Archief van
Categorie: Televisie

Net als in de film

Net als in de film

Een auto valt in het water. Een schip zinkt, de drenkelingen redden zich op een vlot, dra omcirkeld door beesten met akelig grote tanden. De duikboot loopt vast – redden de opvarenden het ? De spannendste filmscènes spelen zich vaak op, in, onder het water af. Latent weet je als kijker dan natuurlijk dat die scènes niet echt worden opgenomen op volle zee, of in het één of ander kanaal. Dat zou al te moeilijk zijn op ze te filmen. Maar waar speelt het zich dan wel af ?

In Vilvoorde, blijkt vaak het toch wat verrassende antwoord. Dat ligt dan wel aan een kanaal, maar daar houdt de associatie met water wel op. Nochtans : het aldaar gevestigde Lites gaat er prat op over de meest geavanceerde waterstudio ter wereld te beschikken. Zodat Tom Cruise of Idris Elba er al eens kopje onder gaan en/of weer boven komen. Of Rammstein (waar heb ik die recent nog vernoemd ?) er een gezellig boottochtje houden voor de clip van “Zeit”. Dankzij een netwerkevent van VDAB -lang verhaal hoe ik daar terechtkwam- kreeg ik de kans om Lites te bezoeken. Naast de absoluut indrukwekkende waterstudio kregen we ook de andere studio’s te zien, met decors die er geloofwaardig uitzien en muren die zo zijn gezet dat ze er absoluut niet – maar in beeld wél echt gaan uitzien. Alleszins de moeite van een bezoek waard.

En de volgende keer dat er zich nog eens een schip in de Bermudadriekhoek verdwijnt vraag ik me dus af : Vilvoorde ?

Foto : IMDB

Jeremiade voor het boerenbedrijf

Jeremiade voor het boerenbedrijf

Ik heb geen Netflix, maar wel Amazon Prime.  Of dat verstandig is, laat ik even in het midden.  Het heeft wel als consequentie dat ik onlangs het tweede seizoen van Clarkson’s Farm heb bekeken, waarin Jeremy Clarkson -enfant terrible dat al herhaaldelijk werd buiten gesmeten, met name bij het BBC-programma “Top Gear” dat hij groot maakt- de boerderij die hij voorheen verpachtte zelf overneemt.  Van veel sympathie voor de mens Clarkson wens ik niet verdacht te worden, maar als televisiemaker heb ik hem eigenlijk altijd wel kunnen waarderen.

De Farm waarvan sprake, met de naam Diddly Squat (zoiets als “noppes”) is een grote, prachtige boerderij in de Engelse Cotswolds, met uitgestrekte velden, stukken natuur, water en enkele gebouwen, waar boer Jeremy (flink geholpen door een aantal anderen die de stiel wél kennen) allerlei gewassen en bloemenzaad verbouwt, alsook schapen (in seizoen 1), koeien (in seizoen 2), bijen en kippen erop nahoudt.  In seizoen 1 opende hij een boerderijwinkeltje met zijn en nog wat andere producten, in seizoen 2 probeert hij ook een restaurant te openen.  Daarbij wordt hij flink tegengewerkt door de lokale overheid, die de parkerende auto’s bij de winkel niet kan aanzien en de restaurantplannen tracht te fnuiken door de nodige vergunningen te weigeren.  Waarna er via een gaatje in de wet in de laatste aflevering alsnog aan tafel wordt gegaan.  Als er een seizoen 3 komt, zal de lokale overheid wellicht opnieuw de rol van boeman krijgen, want voor zover ik begrijp is het restaurant in tussentijd opnieuw dicht.  Ondertussen onderwerpt Clarkson zich overigens wel gedwee aan reeksen andere reglementeringen, waarvan ik vermoed dat ze de Vlaamse landbouwer zouden doen steigeren.

In de reeks zit ook de behandeling van de bouwaanvraag voor het restaurant door een lokale “council”, en daar kon ik me uiteraard wel mee identificeren.  Die council stemde in grote meerderheid tegen de aanvraag.  Op basis van de informatie die ik in de reeks kreeg (niet het hele dossier, uiteraard) zou ik vóór hebben gestemd.  De restaurantplannen van Clarkson waren een verdienstelijke poging om de rendabiliteit te verhogen van een boerderij zoals ik zou willen dat ze er in Essen uitzagen.

Want uiteraard wil ik het hier over onze landbouwers hebben, en hun verzet tegen de stikstofplannen, Natuurpark de Kalmthoutse Heide en meer in het algemeen tegen alles wat naar natuur ruikt, met inbegrip van een Horendonks veld van door schoolkinderen pas aangeplante bomen dat onlangs met kruisen tot een soort modern Golgotha werd herschapen.  Waar Clarkson in essentie vooral het landschap van de Cotswolds vormgeeft en onderhoudt, en probeert daar wat winst uit te halen (die hijzelf, laten we wel wezen, niet nodig heeft, maar dat is het punt niet) is de landbouw bij ons verworden tot een industriële sector met de nadruk op intensieve veeteelt en het voorzien van voedsel voor het vee dat wordt geteeld.  Dat is het gevolg van een economisch model waar met name de Boerenbond voor verantwoordelijk is en dat geen regering in de voorbije decennia heeft durven aanpakken, omdat die Boerenbond nu eenmaal verweven is met een politieke partij die altijd aan de knoppen van de macht zat – en die de andere partijen tolereren omwille van de coalitievrede of het opportunistische geloof dat ze misschien ook wel een graantje (een maïskolf, wellicht) zouden kunnen meepikken van het landbouwelectoraat.  Quod non, geen trouwer CD&V-stemmer dan de boer.

De individuele landbouwer is daar uiteraard even goed slachtoffer van dan Clarkson van het argument dat het licht van zijn restaurant mogelijk de sterrenhemel boven Oxfordshire wat minder zichtbaar zou maken, en die Essense of bij uitbreiding Vlaamse landbouwer is bovendien door de band genomen ook een beter mens dan de bullebak die doorgaans in veel te dure, snelle en luidruchtige auto’s rondscheurt, samen met zijn kompanen Hammond en May – die laatste maakt uitstekende reisprogramma’s voor Prime, doch dit geheel terzijde.  Ik heb dus best sympathie voor de boer die in een groeimodel werd opgesloten -in feite een soort pyramideschema- en op de economische en ecologische grenzen daarvan stuit.

Maar waar die landbouwer dus enig mededogen verdient, zoals pakweg de eveneens door de katholieke zuil opgelichte Arcocoöperant, geldt dat jammer genoeg niet voor de Vlaamse landbouw als sector en voor het agro-industriële complex dat daar zijn rijk op heeft gebouwd.  Daarbij maakt het niet eens zoveel uit of het nu omwille van stikstof, mest of wat dan ook is : de landbouw in Vlaanderen zoals ze vandaag bestaat gaat de draagkracht van ons land ruim te boven én vervult zijn kerntaak niet : die van het beheer van een groot stuk van ons plattelandslandschap.

Het tegenargument dat we voor ons eigen voedsel zouden moeten kunnen instaan is daarbij lachwekkend, vooral als het wordt gebruikt om te verantwoorden waarom er op Vlaamse grond voor elke inwoner continu een volledig varken moet rondlopen.  Het klinkt zoals de Britse politici die op het tekort aan sinaasappelen als gevolg van Brexit reageerde met de goede raad om meer rapen te eten : de internationalisering van de economie maakt dat we nu eenmaal toegang hebben tot lekkere dingen die worden geproduceerd waar ze het best gedijen.  Daarvan willen afstappen is geen decennia maar honderden jaren achteruitgang, naar de tijd toen onze voorouders voor het eerst een glas wijn proefden.  Uiteraard wordt die handel soms verstoord (zoals nu door de oorlog in Oekraïne), maar dat is dan een reden om die verstoring aan te pakken, niet om plots over autarchie à la Noord-Korea te gaan dromen.  En dat beseft die landbouwsector maar al te goed, want die miljoenen varkens houden ze uiteraard niet voor ons, maar voor de Aziatische markt.  Het dan over “voedselveiligheid” hebben klinkt wat tegenstrijdig.

Natuurlijk is er wel toekomst voor een landbouw in Vlaanderen, die de overheid wellicht niet minder gaat kosten dan die van vandaag.  Maar dan één die vergoed wordt voor de publieke taak die ze vervult – het landschap mee beheren en het karakter van het Vlaamse platteland mee instandhouden.  En die daar uiteraard ook een economische opbrengst uit mag halen.  Voor de landbouw zoals ze vandaag functioneert, zie ik evenwel evenveel toekomst in Vlaanderen als voor de mijnbouw en de scheepsbouw.  Noteer overigens dat ook die teloorgang niet zonder slag of stoot verliep, dat de sociale gevolgen ervan terecht opgevangen werden, en dat niemand het betreurt dat we onze steenkool of schepen niet meer ter plaatse produceren.

Kermis in de hel

Kermis in de hel

Ik heb zondag op tv naar Parijs-Roubaix gekeken.  Toch naar het laatste stuk.  Daarmee ben ik nu ongetwijfeld een groot wielerkenner.  Desalniettemin ga ik het niet alleen over koers hebben.  Achter het bemodderde gezicht van de sterkste man in de wedstrijd, die uiteindelijk weliswaar genoegen moest nemen met de tweede plaats, ging immers niet enkel een renner schuil.  De onvolprezen Michel Wutys -wat bezielt de VRT in godsnaam om zich middels de verplichte pensioenleeftijd van zijn beste krachten te ontdoen- meldde in de slotfase van de koers door de Hel van het Noorden dat de man er de maandag voordien ook al een gemeenteraadszitting op had zitten.  Vermeersch zetelt inderdaad in de fractie van Open Vld in de raad van Lochristi.  Wel, beste Michel, een ruime meerderheid van gemeenteraadsleden in dit land heeft naast dat mandaat ook een voltijds en vaak veeleisende baan.  Toegegeven, 260 km door weer en wind trappen met de schier onmogelijke opdracht om Van Der Poel en Van Aert voor te blijven staat niet in ieders jobomschrijving, en voor de meesten van ons zijn slechtliggende kasseiwegen toch vooral iets waarover ze eerder in een raadscommissie zullen tussenkomen dan er in volle vaart en met enige doodsverachting over te dokkeren.  Maar we doen het allemaal wel bij onze job bij, de gemeenteraad.  We zijn, in wielertermen, amateurs – of “elite zonder contract” in wat mooiere bewoordingen.  Kermiscoureurs, zeg maar.

Toch zijn ook die kermiskoersen niet te onderschatten.  Toegegeven, soms zijn ze wellicht “verkocht” en staat de uitslag van de sprint of de stemming al bij voorbaat vast.  Maar ook in de rondes rond de kerktoren wordt er soms best op hoog niveau gekoerst en gedebatteerd.  Het is een eigen specialiteit; het zou niet de eerste keer zijn dan een Tourwinnaar het tot zijn verbazing moet afleggen tegen veel mindere goden, of dat een parlementslid zich plots de mond gesnoerd weet door een raadslid dat toevallig wel uit persoonlijke ondervinding weet waarover het agendapunt gaat.  Terreinkennis en koersinzicht : een viaduct is dan wel geen Mont Ventoux en de bakker op de hoek geen Montesquieu, maar er zijn ook in de Dorpsstraat kansen voor een snedige demarrage of een welgemikt citaat.  En net zoals de meeste kermiscoureurs het in de Ronde van Vlaanderen kansloos zouden moeten afleggen, zouden veel gemeenteraadsleden in het Vlaams Parlement niet tot hun recht komen.  Het zou anderzijds ook niet de eerste keer zijn dat net het omgekeerde gebeurt en dat iemand na jaren bij de amateurs te hebben rondgebold plots als prof hoge ogen gooit.  Maar dat is nu eenmaal niet ieders doel : op zondag een koers en/of op dinsdag een gemeenteraad, en de rest van de week enkele uren trainen of vergaderen, maar daarnaast gewoon aan de slag.

Ze worden ondergewaardeerd, die kermiscoureurs.  Behalve het obligate artikel in de plaatselijke pers wordt er eigenlijk alleen over bericht als er een schandaal gebeurt.  Maar ze doen het graag, en het is nodig om het spel draaiende te houden.  Geen Gent-Wevelgem zonder de koers van Lotenhulle, geen Kamer van Volksvertegenwoordigers zonder de gemeenteraad van, pakweg, Essen.

Succes, Florian.

Molgetal

Molgetal

Het was van de eerste reeksen, met Michiel Devlieger, geleden dat ik nog eens naar De Mol had gekeken.  Maar de nieuwe reeks werd opgenomen in Griekenland, en bovendien bleken onze zondagavonden wegens corona niet gevuld met een treinreis naar Brussel, zoals we ze voordien vaak doorbrachten.  Dus zetten we De Mol op ons programma.  Zoals erg veel Vlamingen, klaarblijkelijk.  Ik heb het me om veel redenen nog niet beklaagd.  De eerste afleveringen gingen door in de streek waar we vorige zomer op vakantie waren, met de bergen van Meteora en de Zagarochoria, en met de zee in Parga.  Het hotel waar de deelnemers verbleven wisten we meteen te signaleren, en op enkele andere plekken zijn we ook geweest.  En de man die in de vorige aflevering met fruit werd behangen en als model dienst deed, blijkt dus ook gewoon een redelijk bekende Griekse acteur.  Een gevoel van herkenning is altijd meegenomen als televisiekijker…

Maar ook los van de setting is De Mol dus nog steeds ook sterke televisie, die je onvermijdelijk in het verhaal meesleept, met een uitstekende verhaallijn.  Het gegeven “Griekenland” wordt gebruikt, maar zonder dat het echt te clichématig wordt.  En het is ook gewoon een erg goed spel, met opdrachten waar strategie en schijnbare onkunde zo dicht bij elkaar liggen dat je iedereen gaat verdenken.  En niemand.  Ik had me voorgenomen om me niet af te vragen wie de mol zou zijn, maar dat kan je dus klaarblijkelijk niet voorkomen.  Het is Bart, en Jolien wint het spel.  Of andersom.

Zeppos

Zeppos

Soms ontdek je ergens een onverwacht verband.  Dat overkwam me deze week.  Ik lees af en toe iets op deze blog (in het Engels) over Griekse muziek.    Ik stootte met name op dit artikel, over drie oude rebetikoliederen.  Laat ik het er maar meteen bij vermelden : de (oudere) rebetiko, de “Griekse blues”, is niet altijd de meest toegankelijke muziekstijl.  Ik las snel over de twee eerste stukjes van het artikel, en dan viel mijn blik op het stukje over een rebetikolied uit 1946, van de hand van de mij geheel onbekende Giannis Papaioanou (Γιάννης Παπαϊωάννου).  Een lied over ene “Kapitein Zeppos”, zowaar.  En hoewel ook die van vóór mijn tijd is was de link met de Vlaamse jeugdserie uit de jaren 1960 snel gelegd.

Toeval bestaat natuurlijk, maar dit leek me meteen iets te onwaarschijnlijk.  Ik zocht wat verder op het (onvolprezen wonder van) Wikipedia, en vond dat schrijver Louis De Groof blijkbaar deze uitleg gaf voor de naam “Zeppos” : Verbastering van Jan Stephorst. Maar in Griekenland, waar deze Jan Stephorst woonde, kon men dit niet uitspreken. Hierdoor werd de naam”Kapitein Zeppos”.  De link met Griekenland bleek dus wel degelijk “echt”.  Al klopt de rest niet.  De man in het lied heet Andreas en niet Jan, en van Vlaamse of Nederlandse roots is geen sprake.  En bovendien : op de “h”-klank na zie ik niet in waarom “Stephorst” niet uitspreekbaar zou zijn voor Grieken.  Die verbastering is dus niet geloofwaardig.

Meer informatie vond ik niet.  Desalniettemin… het kan bijna niet anders of die De Groof, waarvan ik verder niets weet, moet het lied gekend hebben.  Of hoe een (redelijk obscuur) rebetikolied wellicht mee aan de basis licht van één van Vlaanderens meest succesvolle jeugdseries.  Tenslotte : in het lied zit een verwijzing naar “Koulouri”, en dat is een andere naam voor Salamina, het eiland waar mijn vrouw van afkomstig is.  Zes mensen van het eiland werkten op de boot van Zeppos, samen met zes “vluchtelingen” uit Klein-Azië.  Wie weet zat er bij die vissers dus nog verre schoonfamilie…

#Kijken

#Kijken

Ik kijk weinig televisie.  Als het er dan toch van komt, dan moeten de Vlaamse zenders ook nog eens concurreren met andere.  Zo betekent een tv-avond bij ons al eens The Voice of Masterchef op… Skai TV.  Toch ga ik het even hebben over een Vlaams tv-programma.  Met Janine Bischops.  Op, jawel, Ketnet.  Het programma heet #Like me, maar wie zich meteen al over de verengelsing opwindt, kan beter eerst even kijken.  Het lijkt me namelijk een godsgeschenk voor het Nederlands in het algemeen, en de Nederlandse muziek in het bijzonder.  Wie zijn eerste aflevering opent met een 45 jaar oud nummer van Gerard Cox, en daar niet alleen mee wegkomt, maar het lied doet schitteren, die verdient wel wat lof.  Het heropvissen van Take That nemen we er dan maar bij, want de reeks werkt net omdat de diversiteit van het Nederlandstalige muziekaanbod ten volle wordt benut.  En met enige choreografie ziet het er eigenlijk best flitsend uit.

De vzw Kobie haalt de cast begin juli naar Essen.  Ik kijk er al naar uit.

Jeremiade

Jeremiade

Ik kijk wel eens graag naar Top Gear. Dat zegt iets over dat programma. Ik heb geen auto. Ik ken er niets van. Auto’s maken me eigenlijk een beetje bang – ik voel me veiliger in een vliegtuig dan in een auto. Ik ben vóór rekeningrijden, waarbij je per kilometer betaalt. En meer in de spits. Ik zie wel iets in het Tesla-scenario met alleen zelfrijdende elektrische auto’s.

En toch Top Gear, dus. Dat is namelijk héél goed gemaakt, met bovendien drie uiterst capabele presentatoren. Waarbij James May met voorsprong mijn favoriet is. Maar hij komt natuurlijk vooral tot zijn recht in samenhang met in de eerste plaats Jeremy Clarkson. Dat ik het over hem ging hebben, zag u wellicht al aankomen. Clarkson is door de BBC ontslagen. Ik denk dat de BBC als werkgever moeilijk anders kon. Ik zou wellicht tot hetzelfde besluit komen.

Toch kan ik me niet bedwingen om me vragen te stellen. Is het wel zo logisch dat we een tv-presentator beoordelen op zijn menselijk gedrag ? Op zijn (soms verwerpelijke) ideeën ? Kan hij niet gewoon een bijzonder goed tv-presentator zijn ? Waarom verwachten we dat topvoetballers ook privé “een voorbeeld” zijn ? Als ze maar scoren ? Hoe zijn we ertoe gekomen om politici ook op hun privéleven, op hun auto, op hun huis te beoordelen ? John F. Kennedy -op dit terrein een Clinton in het kwadraat- zou vandaag wellicht geen kans maken in de politiek. Als morgen blijkt dat Rubens zijn medewerkers sloeg, halen we dan zijn Kruisafneming weg in de kathedraal ? Veranderen de teksten van Shakespeare als zou blijken dat de man een racist was ? Sommigen vinden Tom Lanoye een minder goed schrijver omwille van zijn politieke denkbeelden. Ik vind dat een absurde redenering. Cyriel Verschaeve was niet de grootste dichter, maar wordt zijn poëzie nog minder goed omdat de man -laten we een kat een kat noemen- een nazi was ?

Ik vrees soms dat we ons als maatschappij net iets te veel beperkingen opleggen. Mensen zijn mensen – maar het zijn mensen die ons gebracht hebben waar we vandaag staan. Als morgen een zware crimineel -genre-Dutroux- het definitieve geneesmiddel tegen kanker uitvindt, gaan we dat dan gebruiken ? Wellicht wel. Maar als hij achter de tralies het wereldrecord hoogspringen verbetert, telt het dan ?

Als ik morgen een heruitzending (tja) van Top Gear op tv zie, ga ik kijken. En ik ga het programma nog steeds erg goed vinden. Met Clarkson.

Nu sijt wellekome

Nu sijt wellekome

De cinemazaal heb ik dit jaar weer nauwelijks gehaald, maar soms biedt de DVD-speler een goed alternatief. Dat heb ik vandaag gebruikt om dé Franse film van het jaar te bekijken “Bienvenue chez les ch’tis”. De film gaat over een Franse postbeambte die een overplaatsing naar de Côte d’Azur misloopt en bij wijze van disciplinaire straf naar het verre Noorden wordt gestuurd, in casu naar het departement Nord/Pas-De-Calais, en meer bepaald naar Bergues (Sint-Winoksbergen in de oorspronkelijke taal !).

Ik houd véél meer van Britse dan van Franse humor. Het scenario van de film is redelijk zwak, en volgens sommigen die het kunnen weten worden Frans-Vlaamse en Picardische elementen door elkaar gehaald. Desondanks heb ik er met veel plezier naar gekeken, vooral omwille van de liefde die de film uitstraalt voor Le Plat Pays, voor Noord-Frankijk en Picardië – maar vooral voor Vlaanderen. Frans-Vlaanderen, maar op de taal na (en dan nog) is dat net hetzelfde Vlaanderen als net “over de schreve”.

In de film wappert als vanzelfsprekend de Leeuwenvlag. Als symbool van een hartelijk welkom. Niet in een Nederlandstalige film -ik schreef bijna “vanzelfsprekend”, maar in één uit de République Française.

Ik heb bovendien geleerd dat enkele Franse uitdrukkingen die ook ik in die taal gebruik geen Standaardfrans zijn, maar “ch’ti” of dus Noord-Frans dialect. Ik ga ze niet proberen te vermijden, maar onthoud dat Parijs toch verder weg ligt dan in Brussel al te vaak wordt gedacht.

En in Gent…

En in Gent…

Alle radio’s in mijn huis staan zowat voortdurend afgestemd op Radio 1, van de wekkerradio tot die in de badkamer. Maar vandaag of morgen moet ik de knoppen allemaal terug naar die zender draaien. Ondertussen staan ze immers op Studio Brussel, voor Music for Life. StuBru is sowieso de “second best” waar ik naartoe ga als men bij één een minder moment doormaakt, maar dezer dagen bleek de aantrekkingskracht bijzonder groot. Dankzij de wonderen van de digitale tv kon ik het trouwens ook bekijken, en ik betrapte er mezelf op dat ik af en toe gewoon zonder zappen een uurtje naar het glazen huis heb gekeken. De verklaring daarvoor zit in het ene adjectief waarmee je Music for Life helemaal kan beschrijven : hartverwarmend

Ik bedenk mij daarbij dat er eigenlijk helemaal géén politieke crisis is. Als mensen de mooiste, de leukste en de gekste dingen doen om geld te verzamelen om de wereld te veranderen, dan doen ze eigenlijk allemaal aan politiek. En ze doen dat bovendien veel en veel efficiënter dan wat ze er in de Wetstraat van bakken.

De energie en het engagement voor een betere samenleving is er, zeker bij veel jonge mensen. En heel veel van die jonge mensen vinden elkaar terug in de jeugdbeweging. Ontelbare Chiro’s, Scoutsgroepen, KLJ’s en gelukkig ook heel veel KSJ-KSA-VKSJ-groepen passeerden aan het glazen huis in Gent. Met ongelooflijk veel enthousiasme. Geen land ter wereld doet dat Vlaanderen na, en daar zouden we soms best wat trotser op mogen zijn. Zoals we ook best trots mogen zijn op onze openbare omroep, de VRT.

Vlaanderens Mooiste

Vlaanderens Mooiste

Naar aanleiding van de overwinning van Wales en de Six Nations schreef ik hier enkele weken geleden : “De manier waarop de sport er leeft, kan je volgens mij nog het best vergelijken met de sfeer die hier rond de Ronde van Vlaanderen hangt, de Grand Slam met het soort overwinningsroes wanneer een Vlaming er op de Muur iedereen afrijdt om met ruime voorsprong aan te komen.”

Wie vandaag de kranten ziet, weet wat ik bedoelde. Een voorpagina zonder Stijn Devolder is eenvoudigweg niet af. Goed, hij ging er al vóór de Muur vandoor, en zijn voorsprong was niet zo groot, maar dat droeg enkel bij aan de spanning. Met Tom Boonen was hij de sterkste in koers, en samen dwongen ze hun tegenstanders in het verlies. Een mooie Ronde, en dus heb ik geen spijt van een zondagnamiddag voor tv.