Vakantie in coronatijden

Vakantie in coronatijden

Drie weken geleden vertrokken we naar Griekenland.  We hadden de reis niet zolang vooraf geboekt, maar dat we zouden gaan stond wel redelijk vast : de familie niet zien na respectievelijk 5 en 7 maanden was voor mijn vrouw en mij geen optie.  Maar we wisten wel dat het geen vakantie zoals de andere jaren zou worden : daar stak Covid-19 een stokje voor.  We hoopten dat de toestand zowel hier als ter plaatse in de zomer vrij goed zou zijn, en dat we misschien nog een lange daguitstap of zo zouden kunnen maken, maar dat bleek niet het geval : zowel hier als in Griekenland (weliswaar minder snel) liep het aantal coronagevallen snel op.  Zodat we zelfs na een herhaaldelijke positieve test besloten om het voorzichtig aan te doen.  Eigenlijk hebben we ons gewoon ook ginder aan de Antwerpse regels gehouden, al zijn we één keer tot na 1u op een terras blijven zitten.  Maar ginder was dat dus toegelaten.

Twee weken hebben we in Athene doorgebracht, één week zijn we naar Salamina getrokken.  Waar we van thuis uit elke dag naar de zee zijn getrokken.  Dat is hoogstens een paar kilometer ver, dus zou ik ons geen dagjestoeristen noemen.  We hadden bovendien op de meeste dagen een privéstrand of toch bijna.  Van rellen bleek dus ook al geen sprake.  Neen, die kregen we ’s avonds gewoon op de Griekse tv mee vanuit Blankenberge.  Wellicht de enige keer deze zomer dat een niet-Grieks strand dat nieuws haalde…

Dat corona er in Griekenland in de lente veel minder zwaar heeft ingehaakt (er zijn bij een gelijke bevolking ongeveer 50 keer minder doden gevallen dan hier !) was af en toe wel te merken.  De maskerplicht werd met name in de horeca en in sommige winkels al eens redelijk vrij geïnterpreteerd.  En hoewel we niet zo veel mensen gesproken hebben zijn er toch vier gepasseerd die beweerden dat het coronavirus eenvoudigweg niet bestaat.  Twee daarvan droegen wel een masker, en met de derde was de afstand zo groot dat het niet nodig was.  De vierde heeft op ons aandringen het masker alsnog opgezet.  Maar toch.  Op één van hen ben ik behoorlijk kwaad geworden en heb ik uitgelegd dat het nogal beledigend is tegenover de slachtoffers van het virus om te beweren dat het niet bestaat.  Dat leek gelukkig wel door te dringen (en ik was vervolgens een beetje trots dat ik in het Grieks kwaad was geworden, want boosheid en taalvaardigheid combineren is niet zo evident).  De Grieken blijken ook in deze tijden vatbaar voor allerlei complottheorieën.  Het moet wel gezegd dat de overheid zich niet laat kennen : de persconferenties van de bevoegde minister en de topviroloog blinken uit in helderheid en de overheidscommunicatie laat zelden of nooit ruimte voor interpretatie.  Maar om de maskers overal af te dwingen is de politiecapaciteit niet toereikend.

Zo werd het geen zomer als de andere, al maakte de zee en het Griekse eten wel één en ander goed.  Maar de eilanden die we hadden willen bezoeken blijven nog een jaar langer op het programma staan.  En zo zal het deze zomer voor velen gegaan zijn, maar laten we daar maar niet te veel over klagen : er zijn genoeg mensen die zelden of nooit de kans krijgen om wat vakantie te nemen of te reizen.  Zelf ben ik vrij optimistisch over de ontwikkeling van een coronavaccin en hoop ik dat we in 2021 een inhaalbeweging zullen kunnen doorvoeren.

Nieuwe spelregels

Nieuwe spelregels

Er worden in dit land op vijf verschillende politieke niveaus verkiezingen gehouden (minstens, in Antwerpen zijn er ook nog de districtsraden). Op al die niveaus moeten vervolgens politieke meerderheden worden gevormd.  Dat loopt niet op al die niveaus even vlot.  Dat ligt aan de politieke situatie en de hoofdrolspelers, maar ook aan de geldende regels, natuurlijk.

Op minstens één niveau, het federale, staat dit land zelfs wereldwijd bekend voor zijn moeilijkheden om een meerderheid te vormen.  Maar ook in Vlaanderen heeft het van de verkiezingen van 25 mei tot 2 oktober geduurd om een regering te vormen.

Die Vlaamse regering heeft nu beslist om aan het Parlement voor te stellen om de spelregels voor de verkiezingen te veranderen.  Om de vorming van een Vlaamse, laat staan federale, regering te vergemakkelijken ? Neen, het gaat over de spelregels voor de lokale verkiezingen.  Daar schort wel één en ander aan, maar het meest dringende probleem was het wellicht toch ook weer niet.

Het gaat in de eerste plaats om de afschaffing van de opkomstplicht, en daarnaast om het aanpassen van de regels voor de meerderheidsvorming.  Ik ben principieel tegen de opkomstplicht.  Hoera, hoera dus.  Of eigenlijk toch niet.  Ik voel er namelijk helemaal niets voor om als proeftuin te dienen vanop het gemeentelijke niveau.  Vooral omdat de eerste keer dat stemmen niet verplicht is veel mensen gewoon gaan thuisblijven “omdat het mag”.  Er is ook geen richtpunt om te zien welke impact dat op de uitslag heeft, zodat mensen hun gedrag daar aan kunnen aanpassen (als ik denk dat de andere kiezers van “mijn partij” wél zullen opdagen, dan blijf ik misschien thuis – als ik denk dat ze dat niet doen, dan ga ik maar beter stemmen…).  De eer om die kaap van de eerste niet-verplichte verkiezingen te moeten nemen mogen de dames en heren ministers en parlementsleden van mij gerust voor zichzelf houden !

Daarnaast veranderen de regels van de meerderheidsvorming.  Niet die van de zetelverdeling, dus heel concreet zou in Essen een CD&V-sp.a-meerderheid nog steeds mogelijk zijn geweest na de vorige verkiezingen.  Maar N-VA/PLE zou wel veertien dagen lang het exclusief recht hebben gehad om te proberen een meerderheid op de been te brengen.  Die periode hadden CD&V en sp.a dan alleszins moeten uitzitten, waarbij wij uiteraard zouden hebben geprobeerd om één van beide partners los te weken.  De burgemeesterskaart zou daarbij bovendien uit het spel zijn gehaald, want de persoon met de meeste stemmen in de grootste coalitiepartij wordt “automatisch” burgemeester.  Dat zou Gaston Van Tichelt zijn geweest in een coalitie van CD&V en sp.a, zoals nu.  In een coalitie van N-VA/PLE en CD&V en in een coalitie van N-VA/PLE en sp.a zou het evenwel Dirk Smout zijn geworden.  Geen andere mogelijkheden, wat niet zonder gevolgen zou zijn geweest.

Interessanter wordt het wanneer we die regels zouden toepassen op de verkiezingen van 2012 en zeker die van 2006.  Ook in 2012 zou Gaston Van Tichelt burgemeester zijn geworden in een CD&V/sp.a-coalitie, en overigens ook in één met N-VA/PLE.  Als N-VA/PLE en sp.a een coalitie-akkoord maken, dan gaat de sjerp automatisch naar Dirk Smout.

Als de regels al in 2006 hadden bestaan, dan leidt dat wellicht tot een andere uitkomst van de coalitiebesprekingen.  In een coalitie van CD&V met sp.a wordt de automatische burgemeester namelijk Frans Schrauwen.  En wordt Gaston Van Tichelt wellicht schepen, maar op de sjerp moet hij dan nog minstens zes jaar langer wachten.  Schrauwen kan dan alleen van de sjerp worden afgehouden door een coalitie met N-VA/PLE, sp.a, Open Vld en Groen, met 13 zetels op 25, en met Dirk Smout als “automatische” burgemeester.

Ik ben voorstander van die nieuwe regel, maar ze maken de lokale verkiezingen wel nog wat meer een burgemeestersverkiezing, en dat is een beetje jammer.  En opnieuw stelt zich de vraag waarom er eerst aan de regels voor de lokale meerderheidsvorming moest worden gesleuteld, en niet aan de regels voor de federale of minstens de Vlaamse…

Deze tekst werd aangepast op 27 augustus.  In een eerdere versie interpreteerde ik nieuwe regel voor het burgemeesterschap verkeerd; de grootte van de fractie gaat namelijk vóór op het aantal voorkeurstemmen van de kandidaten bij het uitdelen van de sjerp.
Bal masqué

Bal masqué

Op 17 februari heb ik hier voorspeld dat we vijf jaar later voortdurend een mondmasker zouden dragen, of toch tijdens risicoperiodes.  Ik kon het toen niet voorzien, maar minder dan vijf maanden later werd het verplicht om in winkels en op een reeks andere openbare plaatsen (die niet in de buitenlucht plaatsvinden).  Niets te vroeg : ik zou de verplichting liever al veel vroeger ingevoerd hebben gezien.  Ik heb verschillende redenen gehoord om dat niet te doen : de niet-bewezen effectiviteit, het valse gevoel van veiligheid en de noodzaak om voorrang te geven aan de gezondheidswerkers en anderen bij de verdeling van de (schaarse) maskers.

Het eerste daarvan is geen argument, of toch alleen maar samen met het tweede.  Het is immers een duidelijk geval van “baat het niet, dan schaadt het niet”.  Bovendien waren er van bij het begin aanwijzingen dat een masker wellicht minstens een beetje helpt.  Wie een masker draagt, raakt ook het eigen gezicht minder aan en is zich meer bewust van de omgeving waarin ook het virus aanwezig is.  En iedereen vroeg zich natuurlijk wel eens (terecht) af waarom gezondheidswerkers wél een masker dragen als het toch niet echt helpt.  Er zijn wat nuances, maar uiteindelijk was dit dus géén goed argument.

Het valse gevoel van veiligheid was dat in het begin mogelijk wel : de boodschap dat binnen blijven, handen wassen en afstand houden essentieel waren, mocht niet ondergraven worden.  Dat gebeurde (en gebeurt) soms wel : ik heb in de supermarkt vaak de indruk gehad dat een masker dragen een afdoend excuus was om géén afstand meer te moeten houden.  Maar dat had in de communicatie toch ondervangen kunnen worden : een masker is een extra bescherming ter aanvulling (en nooit ter vervanging) van de basisregels.

De voorrang voor de gezondheidswerkers was natuurlijk 100% terecht.  In maart en begin april moesten alle beschikbare degelijke maskers naar hen gaan.  Dat had zo gecommuniceerd kunnen worden, alleen ben ik er ook niet helemaal zeker van dat ze dan toch niet massaal zouden zijn gehamsterd.  Het niet-vernieuwen van de stock na de vorige bijna-pandemie gaf de overheid bovendien een sterk communicatienadeel (eigen schuld, maar ja kan de beslissing nu daardoor natuurlijk niet laten beïnvloeden).  Bovendien was dat argument na enkele weken gelukkig uitgewerkt, omdat er voldoende maskers beschikbaar waren.  Dat kon men zien aankomen, en dus had men van bij het begin naar een maskerplicht kunnen toewerken, om die ergens in april of mei in te voeren.  Maar behalve (gelukkig maar) in het openbaar vervoer is er tot nu in juli gewacht, wat het voor veel mensen dan weer moeilijk maakt om de noodzaak nu te aanvaarden, nu de (onterechte) indruk leeft dat het gevaar wel grotendeels geweken is.

Waarom moet het een verplichting zijn, en volstaat de individuele verantwoordelijkheid niet ? Wel, zoals ik in februari schreef : “Ik heb natuurlijk ook gelezen dat het eigenlijk alleen helpt om de verspreiding van allerlei ziektekiemen tegen te gaan als je zelf ziek bent, en dat het niet verhindert dat jij besmet geraakt. Maar niet iedereen weet dat hij of zij besmet is, en bovendien zorg je er op deze manier voor dat wie een masker draagt meteen gestigmatiseerd wordt. Zodat het dus beter is dat iedereen er één draagt, toch op drukke plaatsen.”  Een typisch voorbeeld van gedrag waar alle anderen veel meer baat bij hebben dan jezelf, en dat je bijna per definitie moet verplichten.  Ook al omdat de sociale druk bij ons vaak omgekeerd lag : ik geef toe dat ik ook niet altijd een masker heb gedragen (meestal wel).  Om twee redenen : omdat er echt zo goed als géén mensen in de winkel waren, of toch ook wel eens omdat niemand er één op had.  Dat werkt bij iedereen wellicht zo wel een beetje.

Ik ben dus blij met de verplichting, al is dat dan onder het motto “beter laat dan nooit”.   Ook al maken die maskers het leven van de brildrager er niet eenvoudiger op.  En zo worden de maskers die onder meer de gemeente Essen -zeer terecht- gratis ter beschikking stelde aan de inwoners nu ook écht gebruikt.

Foto : Bangkok, 12 februari 2020 – temperatuur 31°C
Stratenplan

Stratenplan

Een derde tekst over de gemeenteraad van dinsdag.  Daarna stop ik ermee.  Maar deze wil ik toch nog even schrijven.  We bespraken namelijk ook het een voorstel van CD&V-collega’s Van Loon en Verpalen om in Essen meer straten naar vrouwen te noemen.  Ik heb ooit ook een voorstel over straatnamen ingediend.  Ik vind ze geen onbelangrijk deel van ons patrimonium.  Het klopt ook dat er in Essen een onevenwicht is : alleen het Rose Grononpad is naar een vrouw genoemd.  En het voorstel om bij een eerste goede gelegenheid een straat naar Zuster Juliana te noemen steun ik in elk geval : dat heeft ze ondubbelzinnig verdiend.  Ik dacht zelf ook meteen aan Jelena De Belder, die dan liefst dicht bij Hemelrijk een straat naar haar genoemd zou krijgen.

Ik ben het dus ook principieel eens met het voorstel.  Eenvoudig is het wel niet : straten worden genoemd naar overledenen (dat staat wettelijk vast, met uitzondering van het koningshuis, maar een Prinses Elisabethlei hoeft niet meteen voor mij), en per definitie naar mensen die op één of andere manier in de samenleving zichtbaar zijn geweest.  En in het verleden waren vrouwen vaak minder zichtbaar dan mannen.  Ook vaak in het nabije verleden.  Ten onrechte, maar het verleden kan je niet zo eenvoudig veranderen.  Ik vind ook principieel dat straatnamen genoemd moeten worden naar mensen met een lokale verdienste.  Dus is het niet zo heel gemakkelijk om vrouwen te vinden die in aanmerking komen voor een straatnaam, want een straatnaam geven alleen omdat iemand een vrouw vind ik ook geen goede optie.  We moeten dus zorgvuldig zoeken en afwegen.  En ik zou het ook problematisch vinden als mannen die ook echt een straatnaam verdienen die niet meer zouden kunnen krijgen.  Zo vind ik een Prins Jan I-laan in Essen ook gewenst.

Zijstraten die dezelfde naam als een hoofdstraat dragen een andere naam geven is hier en daar een optie, maar zo heel veel hebben we er niet meer.  En verder hoop ik dat er niet zo heel veel straten meer gaan bijkomen in Essen.  De gemeente is al te vol gebouwd.

Straten van naam veranderen is niet zo eenvoudig voor de bewoners (en mogelijk ook administratief niet), en natuurlijk zijn er veel mooie of historisch belangrijke namen die we ook willen behouden.  En zeker personen hun straatnaam “afnemen” lijkt op een soort desavouering – zoiets als nu (terecht) met Leopold II gebeurt.  Ik zou nu geen straat noemen naar Guido Gezelle, Hendrik Conscience of Albrecht Rodenbach (tenzij die uiteraard een band met Essen zouden hebben gehad), maar om de naam nu af te nemen…  Een andere vorm van eerbetoon in de plaats is dan misschien een mogelijkheid (een beeld in de bib ?) maar het blijft toch lijken op een negatieve actie.  En die verdienen de drie auteurs dan ook weer niet.  Al ligt de Guido Gezellelaan wel ideaal om de Zuster Julianalaan te worden.

Het wordt dus nog een moeilijke evenwichtsoefening : voldoende straten en voldoende namen vinden.  Maar moeilijk gaat ook, natuurlijk.

Foto : Rose Grononpad – Essen in Beeld (fotograaf Patrick Vankeersbilck)
Schadenfreude

Schadenfreude

De gemeenteraad verliep gisteren iets eensgezinder dan de OCMW-raad – en dat is goed nieuws, want de gemeenteraad duurde ook een stuk langer… De belangrijkste beslissing was ongetwijfeld een reeks steunmaatregelen voor de verenigingen.  De geschiedenis van dat pakket is interessant.  De belangrijkste maatregel is wellicht de mogelijkheid voor de verenigingen om een schadedossier in te dienen en zo de gemiste uitgaven en extra kosten die ze door corona hebben gemaakt (en na aftrek van eventuele extra inkomsten en niet opgelopen kosten) gecompenseerd te krijgen.  Een goed idee, geagendeerd door het schepencollege, nadat de “Taskforce verenigingen” het als één van zijn voorstellen had naar voren gebracht.

Waar dat idee ontstaan is, is voor mij eenvoudig te achterhalen.  In de WhatsAppgroep van de N-VA/PLE-fractie, tussen 29 maart en 4 april, ondertussen dus drie maanden geleden.  We gaven het de naam “verenigingenfonds”, maar het leek verder als twee druppels water op de “schadedossiers” die nu werden goedgekeurd.  We hebben dat voorstel dan vervolgens afgetoetst met mensen uit het verenigingsleven, en geagendeerd op de gemeenteraad van eind april.  Waar CD&V en sp.a het hebben weggestemd.  Omdat het niet op maat van de verenigingen was.  Omdat het haastwerk was.  Omdat het niet “van onderuit”, vanuit de verenigingen kwam.  Omdat het getuigde van sinterklaaspolitiek.  Omdat…  Wie zal het zeggen ?

Er werd dan beslist om een “Taskforce verenigingen” op te richten.  Die kwam al bij zijn eerste vergadering opnieuw bij dit voorstel uit.  We dienden het dan terug in, onder een andere naam en met enkele kleine aanpassingen.  Maar weer mocht en kon het niet doorgaan.  Er moest gewacht worden tot de taskforce zijn werkzaamheden kon afronden.  Het kwam niet “van onderuit”.  Ons pleidooi om de verenigingen ruim vóór de zomer zekerheid te geven werd, met een kleine uitzondering voor de jeugdbewegingen, opnieuw niet gehoord.

De task force rondde zijn werkzaamheden af, en bleef bij het voorstel.  We agendeerden het terug op de raad van gisteren, in de overtuiging dat de derde keer de goede keer zou zijn.  Maar het schepencollege agendeerde gewoon… hetzelfde voorstel.  Aangevuld met andere elementen uit ons eerste voorstel (aanpassing subsidieregeling) die nu plots óók goed waren, en met een voorstel voor renteloze leningen waar “van onderuit” door exact niemand werd gevraagd, maar dat het schepencollege zelf in al zijn wijsheid een goed idee vond – voor hen gelden duidelijk niet dezelfde criteria.  We hebben dat hele pakket vervolgens gewoon mee goedgekeurd, en ons eigen voorstel ingetrokken.  Omdat het uiteindelijk niet van belang is van wie het idee komt, maar dat het doorgaat.  Ik ben er wel trots op dat het ons idee is.  Dat CD&V en sp.a het nu verkopen alsof ze het zelf bedacht hebben, is natuurlijk geen erg faire manier om aan politiek te doen.  Het zij zo.  Het is wel jammer dat het nu twee maanden langer dan nodig heeft moeten duren, want de verenigingen hadden dus al twee maanden eerder zekerheid kunnen krijgen.  Maar goed, beter laat dan nooit.

En toch… zou dat nu echt zoveel pijn hebben gedaan, om een voorstel van ons goed te keuren ? Dat zou alleen in de communicatie een verschil hebben gemaakt, maar dat is toch bijzaak, niet ? Het gaat om de inhoud, toch.  Toch ?

Sex, Lies and Videotapes

Sex, Lies and Videotapes

Of eigenlijk alleen Lies and Videotapes.  Maar u bent toch maar beginnen lezen, het heeft dus gewerkt ! En de verwijzing naar de bekende filmtitel was te mooi om hem te laten liggen…

Gisteren was het gemeente- en OCMW-raad.  Het onderscheid tussen beide is nog nauwelijks meer dan theoretisch, maar dit gaat dus over de OCMW-raad.  Het schepencollege heet in die context het “vast bureau”.  Als OCMW-raadslid had ik in de vorige zitting van de raad gereageerd op een eerdere tussenkomst van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst (schepen Brigitte Van Aert) tijdens de gemeenteraad.  Ik had daarbij gesteld dat de informatie die zij aan de gemeenteraad (die net voordien had vergaderd) had verstrekt niet klopte, en heb dan letterlijk verwezen naar de geldende wetgeving en wat daarover op de site van de Vlaamse overheid staat.  Ik had dat snel opgezocht, maar zou anders in dezelfde zin zijn tussengekomen; ik zat immers (net) in de OCMW-raad toen de GPMIs werden ingevoerd, en wist er nog genoeg over.

Schepen Van Aert heeft vervolgens dit geantwoord : “Wat ik heel duidelijk kan stellen is dat het GPMI een contract is tussen de maatschappelijk assistent en de cliënt, en zij bepalen samen wat er in vertrouwen wordt afgesproken, en dat wordt voorgelegd aan het Bijzonder Comité ter kennisgeving.    Het is niet aan de OCMW-raad (…) om te bepalen wat er in het GPMI staat.”  Hoe ik dat zo precies weet ? Wel, dat brengt me bij de “videotapes” uit mijn titel : de hele raad werd opgenomen, en kan hier worden teruggevonden.  Het stuk waarover het gaat loopt van 2:32:06 tot 2:34:33.

Ik heb dan meteen na de raad om een schriftelijke opheldering gevraagd.  Klopt de wetgeving zoals ik die had aangehaald, of was het een “interpretatie” van mij, zoals Van Aert beweerde, en had zij gelijk ? Ik heb een antwoord gekregen, dat uitgebreid op de kwestie ingaat en er ondubbelzinnig op neer kwam dat wat de schepen in de raad beweerd had niet juist was.  In de brief wordt wel een poging gedaan om wat verwarring te scheppen, maar de conclusie is desalniettemin duidelijk : het GPMI is een overeenkomst tussen het OCMW en de cliënt, en de OCMW-raad kan er perfect algemene instructies over geven (uiteraard kan de raad niet beslissen om één individueel GPMI aan te passen, dat had ik noch iemand anders beweerd).

Ik ben hier dan gisteren in de OCMW-raad op teruggekomen, en heb het volgende gezegd : “In de vorige raad was er een discussie over de procedure voor het opmaken van een Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie.  Ik heb naar aanleiding daarvan om een schriftelijke verduidelijking gevraagd van het vast bureau, en heb die ook gekregen, waarvoor dank.  Ik heb met de brief erbij dat deel van de raad nog eens opnieuw bekeken, en daaruit blijkt dat er letterlijk geen woord klopt van wat er toen vanuit dat vast bureau gezegd werd.  Dat is opmerkelijk, want het ging niet over iets dat spontaan in de raad aan bod kwam, maar over een vooraf ingediend punt.  Dat iemand iets niet weet, is begrijpelijk, maar bewust foute informatie geven is iets heel anders.  In elk democratisch systeem is het recht van de verkozenen om vragen te stellen één van de belangrijkste rechten, en het juist inlichten van de verkozen één van de belangrijkste plichten van uitvoerende mandatarissen.  Ik wil daarom niet alleen weten hoe ervoor gezorgd gaat worden dat zoiets niet meer kan gebeuren, maar ook welke conclusies hieruit door het Vast Bureau worden getrokken.” 

Het is voor de werking van een gemeentebestuur heel belangrijk dat de raad juist wordt ingelicht.  Als dat per hoogste uitzondering en per vergissing niet gebeurt, dan horen daar minstens verontschuldigingen aan de raad en een spontane rechtzetting door de verantwoordelijke, tijdens de raad, op te volgen.  Anders gaat het om het bewust voorliegen van de verkozenen, en dat is een doodzonde in een democratisch systeem.

Met mijn vraag probeerde ik het vast bureau (het college) de kans te bieden om het alsnog recht te zetten.  Korte excuses en de belofte om beter op te letten bij het verstrekken van informatie hadden volstaan.  Maar dat gebeurde niet.  De burgemeester beweerde integendeel dat het allemaal niet zo zwart-wit was, en dat zowel de schepen als ik niet helemaal gelijk of ongelijk hadden.  In de eerste plaats is dat niet waar : alles wat ik gezegd heb, klopt en alles wat de schepen heeft gezegd niet.  In de tweede plaats doet het niet ter zake : de uitvoerende mandataris (burgemeester, schepen, voorzitter van het bijzonder comité) moet de raad correct inlichten en zich daarvoor tegenover de raad verantwoorden.  Als raadslid heb ik die plicht niet – al blijft het natuurlijk mijn bedoeling om correcte informatie te geven en me op goed onderbouwde argumenten te baseren.

Uiteraard weet ik ook wel dat dit niet over een uiterst belangrijke beleidskwestie gaat.  Er liggen maar weinig Essenaren wakker van de vraag wie er exact verantwoordelijk is voor de Geïndividualiseerde Projecten voor Maatschappelijke Integratie – op de betrokkenen na, want ik wil het belang ervan voor hen niet onderschatten.  Maar het recht van verkozenen op juiste informatie is fundamenteel voor de democratie.  Anders belanden we in het straatje van Poetin en Trump.  Ik kan in eer en geweten niet anders dan een harde conclusie trekken.

Die conclusie brengt mij bij de “lies” uit mijn titel.  Halsstarrig de waarheid ontkennen is liegen.  Een uitvoerende mandataris die liegt moet opstappen.  Het vast bureau (schepencollege) heeft tegenover de raad gelogen en weigert in te zien dat dit een probleem is en moet worden rechtgezet.  Het moet nu zelf maar uitmaken of de verantwoordelijkheid daarvoor bij de burgemeester of bij de betrokken schepen ligt.

Bekaaid

Bekaaid

In het tijdperk voor de iPad las ik ’s morgen op de trein de papieren krant.  De Morgen, normaal gesproken.  Op dinsdag wisselde ik die af met Humo.  En op woensdag meestal met Knack.  Maar met dat blad had ik een moeilijke verhouding.  Met de bijlagen erbij was het een stuk dikker dan Humo, en ook duurder.  Maar ik las er minder in.  Over de Belgische politiek stond er niet vaak iets in dat ik al niet elders had gevonden, en ik had al snel door dat goede artikels over het buitenland vaak afkomstig waren uit The Economist, zodat het geen slecht idee leek om gewoon dat blad te lezen.  En toch.

Soms stonden er wel erg goede artikels in Knack, natuurlijk.  Bovendien, als ik die had gelezen bleef er altijd nog een laatste bladzijde over.  Met “Kwaad Bloed”, de column van Koen Meulenaere.  Later werd het “Bladspiegel”.  Het blad was iets te duur om het alleen daarvoor te kopen, maar in bibliotheken deed ik het soms wel : oude Knacks open doen om alleen de laatste bladzijde te lezen.  Dat had wel een belangrijk nadeel tegenover het doorbladeren van het hele blad om zo bij de laatste bladzijde uit te komen.  Af en toe kroop Meulenaere namelijk in de huid van sportjournalist.  Dan begon ik half wakker en ongeïnteresseerd iets te lezen over paardensport, of over golf.  In de verwachting om na twee zinnen opnieuw af te haken.  Maar dat gebeurde dus niet.  Ik bleef lezen en raakte geboeid.  Op het einde had ik nog altijd niets met paardensport, of golf.  Maar ik had wel een schitterend artikel gelezen.

In 2012 stapte Meulenaere, samen met Rik Van Cauwelaert, over naar De Tijd.  Om dagelijks “Kaaiman” te schrijven.  Ik heb Knack daarna misschien nog twee keer gekocht.  Maar De Tijd bood dan weer iets te weinig krant om de lange treinritten naar Brussel te vullen, en de iPad zorgde al voor een alternatief.  Toch greep ik elke gelegenheid aan om Kaaiman te lezen, als ik de krant te pakken kreeg.  De dagelijkse rubriek was gemiddeld net iets minder snedig dan de wekelijkse schrijfsels in Knack, met name in de tijd van “Kwaad Bloed”, maar de uitschieters waren nog steeds literaire pareltjes.  Kaaiman, een schitterend gekozen pseudoniem overigens, was op zijn best als hij Wahrheit en Dichtung naadloos op elkaar liet aansluiten.  Enkele feiten of feitjes, vaak niet echt gekend door of zedig verzwegen in andere media, werden verweven met hallucinante scenario’s, die de echte feiten dan beter beschreven dan de waarheid zelve.  Op echte leugens liet Meulenaere zich bovendien nooit betrappen; blijkbaar werd er één keer een proces tegen hem gestart, dat door de vermeende benadeelde alras werd opgegeven.  Maar fundamenteel oneerlijk was het wel : politici werden tot karikaturen herleid, en die karikaturen werden vervolgens door het slijk gehaald.  Nooit geheel onverdiend, maar wel strikt onrechtvaardig, want elke column over den Baard ging niet over de Kale, die even goed boter op zijn hoofd had.

De laatste jaren las ik Kaaiman omdat De Tijd ’s morgens een link naar alle “opinie-artikels” publiceerde op Twitter, waarna je die ook als niet-abonnee kon lezen.  Ik legde mezelf op om alleen uit de titel af te leiden welke de Kaaiman-“opinie” was, en miste zelden doel.

In het diepst van mijn gedachten zou ik soms Kaaiman willen zijn.  In plaats van te participeren, hoe bescheiden ook, zou ik dan in het ondiepe water stilliggen, om dan om de zoveel tijd de pen te scherpen en plots keihard uit te halen.  Soms mis, soms raak, maar dikwijls genoeg raak om voldoende proteïnen tussen de scherpe tanden te krijgen.  Onthechtheid noch voldoende literair talent vielen mij evenwel ten deel, zodat de Essense gemeenteraad wel tot een maandelijkse Nieuwsflits en maar zelden tot een column met krokodilachtige ambitie aanleiding geeft – ik weet niet waar de bewoners van de biotoop het meest (on)gelukkig mee zouden zijn, maar dat is een andere vraag.

Kaaiman gaat met pensioen.  Ik vind het wel tekenend dat hij dat gewoon doet omdat hij het schrijven beu is en het altijd als broodwinning zag, niet als een dienst aan de maatschappij.  Wellicht maakte ook dat dat hij zich nooit onnodig inhield.  Ik ga hem missen, en heb begrepen dat datzelfde opgaat voor sommige van zijn meer prominente slachtoffers.  Want wie meende iets te betekenen en nooit zijn column haalde, die komt er natuurlijk pas echt bekaaid vanaf.

Black lives matter

Black lives matter

En andere levens ook, maar dat is nu niet het punt.  De politiemoord op George Floyd in Minneapolis bracht het racisme in de Amerikaanse samenleving in het algemeen en bij de politie in het bijzonder nog eens voor het voetlicht.  Het is logisch dat dit net nu leidt tot stevig protest, met een president in het Witte Huis die racisme eerder aanwakkert dan ontmoedigt en die het (gewapende) blanke protest tegen de coronamaatregelen aanmoedigde en plaats van veroordeelde.

Dat er ook in Europa een grote solidariteit is met de protestbeweging in de VS, is een goede zaak.  Dat dit tot al te massale samenkomsten leidt in coronatijden, is dat dan weer niet, natuurlijk.  Er zijn genoeg andere manieren om te protesteren.  Dat de protesten in de VS niet altijd vreedzaam verlopen, valt uiteraard ook niet goed te keuren : met winkels plunderen is nog nooit een probleem opgelost.  Al ligt die sfeer van geweld ook aan het wel erg hardhandig optreden van de ordediensten daar.  En dat lijkt me meteen ook hét grote verschil met Europa.  Ook hier is er uiteraard racisme  in de samenleving, en wellicht ook bij sommige politiediensten.  Terecht zijn er waarnemers die op de balk in ons eigen oog wijzen : het is (te) gemakkelijk om tegen Trump en de VS te roepen zonder naar onszelf te kijken.

Ik vind het moeilijk om na te gaan hoeveel racisme er in de VS relatief gesproken is tegenover de EU-landen – waar ik dat ook onderling moeilijk vind om te vergelijken.  Bovendien is niet alle racisme hetzelfde, wat de vergelijking verder bemoeilijkt.  Onze geschiedenis is ook niet die van de VS : kolonialisme en slavernij, om er twee thema’s uit te pikken, zijn allebei natuurlijk verwerpelijk, maar het zijn wel twee verschillende zaken die een verschillende context uitmaken.  Om al die redenen durf ik niet zeggen dat er hier minder racisme zou zijn,

Wat ik wél weet, is dat onze samenleving hier minder gewelddadig is dan in de VS.  De kans dat een politie-arrestatie, al dan niet racistisch geïnspireerd, hier dodelijk afloopt is gewoon kleiner dan daar (neen, ze is niet nul, dat weet ik ook wel).  De kans dat een protest uit de hand loopt omdat de politie geweld uitlokt is dat ook.  Dat de politie in de VS er uitziet als Robocop en ook reageert alsof elke burger een potentiële moordenaar is, is ook begrijpelijk, overigens : de vrije wapendracht maakt dat de kans dat iemand gewapend is gewoon veel groter is dan hier.  Om al die redenen is de kans dat de vlam in de VS in de pan slaat veel groter dan hier, zonder dat dit meteen een oordeel inhoudt over de omvang van het probleem zelf.  En ook dat is een grote reden voor bezorgdheid, met een heethoofd als Trump in het Witte Huis.

Met Barack Obama hoop ik dat het protest erin slaagt om zo geweldloos mogelijk te blijven en zich te richten op de structurele veranderingen die nodig zijn in de VS-samenleving.  Iets doen aan het wapenbezit en de wapenverkoop hoort absoluut in dat lijstje thuis.

De Ambetante Ambtenaar*

De Ambetante Ambtenaar*

*vrij naar Willy Vandersteen

De eerste Essense jeugdambtenaar gaat met pensioen.  Met een actieve ploeg enthousiaste Jeugdraders, met ook enig strategisch inzicht, wisten we een jaar of 25 geleden dat onze gemeente een jeugddienst op het gemeentehuis nodig had.  Een aanspreekpunt voor de verenigingen, voor al wie door of voor jongeren iets wilde betekenen, voor onszelf als Jeugdraad, voor de gemeentediensten zelf die met “de jeugd” wilden of moesten samenwerken.  Hoe daarvan een gemeentebestuur overtuigen dat het verenigingsleven weliswaar genegen was, maar alleen zolang het zijn eigen plan kon trekken (vanuit een visie die ik hier al eens heb uiteengezet) ? Het zichtbare succes van Roefel in de buurgemeenten was een eerste hefboom : de Essenaar zag dat er elders iets succesvol gebeurde, en hier lukte dat niet.  Het decreet op het jeugdwerkbeleid was de tweede : een volwaardig jeudgdwerkbeleidsplan uitschrijven was een niet te onderschatten taak, en het niet doen zou net iets te veel gelden kosten aan het gemeentebestuur.

Ik weet niet van wie het briljante idee uiteindelijk kwam, maar het zou best van Frans Schrauwen kunnen zijn geweest : Josée Van Doren werd aangesteld als jeugdambtenaar.  De Essense Roefel stak al snel de buren naar de kroon, en voor de beleidsplannen die zij toen uitschreef moet je een studiebureau honderdduizenden euro’s betalen.  Ik heb toen met haar leren samenwerken : realistisch, pragmatisch, altijd constructief maar ook kritisch, niet op haar mond gevallen.  En vooral : met een héél groot hard voor de mensen waarvoor ze werkte.  De jongeren, en later de senioren.  De bezoekers en vrijwilligers van het Lokaal Dienstencentrum.  De Essenaren, kortom.

Die vond ze altijd belangrijker dan de regels van het gemeentebestuur of de hiërarchie waarin ze moest werken.  Foute beslissingen, vooral als die het resultaat waren van niet luisteren naar de mensen op het terrein, ergerden haar mateloos.  Mensen die hun positie niet te danken hadden aan inzet of inzicht, maar daaraan wel meenden alwetendheid te mogen ontlenen, ze doorzag ze en durfde dat ook wel eens te zeggen.  Dat zij wél in staat bleek om een degelijk beleidsplan te schrijven en veel beter betaalden niet, het ergerde haar wel eens.  Neen, niet omdat die anderen beter betaald zouden worden, maar wel omdat ze die hogere graad als vrijbrief gebruikten om te beslissen zonder te luisteren, om te doen alsof de wijsheid in pacht hadden.  En omdat ze de oplossing van problemen niet dichterbij brachten, maar bemoeilijkten.  Samen met Marcel Van Meel, die de technische dienst leidde (en die nóg een grotere mond had), slaagde ze er vaak in allerlei praktische problemen op te lossen door gewoon te doen wat er moest gebeuren, of dat nu wel of niet in de regels stond.  Als het niet kon zoals het moest, dan moest het maar zoals het kon.

Zo’n ambtenaren moesten er meer zijn.  Ik begrijp wel waarom leidinggevenden soms last hebben met loyale maar kritische ambtenaren, die durven de vinger op zere wondes te leggen.  Wie leiderschap verwart met controle, wie gezag verwart met procedurele macht, wie deskundigheid verwart met een positie, die gaat met hen botsen.  Het is ook niet altijd gemakkelijk, wat natuurlijk is ook niet elke kritiek altijd terecht, komt niet alle wijsheid van onderuit, bestaan veel regels en procedures ook om goede redenen.  Maar daar gaat het ook niet om.  Want ook die loyaal-kritische ambtenaren weten vaak wel dat ze niet altijd gelijk hebben.  Het gaat erom dat ze de organisatie dwingen om zichzelf en de beslissingen die worden genomen te bevragen en te verantwoorden.  Ze passen in een cultuur die de mensen de ruimte geeft om mee te denken en om aan te geven wat er schort, zodat wat er moet gebeuren ook mee gedragen kan worden.  Uiteindelijk werkt dat versterkend voor de organisatie en voor wie in die organisatie leiding geeft.

Ik vrees dat die organisatiecultuur er in Essen de voorbije decennia onvoldoende is geweest.  Ik vrees ook dat er veel te weinig is nagedacht over het gebruiken van competenties in plaats van te focussen op diploma’s en formele posities.  Josée Van Doren zou een uitstekend afdelingshoofd Vrije Tijd zijn geweest.  Ik denk ook dat ze dan vandaag nog niet met pensioen zou zijn gegaan.  Dat is een gemiste kans voor de organisatie, al gun ik haar uiteraard van harte de “rust” (van stilzitten gaat niet veel in huis komen).

Ik ben er bijzonder trots op dat ze in 2012 en 2018 op onze verkiezingslijst stond, en dat we bij N-VA/PLE op haar inzichten kunnen rekenen.  Ik hoop dat dat nog lang zo blijft; eigenlijk zou ze in de gemeenteraad moeten komen, maar dat kan natuurlijk niet zomaar meteen.  Maar ook als ze niet bij ons actief zou zijn zou ik dit stukje.  Uit nostalgie naar een uitstekende jeugdambtenaar en uit waardering voor al die mensen die op de werkvloer van ons gemeentebestuur dag na dag het beste van zichzelf geven.  Ik wens ze toe dat ze niet vergeten om als het moet flink ambetant te zijn, en de organisatie wens ik toe om dat naar waarde te leren schatten.

Het meerderheidskamp

Het meerderheidskamp

Ik heb gisteren geprobeerd om voor één van onze voorstellen een meerderheid te vinden in de gemeenteraad (die u hier kan herbekijken) .  Niet zo bijzonder, hoor ik u al denken.  En dat klopt : dat doen we eigenlijk altijd, een meerderheid zoeken.  Maar we vinden die niet altijd : met N-VA/PLE zitten we in de oppositie, en CD&V en sp.a, die samen wel een meerderheid hebben, houden de rangen stug gesloten – zelden zo stug als gisteren, trouwens.

Ik zocht mijn meerderheid elders : in de eerste plaats bij de groep van raadsleden die ooit al zelf een jeugdkamp hebben mee georganiseerd.  Dat is al een mooi begin op weg naar een meerderheid : zelfs al ken ik niet van iedereen het hele cv, dan nog is die fractie is al zeker groter dan de grootste échte fractie in de raad.  Daarnaast stelde ik voor dat de degenen van wie de kinderen dit jaar mee op kamp zouden willen gaan zouden aansluiten.  Ik weet niet zo goed hoe groot die fractie is, dus voor alle zekerheid had ik er misschien nog een derde moeten aanspreken : die van degenen die vroeger met plezier zelf op kamp zijn geweest.  En misschien ook nog die van degenen van wie de partners met veel plezier kampen in elkaar hebben gebokst.  Dat zou een zeldzaam grote meerderheid hebben opgeleverd.  We hadden die misschien vooraf (virtueel) moeten samenbrengen, al hebben we uiteindelijk unaniem iets goedgekeurd.  Maar een sterker kamp-kamp had er meer kunnen uithalen.

En dat is verdorie nodig ! Ik kreeg gisteren de gids te zien die de jeugdkampen in deze coronazomer als leidraad moeten gebruiken.  Zoals ik in de raad zei, zou ik er zelfs al niet aan willen beginnen om op die manier op kamp te gaan.  Maar ik heb er ook bijgezegd dat ik het 25 jaar geleden wellicht wel zou hebben aangedurfd, dus reken ik op de jeugdleiders van vandaag…

Alleen hebben die ook nog andere kopzorgen.  Examens die in vreemde omstandigheden verlopen.  En financiële zorgen, want heel wat van de activiteiten waarmee ze zich financieren zijn in de voorbij maanden natuurlijk niet kunnen doorgaan.  En een coronakamp gaat onvermijdelijk extra kosten meebrengen.  Dat gat moet dichtgereden worden, want anders is er letterlijk geen beginnen aan, aan het organiseren van een kamp dit jaar.

In de raad van april probeerden we dat principe al voor alle verenigingen te regelen, en dat probeerden we gisteren opnieuw.  Maar toen de meerderheid het weer op de lange baan (sorry, de task force) besloot te schuiven heb ik geprobeerd om te redden wat er te redden valt voor de jeugdverenigingen.  Voor hen is het immers dringend : ze zijn nú hun kamp aan het voorbereiden.  Mogelijk hun moeilijkste kamp ooit.  Ze willen nú zekerheid dat het zonder financiële kopzorgen zal kunnen.  En natuurlijk ook zonder hun kampprijs te verhogen, zoals het gemeentebestuur impliciet suggereerde in de enquête die het bij de verenigingen deed.  Dat laatste argument deed bij CD&V een belletje rinkelen, zodat er toch een beetje een Scouts/KSA/Chiro/KLJ/Kazou-coalitie tot stand kwam.  En ook jeugdschepen Arno Aerden (sp.a) had de uitdaging duidelijk al begrepen en leek er ook klaar voor om heel hard mee te werken aan een oplossing.  Dat hij daarvoor zonder toelating van de raad geen geld voor kon uittrekken, overtuigde hem mogelijk ook – wie zal het zeggen.

De macht van het getal haalde uiteindelijk ook de burgemeester over de streep, zodat het schepencollege namens de raad “iets” moet uitwerken tegen 1 juni.  Ik ben en blijf diep teleurgesteld dat we geen garantie uit de band konden slepen dat we de extra kosten en de minderinkomsten zullen denken, maar heb de ene vogel in de hand dan toch maar aangenomen.  Hopelijk krijgt Arno in het schepencollege ook steun van de jeugdwerkcoalitie om toch zo veel mogelijk kosten voor de gemeenterekening te kunnen nemen.  Als we er nu niet ondubbelzinnig staan voor de jeugdkampen, dan mogen we nooit meer “eens (jeugdbeweging naar keuze), altijd (zelfde jeugdbeweging)” zeggen.  Dat zou een belediging zijn.

En natuurlijk geldt dat bij uitbreiding voor het hele verenigingsleven.  Ook daar gaan we hard voor blijven gaan : onze verenigingen moeten er na corona even sterk opnieuw kunnen staan dan voor corona, zonder extra leningslasten en zeker zonder extra kosten voor wie graag “bijeen komt” in Essen.  Maar voor de jeugdverenigingen is het nog net even dringender.  Hopelijk begrijpt iedereen dat.

Voor wie zich deze zomer voor het jeugdwerk inzet hierbij alvast mijn oneindige waardering en dank.  Het zal niet gemakkelijk zijn.  Een leidingsploeg in bubbels moeten verdelen lijkt me een behoorlijke opgave.  Maar het kan.  Omdat het moet.  Doe geen enkele toegeving op de regels en de raadgevingen, ook als die op het eerste gezicht onhaalbaar of onlogisch lijken.  En maak er op alle manier een onvergetelijk kamp van !

Foto : Promotiefoto Dag van de Jeugdbeweging 2019