Archief van
Categorie: Politiek algemeen

Zwarte Piet

Zwarte Piet

Huil, lijk uw broeder uit de bergen,
Met al de stormen en de orkanen
Het eindloos lied der grootheid mee,
O wildschone meeuwe, o arend der zee.

Een stukje uit het gedicht “De Meeuw” van Cyriel Verschaeve. Niet onverdienstelijk dichter. Voorman van de Vlaamse Beweging tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Onderpastoor van Alveringem. Nazi.

Dezer dagen is Verschaeve in het nieuws omdat er in Vlaanderen nog enkele straten naar hem genoemd zijn. Dat lokt discussie uit, net zoals de standbeelden voor Leopold II. Tweede koning der Belgen, bouwheer van onder meer grote delen van Brussel en Oostende, massamoordenaar. En in de VS de standbeelden voor de militaire en politieke leiders van de Confederatie die zich tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog van het Noorden afscheurde. Om verschillende redenen, maar ook en vooral om de slavernij overeind te houden.

Ik heb de discussie met veel interesse gevolgd. Eenvoudig vind ik het niet. Het verleden alleen door de ogen van het heden bekijken, kan niet de juiste keuze zijn. Dat leidt tot een beeldenstorm, waarbij godsdiensten die niet meer worden beleden, leiders van landen die niet meer bestaan… worden weggevaagd. Dat Griekse goden en Romeinse keizers op hun voetstuk moeten blijven, lijkt me evident – ook voor wie Zeus niet aanbidt of niet vindt dat we beter opnieuw vanuit Rome kunnen worden geregeerd. Dus moeten we in elk geval ook kijken naar de beweegredenen in de tijd dat het beeld werd geplaatst, of de straatnaam werd gekozen. Ik kan me met de beste wil van de wereld niet inbeelden dat we vandaag in Essen een nieuwe straat naar Guido Gezelle zouden noemen (een groter dichter dan Verschaeve, dat wel, maar hij schreef -uitdrukkelijk niet in het Algemeen Nederlands- als priester liefdesgedichten voor minderjarige jongens; en hij had geen enkele band met onze gemeente). Maar ik zie ook geen enkele reden om de straatnaam te veranderen, die er vermoedelijk gekomen is om (met de Hendrik Consciencelaan) de Vlaamse letterkunde in het algemeen in de verf te zetten. De standbeelden van Jefferson Davis of Robert Lee in de VS zijn meestal lang na de Civil War geplaatst, vooral om de politiek van rassenscheiding te ondersteunen. Die horen daarom beter in een museum thuis, lijkt me. Maar dat de universiteit die door Lee werd geleid na zijn militaire carrière (wat naar verluidt op uitstekende en inclusieve wijze gebeurde) pakweg een aula naar de man vernoemt lijkt me dan weer aanvaardbaar.

Een tweede relevant criterium vind ik het totaalbeeld dat een persoon of beweging in de geschiedenis heeft achtergelaten. Karel De Grote was zeker in de ogen van vandaag een gewelddadig man. Maar zijn positie als “vader van Europa” en verdediger van het onderwijs wegen uiteraard sterker door. Ook George Washington hield slaven (zoals iedereen in de VS in dat tijdperk), maar zijn verdiensten voor de Amerikaanse onafhankelijkheid overschaduwen die vaststelling. Maarten Luther was een antisemiet, maar wordt terecht vooral als rechtlijnig kerkhervormer herinnerd. En Verschaeve ? Ik vermoed dat toen de straatnamen gekozen werden hij vooral als Vlaams-nationalist, misschien ook als dichter, werd gehuldigd. Maar elke historicus vandaag zal hem toch vooral als de nazipropagandist zien die er mee voor verantwoordelijk was dat vele Vlaamse jongens in dienst van Hitler naar het Oostfront trokken. Dus vind ik dat de straatnaam beter veranderd wordt. En neen, dat betekent dus niet dat elke associatie met nazi-Duitsland (of Stalin’s Sovjetunie) altijd de doorslag moet geven. Paus Benedictus XVI was zoals bekend in zijn jeugd lid van de Hitlerjugend, maar hoort uiteraard beoordeeld te worden op wat hij voor de Katholieke Kerk betekende.

En Leopold II dan ? Daar speelt een beetje het probleem dat hij hier ten lande anders wordt beoordeeld dan internationaal. Maar dat internationale oordeel is wel overweldigend duidelijk : “Under his régime millions of the Congolese people died; modern estimates range from 1 to 15 million, with a consensus growing around 10 million.” (Wikipedia). Het lijkt me dat de bouw van Antwerpen-Centraal daar niet tegenop kan. In Rhodos vond ik overigens een gedenkplaat voor de restauratie van het Kasteel van de Orde van Malta terug, met daarop de naam van de politieke verantwoordelijke voor de restauratie (tijdens de Italiaanse bezetting) : Mussolini. Omwille van de strikte context misschien nog net aanvaardbaar. Moeilijk, het blijft moeilijk.

Week 1

Week 1

Het lijkt erop dat van iedereen die politiek actief is op een zeker niveau wordt verwacht dat zij of hij een positie inneemt t.a.v. het beleid dat door president Trump sinds zijn aantreden, amper één week geleden, wordt gevoerd. Vooral van wie niet stevig met twee voeten aan de linkerkant van het politieke spectrum staat, wat dat ook moge betekenen (ik geloof dat er meer assen, en vandaag belangrijker assen, het politieke landschap opdelen dan de dichotomie tussen links en recht). Gezien het unieke karakter van wat gebeurt vind ik dat overigens ook wel begrijpelijk en zelfs terecht.

Ik haal dat “zeker niveau” in de politiek gelukkig niet. Ik ben hier bovendien eerder al vrij duidelijk geweest over wat ik van de verkiezingsstrijd in de VS dacht. Toch vind ik het verstandig, wellicht vooral voor mezelf, om mijn positie even uit te kristalliseren. De individuele maatregelen die Trump in de voorbije week nam, in elk geval vóór vrijdag, kan je nog proberen in de context te plaatsen, en zouden desnoods deel kunnen uitmaken van een beleid waar ik niet achter kan staan, maar dat als legitiem kan worden omschreven. Dat geldt niet meer voor de moslimban, het inreisverbod voor mensen (ook mensen die al veel langer in de VS verbleven) alleen op basis van hun land van herkomst. Die past een liberale samenleving niet en is op zich een duidelijke veroordeling waard.

Maar het is toch vooral de combinatie van al wat gebeurd is, waarvan je moeilijk anders kan zeggen dan dat ze herinnering oproept aan de jaren 1930. Dat zeg ik niet lichtvaardig. Maar de pers aanvallen, feiten in vraag stellen, zich bereid verklaren rechterlijke uitspraken te negeren, buurlanden bedreigen, “eigen volk eerst” roepen, mensen met duidelijk racistische opvattingen in hoge functies benoemen, de holocaust relativeren… : wie dit allemaal zomaar combineert, laaft zich niet meer enkel aan de bron van het populisme, maar dreigt een tak aan de boom van Mussolini of Franco te worden – en we weten wat er nog meer aan die boom gegroeid is. Hier past enkel een helder en duidelijk “¡No pasarán!”.

Dat betekent overigens vooral niet dat we daar dan een omgekeerd populisme tegenover moeten stellen. Het is vooral geen legitimatie om dan even blind de andere kant uit te lopen (ook dát leren de jaren 1930). Het betekent vooral dat iedereen in het politieke centrum elkaar in de eerste plaats als mede-democraat moet erkennen, om vervolgens in tweede orde de verschillen te respecteren en de discussie te blijven voeren.

Normen en waarden

Normen en waarden

Ik stap uit de politiek. Dat is toch wat iemand mijn moeder vertelde. Die uit de lucht kwam gevallen. Net als ikzelf, overigens. Maar blijkbaar zijn er dus mensen die dit denken. En anderen die het gerucht dus gelanceerd hebben. De wens als vader van de gedachte ? Verwarring tussen de gemeenteraad en… de Ronde van Essen ? Wat er ook van zij, het doet denken aan het bekende citaat van Mark Twain : “The report of my death was an exaggeration”. En dat net nu de burgemeester in de vorige gemeenteraad na een jaar of tien aandringen plots mijn kritiek op de planning van investeringen en de impact daarvan op het budget bleek te onderschrijven…

Overigens is het in onze samenleving zowat onmogelijk om “uit de politiek” te stappen. Er is niemand die niets doet dat een impact heeft op de manier waarop onze samenleving wordt bestuurd. Belastingen betalen. Of niet betalen. Gaan stemmen. Of niet gaan stemmen. Een mening geven. Of dat net níet doen… Het zijn allemaal “politieke daden”. Maar de onverlaat bedoelde wellicht dat ik mijn politiek mandaat zou opgeven of zou stoppen mij te engageren in een politieke partij. Neen hoor.

Dat betekent niet dat ik me geen zorgen maak over “de politiek” zoals die door “politici” wordt beoefend. Het samenspel tussen politici en (ook “sociale” media) heeft ertoe geleid dat de omgangsvormen zeer sterk verhard zijn, en dat electoraal gewin wordt nagestreefd met middelen die ethisch niet te verantwoorden zijn. Een politiek tegenstander een “verrader” noemen, of een “misdadiger” die moet opgesloten worden (zoals Donald Trump over Hillary Clinton beweert)… het is niet nieuw, maar het lijkt mij veel meer dan vroeger aanvaardbaar te zijn. Politici en anderen omwille van hun mening uitschelden en bedreigen (bij voorkeur anoniem)… het mag niet, hoor, maar wie komt er op voor de tegenstander die persoonlijk wordt getackeld ? Het net iets chargeren van een genuanceerde mening behoorde altijd tot de retorische technieken, maar insinueren dat iedereen die het migratiebeleid wat wil verstrengen een “nazi” is, en iedereen die wat meer wil herverdelen Pol Pot achterna gaat, het lijkt me vandaag veel frequenter dan voordien. Zogezegd omdat we op zoek gaan naar de “ware beweegredenen” achter de politicus of zijn/haar partij. Misschien zijn die beweegredenen wel enigszins genuanceerd. Waarom geloven we iemand niet die zich een sociaal-democraat, een centrum-rechts democratisch nationalist, een sociaal-liberaal of christendemocraat noemt ? Of een moslim voor wie de islam een religie is die wél in een seculiere staat moet passen ? En waarom geloven we niet dat iemand ook na verloop van jaren een mening kan bijstellen, of een ongelukkige uitspraak wel degelijk in perspectief kan plaatsen.

Hebben “we” dat zelf mee gezocht ? Ja, natuurlijk. Want chargeren helpt om de boodschap in beeld te brengen. Op korte termijn brengt het soms op om de splinter in andermans oog dusdanig uit te vergroten dat de kiezer naar jou overloopt (om pas later de spreekwoordelijke balk te ontwaren). Het ergste vind ik de omgang met de waarheid waarvan we bijvoorbeeld in het Britse referendum getuige zijn geweest : manifest foutieve beweringen worden soms zo veel eenvoudiger geloofd dan complexe realiteiten. Maar hebben we dan niet de plicht om dat net uit te leggen, eerder dan een karikatuur van de waarheid te maken ? Die “post-waarheid” aanpak leidt vervolgens tot beloften waarvan op voorhand geweten is dat die niet haalbaar zijn. Ook van alle tijden ? Wellicht wel, maar opnieuw bekruipt mij het gevoel dat de ballonnetjes veel minder dan vroeger worden doorprikt. Dat het doel veel meer dan voordien de middelen heiligt. Ook het in vragen stellen van de legitimiteit van verkozen politici door andere politici is problematisch. Je kan tegen een beslissing van de regering, het parlement of de gemeenteraad zijn (en dat laatste overkomt me wel eens) maar als die beslissing op de correcte manier genomen is en de normen respecteert (en dat laat ik bij gelegenheid al eens aftoetsen, dat mag namelijk), dan moeten ze wel uitgevoerd worden. Anders komen we in de anarchie terecht. De burgemeester doet het misschien niet goed, maar zij of hij is wél de burgemeester. Tot we er een andere kiezen.

Dat alles ondermijnt het vertrouwen en het geloof in de democratie, en daarmee uiteindelijk de democratie zelf. Misschien moeten we opnieuw met alle democratische politici een “cordon sanitaire” aanleggen. Niet rond een bepaalde partij, maar rond bepaalde praktijken. Iemands beweegredenen ongegrond in vraag stellen. Iemand zomaar op haar/zijn privéleven, uiterlijk, afkomst, rijkdom, verleden, … taxeren in plaats van op zijn menig of beslissingen. De waarheid niet zomaar duiden, maar geweld aandoen. Zaken beloven waarvan we manifest weten dat ze niet te realiseren zijn. Ideeën afschieten omwille van de persoon die ze aanbrengt, in plaats van de inhoud van het voorstel. Oppositievoeren (of de personen die het doen) minachten en aan de macht blijven als enig doel nastreven, de eenvoudige vaststelling dat een democratie niet zonder oppositie kan (een dictatuur wel) veronachtzamend. Tegenstanders iets ergers toewensen dan een (stevige) verkiezingsnederlaag. Om maar een aantal gedragsregels te noemen.

Neen, gemakkelijk wordt het niet. Zowel mijn analyse als mijn lijstje aanbevelingen zijn bovendien ongetwijfeld voor discussie vatbaar (ze klinken als “vroeger was alles beter”). Toch denk ik dat we moeten durven nadenken over wat “aan politiek doen” in een democratie wel en niet betekent. En dat ook aan het publiek uitleggen. Voor het te laat is. En voor “les dégoûtés s’en vont”. Want we weten allemaal wie er dan overblijft.

Ik ook.

Bij de dood van God

Bij de dood van God

Dat ik even niet aan deze blog ben toegekomen heeft het voordeel dat ik wat afstand kan nemen. Uiteraard was de zelfmoord van Steve Stevaert een schok. Die me meteen deed denken aan het stukje dat ik hier over Jeremy Clarkson schreef : de politicus verdient het om als politicus te worden beoordeeld. Het oordeel over de mens Stevaert is veel moeilijker, en ik hoop vooral dat zijn nabestaanden en de vrouw die hem voor de rechtbank bracht de nodige rust kunnen vinden.

Steve Stevaert was een straf politicus. Hij heeft samen met Guy Verhofstadt het politieke landschap opengebroken en de kiezer ervan overtuigd om de platgetreden paden te verlaten. Het is niet evident om een etiket te plakken op zijn versie van de sociaal-democratie. Noem het eclectisch, populistisch of überpragmatisch. Soms lag zijn verhaal dicht bij het sociaal-liberalisme, maar even goed kon het moralistischer dan de christen-democratie zijn.

Ik twijfel sterk aan de inherente coherentie van het verhaal. Aan de lange termijnvisie. Ik acht Stevaert er mee verantwoordelijk voor dat de sp.a tot vandaag vaak aarzelt om te doen wat moet gebeuren, ook en vooral vanuit de bekommernis voor de sociale cohesie van de samenleving, om zo tegenstand uit de weg te gaan. Maar niemand kan ontkennen dat hij als geen ander wist om te gaan met de contradicties die nu eenmaal eigen zijn aan een democratisch politiek project dat zowel wil realiseren als overtuigen en erin slaagde om die tegenstellingen te vertalen in iets dat minstens een tijd lang aansloeg. In 2003 werd sp.a-spirit zowaar de grootste partij (op de Senaatslijst). In Vlaanderen. Iets meer dan tien jaar geleden. Het blijft een electorale prestatie van bovenmenselijk formaat.

Die bijdrage aan de politieke volatiliteit, de focus op de politicus die zélf het verschil kan maken als leider maar vooral als communicator, en ook de kartelformule op zich, herschiepen het politieke landschap dat later Yves Leterme en Bart De Wever zou opstuwen. Met een situatie als gevolg die verre van ideaal is, maar die vanuit democratisch oogpunt alleszins te verkiezen valt boven de vastgeroeste stemverhoudingen van weleer, waarin een percent vooruitgang een verkiezingsoverwinning van formaat was.

Stevaert heeft de Vlaamse politiek een beetje naar zijn beeld en gelijkenis herschapen. En verdiende dus de bijnaam „God” – al wist hij zelf wellicht dat daar de politieke Icarusval in ingebakken zat. Dat de val hem ook persoonlijk zou treffen had hij mogelijk niet voorzien. Over de politicus zal de geschiedenis nog kunnen oordelen – over de persoon alleen God. De ene of de andere, al naargelang wie men gelooft.

Overigens vind ik dat de Vlaamse media in het algemeen vrij correct zijn omgegaan met de dood en de nalatenschap van Stevaert. En dat relativiteit en nuance noodzakelijke medicijnen zijn, die met mate moeten worden genuttigd, terwijl van consequentie hogere dosissen zouden voorgeschreven mogen worden.

Op een afstand

Op een afstand

Als morgen onze burgemeester iets erg fouts zou vertellen, dan kan ik me inbeelden dat we daar met N-VA/PLE formeel “afstand” van nemen, ook al zou iedereen moeten weten dat wij hem niet verkozen hebben. Als KSJ-KSA-VKSJ in een vlaag van zinsverbijstering iets onverstandigs zou doen, dan voel ik me wellicht ook verplicht om me daarvan te distantiëren, ook al ben ik ondertussen natuurlijk al een aantal jaren niet meer met de beweging verbonden. Aan de andere kant heb ik nog niet de behoefte gevoeld om mij af te zetten tegen het gedrag van de politie in Ferguson. Of tegen wat de “Islamitische Staat” aanricht. Ik heb daar niets mee te maken, en ga ervan uit dat iedereen dat ook weet.

Het blijft een moeilijke vraag : vanaf wanneer hoort iemand uitdrukkelijk te zeggen dat hij niets te maken heeft met wat anderen aanrichten, ook al hebben die anderen “iets” met hem gemeen. Toen onlangs de zoon van Jan Jambon enkele uitspraken deed die niet voor iedereen even verstandig leken, kwam vanuit de sp.a de eis dat de N-VA en de Vlaamse regering daarvan afstand zouden nemen. De EU en de VN bleven buiten schot. Freya Van Den Bossche hield vast aan haar gezond verstand en gaf terecht aan dat vaders (en hun partij) niet verantwoordelijk zijn voor alles wat hun zonen doen en zeggen. Onlangs vroeg Bart De Wever dan weer aan de Moslimexecutieve om afstand te nemen van wat de “Islamitische Staat” aanricht. Die vond dat eerst nogal overbodig, en deed het daarna toch. Het komt vaak terug in het debat, de opmerking dat “de moslims” afstand moeten nemen van de terreur die in naam van de godsdienst die zij ook belijden wordt aangericht. Opvallend minder vaak worden de joden gevraagd om zich te distantiëren van wat de staat Israël fout doen.

Het blijft erg moeilijk, vind ik. We weten toch dat de doorsnee moslim in dit land de IS-praktijken (die overigens vooral moslimslachtoffers maken) absoluut afkeurt ? Zoals “wij” dat doen. Hen oproepen om afstand te nemen geeft toch een beetje aan dat ze ervan verdacht worden om dat niet te doen ? En het blijft toch wringen, om mensen met een bepaald kenmerk ervan te verdenken om -tenzij tegenbericht- alles goed te keuren wat andere mensen met dat kenmerk aanrichten – zoals dit filmpje op een grappige manier duidelijk maakt. Ik ben een Essenaar, maar heb nooit de behoefte gevoeld om me dan maar uitdrukkelijk te distantiëren van één van de moordenaars van Karel Van Noppen, nochtans ook een Essenaar…

Voor organisaties ligt het weliswaar wat anders dan voor individuën. Dat katholieken van vandaag kan je moeilijk de kruistochten aanwrijven, maar dat de Katholieke Kerk er zijn spijt over betuigt lijkt me wel logisch. Net zoals het goed is dat staten hun verontschuldigingen aanbieden voor wat ze bijvoorbeeld in de context van de kolonisatie hebben aangericht. Maar dat hebben ze zelf gedaan. Wat, opnieuw, met wat alleen door (min of meer) “geestesgenoten” wordt aangericht. Moet de Orthodoxe Kerk zich verontschuldigen voor de katholieke inquisitie ? Moet pakweg Zwitserland spijt betuigen over de slavenhandel die door de mede-Europeanen werd georganiseerd ?

Het blijft moeilijk. Iemand oproepen om “afstand te nemen” lijkt me in elk geval iets om met zéér grote voorzichtigheid toe te passen, omdat er sowieso een verdachtmaking achter schuil lijkt te gaan. Ik denk dat in de meeste gevallen mensen of organisaties zelf wel zullen aanvoelen wanneer het beter is om publiekelijk duidelijk te maken waar ze niets mee te maken willen hebben.

Five down, one to go

Five down, one to go

En zo zijn twee maanden na de verkiezingen alle gewest- en gemeenschapsregeringen gevormd. Vijf stuks, drie geleid door een socialist, twee door een regionalist. De Belgische politiek wordt wel eens omschreven als een schaakspel, maar deze keer werd het vooral poker. Op hoog niveau.

In Vlaanderen bereikten N-VA, CD&V en Open Vld elk hun belangrijkste doelstellingen, respectievelijk de regering leiden, een zichtbaar leidende rol spelen op kernbevoegdheidsdomeinen en meebesturen. Of dat allemaal volstaat als cement om echt doortastend te besturen is niet zo duidelijk, maar er zijn ook al regeringen met veel slechtere kaarten vertrokken. Het is wel een beetje bevreemdend dat na jarenlange klachten over de dominante invloed van de PS op de Vlaamse politiek nu de facto de MR over de samenstelling van de Vlaamse regering heeft beslist : het “ja” van Michel voor de federale “Zweedse coalitie” bleek doorslaggevend om Open Vld aan boord te halen.

PS en cdH bereikten aan de overkant van de taalgrens ook hun doelstellingen, “zo links mogelijk besturen” en “relevant blijven”, met als asterisk voor cdH waarvoor het imago van “aanhangsel van de PS” nu toch echt wel zwaar begint te wegen. Maar met het lot van de alweer uitgesloten CSP in de Duitstalige Gemeenschap in gedachten was eieren voor het geld kiezen wellicht toch de beste optie. Wel wetende dat die een federaal avontuur in een centrum-rechtse regering eigenlijk uitsloot, maar daarvoor was het enthousiasme in cdH wellicht op zich nooit erg groot. En de “christen-democratische familie” ? Die is in 2001 door Verhofstadt uit elkaar gespeeld en bestaat alleen nog op (EVP-)papier. Waar Rutten nu zowaar de vruchten van plukt.

Zoals het er nu naar uitziet wordt mijn federale werkgever dus een onuitgegeven N-VA/CD&V/MR/Open Vld-coalitie. Die met ontzettend weinig excuses vertrekt om niet te doen wat er moet gebeuren. En net daarom zou ik het vel van de Zweedse beer nog niet verkopen vooraleer het beest tot köttbullar is verwerkt…

De Staatsman

De Staatsman

En toen overleed toch nog erg onverwacht Jean-Luc Dehaene. De gelukkige “oude dag” die vriend en tegenstander hem ongetwijfeld hadden gegund heeft niet mogen zijn. Jean-Luc, want zo mocht dit land hem noemen, was een gewone wat norse man, maar waarvan iedereen wist dat hij een goed hart had. Dat verklaart wellicht waarom iedereen er nu even stil van wordt. Volgens zowat alle commentaren was Dehaene daarenboven een “groot staatsman, van een vorig tijdperk”. Ik ben het daarmee eens. Maar het blijkt moeilijk uit te leggen waarom, en wat dan wel het verschil zou zijn tussen zijn tijdperk en het huidige.

Voor mij was Dehaene vooral een overgangsfiguur. In de beste zin van het woord : iemand die een weerbarstig schip door woelig weer loodste. Niet zozeer als “ervaren gids”, want hij wist ook niet exact waarheen de vaart dan wel ging. Maar als een kapitein die in de mist een paar meter verder kon zien dan de anderen. Vóór Dehaene was er een tijd waarin kiezers grosso modo bij de partij van hun zuil bleven en waarin bestuurders vertrouwen kregen omwille van hun politieke kleur, hun ervaring in “de beweging” en in het beste geval hun sterke persoonlijkheid. Dehaene werd premier na Zwarte Zondag, de eerste verkiezing waarin een (zij het verwerpelijk) programma echt veel kiezers losweekte bij hun traditionele partij. Hij besloot te proberen het tij te keren door de socio-economische en institutionele hervormingen die onvoldoende doortastend waren aangepakt door te drukken. Met veel loodgieterij, om de belangengroepen aan boord te houden, maar krachtig genoeg om bijvoorbeeld ons land de eurozone binnen te leiden. Hij kreeg de (Waalse) socialisten mee in zijn hervormingen, omdat hij hen ervan kon overtuigen dat die nodig waren om hun machtsbasis te behouden, of minstens dat ze die niet bedreigde. Een zonder meer gigantische prestatie.

Na hem kwam de paars-groene regering Verhofstadt. Die vanuit een veel meer ongebonden aanpak een ander deel van het noodzakelijke hervormingspakket uitvoerde en zo voor mij nog steeds de beste regering van de voorbije 20 jaar werd.

Maar vooral sociaal-economisch groeide het wantrouwen bij met name de PS, die er van langsom –en wellicht terecht– minder van overtuigd raakte dat de sociaal-economische hervormingen van Verhofstadt en Vandenbroucke inderdaad niet zouden raken aan de macht van de eigen zuil. Met Dehaene was er de zekerheid dat op zijn minst het ACW-belang, en dus ipso facto ook dat van de andere zuil, zou worden gevrijwaard. Verhofstadt (“da joenk”) had die gevoeligheid uiteraard niet, en het ACW had bovendien ondertussen eieren voor zijn geld gekozen en zich drastisch geheroriënteerd tot hedge fund voor Dexia. Communautair nog meer dan sociaal-economisch kon het systeem-Dehaene alleen werken door bij elk lek snel een nieuwe buis te plaatsen, en tussendoor af en toe een echt wisselstuk in te brengen – al dan niet “en stoemelings”. Maar Verhofstadt was te veel de man van de grote visie, en deed uiteindelijk liever niets dan energie steken in reeksen kleine reparaties aan het Belgische staatsbestel.

De Paarse partijen wonnen de verkiezingen van 2003, maar de regeringsvorming verliep desastreus. Vanaf toen werd “op de rem staan” de voorkeurstrategie in de Wetstraat. Noodzakelijkerwijs vroeg het gebrek aan inhoud om meer “spin”. Voor mij ligt daar veel meer dan bij het einde van het premierschap van Dehaene een kantelpunt. De rest is geschiedenis, met “Leterme”, “kartel”, “Di Rupo”, “De Wever” en “541 dagen” als kernwoorden.

En Dehaene ? Die moet er het zijne van gedacht hebben. Hij werd af en toe gevraagd om een volgelopen kelder mee te helpen leegpompen. Hij deed daarbij verdienstelijk werk, ook bij Dexia. Maar zijn “systeem” kon hij er niet toepassen, daarvoor was de schade al te groot.

Zijn wijze raad, zijn kennis van waar welke buis juist zit en welke kraan er moet worden opengedraaid, zijn groot hart voor “dit land, zijn volk en zijn leiders”, ze zullen gemist worden. Maar de kelder lijkt meer dan ooit onder water te staan, en er moeten heel wat nieuwe leidingen aangelegd worden. Het tijdperk van de loodgieter is onomkeerbaar voorbij.

In de stemming

In de stemming

Er komen verkiezingen aan. Van een politicus wordt dan een mening verwacht. Dat geldt wellicht ook voor een lokaal politicus. Zeker als die zelf ook twee keer kandidaat is geweest voor een plaatsje in het Vlaams Parlement, al ging het twee keer om een volstrekt onverkiesbare plek op een lijst. In 2009 was ik kandidaat op de lijst van de toenmalige Sociaal-Liberale Partij (SLP). Die heeft het toen niet waargemaakt, ondanks enkele goede peilingen en een redelijke media-aandacht. Ik hoop dat met name de PVDA zich nog niet rijk rekent… Eind 2010 werd de SLP ontbonden. Eigenlijk ging de partij op in Groen, maar daar zijn nauwelijks nog sporen van terug te vinden. Bij de ontbinding schreef ik hier dat ik een Vlaams-progressief sociaal-liberaal zou blijven. Daar neem ik alvast geen woord van terug.

In 2010 trok ik naar het stemhokje zonder partijkaart. Ik deed zoals zovelen de Stemtest en kwam bij blauw, groen en geel uit. Voor iemand die het jaar voordien nog uitgesproken voor een partij koos die niet meer bestond, was het niet zo verbazend dat er geen eenduidig antwoord kwam, natuurlijk. Mijn kleur ontbrak eigenlijk in het palet.

Wat daarvan vier jaar geleden het resultaat is geweest, hoort bij het geheim van de stemming. Ik kan er wel bij vertellen dat ik het rendement van mijn stem niet optimaal vind, nu ik erop terugkijk. Als ik vandaag de Stemtest doe, kom ik opnieuw bij dezelfde drie kleuren uit. Met afwisselend de ene of de andere bovenaan, afhankelijk van het politieke niveau waarover het gaat. Wat me op zich niet zo verbaast. Ik deed overigens ook de Waalse stemtest en was wél zeer verbaasd over het resultaat. Wat ben ik blij dat ik daar niet moet kiezen ! Onlangs bij de gemeenteraadsverkiezingen in Nederland testte ik mijn (fictieve) stem ook. Ik kwam uiteraard bij D66 uit, en GroenLinks dat me een stuk beter ligt dan het Vlaamse Groen eindigde ook dicht bovenaan.

Op 25 mei kiezen we in Vlaanderen, en voor drie parlementen. Op Vlaams en federaal niveau is het wat mij betreft tijd voor een stevige trendbreuk. Niet dat ik mijn zin voor nuance verloren ben : ook in de regering Di Rupo werd door een aantal ministers goed werk verricht. Maar al bij al vind ik het vandaag tijd voor een meer doortastende aanpak. Voor verandering. Om de toekomst veilig te stellen.

Ook voor Europa zijn dit cruciale verkiezingen. Ik heb hier eerder al geschreven dat vanuit Vlaanderen uitstekende kandidaten naar voren worden geschoven. Nieuw is dat dit ook de eerste verkiezingen zijn waarbij de Europese fracties uitdrukkelijk een kandidaat-commissievoorzitter naar voren schuiven : Jean-Claude Juncker voor centrum-rechts (de partijen rond de christen-democraten), Martin Schulz voor de sociaal-democraten en onze Guy Verhofstadt voor de liberalen. De groenen kozen voor een duo (Ska Keller en José Bové) en ook extreem-links schuift een kandidaat naar voor (Alexis Tsipras). Hoewel het niet duidelijk is of Merkel, Sarkozy en Cameron de keuze van de kiezer gaan respecteren –zo die al duidelijk is– er is toch een soort pan-Europees debat ontstaan rond deze kandidaten. Ik vind dat een stap vooruit, al heeft het even geduurd vooraleer ik daarvan overtuigd was. Ik besef wel dat mijn afstand tot de Europese instellingen kleiner is dan voor de meeste kiezers het geval is. Bovendien houdt mijn huidige Europese rol me ook een beetje tegen om openlijk partij te kiezen. Maar de keuze voor een bepaalde fractie in het Europees Parlement en voor een kandidaat-Commissievoorzitter gaat zeker meespelen in het stemhokje.

Tenslotte blijk ik natuurlijk in de eerste plaats een Essens politicus. Maar ook dat speelt natuurlijk een rol. Onze N-VA/PLE-fractievoorzitter staat op plaats 26 op de Vlaamse lijst van N-VA. Ik ken Dirk al zo’n 35 jaar en werk in de politiek al ongeveer 25 jaar met hem samen. Ik blijf dat elke dag opnieuw een voorrecht vinden. Ik kan hem alleen maar aanbevelen.

Ongebonden best

Ongebonden best

Het heeft een tijdje geduurd, maar op weg naar Griekenland heb ik “Ongebonden best” uitgelezen, de biografie van Nelly Maes. Mijn lectuur werd onderbroken doordat ik het boek van een ander Oost-Vlaams politicus op mijn tafel vond : “Een zuil van zelfbediening” van Peter Dedecker vroeg erom om in één keer te worden uitgelezen. Ik kende ondertussen het verhaal, al biedt een boek natuurlijk de kans om wat systematischer te verwerken. Het besluit blijft hetzelfde. Ondanks het (stevige) generatieverschil herken ik gelijkenissen tussen Peter en Nelly, in stijl en ook in inhoud. Volgens mij zouden ze het over heel wat zaken eens kunnen worden.

Maar het vliegtuig naar Athene bleek lang genoeg onderweg om het boeiende verhaal van een gedreven feministe, Vlaams-nationaliste en sociaal-liberaal te lezen. Met een rechtlijning parkoers doorheen een soms bochtig Vlaams politiek landschap. Die tot mijn grote vreugde op de 11 juliviering van 2011 in Essen te gast was – bij die gelegenheid heb ik haar hier nog eens deel van mijn “politiek kompas” genoemd, zoals ik dat bij het einde van de SLP deed.

Ik las in het boek dat ze in 2010 een bord van N-VA en één van Groen in haar tuin zette. Ik heb altijd dezelfde partijkaart – of géén kaart – op zak gehad als Nelly Maes, en begrijp bijzonder goed hoe dat dan zo gekomen was. Een aantal maanden geleden vond ik toevallig haar steunbetuiging op Facebook aan Zuhal Demir, N-VA-kamerlid en districtsvoorzitster in Antwerpen. Dat laatste in een coalitie met Groen en Open Vld. Dat lijkt me dan weer geen toeval.

Ik weet het niet zeker, maar het zou me niet verbazen dat Nelly op 26 mei opnieuw voor N-VA en (zeker voor Europa) Groen kiest. Ik deel in elk geval haar bekommernis voor de toekomst van de Europese Vrije Alliantie, het samenwerkingsverband van regionalistische/nationalistische partijen in het Europees Parlement. Ik blijf vinden dat ze meer waardering verdient voor de manier waarop ze voor Vlaamse continuïteit in die Alliantie heeft gezorgd – en hoop dat iemand zich om haar erfenis bekommert na 25 mei.

Het boek is boeiend, ook al omdat het mensen aan het woord laat die vanuit verschillende invalshoeken met haar hebben samengewerkt. Maar vooral omdat het een verhaal is over ontvoogding. Als vrouw stond ze vaak alleen in de VU, als Chiroleidster werd ze door de katholieke zuil aangekeken op haar Vlaams engagement, als consequent Europeaan en democrate liet ze de Commissie vallen (en ze is het enige Europese Parlementslid dat met recht en reden dát op haar CV kan schrijven), als politica die niet van haar lijn afweek eindigde ze uiteindelijk zonder partij.

Ongebonden best ? Een mooie titel, al beseft ze wellicht zelf dat je een politiek verhaal uiteindelijk met een groep schrijft.

Nelly Maes hoort onomstreden thuis in het rijtje van politieke vrouwen die een verschil hebben gemaakt. Met Miet Smet, Paula D’Hondt, Annemie Neyts. In die rij is ze de meest tegendraadse, minder staatsvrouw, maar méér politica. Een “grande dame”. Soms mag dat zelfs in het Frans worden gezegd.

Op rapport

Op rapport

De verschillende kranten hebben zich de voorbije weken nuttig gemaakt door een rapport van onze parlementsleden te publiceren. Veelal een nuttige oefening, met resultaten die de subjectieve inschatting die ik als geïnteresseerde burger en federaal ambtenaar ongeveer bevestigen, en toppers als Lode Vereeck, Kristof Calvo, Peter Dedecker, Wilfried Vandaele, Bert Anciaux, Guy Verhofstadt, Marianne Thyssen, Mieke Vogels…

Al vind ik het oordeel af en toe te streng (en lijkt De Morgen mij een rechtvaardiger oordeel te vellen dan De Standaard). Om drie redenen : vaak is het te veel gebaseerd op de media-aandacht die het parlementair werk oproept, terwijl dat niet noodzakelijk overeenstemt met de kwaliteit. Daarnaast wordt het vertekend door de relatieve onmacht van onze parlementen (op het Europese na !), waar als individueel lid niet zoveel aan te doen is. Tenslotte zit de verhouding tussen de waardering voor inspanning en resultaat niet altijd juist. Maar hoewel ik het niet helemaal met de criteria eens ben, het oordeel lijkt me vaak al bij al accuraat. Waarna blijkt dat politieke partijen degelijk parlementair werk niet altijd belonen bij het opmaken van de verkiezingslijsten. Ook dat zegt veel over de onmacht van de parlementen.

De rapporten kenden we al. Daarnaast brengt deze campagne ook pogingen om meer „fact checks” uit te voeren op wat politici beweren. Om programma’s door te rekenen ook, in afwachting dat een officiële instantie dat zal doen (ik zou niet graag die instantie zijn, maar dit terzijde). En om de funderingen van partijen in beeld te brengen. Ik vind het nuttig dat de media op die manier hun rol proberen te spelen. Zolang ze maar beseffen dat het hun taak is de kiezer te informeren en te helpen, niet om de kiezer te leiden. Maar eigenlijk denk ik dat we daar in Vlaanderen niet over mogen klagen. We hebben geen Sun en zeker geen Fox News hier.

Het is en blijft een boeiende campagne, met een hoge inzet en een naar onze normen heldere keuze. Hopelijk beseft de kiezer dat hij/zij de kaarten ook best duidelijk schudt. Na 25 mei geldt „Mehrheit ist Mehrheit”, en zal blijken dat signalen van de kiezer genegeerd kunnen worden – in tegenstelling tot heldere beslissingen.