou dat hetzelfde zijn als de Belgische vlag als “kolonisatievlag” omschrijven, omdat ze het symbool was waarmee Congo werd gekoloniseerd.  Of de rode vlag van de socialistische beweging als “goelagvlag” omschrijven.  Daarmee is niet gezegd dat bepaalde symbolen en een bepaalde ideologie niet kunnen samenvallen (de nazivlag is de nazivlag), maar hier gaat het om bredere symbolen die niet kunnen worden herleid tot de uitwassen waarvoor ze ook werden gehanteerd.  De zwartgeklauwde leeuw is ook die van het democratische Vlaams-nationalisme en verdient op die basis te worden gerespecteerd.

Het delen van symbolen, ook als is dat ongewild, maakt wel dat het af en toe nuttig en nodig is om het verschil duidelijk te maken, bijvoorbeeld door “afstand” te nemen.  Dag op dag vijf jaar geleden schreef ik hier dat dit al te vaak wordt gevraagd, maar soms moet het dan maar.  Wie tegelijk de zwartgeklauwde leeuw, de democratie en de mensenrechten genegen zijn, moeten noodgedwongen af en toe duidelijk maken dat het soort acties als die van Schild en Vrienden en consoorten niet in hun naam gebeuren – ook al is het niet hun schuld dat dat tuig daarvoor dezelfde vlag gebruikt.  Zoals de hindoe die om religieuze redenen een hakenkruis omhangt noodgedwongen zal moeten uitleggen dat hij niets met de nazi’s te maken heeft, en hun acties uiteraard afkeurt.  Die hindoe kan daar ook niet aan doen, maar het lot is wat het is.

Epirus

Epirus

De zomervakantie bracht ons naar Griekenland.  Dat klinkt wellicht een beetje voorspelbaar, maar we kozen voor kant van dat land die wat minder vaak op de lijst van de zomerbestemmingen staat – toch zeker hier.  Na een weekje Athene (waar ik nog wat Griekse les volgde, voortbouwend op het mei-examen – waarvoor ik trouwens geslaagd was) en enkele dagen Salamina (waar zowaar een naschok van de recente aardbeving in de streek op het programma bleek te staan) trokken we naar Ioannina.  Dat ligt niet aan zee, wel aan een prachtig meer.  Het is ook de stad vanwaaruit Ali Pasja in naam van de sultan grote delen van Griekenland, Albanië en omstreken regeerde, en dat liet sporen na.  Een kasteel, een buitenverblijf en enkele moskeeën, met name.  Pasha kon een wreed heerser zijn, maar steunde de Griekse cultuur.  Hij volgde een onafhankelijke koers en onderhield goede contacten in West-Europa.  Dat bracht hem uiteindelijk ook in conflict met de sultan en kostte hem letterlijk de kop (die werd naar Istanboel gestuurd, de rest van Pasja bleef in Ioannina achter).  Zijn leger telde enkele Griekse generaals, en die gebruikten die ervaring nadien dankbaar bij de Griekse onafhankelijkheidsstrijd.  Pasja was van Albanees-Turkse origine, en lag zo ook mee aan de basis van de latere Albanese opstand tegen de Ottomanen.  Of hoe in de Balkan alles met elkaar verweven is – en de val van het Ottomaanse rijk ook minder een breuklijn was dan ze misschien lijkt.

Naast het meer met schilderachtig eiland en de kasteelcitadel staat Ioannina bekend voor het grottencomplex van Perama (groot en goed toegankelijk, dus de moeite meer dan waard), en voor het Vrellimuseum.  Dat is een wassenbeeldenmuseum, gemaakte door één man (Pavlos Vrellis), en gewijd aan de Griekse geschiedenis.  De sfeer doet meer aan het sprookjesbos van de Efteling denken dan aan Madame Tussaud’s.  Interessant curiosum.

Vanuit Ioannina bezochten we de Vikoskloof.  Die is dieper dan de Grand Canyon, wat voor een smalle kloof uitzonderlijk is.  Een indrukwekkend stuk natuur.  We bezochten ook twee van de 46 schilderachtige bergdorpen die samen de Zagarochoria worden genoemd, met name Mikro (Klein) en Megalo (Groot) Papingo.  Niet het Griekenland van de zee en het strand, maar dat van de bossen en de bergen.

Daarna trokken we wél kustwaarts, naar Sivota.  Een toeristische badstad die niet meteen veel charme uitstraalt, al is de zee er kristalhelder (zoals zo goed als overal aan de Ionische kust) en is de zonsondergang er zonder meer spectaculair.  Vanuit Sivota bezochten we Paxos en Antipaxos, twee eilanden die vooral omwille van enkele prachtige stranden bekendstaan.

Vervolgens leidden onze wegen naar Parga.  Ook vasteland, maar met de charme van een Grieks eiland.  We dwaalden er door de smalle straatjes, zwommen in de zee, aten vis op een terras met adembenemend uitzicht en bezochten er de neef van Ioanna, die ook onze getuige was bij ons huwelijk in Salamina.

Daarnaast trokken we tijd uit voor vier dagtrips.  De eerste bracht ons naar een reeks Ionische eilanden.  Met name naar Lefkada en Kafelonia, met enkele prachtige witte stranden die enkel vanop zee toegankelijk zijn, naar het Ithaka van de Odyssee en naar de eilanden (Skorpios en enkele kleinere) die Aristoteles Onassis ooit voor zichzelf kocht, en die nu door de Russische familie Rybolovlev worden verbouwd.  Dagtrip twee bracht ons naar Nekromanteio, waar in het Oude Griekenland vragen konden worden gesteld aan de doden, en vervolgens naar de rivier Acheron.  Er wordt vanuit gegaan dat die rivier model stond voor de mythologische Styx, waar de doden werden overgezet.  We wandelden door de (koude) rivier naar de bronnen ervan, en werden er ook in ondergedompeld, wat onsterfelijkheid zou moeten opleveren.  Voor wie het wil nadoen : opletten dat je alles onderdompelt, en niet zoals de moeder van Achilles je kinderen bij de hiel vasthoudt !  Het koude water deed deugd in de zomerse hitte, die elders in Griekenland voor grote bosbranden zorgde.  Wie na deze zomer nog aan de klimaatverandering twijfelt, is wellicht rijp voor de psychiatrie – of het Witte Huis, natuurlijk.

Dagtrip drie leidde naar Albanië, een land waar ik niet eerder was.  We bezochten het archeologische complex van Butrint (werelderfgoed) en de stad Sarandë.  In die badstad komen reeksen Italiaanse toeristen samen met Grieken, maar ook Serviërs, Kosovaren en uiteraard Albanezen.  Met hier en daar een Duitser of zelfs Nederlander-met-caravan.  De verkeerschaos die dat samen oplevert is „over the top” : dubbel parkeren is er dermate de norm dat je er als voetganger zo goed als overal veilig kan oversteken ! Albanië lijkt vooral op de andere Balkanlanden, met name op Montenegro.  En in het uiterste zuiden is de aanwezigheid van een Griekse minderheid ook erg merkbaar, niet alleen op de plaatsnaamborden.  Of hoe naast de geschiedenis ook de soms zwaarbevochten grenzen op het schiereiland altijd ook relatief zijn.

Onze laatste dagtrip leidde naar nog meer werelderfgoed : de kloosters van Meteora.  Hier keek ik vooraf het meest naar uit, en ik werd niet teleurgesteld.  De natuur bedeelde de regio met een reeks prachtige monolithische rotsformaties, en orthodoxe monniken bouwden er kloosters.  Hoe ze dat deden is minder evident, want tenzij voor ervaren bergbeklimmers zijn de rotsen niet meteen goed toegankelijk.  De combinatie van de rotsen met de kloosters is zonder meer uniek.  Op de terugweg stopten we nog in Metsovo, het dichtst dat een mens bij het Alpengevoel kan raken zonder Griekenland te verlaten.  Gejodeld wordt er bij mijn weten nochtans niet.

Tussendoor vierden we 15 augustus in Parga.  Die dag wordt overal in Griekenland gevierd, wegens het hoogfeest van Maria-Tenhemelopneming en omwille van de band met de Tweede Wereldoorlog (toen de Italianen op 15 augustus 1940 de “Elli” bij het eiland Tinos tot zinken brachten, nog vóór de oorlog tussen Italië en Griekenland uitbrak).  Maar in Parga wordt ook de terugkeer van de bewoners van de stad gevierd, bijna een eeuw nadat ze in 1819 in ballingschap vertrokken toen hun stad in handen kwam van de Ottomanen – van de al genoemde Ali Pasja dus.  Die verkreeg de stad die hij gedurende jaren probeerde te veroveren uiteindelijk door ze te… kopen.  Van de Britten.  Of hoe zelfs de perikelen rond Groenland niet zo uniek zijn in de geschiedenis…

Oh dear

Oh dear

Het Britse Brexitdrama bereikte deze week een nieuw hoogtepunt.  Na het aftreden van Theresa May kozen de leden van de Britse Conservatieve Partij voor Boris Johnson als hun nieuwe leider.  Ik heb hier ooit al over Johnson gesproken.  Ik kon hem namelijk wel smaken als burgemeester van Londen.  Zijn chaotische stijl, zijn liberale instincten en de drang om geliefd te zijn en zijn capaciteit om knopen door te hakken pasten wel bij de stad.  Maar voor het opportunisme en het gebrek aan principes waarmee hij zich nadien op het Brexitverhaal heeft gestort, met als voor iedereen zichtbare doel om premier te worden, kan ik alleen maar afkeer opbrengen.  Bovendien was zijn doortocht als minister van buitenlandse zaken al een bewijs dat hij zijn “olifant in de porseleinkast”-stijl niet kan afschudden, ook niet als dat nodig is.  Hij heeft zowat iedereen beledigd en daarbij de (terecht) vaak geroemde Britse diplomatie enorme schade berokkend.  Zijn weigering onlangs om de Britse ambassadeur in de VS tegen Donald Trump te verdedigen spreekt op dat vlak boekdelen.

Daarmee is die andere olifant, de “elephant in the room”, meteen ook genoemd : hoewel hij veel intelligenter is dan de Oranje Man in het Witte Huis schurkt Johnson overduidelijk tegen Trump aan en spiegelt hij zich aan zijn stijl – en vooral het gebrek daaraan.  Zijn leermeester duwt in de VS het constitutionele systeem tegen de limieten aan, en het lijkt erop dat Johson bereid is om hetzelfde te doen en desnoods tegen de wil van het Parlement in (en tegen die van de bevolking) zonder een overeenkomst uit de EU te stappen.  Wat de Unie pijn zou doen, en voor het Verenigd Koninkrijk een regelrechte ramp zou zijn.

Al kan het feit dat de man geen principes heeft ook andersom werken : het is duidelijk dat het hem er in de eerste plaats om te doen is om in Downing Street 10 te blijven.  Als dat kan met een niet-catastrofale Brexit, of zelfs zonder Brexit, dan zal hij ook dat niet laten.  Maar gezien de druk van de extremistische vleugel van zijn partij lijkt dat soort uitkomst ook niet meteen waarschijnlijk.

Ik hoop dat zijn regering snel struikelt, wat niet onmogelijk is : het volstaat dat enkele “redelijk” mensen zijn partij verlaten om zijn meerderheid onderuit te halen.  En dat in de daaropvolgende verkiezingen de Liberal Democrats, de SNP en enkele kleinere partijen elkaar vinden om samen een alternatief te vormen voor Johnson én voor Labourleider Corbyn, die er maar niet toe komt om vast te stellen dat Brexit ook vanuit een sociaal-democratisch perspectief enkel nadelige gevolgen zal hebben voor zijn land.  De nieuwe LibDem-aanvoerster, Jo Swinson, zou alvast een uitstekende premier zijn.

En de EU ? Voor ons geldt toch vooral het “Keep calm and carry on”-adagium.  Het staat de Britten vrij om in de EU te blijven, om de Unie te verlaten met de overeenkomst die door Michel Barnier met de regering-May werd onderhandeld of om zonder deal uit de Unie te crashen.  Als Johnson met een alternatief komt dat beter is voor ons, dan is dat uiteraard welkom.  Maar we mogen ons in elk geval niet door laten intimideren of uit elkaar laten spelen door de “buffoon” die hopelijk ooit toch zal doorhebben dat een land regeren iets anders in dan elke week in een krantencolumn uitroepen hoe dwaas de EU is en hoe die pijnloos kan worden verlaten.  Al vrees ik sterk de schade die hij tijdens dat bewustwordingsproces kan aanrichten.

Traagheidswet

Traagheidswet

Hoe ver staat het eigenlijk met de regeringsvorming ? Ze schiet niet echt op.  Niet alleen federaal sleept ze aan – dat was vooraf voorspelbaar – maar ook de Vlaamse en Waalse regeringen raken niet gevormd.  En dat was vooraf niet zo voorzien.  De politieke analyse waarom het allemaal zo lang duurt is ondertussen al herhaaldelijk en door velen gemaakt : met name N-VA en PS schaken op verschillende borden en proberen tegelijk in hun regio en federaal mee in de regiekamer te geraken, en te vroeg de knoop doorhakken op het ene niveau kan maken dat ze zich buitenspel zetten op het andere niveau.  Neem daarbij dat ze onderling niet sterk compatibel zijn en de blokkering is snel verklaard.

Maar naast een politieke analyse kan er ook een institutionele analyse worden gemaakt.  Wie wat verder kijkt dan onze grenzen zal vaststellen dat we in vergelijking met andere landen ook gewoon weinig mechanismen hebben die dit soort blokkeringen moeten voorkomen.  Er zijn landen waar er een termijn staat op de regeringsvorming, en als die niet gehaald wordt zijn er automatisch nieuwe verkiezingen.  Er bestaan, vaak in combinatie met die tijdslimiet, ook formele regelingen die bepalen wie er “formateur” is : eerst zoveel weken de leider van de grootste partij, dan de op één na grootste…

Ook onze “lopende zaken” zijn niet universeel.  Soms blijft de regering gewoon, met volle bevoegdheid, zitten tot er een andere een meerderheid heeft.  Er zijn ook landen waar de regering tijdelijk wordt gevormd met neutraal-technocratische ministers.  Met bijvoorbeeld de voorzitter van het hoogste gerechtshof als premier.  Ook dat zet de politici tot enige spoed aan…

Soms werkt ook het kiesstelsel een meerderheidsvorming in de hand : onlangs waren er in Griekenland verkiezingen (die ik uiteraard wat dichterbij heb gevolgd), en daar krijgt de grootste partij er een pak zetels bovenop.  Ook een “first past the post”-systeem zoals in de Angelsaksische landen leidt in de regel tot een snelle meerderheidsvorming.  Beide systemen verkleinen het draagvlak bij de kiezers voor de uiteindelijke regering, maar die is er dan tenminste wel één.

Tenslotte is het ook het onding dat “samenvallende verkiezingen” heet elders lang niet zo populair als hier, al gaan er nu ook bij ons stemmen op om daar toch maar terug vanaf te stappen, al was het maar omdat het onze invloed op de vorming van de Europese Commissie vermindert.

Misschien moet een volgende staatshervorming hier toch ook eens bij stilstaan, want dat treuzelen om een regering te maken is dan wel een politieke tactiek én een gevolg van de complexiteit van de Belgische constructie, maar het is ook het resultaat van het gebrek aan spelregels.  Als er een deadline van twee maanden stond op de Vlaamse en de Waalse regeringsvorming, met nieuwe verkiezingen als het niet lukt, dan waren die regeringen er nu, zonder twijfel.

Gekluisterd

Gekluisterd

Ik heb de voorbije jaren regelmatig een Grieks-orthodox klooster bezocht.  Dat zal wellicht niemand verbazen.  Vele zijn een bezoek ook meer dan waard.  Maar tot dit weekend was ik er nog nooit met de fiets naartoe gereden.  Ik werd er ook nog nooit in het Nederlands verwelkomd.  Om er vervolgens alsnog in het Grieks te worden rondgeleid…

Je hoeft er Brabant niet eens voor te verlaten.  Het enige Grieks-orthodoxe klooster van de Lage Landen bevindt zich in De Peel, bij Asten (er zijn er nog enkele Russisch-orthodoxe).  Als je van knooppunt 45 naar 89 fietst, duikt het in de maïs op.  We ontdekten het bestaan ervan toen we op zoek waren naar de tekst van de orthodoxe huwelijksviering in het Nederlands.  We besloten een bezoek te brengen, maar daar was nog enige planning voor nodig.  Uiteindelijk kozen we voor een weekendje in Deurne – er zijn hier in de omgeving twee Deurnes, waarvan één dus een charmant dorp in Nederland is.  Mocht het ooit van pas komen : De Zoete Zonde is een uitstekende bed and breakfast.  Met gehuurde fietsen reden we door de velden en de bossen richting Asten, uiteraard gebruik makend van de onvolprezen knooppuntenroutes.  En zo belandden we bij het klooster van de Geboorte van de Moeder Gods – al wie weet wanneer Essen-Kermis valt, weet meteen ook wanneer het klooster zijn jaarlijkse feestdag viert.  We werden door een Nederlandse zuster naar de kapel geleid, waar we haar Griekse medezuster ontmoette die ons het verhaal van het klooster, de kapel in het voormalige kippenhok en de mooie kloostertuin deed.  Ze zijn nog met vier, de zusters : naast de twee al genoemde nog één met een Amerikaanse en één met een Zweedse afkomst.  De Griekse zuster bleek afkomstig uit Athene, maar serveerde de koffie op zijn Nederlands en met bijhorend plakje cake.  Of hoe Griekse en Brabantse gastvrijheid elkaar vinden…

Wie de “richtingenstrijd” tussen de christenen in Nederland een beetje kent, weet dat één van de belangrijke vragen “des onderscheids” die is naar welke Bijbelvertaling wordt gebruikt : de “conservatieve” Statenvertaling of een wat vernieuwde variant ervan, de “katholieke” Willibrordvertaling… De zuster vertelde ons dat ze ooit de vraag kreeg welke vertaling zij gebruikte.  Haar antwoord dat ze de originele (Griekse !) tekst verkiest bleek maar moeilijk tot de Nederlandse bezoekers door te dringen…

Dankbaar voor de gastvrije ontvangst reden we van het bescheiden klooster terug naar het al even bescheiden Deurne, en vonden daar een uitstekend… Grieks restaurant.  Waar we bediend werden door Grieken die aangaven dat ze er maar erg weinig landgenoten op bezoek kregen en dus besloten om ons (ik werd meteen geadopteerd) op iets te veel glaasjes ouzo te trakteren.  We aten er erg lekker (alweer, wie ooit in de buurt zou komen…), en dankzij de wijn en dus de ouzo konden we nadien het optreden van een Brabantse would-be Freddie Mercury op het dorpsplein ook nog net waarderen (of toch minstens uithouden).  Op zondag fietsten we naar de Deurnsche Peel en wuifden Deurne met een welgemeend “houdoe” terug uit.

Afdronk

Afdronk

Elf juli kreeg dit jaar een slechte nasmaak…  In mijn vorige stukje was Jan Peumans de vorige voorzitter van het Vlaams Parlement.  Ondertussen is hij de voorganger van de vorige voorzitter.  Ik heb best te doen met zijn opvolger.  Ik heb Kris Van Dijck altijd een bekwaam en sympathiek politicus gevonden.  Als mens gun je niemand wat hem deze week is overkomen.  Hopelijk is het wel de aanleiding voor een grondiger debat.  Neen, niet over eventuele sociale fraude : dat mag niet, en daar moet niet eens over gediscussieerd worden.  Ik ga er vooralsnog ook vanuit dat Van Dijck daar helemaal niet schuldig aan is, en hoogstens een deontologische fout (en nog niet eens een heel grote) heeft gemaakt.  Maar over alcohol en verkeer zou een fundamentele discussie toch wel gepast zijn.

Ik ben het er niet in alle omstandigheden mee eens dat “politici een voorbeeldfunctie hebben”.  Politici zijn ook maar mensen, en dat houden we best zo.  Maar soms brengt de rol van “regelgever” en “verantwoordelijke voor het doen naleven van de regels” wel een extra verantwoordelijkheid mee.  Dat lijkt me hier het geval.

Ons verkeer is al te vaak dodelijk.  Dat heeft niet altijd met alcohol te maken.  Vaak ook met te drukke wegen, of een verkeerde inrichting van de weg. Met ander onverantwoordelijkheid gedrag, of andere substanties die het rijden beïnvloeden.  Met puur ongelukkig toeval ook.  Maar al te vaak zit alcohol er wel voor iets tussen.  Dat weet iedereen.

En ja, ik heb gemakkelijk praten.  Ik drink wel eens alcohol, maar ik rijd nooit met de wagen.  En, eerlijk is eerlijk, soms rijd ik wel mee met mensen die een glas te veel op hebben (nooit véél te véél, maar toch).  Dat zou ik niet mogen doen, maar het is niet altijd evident om de chauffeur waarvan je afhankelijk bent op zijn (of haar, maar meestal zijn) plichten te wijzen.  Een paar glazen wijn maken ook niet noodzakelijk een brokkenpiloot van iemand.  Maar het risico neemt wel toe.  We hebben daar duidelijke regels voor gemaakt.  Niemand in de politiek stelt die in vraag – tenzij (terecht) om ze nog scherper te maken.  Dan moeten we ook maar stoppen met excuses te zoeken.  En ook met alcohoholgebruik in het verkeer als een privézaak te beschouwen.  Dat is het niet : wie gedronken heeft en de auto neemt stelt daarmee in onze maatschappij een publieke daad.  Iedereen weet dat je er de regels mee overtreedt.  Iedereen weet dat het je geloofwaardigheid ondergraaft als minister, parlementslid, burgemeester, schepen, gemeenteraadslid : de volgende keer dat je een dossier op tafel krijgt over verkeersongevallen, controles, ontradingscampagnes… kan je jezelf niet meer recht in de ogen kijken.  En dus kan je je kiezers niet meer voluit vertegenwoordigen.

Een collectief besluit van de politiek dat het nu wel welletjes geweest is, en dat we dit in eigen rangen (ook in eigen partijrangen) niet meer tolereren, zou een verschil kunnen maken.  Dat is niet gemakkelijk, want we zijn* ook maar mensen, inderdaad.  Maar andere landen tonen aan dat het wel degelijk kan.

*In plaats van “zijn” stond hier in de eerste versie van deze tekst “wijn”.  Dat heet een Freudiaanse verspreking…

Beeld in het bos

Beeld in het bos

Het beeld van de Heilige Lutgardis van Tongeren, dat tot voor kort in de kapel van het Redemptoristenklooter aan Rouwmoer stond, kan sinds gisteren bewonderd worden in de kloostertuin aldaar.  De overplaatsing gebeurde op initiatief van het Davidsfonds, met name van de onlangs overleden Stan Van Den Bergh.  Het houten beeld, van de hand van een Essen-Oldenburgse kunstenaar, werd door het gemeentebestuur van onze Duitse zustergemeente destijds immers aan het Essense Davidsfonds geschonken.

De Heilige Lutgardis (1182-1246) zou u kunnen kennen als patrones van de Vlaamse Beweging.  Die eer verwierf de mystica ze omdat ze tot Onze-Lieve-Vrouw bad om nooit Waals te moeten spreken, hoewel ze in abdijen ten zuiden van de (toen erg diffuse) taalgrens verbleef – onduidelijk is of haar gebed ook werd verhoord – over een eventueel beroep bij de Raad van State is er al helemaal niets bekend.  Ze wordt ook aangeroepen om de vruchtbaarheid te bevorderen, waarvoor het onder meer helpt om in haar stoel plaats te nemen, die dan weer bekend staat als het oudste meubelstuk van België.  En die zich ook ten zuiden van de taalgrens bevindt.

Dat weet ik allemaal uit Wikipedia, maar het werd gisteren ook toegelicht door Jos Van Loon, de architect die de mooie nieuwe behuizing van het beeld ontwierp.  En blijkbaar komt al die kennis uit een betrouwbare bron, wat voor heiligenlevens op zijn zachtst gezegd niet altijd het geval is.  Ze raakte overigens ook voorbij onze contreien bekend, wat blijkt uit het feit dat ze door Goya werd afgebeeld.  Maar dat werd er gisteren dan weer niet bijverteld, kwestie van het mooie Duitse houtsnijwerk niet in de schaduw te stellen, wellicht.

Gisteren, dat was op de 11 juliviering die het Essense Davidsfonds organiseerde.  Een geslaagde poging om opnieuw aan te knopen bij de traditie om Vlaanderens feest in Essen ook wat “inhoud” te geven, die door het gemeentebestuur een aantal jaren geleden werd losgelaten.  We kregen eerst een toelichting over de vervlaamsing van het College van het Eucharistisch Hart, waar we te gast waren, door de specialist ter zake die in het dagelijks leven ook burgemeester van Essen is.  En vervolgens mocht de net gepensioneerde Vlaams Parlementsvoorzitter Jan Peumans zijn verhaal brengen – en zo het boek waarin zijn zoon dat optekende promoten.  Peumans bleek een uitstekend verteller.  Een politicus ook met veel respect voor wie zijn mening of partijkaart niet deelt (die twee zaken overlappen bij hem bovendien niet noodzakelijk).  Een oud-KSA’er, wat ook hijzelf een essentieel kenmerk vond.  En iemand die zichzelf weet te relativeren, ook erg belangrijk.  Dat hij af en toe enkele data door elkaar haalde weze hem vergeven, al kan hij zich dat als doctor in de geschiedenis in spe toch misschien wat minder permitteren.  Peumans illustreerde zijn verhaal met foto’s, maar sloeg het beeld over waarop hij in carnavalsplunje te zien was.  Misschien had hij toch wat opzoekingswerk moeten doen alvorens van het verre Riemst naar het nog verdere Essen af te zakken, want de carnavalstraditie is in dit land wellicht wijder verspreid dan hij besefte.  Een mens kan niet alles weten.

Het werd een geslaagde avond, muzikaal omkaderd door het onvolprezen Essense ensemble Cantores, want bij nationale feesten hoort ook gezang.  Al gaat Vlaanderen het dit weekend qua stemmige samenzang toch moeten afleggen tegen Estland, waar de vijfjaarlijkse Laulupidu plaatsvindt.

Weggeloodst

Weggeloodst

De kogel is door de kerk.  Of beter : door de loods.  De rangeerloods, goederenloods of douaneloods aan Hemelrijk, hoe u ze ook wil noemen, zal na de restauratie voor 54 jaar in erfpacht worden gegeven aan de BVBA Robotland.  Dat geeft ongetwijfeld niet alleen mij een dubbel gevoel : op zich is Robotland een interessant idee van een Essense ondernemer, dat als het slaagt een meerwaarde kan betekenen voor Essense bedrijven en Essense scholen.  Maar moeten we daar nu echt de loods voor afstaan ? Aan een erg lage prijs bovendien : Robotland betaalt een vaste prijs van 38.846,99 EUR per jaar, met daarbovenop een variabel bedrag per bezoeker.  Om aan het bedrag van 60.000 EUR per jaar te komen dat CD&V-voorzitter in zijn “oproep tot redelijkheid” -o ironie- vooropstelde te komen, moet het project jaarlijks 171.530 bezoekers trekken, toch al gauw iets meer dan de 100.000 die het project zelf vooropstelt in zijn meest optimistische plannen.  Dat gaat dus niet gebeuren. Bovendien maken we ons als gemeentebestuur afhankelijk van een bezoekersaantal waar we zelf heel weinig aan kunnen veranderen. En zelfs 60.000 EUR per jaar is maar 5.000 EUR per maand, voor een gigantisch gebouw waarvan de waarde op 5,4 miljoen EUR is geschat.

We hebben meegeholpen om de overeenkomst zo correct mogelijk te krijgen en om procedureproblemen te vermijden – onder meer door erop te wijzen dat het gemeentebestuur pas iets in erfpacht kan geven als het ook eigenaar is (dat lijkt evident, maar niets is zomaar wat het lijkt).  Maar ze goedkeuren, dat ging echt niet.  Daarvoor is de overeenkomst niet goed genoeg.  Ik kan me voorstellen dat er iets op tafel zou hebben gelegen dat wél goed genoeg is, een project waarvan de maatschappelijke en de financiële meerwaarde opwegen tegen de miljoenen overheidsgeld die in het gebouw geïnvesteerd zijn.  Robotland doet dat niet.  In de plaats zouden we dan veel beter de loods verder zelf hebben ontwikkeld om er een polyvalent centrum voor de verenigingen van te maken, zoals wij twee maanden geleden voorstelden.

De erfpachtovereenkomst met Robotland werd goedgekeurd door CD&V en sp.a, al heb ik die laatste partij nooit en nergens het voorstel horen verdedigen.  Dat doet ook twijfels rijzen over het echte draagvlak voor de beslissing.  Hoe is het dan toch zo ver kunnen komen ? Mijn analyse is dat de meerderheidspartijen in een fuik zijn beland.  Bij de laatste oproep voor een invulling van de loods kwamen er maar vijf projecten, waarvan twee min of meer levensvatbare.  Toen had men moeten beseffen dat dit te precair was, en zeker toen er nog één afviel wegens onvoldoende financiële draagkracht had de stekker eruit getrokken moeten worden.  Tenzij men bereid was om het alternatief, de loods zelf ontwikkelen, nog steeds als volwaardige piste te beschouwen.  Dat was alleszins onze redenering, maar vooral CD&V had zich erop vastgepind om van het lastige gebouw vanaf te raken.  Zodat er maar met één kandidaat werd onderhandeld.  Die uiteraard het onderste uit de kan haalde.  Goed voor hem, maar niet voor de gemeente.

Waarom moest men van het gebouw vanaf ? Om een mix van redenen, denk ik.  Voor sommigen verhinderde het wellicht andere plannen met andere gebouwen, voor anderen was het meer een zaak om zich van het verwijt te ontdoen dat er geld werd gestoken in een gebouw zonder bestemming.  Anderen raakten mogelijk iets te enthousiast over Robotland.  Maar het resultaat is dat men zich in de fuik liet vangen en hoe langer hoe minder nog een weg terug zag.  Zodat Robotland de vis kon binnen halen.

Nogmaals, dat is een interessant, zelfs enthousiasmerend project.  Ik zal er met plezier en interesse een kijkje gaan nemen.  Maar ik zal het niet kunnen laten om rond te kijken en me de deal te betreuren die we als gemeentebestuur hebben afgesloten.  Zéker als het een groot succes wordt, wat ik de initiatiefnemer toewens.  Want dan zal het helemaal zo zijn dat de gemeenschap het met de kruimels moet stellen.

En dat 54 jaar lang.  Daar moet ik ook nog aan wennen, dat we gisteren een besluit hebben genomen met een dergelijke draagwijdte : het grootste publieke gebouw in onze gemeente, het grootste monument ook, hebben we voor 54 jaar in erfpacht gegeven.  Het soort beslissing waar elke mandataris hopelijk meer dan twee keer over heeft nagedacht – of je er nu voor of tegen stemt.