Archief van
Categorie: Politiek algemeen

Frankly

Frankly

Nadat deze week ’s werelds beste muziekgroep het voor bekeken hield, meldt nu ook Vlaanderens sterkste politicus dat hij ermee stopt. Frank Vandenbroucke verlaat de Senaat en de gemeenteraad, en zo verliest de sp.a definitief de man die de partij op het spoor moest zetten van een moderne sociaal-democratie. Maar eigenlijk hadden ze hem al eerder zelf buitengezet. Omdat hij te veel vooruitkeek en vooruitdacht, te veel wilde hervormen om zo veilig te stellen wat het meest waardevol is, te Vlaams reageerde in een partij die zich als het erop aankomt toch liever door de PS laat meeslepen. Het Vlaamse politieke landschap had er anders uit kunnen zien als hij intellectueel nog een stap verder zou hebben gedacht, maar vooral als hij zich ook daadwerkelijk partijpolitiek in het sociaal-liberalisme zou hebben ingeschreven. Dat hij die keuze nooit heeft gemaakt, pleit wellicht voor zijn loyauteit aan de sp.a. Enigszins tegen beter weten in, dus…

De erfenis die hij nalaat is kleiner dan ze had moeten zijn, want eigenlijk had het hele arbeidsmarkt- en sociaal zekerheidsbeleid in dit land door hem hervormd moeten worden. Toch blijft ze indrukwekkend, op het terrein dat ik ken vooral op basis van de herinvoering van de controle op de werkbereidheid bij werklozen en de dienstencheques. Ook de Open Coördinatiemethode voor Sociale Inclusie en Sociale Bescherming dankt zijn bestaan grotendeels aan hem, en al lijkt dat voer voor EU-specialisten (dat is het ook), het is belangrijker dan het lijkt. Wat hij binnen onderwijs heeft gerealiseerd, kan ik moeilijker beoordelen, maar zijn opvolger Pascal Smet (ook sp.a) stelde in een interview onlangs in elk geval dat het niet zo evident is om “God” op te volgen…

De verantwoordelijken voor het personeelsbeleid bij de OESO hebben zich duidelijk vergist de voorbije weken : in plaats van Yves Leterme hadden ze beter Frank Vandenbroucke aangeworven. Al komt er het komende jaar bij de organisatie nog een plaats vrij die hem beter zou liggen, hoewel ze net onder die van Leterme is gesitueerd. Maar vooralsnog is vooral de academische wereld, en met name de studie van de welvaartsstaat in de context van de EU er goed mee. Ik veronderstel dat ik professioneel nog meer vragen voor het uitwisselen van gegevens en stukken analyse ga krijgen, en kan me daar alleen maar op verheugen !

Bie Eetsj Vie

Bie Eetsj Vie

Een internationale studiedag vorige donderdag. Eerste vraag, van een Oostenrijker die bij de Commissie werkt en een Spanjaard van de ILO : “Heeft België nu een regering ?”. Mijn antwoord : “Neen, zover zijn we nog lang niet.” Wedervraag : “Waarover gaat dat akkoord dan ?”. Opdracht : probeer de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde eens uit te leggen in 5 minuten, in het Engels. Zucht…

“B-H-V gesplitst” titelde de krant. Eigenlijk hoorde er een voetnoot bij : we weten nu hoe de splitsing van B-H-V eruit zal zien als de acht partijen die onderhandelen (of 7 en driekwart, maar over het FDF zal ik het verder nog wel hebben) een akkoord over alles bereiken. Dat betekent onvermijdelijk dat dit akkoord in samenhang moet gezien worden met al de rest dat mogelijk nog uit de bus komt. Een belangrijke nuance toch wel.

Het B-H-V-akkoord op zich is volgens Bart De Wever “geen nachtmerrie”. Ik ben het daarmee eens. De prijs voor de zes faciliteitengemeenten is relatief hoog, maar al bij al is dit een redelijk zuivere splitsing. Als ik het akkoord beoordeel op wat erin staat, dan vind ik dat aanvaardbaar. Als ik lid zou zijn van een partij die zich hierover moet uitspreken, dan zou ik dit luik kunnen goedkeuren. Niet met champagne, maar ook niet met de spreekwoordelijke “dood in het hart”.

Maar er is een maar. Het akkoord is moeilijk los te zien van de hele nota-Di Rupo die het onderhandelingskader vormt. Zoals ik hier eerder al schreef was het BHV-luik daarvan niet de reden waarom ik die nota geen goed uitgangspunt voor de vorming van een regering vind. Dat betekent uiteraard ook dat dit akkoord niets aan die analyse verandert. Integendeel, want het zou best kunnen dat de redelijk zuivere splitsing van BHV op andere domeinen van de nota gaat leiden tot een hardere franstalige houding. Zodat de prijs die met name voor en in Brussel betaald moet worden volgens de nota -en die nu al onaanvaardbaar hoog is- nog gaat oplopen.

Dat is het communautaire luik. Sociaal-economisch is de nota helemaal niet wat we nodig hebben. En ook daar zou het gevolg van het B-H-V-akkoord wel eens kunnen zijn dat er maar weinig meer gaat bewegen. Positief daaraan zou zijn dat we redelijk snel een regering gaan hebben. Maar moeten we te midden van een systeemcrisis die de Europese economie en politiek treft wel zo tevreden zijn met een regering waarvan het er nu al op lijkt dat de splitsing van B-H-V wel eens de grootste verdienste zou kunnen worden ? Niet dat die splitsing niet nodig was, natuurlijk. Maar ze mag en kan niet de enige maat der dingen zijn, op het ogenblik dat er een storm over Euroland raast.

Overigens is de partijpolitieke prijs die MR-voorzitter Charles Michel betaalt voor het akkoord op het eerste gezicht zeer hoog. De keuze die zijn partijgenoot Armand De Decker vooropstelde (“Geplaatst voor de keuze tussen dit land en het FDF kies ik voor het land”) bleek een reële, en Michel koos ook voor het land. Waarmee de PS wellicht voor zeer lang verzekerd is van het politieke marktleiderschap in franstalig België. Voorlopig vind ik het moeilijk in te schatten of het om een geval van moed, dwaasheid of koele berekening bij Michel gaat. Interessant is het natuurlijk wel. Het is wel jammer voor de pers : een Maingain die raaskalt aan de zijlijn is uiteraard minder mediageniek dan één wiens zottigheden rechtstreekse impact kunnen hebben.

Wordt vervolgd. En de kans dat ik het ooit behoorlijk in enkele minuten krijg uitgelegd (in het Engels, het Nederlands of desgevallend in het Quechua) wordt er wellicht niet groter op…

Vergoed of vergoelijkt ?

Vergoed of vergoelijkt ?

Er is de voorbije dagen nogal wat discussie ontstaan over de uittredingsvergoeding waarop Sven Gatz Open Vld) recht heeft nu hij het Vlaams Parlement verlaat. Ik heb het wel voor Gatz, wat ik hier al liet blijken. Desalniettemin begrijp ik de reactie van de burger en de media : 300.000 EUR is erg veel geld voor iemand die meteen een andere baan heeft gevonden. Dat vraagt om een aanpassing van de regels. Ik erger me wel aan de hypocrisie van Gatz’ collega-politici : hij had zelf voorstellen ingediend om het systeem te veranderen, wie hem toen niet steunde moet nu echt zijn mond houden, lijkt me.

Ik begrijp ook dat hij de vergoeding in eerste instantie gewoon wilde aannemen. Politici willen de samenleving veranderen, maar ze horen wel de geldende regels na te leven. Dat geldt in alle richtingen. Aan de ene kant vind ik dat de gemeentebelastingen moeten verlagen, maar ik betaal ze natuurlijk wel. Aan de andere kant zou ik Bremakker willen afsluiten voor doorgaand verkeer, maar zolang dat niet gebeurd is mag ook ik er doorrijden, als ik zou willen. Dat Gatz nu vrijwillig van de vergoeding afziet, had van mij dus niet gehoeven. Al vind ik het natuurlijk een mooie geste, die bovendien het debat nog meer op scherp stelt.

Een politiek engagement moet aantrekkelijk genoeg zijn om bekwame mensen aan te trekken, ook financieel. De uitspraak van Herman De Croo “if you give peanuts, you get monkeys” is niet helemaal onterecht. Het moet ook weer niet zo goed betaald worden dat mensen voor het geld aan politiek gaan doen. Dat is een moeilijk evenwicht. Bovendien speelt een element van onzekerheid mee : een mandaat kan onverwacht abrupt eindigen. Een zekere uittredingsvergoeding is dus logisch (natuurlijk niet van de orde van wat Gatz kon krijgen), en het terugkeerrecht waar senaatsvoorzitter Danny Pieters (N-VA) voor pleit vind ik ook een verstandig idee. Overigens ben ik geen voorstander van een onderscheid tussen “vrijwillig” en “onvrijwillig” opstappen, want die grens is in de politiek niet te trekken (Zijn De Clerck en Vande Lanotte bij de ontsnapping van Dutroux “vrijwillig” opgestapt als minister ? Is een slechte plaats krijgen op de lijst een “onvrijwillig” ontslag – vanaf welke plaats dan ?) In sommige landen beslist een onafhankelijke commissie over de verloning van politieke mandaten. Misschien een goed idee, maar ook dat levert geen mirakeloplossing op. Tegelijk denk ik dat er andere manieren zijn om politiek aantrekkelijker te maken. In de eerste plaats moet de rol van het individuele parlementslid in het bestel versterkt worden – naar Nederlands en Brits model.

Wat geldt op parlementair niveau, geldt overigens uiteraard ook op lokaal niveau. Uitvoerende mandatarissen zijn onderbetaald, maar er zijn er wellicht wel te veel. En als raadslid zou ik best zonder zitpenning willen werken, als er daartegenover meer faciliteiten zouden staan – en, laten we daar niet flauw over zijn, een systeem van lokale partijfinanciering. Maar om de raad voldoende aantrekkelijk te houden moet er dan ook voor meer inbreng in de besluitvorming gezorgd worden, voor de raadsleden van de oppositie én de meerderheid overigens.

Matteüs, hoofdstuk 5, vers 37

Matteüs, hoofdstuk 5, vers 37

Om de bekende reden (ik ben federaal ambtenaar) schrijf ik hier weinig over de nationale politiek. Ik maak in principe een uitzondering voor periodes zonder regering, maar nu “lopende zaken” heel rekbaar is geworden ligt ook dat wat moeilijker. Vandaag pas ik mijn uitzondering toch toe : dit land is immers zelden zo ver verwijderd geweest van een regering als nu…

Nochtans hebben we die regering wel nodig. Om hervormingen door te voeren. Sociaal-economisch moet het hele bestel grondig hertimmerd worden. Ook een staatshervorming is een noodzaak, al is die uit de aard van de zaak wat minder dringend. Toen de eerste voorstellen uit de nota-Di Rupo lekten leken die in de goede richting te gaan. De formateur bleek een aantal PS-taboes op te offeren. Het splitsingsvoorstel voor B-H-V vind ik zelfs redelijk “netjes”.

Tot gisteren verwachtte ik dan ook een tactisch “ja, maar” van N-VA. Ik vermoed dat ik dat in de plaats van De Wever ook daarvoor zou gekozen hebben. Di Rupo heeft hard gewerkt en onmiskenbaar zijn nek uitgestoken. Dat verdient enig respect. Voor zijn partij is hij ongekend ver gegaan, en de reactie van de vakbonden liegt er niet om.

En toch. Hoe meer je de nota leest, hoe meer je moet vaststellen dat ze tekortschiet. Wat mij betreft minder wat het communautaire luik betreft. Wel omdat de nota de zwakke punten van onze economie en arbeidsmarkt onvoldoende grondig aanpakt, en op een aantal domeinen zelfs verergert.

De formateur gaat bijlange na niet ver genoeg. Niet omdat het “nooit genoeg” zou zijn. Ik ben in de politiek altijd een “participationist” geweest : ik vind dat je mee moet besturen als je de kans krijgt om een behoorlijk stuk van je programma te realiseren. Mijn nationale (en Essense) politieke parkoers bewijst dat, ik heb op verschillende partijcongressen een regeerakkoord mee goedgekeurd. Ik hoop dat N-VA het politieke verstand zal hebben om “ja” te zeggen wanneer er wel een compromis op tafel komt te liggen dat weliswaar niet volmaakt maar wel voldoende is.

Maar de nota Di Rupo legt niet de basis van dat soort compromis. In de gegeven omstandigheden is dit gewoon niet goed genoeg. Dan is een “neen” veel eerlijker, en dat De Wever daarvoor koos bewijst dat hij (in dit geval) verstandiger is dan ik zou zijn geweest.

Wat nu ? Ik heb hier al eens voor een buitenlands bemiddelaar gepleit, en dat blijf ik een ernstige denkpiste vinden. Omdat een buitenstaander met een frisse geest naar onze communautaire situatie kan kijken, en sociaal-economisch onze politici met de neus op de feiten kan drukken. Volgens mij komt het er vroeg of laat toch van, dus waarom niet vandaag ? Een duo lijkt me nog het beste : noord/zuid, links/rechts. Zouden Romano Prodi en Paddy Ashdown al vakantieplannen hebben ? Jacques Delors en Gerrit Zalm ?

Mag ik tenslotte CD&V een communicatie-adviseur toewensen ? Of een partijprogramma. Eén van de twee ontbreekt duidelijk.

Afdronk

Afdronk

Sven Gatz, fractievoorzitter van Open Vld in het Vlaams Parlement, stapt uit de politiek om voorzitter te worden van de Belgische Bierbrouwers. Opmerkelijk, want in ons land gebeurt het niet zo vaak dat (succesvolle) politici de overstap naar een andere sector maken. Nederland heeft op dat vlak meer een traditie, met bijvoorbeeld oud-parlementslid Paul Rosenmöller die een eigen interviewprogramma op tv kreeg. Eigenlijk is het wel gezond dat men na een aantal jaren professionele politiek andere oorden opzoekt. En een zelfgekozen afscheid is wellicht beter dan één dat door de kiezer wordt opgelegd…

Ik ken Gatz niet persoonlijk, maar hij is een ex-partijgenoot en als sociaal-liberaal (hij verkiest wellicht “links-liberaal”) een politiek geestesgenoot. Via de VU en het ID21-verhaal belandde hij bij Open Vld omdat hij niet geloofde in het kartel met de sp.a. In de Brusselse context lag die keuze voor de hand : Open Vld had in de hoofdstad altijd een wat ander karakter dan elders.

Sociaal-liberalen zijn de weeskinderen van de Vlaamse politiek, wat Gatz als mede-auteur van een boek over de stroming zeker weet. Maar hij is één van degenen die in de nieuwe thuis van Open Vld hun weg vonden. Dat hij het tot fractievoorzitter in het Vlaams Parlement bracht -als Brusselaar- is daarvan een mooi bewijs. Daarbij bleef hij zijn overtuiging trouw, zonder naar de conservatieve vleugel van Open Vld af te buigen. Hij verrichte bovendien nuttig denkwerk over de plaats van de stad in het Vlaanderen van vandaag.

Wat hem voor mij het meest siert, is de overtuigende keuze om in de eerste plaats een goed, hardwerkend en ernstig parlementslid te willen zijn. In zijn afscheidstekst op zijn website staat dit : “Al die jaren ben ik steeds met hart en ziel parlementslid geweest. Het was een mooie job, een soort roeping ook, die mij met de meest diverse mensen en onderwerpen in contact bracht. Het parlement was voor mij bovenal het hart van de democratie, de plaats voor publiek debat, een volwaardige, te koesteren politieke biotoop en geen verplichte wachtkamer voor wie terechte dan wel ijdele hoop heeft om ooit minister te worden.”

Er zijn bij ons veel te weinig politici met een hart voor het parlement (en bij uitbreiding andere niet-uitvoerende organen). Elk politiek stelsel heeft wel een regering, zelfs de ergste dicaturen, maar alleen een democratie heeft een tegenmacht, via de wetgevende en controlerende functie van parlementen – en gemeenteraden. Al te vaak worden die inderdaad als wachtkamer voor een ministerpost of een schepenambt beschouwd, maar die houding ondergraaft uiteindelijk het democratische systeem zelf. Dat is uiteraard geen pleidooi tegen mensen die een ministerambt of schepenzetel aanvaarden, maar wie verkozen wil worden moet dat voor mij in de eerste plaats doen om een goed “volksvertegenwoordiger” te worden, op welk niveau dan ook.

Met Gatz verdwijnt één van de weinige politici die complexloos het etiket “links-liberaal” durfden dragen. Gelukkig zijn er meer die het ideeëngoed delen. Soms ook in partijen die daar van nature niet meteen mee worden vereenzelvigd, zoals ik de voorbije weken tot mijn vreugde nog ontdekte. Of hoe de weeskinderen uit het VU&ID-Spirit-SLP-verhaal hun gedachtengoed gelukkig wellicht altijd wel ergens zullen tegenkomen – weliswaar bijna per definitie niet in onversneden vorm, en al zal het (voorlopig) niet meer bij Sven Gatz zijn. Maar toch. Laat ik daar te zijner ere maar een pint op pakken…

Niet meer van Belang ?

Niet meer van Belang ?

Het Vlaams Belang heeft een probleem. De beste omschrijving lijkt me “wordt bedreigd met toenemende irrelevantie”. De oorzaak van het probleem is dubbel. De eerste is het volgehouden cordon sanitaire. Men kan daar voor of tegen zijn op principiële gronden (ik ben vóór de absolute kern van het cordon : “gij zult geen coalities sluiten met het Belang” – en eventueel bij uitbreiding “gij zult u ook niet door het Belang laten gedogen) en tegen allerlei uitwassen die daarmee niets te maken hebben. Feit is dat het geesteskind van Jos Geysels op korte en middellange termijn het Belang slapen rijk maakte (maar net niet rijk genoeg) maar op lange termijn wellicht bijdraagt aan het einde ervan. De kiezer heeft erg lang kunnen leven met een partij waarop een stem geen enkel nut had (bij gebrek aan –reëel of gepercipieerd- nuttig alternatief op een aantal terreinen) maar dat geduld blijkt niet eindeloos. Ook al omdat het Belang er ook niet voor gekozen heeft om minstens te proberen naar een langzaam toenemende relevantie (annex afzwakking van het soms wel erg extremistische discours) toe te werken, zoals bijvoorbeeld bepleit door wijlen Marie-Rose Morel.

De tweede factor is uiteraard Bart De Wever (bien étonné de se trouver ensemble avec Jos Geysels, of net niet). De N-VA heeft het Vlaams-nationalisme relevanter dan ooit gemaakt. Door stilaan opnieuw alle strekkingen binnen de stroming onder één vlag te verenigen – blijkbaar moest dat vanuit de radicale vleugel gebeuren, en over centrum-rechts, wat de kracht van de politieke analyse bevestigt die De Wever tien jaar geleden maakte. En op basis van zijn persoonlijkheid, die nu eenmaal een perfect uithangbord is voor een complexloze moderne Vlaams-nationalistische aanpak. De koppeling die het Belang maakt(e) tussen een totaal compromisloos en dus onvruchtbaar Vlaams-nationalisme en een extreem-rechts vreemdelingenstandpunt heeft Vlaanderen zware schade berokkend, en doet dat vandaag nog. Hoe grondiger de recuperatie van het Vlaams-nationale gedachtengoed door de N-VA (of anderen, maar ik zie niet in wie), hoe beter.

En dus dreigt de irrelevantie voor het Belang. Dat leidt tot een leegloop in het mandatarissenbestand. Ik behoor niet tot degenen die vinden dat eender welke Belangmandataris voor eeuwig met een erfzonde besmet is, maar ik vind ook niet dat elke Vlaams Belanger zich zomaar kan “omscholen” tot respectabel lid van een democratische partij (N-VA, Open Vld, CD&V, …). Wie bijvoorbeeld alleen vindt dat het vreemdelingenstandpunt door het Belang verkeerd gebracht werd, maar in se wel klopte, kan volgens mij beter op een afstand gehouden worden. Wie na jaren op een populistische manier “alles is rot” heeft geroepen, hoort in het systeem niet thuis. Ik stel vast dat N-VA van hei(n)de en verre oud-Belangers aantrekt. Ik hoop dat de partij zijn oordeelsvermogen niet verliest en de brede volkspartij die ze geworden is niet in handen geeft van mensen die nooit iets hebben bijgebracht aan een betere Vlaamse samenleving.

Wie een beetje verder kijkt dan de Vlaamse grenzen, moet zich overigens wel afvragen waarom het Belang nu niet aanslaat, en dat wellicht ook niet zal doen met een harde anti-Islamboodschap, waar Wilders en Le Pen dat wel doen. Mijn (zonder meer onvolmaakte) analyse is dat Wilders wél relevant is : hij houdt op dit moment de regering overeind. En Wilders is zuiver anti-Islam : de combinatie die het Belang maakt met het Vlaams-nationalisme leekt ooit een sterkte maar is nu wellicht een strategisch nadeel. Le Pen (de dochter) koos dan weer voor een humaner discours én heeft natuurlijk het voordeel dat het alternatief (Sarkozy) zwalpt. Er moeten nog meer buitenlandse gelijkenissen en verschillen te maken zijn, maar daarvoor ken ik pakweg Denemarken niet goed genoeg. Toch past één verwittiging : zelfs het Belang kan een tweede adem vinden, en de andere partijen zorgen best voor een duidelijke en eigentijdse strategie voor het geval dat zou gebeuren. Al zie ik de wederopstanding niet gebeuren zolang Dewinter en Annemans de lakens uitdelen bij het Belang. Een nogal geruststellende gedachte, wat mij betreft.

For the record

For the record

Ons land vierde feest vandaag. Ongetwijfeld in de eerste plaats om mijn verjaardag te vieren. Maar mogelijk speelde er nog een tweede reden mee : we braken het wereldrecord “regeringsvorming”. De Irakezen hebben het nakijken. Bovendien zijn we duidelijk van plan om het record scherp genoeg te stellen, zodat de sjiitische, soennitische en Koerdische politici van het Tweestromenland ons niet zomaar bij de eerste de beste crisis opnieuw op achterstand zetten.

Het is goed dat hierbij wordt stilgestaan, en dat er ludieke acties rond worden gevoerd. Het onderlijnt de nood aan een regering, aan compromissen, maar geeft tegelijk naar de buitenwereld ook het signaal dat we nog steeds in een functionerende en democratische staat leven, waar we ook de relativiteit van onze eigen situatie kunnen inzien.

Bovendien, en dat mag ook wel eens onderlijnd worden, neemt al bij al iedereen zijn verantwoordelijkheid : er kunnen principiële en democratische bedenkingen zijn bij de huidige werkwijze, maar de regering van lopende zaken voelt al bij al goed aan wat er dringend moet gebeuren. En ook de partijen die niet in die regering vertegenwoordigd zijn, met name de N-VA, maken het besturen niet onmogelijk. Ik vermoed dat daarin toch nog enig verschil met Irak schuilt…

Bij de baard gesleurd

Bij de baard gesleurd

Ik ga niet betogen morgen, in Brussel. Nochtans vind ik dat het allemaal lang genoeg heeft geduurd, en dat er dringend een federale regering moet komen. Ik vind het ook goed dat dit luidop gezegd wordt. Als democraat vind ik bovendien uiteraard ook dat er een meerderheidscoalitie moet gesmeed worden. En dat daarvoor iedereen water bij de wijn moet doen.

Initiatieven zoals de betoging morgen verdienen daarom een zekere waardering. Het is goed de politici eraan te herinneren dat het niet wenselijk is om het wereldrecord regeringsvorming te breken – al zullen de gevolgen daarvan veel minder dramatisch zijn dan bij de huidige recordhouder, Irak. Maar de hele beweging gaat al te veel in één richting : de Vlaamse partijen (in casu vooral de N-VA) moeten hun vragen voor een staatshervorming milderen. Vanzelfsprekend kan er snel een regering zijn als iedereen het eigen programma inslikt. Of als sommigen zoveel water bij de wijn doen dat het water zich, zoals in de homeopathie, alleen nog herinnert dat er ook Château Lafitte in heeft gezeten. Vragen of suggereren dat sommigen nu hun programma moeten overboord zetten, omdat wat er op tafel ligt er vaagweg op gelijkt, is dwaas. Waarom zou N-VA méér moeten inslikken dan PS, CdH of Ecolo ? Waarom zou élke staatshervorming of alles wat daarop gelijkt nu plots voldoende moeten zijn ?

En de nota Vande Lanotte dan ? De bemiddelaar is een briljant politicus, die bovendien onmenselijk hard heeft gewerkt. De nota bevat ook stevige stappen vooruit. Meer dan wie dan ook in 2007 kon dromen, dat klopt. Maar de lat waartegen het moet worden afgemeten is de verkiezingsuitlag van 2010. Bovendien zitten aan de grote stappen ook grotere weerhaken dan in 2007, dat is onvermijdelijk. Elke partij had een aantal bezwaren tegen de nota, en het is niet omdat CD&V heel uitdrukkelijk de zwarte piet heeft aangepakt, dat alleen N-VA die kaart verdiend heeft. Ik heb overigens van het Noord-Ierse vredesproces geleerd dat wie vooruitgang wil boeken ook afspraken moet maken over hoe een tussentijdse goedkeuring of afwijzing gecommuniceerd wordt. Het zou heel wat ellende kunnen besparen.

Geen enkele partij was bereid de nota van de bemiddelaar zomaar te ondertekenen – al gebiedt de eerlijkheid om te zeggen dat sp.a en Groen! dat wellicht uiteindelijk wel zouden hebben gedaan, wat ook een eerbaar standpunt is*. Maar ik vind ook dat de gebreken uiteindelijk te groot waren : er zaten nog te veel gaten en losse eindjes in. Bovendien wordt een tekst zoals de nota in een onderhandeling van nature gemakkelijker afgezwakt dan versterkt. Wat hadden N-VA en CD&V moeten doen ? Zeggen dat ze akkoord waren, om vervolgens van de franstalige partijen te horen te krijgen wat er nog uit de nota moest ? Zo gek is De Wever gelukkig ook weer niet !

Ons land heeft een goed regeerakkoord nodig, over de staatshervorming. En over het sociaal-economisch beleid. Maar een akkoord is niet altijd ook goed; na de eerste opluchting bij het sluiten ervan volgt al snel de kater.

Daarom moet er snel én goed worden gewerkt. Die twee zijn even belangrijk. Nu de terechte vraag voor een snelle oplossing interpreteren als een signaal dat het wel wat minder goed mag zijn, helpt noch België, noch Vlaanderen, noch Wallonië, noch Brussel verder.

*In dat verband sluit ik me wél aan bij de kritiek die er de laatste dagen komt op bepaalde delen van de Vlaamsnationale achterban die er blijkbaar niet mee kunnen leven dat sommigen een andere mening hebben dan henzelf en dan maar systematisch in scheldproza vervallen. Uiteraard zijn ook andere politieke stromingen hier niet vies van, maar dat praat niets goed. Wie tegen de ideeën van De Wever is verdient even veel respect dan wie hem steunt. De vaststelling van professor De Grauwe dat hij zich ongestraft tegen iedereen mag keren (zijn eigen partijgenoten inbegrepen) maar dat kritiek op N-VA hem een pak haatmails oplevert is onaanvaardbaar – zelfs als hij wat zou overdrijven.

Voorgezeten

Voorgezeten

Vandaag eindigt 2010 en daarmee ook het Belgisch voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie – zoals dat officieel heet. Dat heeft een impact gehad op de politieke situatie in ons land : het gaf de zittende ministers iets om handen en maakte instabiliteit nog minder aantrekkelijk. Maar voor mij persoonlijk is het vooral het verhaal geworden van een jaar (voorbereiding inbegrepen) van intensief maar boeiend werk.

Met heel veel praktische beslommeringen, want op organisatorisch vlak lagen de ambities op het domein werkgelegenheid te hoog.

Gelukkig ook met enkele interessante inhoudelijke dossiers. Het hele verhaal van de nieuwe “Europe 2020”-strategie heeft vooral de media gehaald omdat het mee moet helpen om de euro overeind te houden, en dat is vanzelfsprekend essentieel. Maar voor ons was het in de eerste plaats zaak om vanuit “werkgelegenheid en sociale zaken” (ministers, Commissie, administraties, comités…) een plaats te krijgen in het nieuwe geheel, om te zorgen dat economisch beleid en werkgelegenheid elkaar wederzijds versterken. Ik heb aan het hele verhaal van de “governance” van de strategie een steentje kunnen bijdragen, en met name over het werk dat we hebben gedaan rond het analytische “Joint Assessment Framework” ben ik tevreden (ook al omdat het leuk is dat de naam en enkele basisideeën ervan op een Essense pc het levenslicht zagen).

Daarnaast heb ik veel geïnvesteerd in het dossier van de “groene banen”, dat uiteindelijk geleid heeft tot het rapport “Towards a greener labour market – The employment dimension of tackling environmental challenges” en van daaruit tot formele conclusies van de ministerraad. De lange termijnimpact van dat werk zal wellicht kleiner zijn dan het verhaal van “Europe 2020”, al gaat het onmiskenbaar om een belangrijk thema voor de toekomst. Daardoor was de vrijheidsgraad voor ons voorzitterschap ook groter, zodat we er nog meer een eigen invulling aan hebben kunnen geven. Een stuk van de prijs daarvoor was dat de eerste versie van grote delen van het rapport eveneens in Essen getikt is. In Brussel ging de tijd immers vaak op aan organisatorische kwesties en héél veel vergaderingen.

Uiteindelijk was het wat mij betreft een te druk jaar, waardoor vooral in Brussel maar ook in Essen ander werk is blijven liggen. Ik hoop dat 2011 me de tijd geeft om het goed te maken. Toch houd ik er een goed gevoel aan over : het was boeiend om de Europese machine van dichtbij te zien draaien en om hier en daar ook zelf een schakelaar te kunnen verzetten.

Nie wieder

Nie wieder

Vorige zomer heb ik in Keulen het Käthe Kollwitzmuseum bezocht. Hoewel het niet zo eenvoudig te vinden is, is het de moeite van een bezoek zeker waard. Ik kende de Duitse kunstenares van naam. En van één werk : het Trauerndendes Elternpaar dat in Vladslo bij het Duitse oorlogskerkhof staat, waar haar zoon Peter ligt. Als symbool voor al degenen die in de Groote Oorlog van 1914-1918 een geliefde verloren. Als teken van wanhoop, maar ook van verzet. Als een nog krachtiger “Nooit meer oorlog” dan de nochtans ook heel mooie inscriptie op de IJzertoren. Een Duits beeld bovendien, omdat na de oorlog er bondgenoten noch vijanden zijn. Enkel slachtoffers en verdriet.

Ik dacht eraan terug bij de gemeentelijke elf novemberherdenking gisteren. Het was de eerste keer dat ik daar naartoe ben gegaan. Het was een sobere plechtigheid, zoals dat hoort. Er kan wellicht wat aan gesleuteld worden, maar het past dat een democratisch gemeentebestuur er eens per jaar bij stilstaat dat die democratie niet zomaar vanzelfsprekend is, en dat de (soms harde, zoals Gaston terecht aanhaalde) woordenstrijd duizend maal te verkiezen is boven het wapengekletter.

Naschrift 25/4/2015 : Meer informatie over Käthe Kollwitz vindt u hier.