Archief van
Categorie: Politiek algemeen

Getongd en geklauwd van keel

Getongd en geklauwd van keel

Op elf juli hing aan mijn gevel een Leeuwenvlag.  Meer in het bijzonder een gele vlag met een zwarte leeuw, rood geklauwd en getongd.  De keuze voor die specifieke versie van de vlag is geen toeval.  Ik heb destijds voor deze vlag gekozen omdat de toenmalige Volksunievoorzitter (neen, het was niet Bert Anciaux) zich in een interview openlijk uitsprak voor het gebruik van de vlag die door de Vlaamse volksvertegenwoordiging (in casu de Cultuuraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, de voorloper van het Vlaams Parlement) officieel werd vastgesteld als Vlaamse vlag.  Ik vond en vind het niet onlogisch om, met name op de nationale feestdag, de vlag uit te hangen die door die natie democratisch werd gekozen.  De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat de vlag die me uiteindelijk werd geleverd iets afwijkt van de vlag die decretaal vastligt, maar laat dat een detail wezen.

Zoals de voorbije dagen ook in de pers werd aangehaald, is er ook een andere variant in omloop : een gele vlag met een zwarte leeuw, waarvan ook tong en klauwen zwart zijn.  Er is een heraldische discussie mogelijk, die voor zover ik begrepen heb tot de conclusie zou kunnen leiden dat voor beide vlaggen historische argumenten bestaan, misschien iets betere voor de variant met rood.  Maar de zwartgeklauwde leeuw is vooral relevant omdat deze door de Vlaamse Beweging met name in de periode na de Eerste Wereldoorlog als “strijdvlag” werd gekozen, de vlag dus waarmee werd opgekomen voor de rechten van de Vlamingen en later voor Vlaamse autonomie (in verschillende varianten, gaande van federalisme tot onafhankelijkheid).  Daarbij speelt mee dat het gebruik van rood de kleuren op de Vlaamse vlag meteen identiek maakt aan die op de Belgische.  Dat is toeval, want de Belgische vlag is geïnspireerd door de kleuren van het voormalige hertogdom Brabant, niet die van het graafschap Vlaanderen.  Maar voor sommigen is de Vlaamse vlag die in 1973 officieel werd vastgesteld te “Belgisch” – dat is dan ook al wel eens over “mijn” leeuw gezegd.

Beide vlaggen hebben zo hun legitimiteit en hun geschiedenis, een beetje vergelijkbaar met de twee vlaggen die in Catalonië worden gebruikt (Senyera en Estelada).  In de praktijk worden de beide Leeuwenvlaggen door elkaar gebruikt, wat gezien hun grote gelijkenis niet onlogisch is.  Wie op elf juli in Essen rondrijdt, zal ze ook allebei tegenkomen; misschien legt de ene daarbij wat meer de nadruk op de weg die Vlaanderen heeft afgelegd en de andere op wat er nog zou moeten gebeuren, maar ook dat verschil zit wellicht niet in het hoofd van elke vlagger of waarnemer.

De beide vlaggen kwamen in de voorbije dagen in het nieuws nadat enkele extreem-rechtse jongemannen het nodig hadden gevonden om enkele jonge vrouwen met een andere mening fysiek te intimideren – een actie waar geen enkele rechtvaardiging voor te bedenken valt, uiteraard.  Zij deden dat onder het embleem van de zwartgeklauwde vlag.  Die werd dan vervolgens door de organisatoren van Pukkelpop als “collaboratievlag” weggezet, en meteen verboden.  Wat tot een polemiek leidde, waarop ik even wil ingaan.  In de eerste plaats om het kernfeit te onderlijnen : los van mijn politieke sympathie (die naar Anuna De Wever en haar mede-actievoerders uitgaat) is het legitiem om van mening te verschillen, maar volstrekt laakbaar en niet te verantwoorden om daar fysieke intimidatie aan te koppelen.  Ik hoop dat daar strafrechtelijk gevolg aan kan worden gegeven.  Maar los van die kernkwestie is het betitelen van de zwartgeklauwde vlag als “collaboratievlag” natuurlijk onaanvaardbaar.  De vlag werd inderdaad door de Vlaamse collaborateurs in de Tweede Wereldoorlog gehanteerd (vaak in combinatie met de Heel-Nederlandse oranje-blanje-bleu), maar ze kan daar niet toe herleid worden.  Zoals Bruno De Wever terecht opmerkte zou dat hetzelfde zijn als de Belgische vlag als “kolonisatievlag” omschrijven, omdat ze het symbool was waarmee Congo werd gekoloniseerd.  Of de rode vlag van de socialistische beweging als “goelagvlag” omschrijven.  Daarmee is niet gezegd dat bepaalde symbolen en een bepaalde ideologie niet kunnen samenvallen (de nazivlag is de nazivlag), maar hier gaat het om bredere symbolen die niet kunnen worden herleid tot de uitwassen waarvoor ze ook werden gehanteerd.  De zwartgeklauwde leeuw is ook die van het democratische Vlaams-nationalisme en verdient op die basis te worden gerespecteerd.

Het delen van symbolen, ook als is dat ongewild, maakt wel dat het af en toe nuttig en nodig is om het verschil duidelijk te maken, bijvoorbeeld door “afstand” te nemen.  Dag op dag vijf jaar geleden schreef ik hier dat dit al te vaak wordt gevraagd, maar soms moet het dan maar.  Wie tegelijk de zwartgeklauwde leeuw, de democratie en de mensenrechten genegen zijn, moeten noodgedwongen af en toe duidelijk maken dat het soort acties als die van Schild en Vrienden en consoorten niet in hun naam gebeuren – ook al is het niet hun schuld dat dat tuig daarvoor dezelfde vlag gebruikt.  Zoals de hindoe die om religieuze redenen een hakenkruis omhangt noodgedwongen zal moeten uitleggen dat hij niets met de nazi’s te maken heeft, en hun acties uiteraard afkeurt.  Die hindoe kan daar ook niet aan doen, maar het lot is wat het is.

Epirus

Epirus

De zomervakantie bracht ons naar Griekenland.  Dat klinkt wellicht een beetje voorspelbaar, maar we kozen voor kant van dat land die wat minder vaak op de lijst van de zomerbestemmingen staat – toch zeker hier.  Na een weekje Athene (waar ik nog wat Griekse les volgde, voortbouwend op het mei-examen – waarvoor ik trouwens geslaagd was) en enkele dagen Salamina (waar zowaar een naschok van de recente aardbeving in de streek op het programma bleek te staan) trokken we naar Ioannina.  Dat ligt niet aan zee, wel aan een prachtig meer.  Het is ook de stad vanwaaruit Ali Pasja in naam van de sultan grote delen van Griekenland, Albanië en omstreken regeerde, en dat liet sporen na.  Een kasteel, een buitenverblijf en enkele moskeeën, met name.  Pasha kon een wreed heerser zijn, maar steunde de Griekse cultuur.  Hij volgde een onafhankelijke koers en onderhield goede contacten in West-Europa.  Dat bracht hem uiteindelijk ook in conflict met de sultan en kostte hem letterlijk de kop (die werd naar Istanboel gestuurd, de rest van Pasja bleef in Ioannina achter).  Zijn leger telde enkele Griekse generaals, en die gebruikten die ervaring nadien dankbaar bij de Griekse onafhankelijkheidsstrijd.  Pasja was van Albanees-Turkse origine, en lag zo ook mee aan de basis van de latere Albanese opstand tegen de Ottomanen.  Of hoe in de Balkan alles met elkaar verweven is – en de val van het Ottomaanse rijk ook minder een breuklijn was dan ze misschien lijkt.

Naast het meer met schilderachtig eiland en de kasteelcitadel staat Ioannina bekend voor het grottencomplex van Perama (groot en goed toegankelijk, dus de moeite meer dan waard), en voor het Vrellimuseum.  Dat is een wassenbeeldenmuseum, gemaakte door één man (Pavlos Vrellis), en gewijd aan de Griekse geschiedenis.  De sfeer doet meer aan het sprookjesbos van de Efteling denken dan aan Madame Tussaud’s.  Interessant curiosum.

Vanuit Ioannina bezochten we de Vikoskloof.  Die is dieper dan de Grand Canyon, wat voor een smalle kloof uitzonderlijk is.  Een indrukwekkend stuk natuur.  We bezochten ook twee van de 46 schilderachtige bergdorpen die samen de Zagarochoria worden genoemd, met name Mikro (Klein) en Megalo (Groot) Papingo.  Niet het Griekenland van de zee en het strand, maar dat van de bossen en de bergen.

Daarna trokken we wél kustwaarts, naar Sivota.  Een toeristische badstad die niet meteen veel charme uitstraalt, al is de zee er kristalhelder (zoals zo goed als overal aan de Ionische kust) en is de zonsondergang er zonder meer spectaculair.  Vanuit Sivota bezochten we Paxos en Antipaxos, twee eilanden die vooral omwille van enkele prachtige stranden bekendstaan.

Vervolgens leidden onze wegen naar Parga.  Ook vasteland, maar met de charme van een Grieks eiland.  We dwaalden er door de smalle straatjes, zwommen in de zee, aten vis op een terras met adembenemend uitzicht en bezochten er de neef van Ioanna, die ook onze getuige was bij ons huwelijk in Salamina.

Daarnaast trokken we tijd uit voor vier dagtrips.  De eerste bracht ons naar een reeks Ionische eilanden.  Met name naar Lefkada en Kafelonia, met enkele prachtige witte stranden die enkel vanop zee toegankelijk zijn, naar het Ithaka van de Odyssee en naar de eilanden (Skorpios en enkele kleinere) die Aristoteles Onassis ooit voor zichzelf kocht, en die nu door de Russische familie Rybolovlev worden verbouwd.  Dagtrip twee bracht ons naar Nekromanteio, waar in het Oude Griekenland vragen konden worden gesteld aan de doden, en vervolgens naar de rivier Acheron.  Er wordt vanuit gegaan dat die rivier model stond voor de mythologische Styx, waar de doden werden overgezet.  We wandelden door de (koude) rivier naar de bronnen ervan, en werden er ook in ondergedompeld, wat onsterfelijkheid zou moeten opleveren.  Voor wie het wil nadoen : opletten dat je alles onderdompelt, en niet zoals de moeder van Achilles je kinderen bij de hiel vasthoudt !  Het koude water deed deugd in de zomerse hitte, die elders in Griekenland voor grote bosbranden zorgde.  Wie na deze zomer nog aan de klimaatverandering twijfelt, is wellicht rijp voor de psychiatrie – of het Witte Huis, natuurlijk.

Dagtrip drie leidde naar Albanië, een land waar ik niet eerder was.  We bezochten het archeologische complex van Butrint (werelderfgoed) en de stad Sarandë.  In die badstad komen reeksen Italiaanse toeristen samen met Grieken, maar ook Serviërs, Kosovaren en uiteraard Albanezen.  Met hier en daar een Duitser of zelfs Nederlander-met-caravan.  De verkeerschaos die dat samen oplevert is „over the top” : dubbel parkeren is er dermate de norm dat je er als voetganger zo goed als overal veilig kan oversteken ! Albanië lijkt vooral op de andere Balkanlanden, met name op Montenegro.  En in het uiterste zuiden is de aanwezigheid van een Griekse minderheid ook erg merkbaar, niet alleen op de plaatsnaamborden.  Of hoe naast de geschiedenis ook de soms zwaarbevochten grenzen op het schiereiland altijd ook relatief zijn.

Onze laatste dagtrip leidde naar nog meer werelderfgoed : de kloosters van Meteora.  Hier keek ik vooraf het meest naar uit, en ik werd niet teleurgesteld.  De natuur bedeelde de regio met een reeks prachtige monolithische rotsformaties, en orthodoxe monniken bouwden er kloosters.  Hoe ze dat deden is minder evident, want tenzij voor ervaren bergbeklimmers zijn de rotsen niet meteen goed toegankelijk.  De combinatie van de rotsen met de kloosters is zonder meer uniek.  Op de terugweg stopten we nog in Metsovo, het dichtst dat een mens bij het Alpengevoel kan raken zonder Griekenland te verlaten.  Gejodeld wordt er bij mijn weten nochtans niet.

Tussendoor vierden we 15 augustus in Parga.  Die dag wordt overal in Griekenland gevierd, wegens het hoogfeest van Maria-Tenhemelopneming en omwille van de band met de Tweede Wereldoorlog (toen de Italianen op 15 augustus 1940 de “Elli” bij het eiland Tinos tot zinken brachten, nog vóór de oorlog tussen Italië en Griekenland uitbrak).  Maar in Parga wordt ook de terugkeer van de bewoners van de stad gevierd, bijna een eeuw nadat ze in 1819 in ballingschap vertrokken toen hun stad in handen kwam van de Ottomanen – van de al genoemde Ali Pasja dus.  Die verkreeg de stad die hij gedurende jaren probeerde te veroveren uiteindelijk door ze te… kopen.  Van de Britten.  Of hoe zelfs de perikelen rond Groenland niet zo uniek zijn in de geschiedenis…

Traagheidswet

Traagheidswet

Hoe ver staat het eigenlijk met de regeringsvorming ? Ze schiet niet echt op.  Niet alleen federaal sleept ze aan – dat was vooraf voorspelbaar – maar ook de Vlaamse en Waalse regeringen raken niet gevormd.  En dat was vooraf niet zo voorzien.  De politieke analyse waarom het allemaal zo lang duurt is ondertussen al herhaaldelijk en door velen gemaakt : met name N-VA en PS schaken op verschillende borden en proberen tegelijk in hun regio en federaal mee in de regiekamer te geraken, en te vroeg de knoop doorhakken op het ene niveau kan maken dat ze zich buitenspel zetten op het andere niveau.  Neem daarbij dat ze onderling niet sterk compatibel zijn en de blokkering is snel verklaard.

Maar naast een politieke analyse kan er ook een institutionele analyse worden gemaakt.  Wie wat verder kijkt dan onze grenzen zal vaststellen dat we in vergelijking met andere landen ook gewoon weinig mechanismen hebben die dit soort blokkeringen moeten voorkomen.  Er zijn landen waar er een termijn staat op de regeringsvorming, en als die niet gehaald wordt zijn er automatisch nieuwe verkiezingen.  Er bestaan, vaak in combinatie met die tijdslimiet, ook formele regelingen die bepalen wie er “formateur” is : eerst zoveel weken de leider van de grootste partij, dan de op één na grootste…

Ook onze “lopende zaken” zijn niet universeel.  Soms blijft de regering gewoon, met volle bevoegdheid, zitten tot er een andere een meerderheid heeft.  Er zijn ook landen waar de regering tijdelijk wordt gevormd met neutraal-technocratische ministers.  Met bijvoorbeeld de voorzitter van het hoogste gerechtshof als premier.  Ook dat zet de politici tot enige spoed aan…

Soms werkt ook het kiesstelsel een meerderheidsvorming in de hand : onlangs waren er in Griekenland verkiezingen (die ik uiteraard wat dichterbij heb gevolgd), en daar krijgt de grootste partij er een pak zetels bovenop.  Ook een “first past the post”-systeem zoals in de Angelsaksische landen leidt in de regel tot een snelle meerderheidsvorming.  Beide systemen verkleinen het draagvlak bij de kiezers voor de uiteindelijke regering, maar die is er dan tenminste wel één.

Tenslotte is het ook het onding dat “samenvallende verkiezingen” heet elders lang niet zo populair als hier, al gaan er nu ook bij ons stemmen op om daar toch maar terug vanaf te stappen, al was het maar omdat het onze invloed op de vorming van de Europese Commissie vermindert.

Misschien moet een volgende staatshervorming hier toch ook eens bij stilstaan, want dat treuzelen om een regering te maken is dan wel een politieke tactiek én een gevolg van de complexiteit van de Belgische constructie, maar het is ook het resultaat van het gebrek aan spelregels.  Als er een deadline van twee maanden stond op de Vlaamse en de Waalse regeringsvorming, met nieuwe verkiezingen als het niet lukt, dan waren die regeringen er nu, zonder twijfel.

Afdronk

Afdronk

Elf juli kreeg dit jaar een slechte nasmaak…  In mijn vorige stukje was Jan Peumans de vorige voorzitter van het Vlaams Parlement.  Ondertussen is hij de voorganger van de vorige voorzitter.  Ik heb best te doen met zijn opvolger.  Ik heb Kris Van Dijck altijd een bekwaam en sympathiek politicus gevonden.  Als mens gun je niemand wat hem deze week is overkomen.  Hopelijk is het wel de aanleiding voor een grondiger debat.  Neen, niet over eventuele sociale fraude : dat mag niet, en daar moet niet eens over gediscussieerd worden.  Ik ga er vooralsnog ook vanuit dat Van Dijck daar helemaal niet schuldig aan is, en hoogstens een deontologische fout (en nog niet eens een heel grote) heeft gemaakt.  Maar over alcohol en verkeer zou een fundamentele discussie toch wel gepast zijn.

Ik ben het er niet in alle omstandigheden mee eens dat “politici een voorbeeldfunctie hebben”.  Politici zijn ook maar mensen, en dat houden we best zo.  Maar soms brengt de rol van “regelgever” en “verantwoordelijke voor het doen naleven van de regels” wel een extra verantwoordelijkheid mee.  Dat lijkt me hier het geval.

Ons verkeer is al te vaak dodelijk.  Dat heeft niet altijd met alcohol te maken.  Vaak ook met te drukke wegen, of een verkeerde inrichting van de weg. Met ander onverantwoordelijkheid gedrag, of andere substanties die het rijden beïnvloeden.  Met puur ongelukkig toeval ook.  Maar al te vaak zit alcohol er wel voor iets tussen.  Dat weet iedereen.

En ja, ik heb gemakkelijk praten.  Ik drink wel eens alcohol, maar ik rijd nooit met de wagen.  En, eerlijk is eerlijk, soms rijd ik wel mee met mensen die een glas te veel op hebben (nooit véél te véél, maar toch).  Dat zou ik niet mogen doen, maar het is niet altijd evident om de chauffeur waarvan je afhankelijk bent op zijn (of haar, maar meestal zijn) plichten te wijzen.  Een paar glazen wijn maken ook niet noodzakelijk een brokkenpiloot van iemand.  Maar het risico neemt wel toe.  We hebben daar duidelijke regels voor gemaakt.  Niemand in de politiek stelt die in vraag – tenzij (terecht) om ze nog scherper te maken.  Dan moeten we ook maar stoppen met excuses te zoeken.  En ook met alcohoholgebruik in het verkeer als een privézaak te beschouwen.  Dat is het niet : wie gedronken heeft en de auto neemt stelt daarmee in onze maatschappij een publieke daad.  Iedereen weet dat je er de regels mee overtreedt.  Iedereen weet dat het je geloofwaardigheid ondergraaft als minister, parlementslid, burgemeester, schepen, gemeenteraadslid : de volgende keer dat je een dossier op tafel krijgt over verkeersongevallen, controles, ontradingscampagnes… kan je jezelf niet meer recht in de ogen kijken.  En dus kan je je kiezers niet meer voluit vertegenwoordigen.

Een collectief besluit van de politiek dat het nu wel welletjes geweest is, en dat we dit in eigen rangen (ook in eigen partijrangen) niet meer tolereren, zou een verschil kunnen maken.  Dat is niet gemakkelijk, want we zijn* ook maar mensen, inderdaad.  Maar andere landen tonen aan dat het wel degelijk kan.

*In plaats van “zijn” stond hier in de eerste versie van deze tekst “wijn”.  Dat heet een Freudiaanse verspreking…

Beeld in het bos

Beeld in het bos

Het beeld van de Heilige Lutgardis van Tongeren, dat tot voor kort in de kapel van het Redemptoristenklooter aan Rouwmoer stond, kan sinds gisteren bewonderd worden in de kloostertuin aldaar.  De overplaatsing gebeurde op initiatief van het Davidsfonds, met name van de onlangs overleden Stan Van Den Bergh.  Het houten beeld, van de hand van een Essen-Oldenburgse kunstenaar, werd door het gemeentebestuur van onze Duitse zustergemeente destijds immers aan het Essense Davidsfonds geschonken.

De Heilige Lutgardis (1182-1246) zou u kunnen kennen als patrones van de Vlaamse Beweging.  Die eer verwierf de mystica ze omdat ze tot Onze-Lieve-Vrouw bad om nooit Waals te moeten spreken, hoewel ze in abdijen ten zuiden van de (toen erg diffuse) taalgrens verbleef – onduidelijk is of haar gebed ook werd verhoord – over een eventueel beroep bij de Raad van State is er al helemaal niets bekend.  Ze wordt ook aangeroepen om de vruchtbaarheid te bevorderen, waarvoor het onder meer helpt om in haar stoel plaats te nemen, die dan weer bekend staat als het oudste meubelstuk van België.  En die zich ook ten zuiden van de taalgrens bevindt.

Dat weet ik allemaal uit Wikipedia, maar het werd gisteren ook toegelicht door Jos Van Loon, de architect die de mooie nieuwe behuizing van het beeld ontwierp.  En blijkbaar komt al die kennis uit een betrouwbare bron, wat voor heiligenlevens op zijn zachtst gezegd niet altijd het geval is.  Ze raakte overigens ook voorbij onze contreien bekend, wat blijkt uit het feit dat ze door Goya werd afgebeeld.  Maar dat werd er gisteren dan weer niet bijverteld, kwestie van het mooie Duitse houtsnijwerk niet in de schaduw te stellen, wellicht.

Gisteren, dat was op de 11 juliviering die het Essense Davidsfonds organiseerde.  Een geslaagde poging om opnieuw aan te knopen bij de traditie om Vlaanderens feest in Essen ook wat “inhoud” te geven, die door het gemeentebestuur een aantal jaren geleden werd losgelaten.  We kregen eerst een toelichting over de vervlaamsing van het College van het Eucharistisch Hart, waar we te gast waren, door de specialist ter zake die in het dagelijks leven ook burgemeester van Essen is.  En vervolgens mocht de net gepensioneerde Vlaams Parlementsvoorzitter Jan Peumans zijn verhaal brengen – en zo het boek waarin zijn zoon dat optekende promoten.  Peumans bleek een uitstekend verteller.  Een politicus ook met veel respect voor wie zijn mening of partijkaart niet deelt (die twee zaken overlappen bij hem bovendien niet noodzakelijk).  Een oud-KSA’er, wat ook hijzelf een essentieel kenmerk vond.  En iemand die zichzelf weet te relativeren, ook erg belangrijk.  Dat hij af en toe enkele data door elkaar haalde weze hem vergeven, al kan hij zich dat als doctor in de geschiedenis in spe toch misschien wat minder permitteren.  Peumans illustreerde zijn verhaal met foto’s, maar sloeg het beeld over waarop hij in carnavalsplunje te zien was.  Misschien had hij toch wat opzoekingswerk moeten doen alvorens van het verre Riemst naar het nog verdere Essen af te zakken, want de carnavalstraditie is in dit land wellicht wijder verspreid dan hij besefte.  Een mens kan niet alles weten.

Het werd een geslaagde avond, muzikaal omkaderd door het onvolprezen Essense ensemble Cantores, want bij nationale feesten hoort ook gezang.  Al gaat Vlaanderen het dit weekend qua stemmige samenzang toch moeten afleggen tegen Estland, waar de vijfjaarlijkse Laulupidu plaatsvindt.

U heeft goed gekozen

U heeft goed gekozen

Mijn vorige stukje ging over de verkiezingen, maar ik schreef het vooraleer de uitslag daarvan bekend was. Wat de Essense kandidaten betreft kan ik kort zijn : Dirk won de race en de anderen stonden niet op de foto. Maar dichter bij een vertegenwoordiger in Brussel zijn we dus niet gekomen. De verkiezingen gingen dan ook niet echt daarover. Waarover ze wel gingen, daar kan je over discussiëren. Vast staat dat het Vlaams Belang en de PVDA de verkiezingen in Vlaanderen wonnen, en Groen ook een beetje. Dat is dan in landen waar de verkiezingen „winnen” wordt gedefinieerd als „sterk vooruitgaan” en niet als „de grootste partij worden”. In dat laatste geval zou de N-VA de overtuigende winnaar zijn.

Ik ga het in dit stukje verder niet over de PVDA hebben. Dat houden ze van mij te goed, want ik vind hun opkomst wel interessant. Ik wil het wel in de eerste plaats hebben over de terugkeer van het VB. Tien jaar geleden schreef ik hier dat het de historische verdienste van Bart De Wever was dat hij de Leeuwenvlag uit de handen van het VB had gerukt. Vijf jaar geleden maakte hij het werk zo goed als af : het VB werd bijna van de kaart geveegd. Het was irrelevant geworden. En niet door de standpunten ervan over te nemen, wel door de irrelevantie aan te tonen en de bekommernissen van zijn kiezers op een andere manier te kanaliseren.

Hoe is het VB dan teruggekomen ? Het zou onverstandig zijn om te ontkennen dat voorzitter Tom Van Grieken met slechte kaarten zeer goed gespeeld heeft. Maar er is meer aan de hand. Vanuit twee politieke hoeken is het VB terug gelegitimeerd, terug relevant gemaakt. Twee tegengestelde hoeken dan nog : door de felste tegenstanders van N-VA en door de N-VA zelf. Vanaf het moment dat N-VA in de regering stapte, hebben een aantal krachten op links (vooral de PS en Ecolo) het niet kunnen laten om de N-VA gewoon gelijk te stellen met het VB. Het „geluid van bottines” dat de regering was binnengekomen, de cartoons van Theo Francken als nazi… Ook in Vlaanderen kon men het soms niet laten. En het zogenaamde „fascisme” van de N-VA werd erg breed gedefinieerd : het ging over het vreemdelingenbeleid, maar soms werden ook gewoon rechtsere sociaal-economische standpunten (tussen haakjes : het soort standpunten dat pakweg in Scandinavië door linkse partijen wordt gehanteerd) gebruikt om aan te tonen dat de N-VA een asociale (à la bonheur) en dús niet-democratische partij was waarmee net zoals met het VB niet kon worden samengewerkt. De (Vlaamse) kiezer begreep dat VB en N-VA eigenlijk even aanvaardbaar of onaanvaardbaar waren. En zoals de N-VA ooit de aanvaardbaarheid van CD&V „meenam” uit het kartel, kreeg het VB plots de aanvaardbaarheid van uitstekende ministers als Jambon of Bourgeois cadeau. Geen onderscheid maken tussen politieke tegenstanders, wanneer dat wel hoort, helpt uiteindelijk de meest extremen onder hen. Ook rechts bezondigt er zich wel eens aan : de partijprogramma’s van Groen en PVDA zijn echt niet zomaar allebei „communistisch”. In dit geval is het VB er dankbaar voor.

Ook de N-VA zelf heeft bijgedragen tot de terugkeer van het VB. In de eerste plaats door het debat naar het thema van het VB, migratie, toe te trekken. Uit de regering stappen omwille van Marrakech nam meteen ook het andere grote argument weg : een stem op N-VA is nuttig, want leidt tot N-VA-bestuurders, terwijl een stem op het VB dat niet doet. Maar de uitstap werd door N-VA zelf uitgelegd alsof de N-VA-bestuurders uiteindelijk ook „buitengewerkt” worden. Vice-premier Jambon en staatssecretaris Francken zouden volgens mij de kiezer veel meer bij het VB hebben weggehouden dan de burgemeester van Brasschaat en Lubbeek. Tenslotte heeft de N-VA verzuimd om de scheidingslijn met het VB, die inhoudelijk en principieel een dikke streep is en blijft, te benadrukken en helder te maken waar de grens ligt. In stijl en communicatie was het verschil soms duidelijk te klein. En ook dat legitimeerde verder het VB. Dat dus echt wel definitief van de kaart geveegd had kunnen zijn.

Jammer, maar helaas. De wederkeer van het VB roept meteen ook de vraag naar het cordon sanitaire op. Ter herinnering : dat cordon is de afspraak die de andere partijen 28 jaar geleden maakten dat er geen politieke afspraken (zoals coalities) konden worden gemaakt met het Vlaams Blok. Niet meer, niet minder – ook dat verdient te worden benadrukt, want het is in de loop der jaren zowel door het VB als de tegenstanders anders geïnterpreteerd en uitgelegd.  Ik heb hier al vaak gezegd dat het cordon legitiem en niet anti-democratisch is : je mag afspreken met wie je wel en niet wil besturen.  Anders zou elke coalitievorming onmogelijk zijn.  Maar je kan moeilijk ontkennen dat de onderbouwing van die afspraak om het VB erga omnes uit te sluiten drie decennia later niet meer zo helder overkomt. Het cordon is namelijk als tautologie gedefinieerd : er kon niet worden samengewerkt met partijen met een programma zoals dat van het Vlaams Blok – ergo, er kon dus niet worden samengewerkt met het Vlaams Blok. Toen was het „waarom” daarvan vrij duidelijk, maar in de loop der jaren is de onderbouwing van het cordon vaak op verschillende manieren uitgelegd. Waar oorspronkelijk het racisme in het programma en de retoriek van het VB de verantwoording voor het cordon vormden, hoort volgens sommigen het VB achter dat cordon omdat het pleit voor een onafhankelijk Vlaanderen, of op basis van sommige „neo-liberale” standpunten, pakweg over de rol van de vakbonden. Je kan daar voor of tegen zijn, en dat voor of tegen hard verdedigen.  Je kan op basis daarvan beslissen al dan niet met een partij samen te werken ook.  Ze vormen echter geen grond voor een principiële uitsluiting door alle andere partijen.

Wat doet dat wel ? Dat is een discussie waard. Het uitgangspunt daarvan moet de liberale democratie zelf zijn. Mensen discrimineren op basis van ras, geloof, vermogen… kan niet. Aanzetten tot haat en geweld ook niet. De persvrijheid, godsdienstvrijheid, … in vraag stellen mag niet. Het recht van mensen om hun eigen bestuurders te kiezen betwijfelen, dat past per definitie niet in een democratie. En dus openlijk regimes goedkeuren die al die dingen doen hoort niet. Standpunten ondersteunen en verspreiden (bijvoorbeeld op sociale media) die dit soort zaken onderschrijven ook niet. Dat lijkt mij een goed begin voor een lijstje. Zo’n opnieuw gedefinieerd „cordon”, een gedragscode waarbij partijen elkaars legitimiteit voorwaardelijk erkennen eigenlijk, zou zinvol zijn. Het zou grenzen in alle richtingen trekken : het regime in Venezuela steunen of voor geweld tegen „de rijken” pleiten zou ook over de grens gaan. Maar ik vrees dat de discussie er niet komt, en dat het cordon het met zijn tautologische definitie moet blijven doen. En dan kan je er moeilijk omheen dat het VB van vandaag niet meer het VB van Zwarte Zondag in 1991 is. Wel nog een partij waarmee ik niet samen zouden willen of kunnen besturen, trouwens. En die voor mij ook in zijn huidige vorm onder een hergedefinieerd cordon zou vallen. Maar dan wel zou weten waar de grens ligt, wat nu eigenlijk niet het geval is.  Wat het ook te gemakkelijk maakt om het tegen anderen uit te spelen.

Een andere les die uit de verkiezingsuitslag moet worden getrokken is dat coalitiepartijen die elkaar als tegenstander zien uiteindelijk allemaal verliezen. De pogingen van N-VA, Open Vld en CD&V om de voorbije jaren voortdurend elkaar vliegen af te vangen en de zwarte piet door te schuiven hebben hen elkaar uiteindelijk allemaal stemmen gekost. Wat niet verrassend is : een voorgenomen regeringsmaatregel pakweg „asociaal” of „onverantwoord” noemen, klinkt nu eenmaal veel geloofwaardiger als die uitspraak van binnenin de regering komt ! Ik vind het vreemd dat politici dat meestal wel inzien op lokaal niveau (coalities hebben de neiging elkaar te sparen of zelfs openlijk voor elkaar op te komen), maar op nationaal niveau niet. Een andere aanpak, een andere mentaliteit en cultuur op dit punt, zou de geloofwaardigheid van de politiek heel veel goed doen, denk ik. En zo ook extremen tegen houden.

Ik wil tenslotte nog iets over Groen zeggen. Dat die partij in deze omstandigheden niet sterker is gegroeid, moet ook intern veel vragen oproepen. In onze buurlanden zijn de groenen bij de Europese verkiezingen voorbij de sociaal-democraten gegaan, maar bij ons is dat niet gelukt – en dat ligt nu niet meteen aan het „succes” van de sp.a. Wel aan een gebrek aan professionaliteit en aan de weigering om afscheid te nemen van dogma’s (het verzet tegen GGO’s bijvoorbeeld). Daar komt de neiging bij om centrumkiezers af te stoten door sociaal-economisch linkser dan links te willen zijn (de belasting op de wijn in de kelder) in plaats van te beseffen dat er een groot draagvlak voor een beter milieubeleid zit bij sociaal-economische centrumkiezers. Op dat punt zou de opgang van de PVDA een zegen kunnen zijn voor Groen, en de partij zoals de Nederlandse collega’s wat meer in de sociaal-liberale richting kunnen duwen. Wie het klimaat alleen wil redden als tegelijk de pensioenleeftijd omlaag en de belastingen omhoog gaan, die kan namelijk bij Peter Mertens terecht. Maar wie de CO2-uitstoot drastisch naar beneden wil, de begroting in evenwicht, de werkgelegenheid omhoog en de belastingdruk omlaag wil, die stond op zondag niet meteen voor een gemakkelijke keuze !

De regeringsvorming dan.  Als we niet met de plaag van samenvallende verkiezingen opgezadeld zouden zijn, dan zouden de Vlaamse, Waalse en Brusselse regeringsvormingen wellicht al in de juiste plooi hebben gelegen (zoals de regeringsvorming bij de Duitstaligen, trouwens).  In Vlaanderen zou het meest logische zijn om de huidige meerderheid van N-VA, CD&V en Open Vld verder te zetten, en in Wallonië lijkt het erg logisch dat PS en Ecolo elkaar zouden vinden.  Maar de federale regeringsvorming hangt er als een schaduw boven.  Hoe die zou moeten aflopen, zie ik helemaal niet.  Ik hoop wel dat, nu bijna een week later, de hoofdrolspelers een plan in hun hoofd hebben, een visie over waar ze binnen enkele maanden willen staan.  Niemand zit te wachten op een nieuwe maandenlange regeringscrisis waarbij partijen elkaar alleen “I can’t live with or without you” kunnen vertellen.  Zolang de federale overheid bestaat is er echt wel een efficiënt bestuur voor nodig, en wie ze wil ontmantelen doet er goed aan ook dáár een efficiënt plan voor uit te werken.

Essen-Brussel

Essen-Brussel

Ik ben vandaag naar de stembus getrokken, zoals miljoenen andere Europeanen.  Hier is het bovendien ook nog eens verplicht.  Bij het binnenkomen van de Heuvelhal bekroop me een kortstondig stressgevoel : de herinnering aan 14 oktober vorig jaar.  Maar ik realiseerde me al snel dat er vandaag voor mij persoonlijk heel wat minder op het spel staat.  De kans dat ik in de coalitie-onderhandelingen na déze verkiezingen beland is bijvoorbeeld erg klein.  Als we allemaal samen even eerlijk zijn, moeten we bovendien toegeven dat er voor niemand in de Essense politiek heel veel op het spel staat vandaag.  Met alle respect voor Dirk, Steff, Brigitte en Emma, maar echt prominente -laat staan verkiesbare- plaatsen op de verschillende lijsten nemen ze niet in.  Wellicht komt de derde opvolgersplaats van Emma Lambregts bij de sp.a potentieel nog het dichtst bij een zitje, afhankelijk van het coalitiespel.  Het zou haar gegund zijn, maar ik zie het niet gebeuren.  En het electorale mirakel dat Dirk nodig zou hebben gun ik hem nog meer, natuurlijk.  Maar ook de kansen daarop schat ik niet zo groot in.

Het is ondertussen alweer enkele verkiezingen geleden dat Essen naar de stembus trok in de zekerheid dat er ’s avonds opnieuw een Essenaar op de banken van één van de parlementen zou belanden.  Nochtans leeft de politiek in Essen.  In de gemeenteraad zie ik ook verschillende mensen op de gele, oranje en rode banken die goede parlementsleden zouden kunnen zijn.  Ik heb liever dat ze het bij de Essense politiek houden, en ben ook tegen de cumul tussen een schepencollege en een parlement, maar dat doet geen afbreuk aan de vaststelling.  De redenen ervoor hangen ongetwijfeld samen met persoonlijke keuzes, ze zijn wellicht niet eenduidig en verschillen ook tussen de partijen.  De ene partij versterkt anderzijds wel ook de andere hierin, want als er geen prominente kandidaten zijn, voelen de andere partijen ook minder de nood aan een prominente tegenkandidaat.

Of het uiteindelijk goed of slecht is voor Essen ? Dat weet ik niet.  Ik zie niet graag dat de lokale politiek in de schaduw staat van de nationale, en op dat punt is het wellicht beter dat er niemand zich al te veel geroepen voelt om het Brusselse beleid te verdedigen – of net niet.  Anderzijds is het voor een gemeente aan de rand van Vlaanderen nu ook weer niet zo slecht om een “vaste verbinding met Brussel” te hebben, zoals het laatste Essense parlementslid het op zijn affiches had staan.  Misschien iets om ooit eens zeer “off the record” over na te denken over de partijgrenzen heen.

Ondertussen kunnen we in Essen wellicht iets meer ontspannen, maar even zeer geboeid, de uitslagen afwachten…

Kiespijn

Kiespijn

26 mei wordt een slechte dag voor onze democratie.  Dat weet ik nu al.  Er zijn die dag namelijk Euvladerale verkiezingen.  Maar er is helemaal geen Euvladeraal parlement.  Toch wordt tussen politici en in de media een druk Euvladeraal debat gevoerd, en gaan heel wat kiezers wellicht volgens hun Euvladerale voorkeur stemmen.  Drie keer geel, drie keer groen of drie keer oranje, en daarmee is de kous af.  Wie die samenvallende verkiezingen heeft bedacht, moet alsnog aan de schandpaal worden genageld.

Er worden meestal twee drogredenen aangehaald voor dit misbaksel.  In de eerste plaats zou het eenvoudiger zijn om “symmetrische meerderheden” te maken en om dan tussen verschillende regeringen samen te werken.  Wel, dát is een succes gebleken : de voorbije jaren zat zowat elke partij wel ergens in een regering, maar samenwerking is er niet van gekomen.  In een volwassen democratie wordt er overigens wel samengewerkt tussen beleidsniveaus, los van politieke meerderheden.  Zie de EU, maar ook de VS en zelfs het Verenigd Koninkrijk.  Tot daar drogreden één.  De tweede is nog erger : de kiezer gaat niet graag zo dikwijls stemmen.  En daarom laten we hem of haar stemmen voor een “brij” van bevoegdheden en personen.  Bij de sp.a trekken Caroline Gennez en Yasmine Kherbache de lijsten in de kieskring Antwerpen.  Weet u zonder spieken wie de Vlaamse lijst trekt en wie de federale ? Zo ja, dan bent u wellicht sp.a-lid en doet u de oefening best over met een andere partij.  Dat is geen verwijt aan beide dames, uiteraard.  Maar hoe kunnen we verwachten dat de kiezers een vaag idee hebben over welk niveau wat doet als we de verkiezingen maar “voor hun gemak” laten samenvallen ? Hoe kunnen we verwachten dat ze bijvoorbeeld een oordeel kunnen vellen over het beleid van de ministers van milieu als partijen niet eens de moeite doen om uit te leggen wat die ministers op het ene niveau doen en wat op het andere ? Hoe kan je je een oordeel vellen over confederalisme of herfederalisering als alle bevoegdheden sowieso als “homogeen” aan de kiezer worden voorgesteld ? Gaat de kiezer niet graag stemmen ? OK, schaf de stemplicht dan af.  Of maak het voor mijn part één keer op twee verplicht om te gaan stemmen.  Maar denk toch niet dat het zal helpen om de inzet van de verkiezingen zélf tot een onontwarbaar kluwen te herleiden.

De echte reden van die samenvallende verkiezingen is natuurlijk de controledrang van de partijhoofdkwartieren, die politiek personeel zo flexibel mogelijk willen kunnen inzetten.  Na 26 mei is er geen haan die ernaar zal kraaien als Gennez of Kherbache minister worden op het andere niveau dan ze verkozen zijn (want wie weet dat dan nog) of als er een Europese lijsttrekker alsnog op een ministerzetel belandt.

De slachtoffers hiervan ? De gemeenteraadsverkiezingen, want door samen te vallen met de provincieraadsverkiezingen (die wegens de overbodigheid van de provincieraden een soort nationale opiniepeiling zijn) wordt het gemeentelijke partijlandschap onnodig in een nationaal keurslijf geduwd.  Maar een veel groter slachtoffer zijn natuurlijk de Europese verkiezingen.  Ik weet ook wel dat het iets te idealistisch is om te denken dat de kiezer zich bij de keuze voor die verkiezingen eerder laat leiden door de verschillen tussen de EPP, S&D, ALDE, ECR en Groen/EVA, zoals de de fracties in het Europees Parlement heten, dan die tussen CD&V, sp.a, Open Vld, N-VA en Groen.  Maar met afzonderlijke Europese verkiezingen zou het tenminste -afzonderlijk- over de thema’s gaan die in het Europees Parlement aan bod komen.  En zou er misschien enige kans zijn dat de Vlaamse kiezer uitgelegd zou krijgen dat de verkiezingen ook tussen onder meer Manfred Weber, Frans Timmermans en Margarete Vestager gaan.  Dat dat nu niet lukt ligt, toegegeven, ook een beetje aan de EU zelf : het voorstel om naast de nationale ook pan-Europese lijsten in te voeren, vooral gesteund door de Franse president Macron, haalde het niet (binnen vijf jaar lijkt het me bijna onvermijdelijk – hopelijk wordt de tussentijd gebruikt om het juist vorm te geven).  Maar nu is het natuurlijk wel heel erg.

Samenvallende verkiezingen… ze zouden bij wet verboden moeten worden.  Minstens zes maanden tussentijd.  Nu zal ik dan maar proberen om de “klik” te maken in de tussentijd die de stemcomputer zal voorzien.  Hopelijk is het niet de allernieuwste versie…

Vereenigt u

Vereenigt u

Op een gemeenteraad komen zelden ideologische kwesties aan bod.  Dat vinden sommige mede-raadsleden jammer, en ze zullen dan ook elke gelegenheid te baat grijpen om de vragen die op een hoger niveau wel spelen naar Essen te halen.  Ook als de band met de gemeentelijke bevoegdheden flinterdun is.  Toch spelen er op de achtergrond soms diepgewortelde visies, al laten die zich niet noodzakelijk altijd zo gemakkelijk vertalen naar de klassieke (partij)politieke breuklijnen.  Eén daarvan, die gisteren opdook en die de komende jaren nog wel eens een belangrijke rol zou kunnen spelen, is de visie op de rol van een gemeentebestuur t.a.v. het verenigingsleven in een gemeente als Essen.

Enerzijds kan je als principieel uitgangspunt hanteren dat verenigingen voor zichzelf moeten instaan.  Ze kunnen gebruik maken van de gemeentelijke dienstverlening, zoals elke burger, maar daar houdt het dan op.  Dit vertrekpunt komt in verschillende varianten voor, maar historisch de belangrijkste in onze contreien is de visie dat de verenigingen weliswaar belangrijk zijn en niet aan hun lot mogen worden overgelaten, maar dat de steun die ze nodig hebben vanuit “de zuil” moet komen*.  In de praktijk dus vooral de parochies, maar in Essen heeft er altijd ook een socialistische tegenhanger bestaan.  Voor wat er niet gebeurt, zijn er in deze visie drie mogelijke uitwegen.  Sommigen zullen vinden dat er uit het feit dat iets niet spontaan wordt georganiseerd, ook blijkt dat het niet nodig is.  Anderen gaan ervan uit dat het gemeentebestuur dan zelf het gat moet invullen, al dan niet door zelf vrijwilligers te zoeken, en onder eigen vlag (of pseudovlag) voor een socio-cultureel aanbod moet zorgen.  Een derde aanpak is om meer te “faciliteren”, bijvoorbeeld door ruimte te voorzien, materiaal ter beschikking te stellen…  en de verenigingen een kader te bieden, waarbinnen ze dan evenwel nog steeds hun eigen boontjes moeten doppen.

Anderzijds kan je principieel vinden dat het gemeentebestuur verenigingen zelf zo veel mogelijk moet ondersteunen.  Financieel, met ruime subsidies.  Praktisch, met een aanbod aan degelijke ruimte en goed materiaal dat flexibel kan wordt uitgeleend – of in sommige gevallen zelfs gewoon verkregen.  Inhoudelijk, door administratieve maar als het moet ook organisatorische beslommeringen over te nemen.  Ook deze visie bestaat in varianten, vooral omdat ze zonder nuances moeilijk haalbaar is : voor een vereniging die de eigen leefbaarheid niet heeft bewezen, die ook niet meteen een grote meerwaarde lijkt te hebben… is het moeilijk om het onderste uit de kast te halen.  Bovendien dreigt zou in dit soort aanpak soms de vrijheid, en daarmee de essentie van het vereniging-zijn, wel eens in gevaar kunnen komen.  En soms is een stukje “eigen verantwoordelijkheid” opnemen ook gewoon deel van het eigenlijke pedagogische project van de vereniging.

De eerste visie, de “handen in de zakken”-visie op de rol van het gemeentebestuur, beschouwt uiteindelijk de vereniging verantwoordelijk voor de eigen inkomsten.  Het is de visie van de tombola’s en de pannenkoekenslagen, of van een “voor wat hoort wat”-beleid dat tot papierophalingen of het wassen van verkeersborden heeft geleid.  De tweede visie, de “handen uit de mouwen”-visie gaat ervan uit dat de vereniging eigenlijk alleen moet doen waarvoor ze is opgericht.  Een voetbalvereniging moet voetballers trainen en wedstrijden spelen, een jeugdvereniging moet activiteiten en kampen organiseren voor kinderen en jongeren.  Een mosselfeest, waarbij trainers en jeugdleiders een dagje kok of ober moeten spelen, is in die visie het bewijs dat de steun onvoldoende is.  De eerste visie zal ook sterker de nadruk leggen op de gelijke behandeling van alle verenigingen (want dat kan nog uitgelegd worden als “een kader scheppen”) de tweede meer op maatwerk, aangepast aan de vereniging – daarbij het risico op enige jaloezie, die ook terecht kan zijn, op de koop toe nemend.

Beide visies komen niet zoveel in hun zuivere vorm voor, zoals ik ook al suggereerde.  Sommigen hanteren bovendien een verschillende visie op verschillende types verenigingen, wellicht samenhangend met de inschatting van hun relatieve maatschappelijk belang.  Maar het verschil in visie bestaat wel en hoewel ze ongetwijfeld ook door de politieke partijen heen loopt, is ze in de huidige Essense raad wellicht niet partijpolitiek neutraal, al was het maar omdat enkelen vrij duidelijk naar de ene of de andere positie lijken te hellen.  En dan is er natuurlijk de “ontzuiling”, vooral dus het terugtrekken van de parochies uit (dit deel van) het publieke domein die natuurlijk een kader schept, die ertoe leidt dat de aanhangers van de visie dat de gemeente hoogstens een kader moest creëren dat het vrij initiatief dan maar vooral via die zuilen moest aanvullen, onvermijdelijk hun visie aan de realiteit moeten toetsen.  Door ze op te schuiven in de richting van de tweede visie, of door consequent vast te stellen dat het vrij initiatief zich terugtrekt en dat te betreuren, maar verder te laten voor wat het is, of door er eigen gemeentelijk initiatief voor in de plaats te stellen.

Ik ben geen politicoloog, gelukkig maar, maar ik ben ervan overtuigd dat dit de discussie over Kobie, oud papier, de beveiliging bij fuiven, het Gildenhuis, de gemeenschapscentra, de turnhal… kan helpen begrijpen.  En voor wie eraan twijfelt : ik ben een overtuigd “handen uit de mouwen”-verdediger.  Al heel wat jaren.  Met nuances, want dat kan niet anders.  Maar toch.  Ik herinner me een discussie in 1994 met de toenmalige voorzitter van de CVP, zelf een groot “vereniger” trouwens, die eigenlijk hiertoe terug te brengen was – en ook toen al liep de breuklijn niet helemaal gelijk met de partijlijnen.

*Heel vaak was (en is misschien nog steeds) dit ook de visie van mensen die zich, al dan niet vanuit hun “zuil”, ontzettend hard voor hun vereniging(en) inzetten.  Ook al daarom wil ik hier in geen geval een waardeoordeel uitspreken.  

Voorwaarts, mars !

Voorwaarts, mars !

De Brusselse klimaatmarsen zijn stilaan even veel wereldnieuws geworden dan de Franse gilets jaunes. De laatsten startten vanuit protest tegen te hoge dieselprijzen, de eersten onder meer tegen het feit dat we nog altijd op diesel (en soortgelijk spul) rondrijden. Ik probeer het gele hesjesprotest te begrijpen, maar de diffuse eisen, de agressieve technieken en de anti-democratische tendensen… ze zijn me er toch wat te veel aan. De pogingen tot recuperatie door zowel extreem-links en extreem-rechts zijn dan wel doorzichtig, de „beweging” leent zich er ook voor. Ik zie niet zo goed in waartoe het moet leiden.

Neen, dan den klimaatmarsen. Met als uniek kenmerk dat het eigenlijk een groep scholieren is die het verschil maken. In het algemeen vind ik spijbelen niet zo verstandig en vind ik dat scholen het niet mogen tolereren. Ik heb ook geen zin om inconsequent te zijn en een „spijbelmars” tegen pakweg de pensioenen te veroordelen omdat die tijdens de schooluren plaatsvindt. Maar je kan moeilijk ontkennen dat hij wel wérkt, de techniek van De Wever. Anuna. En inspireert, getuige de sympathieke mini-mars in Essen.

Uiteraard hebben de betogers gelijk : er moet veel meer gebeuren om de klimaatopwarming aan te pakken. Dat kunnen Vlaanderen, België of Europa niet alleen. Het gaat ook niet op om wonderen te verwachten van micro-oplossingen. Maar je moet altijd ergens beginnen, en de EU kan wel een relevante voortrekkersrol spelen. „Te klein” denken gebeurt al vaak genoeg. En er zijn ook echt wel maatregelen die in principe vrij snel en eenvoudig genomen kunnen worden, zoals fiscale maatregelen afschaffen die vervuilend gedrag belonen en hun CO2-afremmende tegenhangers versterken.

Niet dat ik het daarom eens ben met alle oplossingen die worden aangedragen, en dan heb ik het niet over het drukken van geld dat De Wever op een bepaald moment blijkbaar heeft voorgesteld (dat heet in het vakjargon “quantitative easing” en is niet noodzakelijk altijd onzin, al gaat het in de context die ze gebruikte wellicht niet op). Ik heb nogal vertrouwen in technische vooruitgang, en vind in die zin ook veilige(r) kerncentrales aanvaardbaar, in elk geval als overgangsmaatregel voor de komende decennia. Dat neemt niet weg dat ik zeker ook als Essens gemeenteraadslid een schrik heb van de centrale in Doel – die wordt net iets te vaak uitgeschakeld. Maar kolencentrales zijn nog dwazer, en de economie stilleggen houdt oplossingen eerder tegen dan ze te bevorderen. Maar laat dat alles vooral geen pleidooi zijn voor een stilzitbeleid. Integendeel, we moeten nu het verschil maken. Zo efficiënt mogelijk, ook waar dat ideologisch aan de ene of de andere kant wringt. We zijn eigenlijk al te laat. De klimaatmarcheerders hebben dus wel degelijk een essentieel punt, en we mogen niet te snel zeggen dat we „ze gehoord/begrepen/…” hebben.

Op gemeentelijk vlak kunnen we niet zo heel veel doen. Laten we dat onszelf noch anderen wijsmaken. En laten we dan toch doen wat we wél kunnen doen.