Archief van
Categorie: Politiek algemeen

Bal masqué

Bal masqué

Op 17 februari heb ik hier voorspeld dat we vijf jaar later voortdurend een mondmasker zouden dragen, of toch tijdens risicoperiodes.  Ik kon het toen niet voorzien, maar minder dan vijf maanden later werd het verplicht om in winkels en op een reeks andere openbare plaatsen (die niet in de buitenlucht plaatsvinden).  Niets te vroeg : ik zou de verplichting liever al veel vroeger ingevoerd hebben gezien.  Ik heb verschillende redenen gehoord om dat niet te doen : de niet-bewezen effectiviteit, het valse gevoel van veiligheid en de noodzaak om voorrang te geven aan de gezondheidswerkers en anderen bij de verdeling van de (schaarse) maskers.

Het eerste daarvan is geen argument, of toch alleen maar samen met het tweede.  Het is immers een duidelijk geval van “baat het niet, dan schaadt het niet”.  Bovendien waren er van bij het begin aanwijzingen dat een masker wellicht minstens een beetje helpt.  Wie een masker draagt, raakt ook het eigen gezicht minder aan en is zich meer bewust van de omgeving waarin ook het virus aanwezig is.  En iedereen vroeg zich natuurlijk wel eens (terecht) af waarom gezondheidswerkers wél een masker dragen als het toch niet echt helpt.  Er zijn wat nuances, maar uiteindelijk was dit dus géén goed argument.

Het valse gevoel van veiligheid was dat in het begin mogelijk wel : de boodschap dat binnen blijven, handen wassen en afstand houden essentieel waren, mocht niet ondergraven worden.  Dat gebeurde (en gebeurt) soms wel : ik heb in de supermarkt vaak de indruk gehad dat een masker dragen een afdoend excuus was om géén afstand meer te moeten houden.  Maar dat had in de communicatie toch ondervangen kunnen worden : een masker is een extra bescherming ter aanvulling (en nooit ter vervanging) van de basisregels.

De voorrang voor de gezondheidswerkers was natuurlijk 100% terecht.  In maart en begin april moesten alle beschikbare degelijke maskers naar hen gaan.  Dat had zo gecommuniceerd kunnen worden, alleen ben ik er ook niet helemaal zeker van dat ze dan toch niet massaal zouden zijn gehamsterd.  Het niet-vernieuwen van de stock na de vorige bijna-pandemie gaf de overheid bovendien een sterk communicatienadeel (eigen schuld, maar ja kan de beslissing nu daardoor natuurlijk niet laten beïnvloeden).  Bovendien was dat argument na enkele weken gelukkig uitgewerkt, omdat er voldoende maskers beschikbaar waren.  Dat kon men zien aankomen, en dus had men van bij het begin naar een maskerplicht kunnen toewerken, om die ergens in april of mei in te voeren.  Maar behalve (gelukkig maar) in het openbaar vervoer is er tot nu in juli gewacht, wat het voor veel mensen dan weer moeilijk maakt om de noodzaak nu te aanvaarden, nu de (onterechte) indruk leeft dat het gevaar wel grotendeels geweken is.

Waarom moet het een verplichting zijn, en volstaat de individuele verantwoordelijkheid niet ? Wel, zoals ik in februari schreef : “Ik heb natuurlijk ook gelezen dat het eigenlijk alleen helpt om de verspreiding van allerlei ziektekiemen tegen te gaan als je zelf ziek bent, en dat het niet verhindert dat jij besmet geraakt. Maar niet iedereen weet dat hij of zij besmet is, en bovendien zorg je er op deze manier voor dat wie een masker draagt meteen gestigmatiseerd wordt. Zodat het dus beter is dat iedereen er één draagt, toch op drukke plaatsen.”  Een typisch voorbeeld van gedrag waar alle anderen veel meer baat bij hebben dan jezelf, en dat je bijna per definitie moet verplichten.  Ook al omdat de sociale druk bij ons vaak omgekeerd lag : ik geef toe dat ik ook niet altijd een masker heb gedragen (meestal wel).  Om twee redenen : omdat er echt zo goed als géén mensen in de winkel waren, of toch ook wel eens omdat niemand er één op had.  Dat werkt bij iedereen wellicht zo wel een beetje.

Ik ben dus blij met de verplichting, al is dat dan onder het motto “beter laat dan nooit”.   Ook al maken die maskers het leven van de brildrager er niet eenvoudiger op.  En zo worden de maskers die onder meer de gemeente Essen -zeer terecht- gratis ter beschikking stelde aan de inwoners nu ook écht gebruikt.

Foto : Bangkok, 12 februari 2020 – temperatuur 31°C
Week II

Week II

De tweede week dat we in ons kot moeten blijven.  Met elke dag in het nieuws cijfers die ons eraan herinneren waarom dat een absolute noodzaak is, voor zover we het nog niet doorhadden.  Dat is bij sommigen desondanks nog steeds het geval, maar gelukkig wordt daar in het mate van het mogelijke tegen opgetreden.

Ondertussen wordt het daarmee ook alsmaar duidelijker dat de consequenties van de coronapandemie niet gering zullen zijn.  De economie krijgt zware klappen, en hoe we die gaan opvangen wordt een belangrijke discussie in de komende maanden.  Ook in Essen.  Als grootste partij wilden we onze verantwoordelijkheid niet ontlopen en stelden we een cheque van 20 EUR voor, voor elke Essenaar, te besteden bij de Essense middenstand.  De kritiek van sommigen dat dit een weinig doelgerichte maatregel is, begrijp ik, maar is niet terecht.  Het doel is immers in de eerste plaats om de lokale economie draaiende te houden.  Steun voor wie een laag inkomen heeft en nu extra onder de lockdown-maatregelen leidt is uiteraard ook nodig, maar dat is een ander verhaal – en ook die mensen hebben allerminst baat bij een Essense middenstand die de deuren moet sluiten; dat zou niet alleen economisch een drama zijn, ook ons sociaal weefsel zou er erg onder leiden.

En dat willen we dus behouden.  Net zoals de meeste mensen het liefst willen behouden wat we vóór corona hadden.  Ook daarom vind ik het zo bizar dat sommigen verregaande conclusies willen trekken, over hoe anders de wereld wel moet worden na deze crisis.  Ze staan elke dag in de krant, en meestal, zoals ik vorige week al schreef, op basis van ideologische overtuigingen die ze voordien al hadden.  En natuurlijk is het wijs om veranderingen aan te brengen, om meer buffers te voorzien om schokken op te vangen, uiteraard in de eerste plaats maar niet alleen in ons gezondheidssysteem.  Maar ik moet de eerste nog tegenkomen (figuurlijk, uiteraard !) die pakweg vindt dat een virtueel museumbezoek toch beter is dan echt in het Louvre rondwandelen.  Of die het wel zo handig vindt dat de overheid alle details van ons privéleven regelt, en dat ook zo wil houden.  Ik hoop dat de tijdelijke volmachtbestuurders op alle niveaus, dat ook beseffen – voor sommigen is dat duidelijk niet het geval, om de Hongaarse premier Orban niet te noemen die corona aangrijpt voor een staatsgreep.  Misschien is het op dat vlak wel goed dat we in ons land net een regering in lopende zaken zonder meerderheid met al die extra macht hebben bekleed : de kans op misbruik wordt daar alvast kleiner mee.

Laat ik tenslotte, niet voor de eerste keer hier, nog eens schande roepen over wie al jaren uitkraamt dat de macht en de financiële slagkracht van de Europese Unie moet worden ingeperkt, en nu staat te verkondigen dat diezelfde EU niet genoeg doet.  Gezondheidsbeleid moest bij de Lidstaten blijven, daar mocht de EU zich niet mee bemoeien.  Zo geschiedde, en daardoor mág de EU dat ook nu niet doen.  Ook wie niet inziet dat deze crisis niet als de vorige is en dat de landen die nu in moeilijkheden komen dat niet over zichzelf hebben afgeroepen met economisch wanbeleid in de voorbije jaren krijgt terecht de wind van voren nu – uiteraard is dit het moment om als Unie gezamenlijk financiële instrumenten in te zetten, of je ze nu “eurobonds” noemt of anders.  We gaan elkaar nog heel hard nodig hebben, al was  het maar omdat de maatregelen afbouwen alleen gaat lukken als we dat in de verschillende EU-landen op elkaar afstemmen.  Je hoeft niet verder te kijken dan Essen om dat te beseffen.

Blijf in uw kot

Blijf in uw kot

Eén week ophokplicht.  Voor mijzelf valt het tot nu wel mee, ook al hebben mijn vrouw en ik vooralsnog gekozen voor ons kleine hokje in Brussel (en woont mijn broer in mijn huis in Essen, vanwaar het eenvoudiger is om onze ouders te bevoorraden).  De werkweek was vrij druk zelfs : hoewel telewerk al langer ingeburgerd is en de systemen en de meeste procedures erop voorzien zijn, moeten er natuurlijk toch aanpassingen gebeuren.  En er ligt en lag ook gewoon redelijk wat werk : zaken die gewoon doorlopen (sommige tegen beter weten in) en nieuwe activiteiten rond alle werkgelegenheidsmaatregelen in het kader van deze crisis.  Vandaag heb ik een zondagswandeling gemaakt op de Louisalaan.  Daar is het op zondag altijd rustig als de winkels dicht zijn, en dat gold nu ook : ik zag vooral wandelaars en fietsers die zich allemaal netjes aan de regels hielden.

Dat kan dus wel, ons allemaal netjes aan de regels houden.  Ik houd niet van de al te vroegtijdige conclusies die “men” uit de coronacrisis wil trekken.  Zeker niet van degenen die er plots een bevestiging inzien van de ideeën die ze nu eenmaal al jaren koesteren, gaande van de noodzaak om heel ons systeem te veranderen in een communistische heilsstaat tot de al even grote noodzaak om nooit meer één vreemdeling één grens te laten passeren.  Ik heb iets meer respect voor mensen die sommige van hun ideeën bijstellen, al was het maar over de optimale omvang van ons gezondheidszorgsysteem.  Maar al bij al is het niet het ogenblik om snel lange termijnconclusies te trekken.

Wel om goed na te denken, natuurlijk.  Dat nadenken en de werking van het democratische systeem op gang houden lijkt me ook de eerste plicht van alle politici zonder corona-bestuursverplichtingen – die laatsten moeten uiteraard in de eerste plaats snel en correct instaan voor het nemen en/of uitvoeren van de juiste beslissingen.  Dat moet gebeuren in dialoog met de kiezer, zoals altijd, maar het is voor mij écht niet het moment om zomaar politieke punten te proberen scoren.  Dat laatste heeft federaal geleid tot een gammele oplossing, met een noodregering met volmachten maar zonder echt breed politiek draagvlak.  Als gemeenteraadslid probeer ik alvast zo goed en zo kwaad mogelijk de lokale uitvoerende macht verder te controleren en te bevragen, ook al besef ik dat die nu vaak vooral beslissingen van hogere overheden uitvoert.  Dat er geen tijd lijkt om verantwoording af te leggen, vind ik niet zo aanvaardbaar : dat de burgemeester het erg druk heeft, neem ik aan, maar de andere leden van het schepencollege moeten dat toch kunnen opvangen ? En de technologische middelen zijn toch echt wel voorhanden.

Dat ondertussen politici zelf bijdragen aan alle zéér welgekomen solidariteits- en hulpacties kan  natuurlijk alleen toegejuicht worden.  Wij zijn ook mensen, en iedereen moet dezer dagen zijn deel doen – en de basishouding van maatschappelijk engagement die (gelukkig) de meesten naar de politiek drijft maakt dat ze er vaak ook klaar voor staan.  Maar de opzichtige partijlogo’s die door sommigen op die ondersteuning worden gekleefd vind ik bijna zo storend als dezelfde logo’s op de aankondiging van noodzakelijke, bestuurlijke maatregelen.  Beide hebben heel weinig met politiek te maken, en de recuperatie geeft een vieze smaak in de mond, vind ik.  Ik zie het in alle kleuren en vormen gebeuren, maar enige bescheidenheid zou ons wellicht goed doen : corona is geen wedstrijdje om als partij zoveel mogelijk in beeld te komen.

Tot besluit ga ik alvast van mijn eigen regel afwijken en tóch een vorm van conclusie trekken, zij het dan in de vorm van een dubbele wens.  In de eerste plaats hoop ik dat we ook na corona als samenleving en politiek wat meer ons oor te luisteren gaan leggen bij de experts.  Veel domeinen hebben hun eigen “Marc Van Ransten”, die stevige aanwijzingen kunnen geven over met welk beleid efficiënt bepaalde problemen kunnen worden aangepakt.  Net als de virologen zijn die het vaak niet over alles helemaal eens, maar wel over enkele grote lijnen.  De maatregelen die daaruit voortvloeien niet invoeren “omdat er geen draagvlak” voor is, klinkt vandaag wat vreemd.  Een draagvlak creëer je door het goed uit te leggen.  Wie twee maanden geleden had gezegd dat niet alleen alle restaurants zouden worden gesloten maar dat ook feestjes thuis verboden zouden worden, zou wellicht ook te horen hebben gekregen dat daar nooit een “draagvlak” voor zou worden gevonden.  En ook de eeuwige pleidooien voor ellenlange overgangsperiodes worden best in perspectief geplaatst : die richtten de voorbije dagen meer kwaad dan goed aan.  Om een voorbeeld te geven : de mobiliteitsexperts zijn het erover eens dat onze verkeersknoop alleen op te lossen is met een systeem van rekeningrijden.  Als dat goed wordt uitgelegd en verstandig (en snél) wordt ingevoerd, dan volgt het draagvalk vanzelf – dat is zelfs al bewezen in sommige steden.  Dus…

Mijn tweede wens is dat we allemaal ook na corona wat meer respect gaan tonen voor maatschappelijke regels.  Wie systematisch harder rijdt dan de maximumsnelheid, wie bijvoorbeeld 40 in een zone-30 normaal vindt, doet in essentie net hetzelfde dan degene die het nu niet fout vindt om toch met enkele vrienden af te spreken om een pint te gaan drinken : beide verhogen het risico op dodelijke slachtoffers.  En wie een beetje zwartwerk ok vindt ondermijnt mee de financiering van de gezondheidszorg, om iets anders te noemen.  Toegegeven, niet alle regels zijn even goed, maar dan moeten ze worden afgeschaft of aangepast, maar ze zomaar niet naleven of de “kantjes eraf rijden” is onverantwoord.  Dat is geen oproep tot conformisme, want zoveel mogelijk vrijheid geven aan iedereen om het eigen leven in te richten moet het basisprincipe blijven.  Het gaat wel over civisme : meewerken aan een leefbare samenleving voor iedereen – en ja, dat is verplicht, dat hebben we zo afgesproken.

Laat ik tenslotte maar eindigen met het grote cliché van de voorbije dagen, maar het is welgemeend : oprechte dank aan iedereen die in dezer dagen ons gezonheidssysteem én onze samenleving mee draaiend houdt vóór in plaats van achter de computerschermen.  Van de dokters en verplegers tot de winkelbedienden, vuilnismannen en politie-agenten.  Groot respect

Viraal

Viraal

En toen werd alles anders. In een tijd van enkele weken, enkele dagen, enkele uren. Ik schrijf deze tekst op de trein naar Brussel. Ik ben gisteren en vandaag over en weer naar Essen gereden. Dat was praktisch onvermijdelijk : de komende dagen (weken, …) thuiswerken vanuit Brussel is voor mij veel efficiënter, omdat ik indien nodig te voet overal naartoe kan waar ik naartoe zou moeten gaan, maar ik had niet alles daar wat ik daarvoor nodig heb, en bovendien moest ik in Essen enkele administratieve zaken afhandelen die ook al weinig uitstel duldden. Gelukkig zit er niet veel volk op de trein, maar verderop zit er wel iemand bijna de hele tijd te hoesten. Dat klinkt plots erg griezelig. Hoewel ik dus in Essen ben geweest, heb ik mijn ouders niet bezocht. Ook de vorige weekends niet. Onder meer omdat ik op een bepaald ogenblik verkouden was. Wat een tijden.

Wat een tijden, inderdaad. Donderdagavond gingen we in Brussel naar de supermarkt, voor wat dagelijkse inkopen. Maar plots bleek iedereen daar. Mijn ouders wilden vrijdag in Essen ook wat dagelijkse inkopen doen, en ook daar bleek het plots ontzettend druk. Wat bezielt die mensen ? Er is nog nergens ter wereld een supermarkt gesloten omwille van het coronavirus. Bedankt aan de hamsteraars om mijn ouders en anderen in gevaar te hebben gebracht.

Had de overheid dat hamsteren kunnen voorkomen ? Net als de „lockdown”-feestjes om het vat leeg te maken of een terrasje gaan doen in Nederland ? Had het gekund, onmiddellijk de restaurants sluiten, recreatieve uitstapjes naar het nabije buitenland verbieden (met enige controle), een eerdere en duidelijke boodschap dat hamsteren niet nodig is, gekoppeld aan toegangs- en verkoopbeperkingen in de supermarkt – zoals hoogstens twee exemplaren van elk type product en om de x minuten iemand toelaten om binnen te gaan ? Hadden alle beslissingen van de voorbije dagen één of twee dagen eerder genomen moeten worden ? Wellicht wel, en van mij had het gemogen, maar het is in deze dagen ook niet gemakkelijk om overheid te zijn, op geen enkel niveau.

Ik ben alvast blij dat ik niet in  het land van Trump of Johnson woon, en al bij al vind ik dat de Belgische overheden het er de voorbije dagen redelijk van hebben afgebracht. Vanaf donderdagavond dan toch, want van dinsdag tot donderdag had ik, ook als federaal ambtenaar, het gevoel van gedeeltelijke stuurloosheid. Dat toen de provinciegouverneurs eigenlijk het staatsgezag moesten overnemen was niet zo fraai, al heeft het redelijk gewerkt. Dat die gouverneurs de burgemeesters hebben gebriefd was trouwens sowieso noodzakelijk. En die hebben vervolgens door de band de juiste beslissingen genomen. Ook in Essen.

Natuurlijk liep ook bij ons niet alles perfect. Maar uiteraard is de enige zinvolle en verantwoorde manier om oppositie te voeren in deze tijden om constructief de beleidsverantwoordelijken te steunen, maar kritisch te blijven, transparantie te vragen waar dat kan en om zo een democratisch draagvlak te creëren. Dat gaan we dus in de komende dagen en weken ook doen. Dat anderen wel de nood aanvoelen om dag na dag vooral partijpolitiek te willen blijven „scoren” is voor hun rekening, maar mij ligt het niet meteen.

De samenleving rekent dezer dagen op het begrip, de medewerking en de inzet van iedereen. Hopelijk kunnen we zo de schade binnen te perken houden. Hopelijk schiet ook de ontwikkeling van een geneesmiddel en een vaccin op – dat dit laatste er niet zomaar ligt, begrijp ik, maar ik vind het wel raar dat er nog geen goede virusremmer is gevonden, voor een virus dat toch ook weer niet zó uniek is, blijkbaar. Maar ik ben geen specialist ter zake.

En zoals ik al eerder schreef hoop ik dat we er op termijn ook iets over leren : hoe we de „gewone” griep efficiënter kunnen aanpakken, hoe we met enkele kleine aanpassingen hygiënischer kunnen leven, hoe we sneller en met minder complicaties allerlei „lijnen” kunnen doorknippen, als dat nodig is, zonder dat ze daarmee minder duurzaam worden. En ik blijf ervan overtuigd dat áls er genoeg mondmaskers zouden in voorraad zijn geweest (quod non) het systematisch dragen daarvan echt wel zou helpen om dit soort epidemies tegen te gaan. Dat lijkt me een oplosbaar logistiek probleem, als er terug tijd is om het aan te pakken.  Maar misschien vergis ik me ook daarin.  Zoals ze veel zaken zijn het discussie voor later…

Carnavalsstorm

Carnavalsstorm

Carnaval haalde het nieuws dit jaar.  Dat van Essen kwam op de nationale nieuwszenders, omdat de stoet werd afgelast.  Ook al was het achteraf gezien misschien niet nodig geweest, het leek mij een verstandige beslissing.  De verantwoordelijkheidszin die CV De Ossekoppen hierbij aan de dag heeft gelegd verdient alleszins een pluim (in hun geval ook letterlijk).  Ze krijgen elk jaar enkele dagen symbolisch de sleutel van de gemeente, en hoewel ze er niet altijd even ernstig uitzien nemen ze hun taak wel serieus.  Misschien moeten we bij gelegenheid -de 121e carnaval (11×11) lijkt me een gepast moment- de rollen eens een jaar omdraaien en de Raad van Elf de gemeente 362 dagen laten besturen, en de gemeenteraad 3 dagen…

Het carnaval van Aalst beperkte zich niet tot het binnenlandse nieuws, maar haalde de internationale pers.  Misschien had de Aalsterse burgemeester beter het voorbeeld van zijn Essense collega gevolgd, en zo een echt “sabbatjaar” ingelast waarbij een aangepaste strategie en communicatie had kunnen worden overlegd, met de carnavalisten en met alle overheidsniveaus.  Los van de eigenlijke controverse was het spektakel nu alleszins niet om aan te zien, en komen uiteindelijk het carnaval, de stad Aalst, Vlaanderen, België en Europa beschadigd uit het carnavalsweekend.  Zelden is aswoensdag zo op tijd gekomen.  Het lijkt me dat minstens de betrokken overheden eens moeten samenzitten, en het verhaal opnieuw langs de twee kanten bekijken.  Deze tekst die vandaag in de krant stond kan daarbij helpen : de vergelijking met Charlie Hebdo dat nog een veel grovere humor hanteert dan Aalst ooit zou kunnen is immers niet onterecht.  En eigenlijk zou iedereen die de carnavalscontext begrijpt moeten weten dat minstens de praalwagen die vorig jaar de aanleiding van de rel was niet met kwade bedoelingen was gemaakt, en dat die van dit jaar provocerend waren, maar vooral de “lange tenen” van de slachtoffers van het spektakel van het jaar voordien wilden aanklagen.  Niet echt subtiel, maar dat past ook niet bij het genre.  Maar er is een tweede kant aan dit verhaal : je krijgt dit niet uitgelegd aan wie zich niet in de carnavalscontext wil of kan verplaatsen.  Vanop een beetje afstand lijkt dit inderdaad op antisemitisme naar vooroorlogs Duits model.  Als twee druppels water zelfs.  Je zou van al die buitenlandse (en ook wel binnenlandse) waarnemers mogen verwachten dat ze wat meer moeite doen om de context van het Aalsterse carnaval te begrijpen – en dus van een aantal beleids- en opiniemakers in ons land om het beter te duiden.  Maar Aalst zal ook moeten begrijpen dat het nu eenmaal niet afgesloten is van de wereld en dat de stad niet jaarlijks enkele dagen lang in een visuele quarantaine kan worden geplaatst.  Ik las op Twitter direct na de stoet de reactie “Ajuinen !”, en die was niet geheel ongepast.

Dat alles noopt tot een salomonsoordeel.  Als ik gemeenteraadslid zou zijn in Aalst, dan zou ik vooral de toekomst van carnaval willen veiligstellen.  Die lijkt me echt wel bedreigd : ik kan me goed voorstellen dat de internationale druk om het te verbieden snel erg groot kan worden, hoe onbegrijpelijk we dat hier ook zou vinden.  Ik zou dus voorstellen om bij politiereglement te verbieden om tijdens carnaval te verwijzen naar het nazisme en de holocaust, en om volkeren of religies zo stereotypisch voor te stellen dat ze daar redelijkerwijs aanstoot aan kunnen nemen.  Het karikaturiseren van actuele gebeurtenissen of publieke figuren in binnen- en buitenland zou uitdrukkelijk buiten het verbod moeten vallen.  En het schepencollege zou de opdracht krijgen om een doordachte communicatiestrategie uit te werken, samen met alle andere overheidsniveaus.  Is dat de ideale oplossing ? Verre van.  Maar ze lijkt me wel verdedigbaar en realistisch.  Maar misschien denk ik te veel als ossenkop in plaats van als ajuin…

 

Kijk omhoog, Sammy

Kijk omhoog, Sammy

Een kleine twee weken na onze receptie stond die van de collega’s van CD&V op het programma.  Traditioneel één van de laatste in de januarimaand, wellicht passend in de christelijke en christen-democratische traditie om niet al te snel met nieuwigheden (rerum novarum) mee te gaan.  Maar ook 2020 bleek uiteindelijk onafwendbaar.

Het was een behoorlijke tijd geleden dat ik nog op die receptie ben geweest.  We hebben gedurende een aantal jaren ook gewoon geen uitnodiging gehad, maar gelukkig werd ondertussen terug algemeen aangeknoopt bij de Essense traditie dat politieke partijen elkaar respecteren en dat tonen door elkaar een glas aan te bieden.  Politiek als een strijd tussen meningen, niet tussen mensen, inderdaad.

De toespraak van de burgemeester heb ik gemist – er stond nog een andere receptieverplichting op het programma.  Maar die van nationaal jongerenvoorzitter en voormalig voorzitterskandidaat Sammy Mahdi heb ik wel gehoord.  Hij gaf een mooie, gedurfde en inspirerende speech, met een oproep die ik met hem deel : wie aan politiek doet moet mensen durven ontgoochelen door hen soms expliciet géén gelijk te geven.  Zijn verwijzing naar Merkel vond ik wel een beetje gemakkelijk (de Vlaamse politiek is de Duitse niet, en CD&V heeft “null Komma null” verdienste aan haar beleid en de terechte waardering die ze daarmee oogst), maar hij bracht een coherent verhaal, en minstens zijn bekommernis voor de staatsschuld deel ik – goed dat we die nog durven uitspreken.

Ik vind het voor de Vlaamse politiek een gemiste kans dat hij geen voorzitter van CD&V is geworden, al zou ik benieuwd zijn geweest om te zien of en hoe de partij uiteindelijk bestand zou zijn geweest tegen de “Obama van den Aldi” zoals hij ook zichzelf noemde.

De aanwezigheidstombola leverde me een fles bier op.  Op de gezondheid van al wie in Essen en daarbuiten nog aan politiek wil en durft doen.

 

’t Is geen (vuur)werk

’t Is geen (vuur)werk

Ik heb het hier ooit al eens uitgelegd : vuurwerk is een klassiek voorbeeld van marktfalen. De meeste mensen vinden (zoals ik) vuurwerk mooi, en zijn bereid om daar op tijd en stond iets voor te betalen. Maar zo goed als niemand wil echt genoeg betalen om een vuurwerk tot stand te brengen dat de moeite waard is. En als er toch iemand vuurwerk afsteekt kan ook wie niet betaalt gewoon meegenieten van het spektakel, want het speelt zich in de lucht af. De nadelen voor mens, dier, leefmilieu, … worden niet gedragen door degenen die het vuurwerk afsteken, en worden niet op hen verhaald.

Een goede vergelijking is ironisch genoeg de brandweer : iedereen wil daarvoor wel iets betalen, maar niemand wil alleen opdraaien voor een brandweer die 24u paraat staat. En eens er brandweer is, moet die noodzakelijkerwijs voor iedereen tussenkomen, want als ik wel betaal en mijn buur niet, dan is het laten afbranden van het huis van mijn buur nu eenmaal geen optie – het mijne gaat er mee aan. De politie, het leger, een straat asfalteren, riolering aanleggen… het komt ook in de buurt : ook daar is individueel optreden niet onmogelijk, maar uiterst inefficiënt.

In dit soort geval schrijft de economische wetenschap een overheidsmonopolie voor. In dit geval bijvoorbeeld één keer per jaar een groot, mooi, goed geregisseerd, geluidsarm, veilig, … vuurwerk. En daarnaast niets, of desnoods erg strikt gereglementeerd. Waarbij in principe alleen de overheid nog als klant overblijft, zodat je de privéverkoop ook gewoon kunt verbieden. En je wellicht ook de stekker uit alle veiligheids- en overlastproblemen die zich nu voordoen trekt – want ik weet natuurlijk wel dat niet vuurwerk op zich, maar misbruik en vandalisme problemen veroorzaken, maar het valt moeilijk te ontkennen dat de “wapens” nu wel gemakkelijk voorhanden zijn.

Je regelt dit bij voorkeur Europees, lijkt me, zeker in een grensregio als de onze. Maar ik vind het geen reden om nationaal of lokaal niet zo veel mogelijk te doen, in afwachting. De huidige situatie, met een principieel verbod dat niet te controleren is wegens een overaanbod, het toelaten van bezit van wat je niet mag afsteken en de onmogelijkheid voor de politie om vuurwerkontstekers op heterdaad te betrappen, is alleszins niet bepaald goed beleid.

Vrijheid

Vrijheid

Dit weekend wordt het uitgebreid gevierd : 75 jaar geleden werd Essen bevrijd.  Daarmee kwam er nog geen einde aan de Tweede Wereldoorlog, maar wel aan de bezetting van onze gemeente door het naziregime.  Een regime dat heel Europa in de oorlog had gestort.  Een regime ook dat uniek was in zijn moorddadige logica, vooral omwille van de holocaust.  Net die unieke slechtheid doet ons soms vergeten dat de NSDAP in Duitsland ook een kind van zijn tijd was.  De jaren 1930 waren een tijd van politieke polarisatie, die kansen gaf aan totalitaire regimes.  Die misschien zonder de persoonlijkheid van Hitler (en Stalin) niet tot een grootschalige oorlog zouden hebben geleid – en dan misschien ook niet tot een grote “bevrijding”.  De dictators hadden ook van het Francotype kunnen zijn : tevreden met de almacht in eigen land.  Zelfs Mussolini zou zijn ambities ongetwijfeld sterk hebben ingeperkt zonder het bondgenootschap met Hitler.  Als je de geschiedenis van na 1918 zichzelf laat herhalen, leidt die volgens mij hoogstwaarschijnlijk opnieuw tot een totalitair regime in Duitsland.  Maar mogelijk beperkt dat zich militair tot grensconflicten met Polen en Tsjechoslovakije.  En tot een latent antisemitisme in plaats van tot de ongebreidelde jodenvervolging die we nu hebben gezien.

Uiteraard omvat de herdenking van de bevrijding ook de waarschuwing dat het niet opnieuw mag gebeuren.  Natuurlijk geldt dat voor een Hitleriaans regime.  Maar ook voor de meer bescheiden -ik schreef bijna “beschaafde”- totalitaire regimes die in de jaren 1930 opgang maakten.  Ik zie geen modern Westers staatsapparaat zomaar in handen vallen van een gek als Hitler – wat niet betekent dat we er niet voor moeten opletten.  Maar een meer terechte schrik is die voor semi-autoritaire tot grotendeels-autoritaire regimes.  Voor de schaal die wellicht bij Orban begint en dan Erdogan, Putin en pakweg de Chinese leiders omvat.  Geen volstrekt illegitieme regimes – ze zijn wellicht allemaal op een echte meerderheid bij de bevolking gebaseerd.  Niet helemaal zonder “checks en balances” : de burgemeester van Boedapest en Istanboel komen uit de oppositie, en zelfs de opstand in Hong Kong wordt niet zomaar volledig neergeslagen.  Maar ook niet echt democratisch, niet echt vrij.  Met nog wat afstand tegenover Franco en Tito, en dus zeker tegenover Hitler en Stalin.

De bevrijding van 1944-1945 was in West-Europa ook de bevrijding van die politieke tendens – al heeft het soms tot in de jaren 1970 geduurd om die te voltrekken, en in Oost-Europa tot in 1990.  Een tendens met verschillende oorzaken, maar die ook te maken had met polarisatie.  Met wat vandaag in de VS “identity politics” wordt genoemd.  Waarbij mensen geen ideeën meer “hebben”, maar “zijn”.  Waar je alleen nog helemaal “links” of “rechts” kunt zijn.  Waar er vanuit wordt gegaan dat wie voor een beperking op vuurwapens is meteen ook voor ingrijpende maatregelen voor het klimaat moet zijn.  Voor het recht op abortus, voor de sociale zekerheid.  Voor alles wat Bernie Sanders doet en denkt, en tegen Donald Trump.  En andersom, dat wie rechts is daar allemaal volledig tegen moet zijn, en alle onzin die Trump uitkraamt, of alle stommiteiten die hij doet dan ook maar goed moet vinden, in naam van het hogere doel maar vooral van de eigen groep.

Zo ver is het bij ons nog niet helemaal, maar hoe langer hoe meer wordt er hier verondersteld dat je het of over alles eens bent met pakweg Jean-Marie Dedecker, of met Peter Mertens.  Dat een Vlaams-nationalist tegen klimaatmaatregelen moet zijn, vóór een harde aanpak van migratie en vóór op de beste leerlingen gericht onderwijs, pakweg.  Terwijl wie mee stapt voor het klimaat eigenlijk meteen ook mee opkomt voor hogere belastingen, een unitair België, een gelijkschakelend onderwijs en open grenzen.  Zo’n politiek klimaat kan mee voeding geven aan totalitaire regimes, waarin iedereen ofwel het regime volgt, ofwel helemaal niet – en er voor de andersdenkende geen of weinig plaats is.  Zonder te willen idealiseren (de Koude Oorlog was natuurlijk ook polariserend) heeft de bevrijding van 1944-1945 Europa ook mee van een dergelijk polariserend politiek klimaat verlost.  In de hoop dat het nooit meer terugkomt.

Quand tu chantes, je chante avec toi liberté
Quand tu pleures, je pleure aussi ta peine
Quand tu trembles je prie pour toi liberté
Dans la joie ou les larmes je t’aime

(Foto : Eerste Engelse tank in Essen – Bron : Essen in Beeld, foto uit de doos van Angelina Van Ginneken, foto genomen door Mr Van Groningen)
Getongd en geklauwd van keel

Getongd en geklauwd van keel

Op elf juli hing aan mijn gevel een Leeuwenvlag.  Meer in het bijzonder een gele vlag met een zwarte leeuw, rood geklauwd en getongd.  De keuze voor die specifieke versie van de vlag is geen toeval.  Ik heb destijds voor deze vlag gekozen omdat de toenmalige Volksunievoorzitter (neen, het was niet Bert Anciaux) zich in een interview openlijk uitsprak voor het gebruik van de vlag die door de Vlaamse volksvertegenwoordiging (in casu de Cultuuraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, de voorloper van het Vlaams Parlement) officieel werd vastgesteld als Vlaamse vlag.  Ik vond en vind het niet onlogisch om, met name op de nationale feestdag, de vlag uit te hangen die door die natie democratisch werd gekozen.  De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat de vlag die me uiteindelijk werd geleverd iets afwijkt van de vlag die decretaal vastligt, maar laat dat een detail wezen.

Zoals de voorbije dagen ook in de pers werd aangehaald, is er ook een andere variant in omloop : een gele vlag met een zwarte leeuw, waarvan ook tong en klauwen zwart zijn.  Er is een heraldische discussie mogelijk, die voor zover ik begrepen heb tot de conclusie zou kunnen leiden dat voor beide vlaggen historische argumenten bestaan, misschien iets betere voor de variant met rood.  Maar de zwartgeklauwde leeuw is vooral relevant omdat deze door de Vlaamse Beweging met name in de periode na de Eerste Wereldoorlog als “strijdvlag” werd gekozen, de vlag dus waarmee werd opgekomen voor de rechten van de Vlamingen en later voor Vlaamse autonomie (in verschillende varianten, gaande van federalisme tot onafhankelijkheid).  Daarbij speelt mee dat het gebruik van rood de kleuren op de Vlaamse vlag meteen identiek maakt aan die op de Belgische.  Dat is toeval, want de Belgische vlag is geïnspireerd door de kleuren van het voormalige hertogdom Brabant, niet die van het graafschap Vlaanderen.  Maar voor sommigen is de Vlaamse vlag die in 1973 officieel werd vastgesteld te “Belgisch” – dat is dan ook al wel eens over “mijn” leeuw gezegd.

Beide vlaggen hebben zo hun legitimiteit en hun geschiedenis, een beetje vergelijkbaar met de twee vlaggen die in Catalonië worden gebruikt (Senyera en Estelada).  In de praktijk worden de beide Leeuwenvlaggen door elkaar gebruikt, wat gezien hun grote gelijkenis niet onlogisch is.  Wie op elf juli in Essen rondrijdt, zal ze ook allebei tegenkomen; misschien legt de ene daarbij wat meer de nadruk op de weg die Vlaanderen heeft afgelegd en de andere op wat er nog zou moeten gebeuren, maar ook dat verschil zit wellicht niet in het hoofd van elke vlagger of waarnemer.

De beide vlaggen kwamen in de voorbije dagen in het nieuws nadat enkele extreem-rechtse jongemannen het nodig hadden gevonden om enkele jonge vrouwen met een andere mening fysiek te intimideren – een actie waar geen enkele rechtvaardiging voor te bedenken valt, uiteraard.  Zij deden dat onder het embleem van de zwartgeklauwde vlag.  Die werd dan vervolgens door de organisatoren van Pukkelpop als “collaboratievlag” weggezet, en meteen verboden.  Wat tot een polemiek leidde, waarop ik even wil ingaan.  In de eerste plaats om het kernfeit te onderlijnen : los van mijn politieke sympathie (die naar Anuna De Wever en haar mede-actievoerders uitgaat) is het legitiem om van mening te verschillen, maar volstrekt laakbaar en niet te verantwoorden om daar fysieke intimidatie aan te koppelen.  Ik hoop dat daar strafrechtelijk gevolg aan kan worden gegeven.  Maar los van die kernkwestie is het betitelen van de zwartgeklauwde vlag als “collaboratievlag” natuurlijk onaanvaardbaar.  De vlag werd inderdaad door de Vlaamse collaborateurs in de Tweede Wereldoorlog gehanteerd (vaak in combinatie met de Heel-Nederlandse oranje-blanje-bleu), maar ze kan daar niet toe herleid worden.  Zoals Bruno De Wever terecht opmerkte zou dat hetzelfde zijn als de Belgische vlag als “kolonisatievlag” omschrijven, omdat ze het symbool was waarmee Congo werd gekoloniseerd.  Of de rode vlag van de socialistische beweging als “goelagvlag” omschrijven.  Daarmee is niet gezegd dat bepaalde symbolen en een bepaalde ideologie niet kunnen samenvallen (de nazivlag is de nazivlag), maar hier gaat het om bredere symbolen die niet kunnen worden herleid tot de uitwassen waarvoor ze ook werden gehanteerd.  De zwartgeklauwde leeuw is ook die van het democratische Vlaams-nationalisme en verdient op die basis te worden gerespecteerd.

Het delen van symbolen, ook als is dat ongewild, maakt wel dat het af en toe nuttig en nodig is om het verschil duidelijk te maken, bijvoorbeeld door “afstand” te nemen.  Dag op dag vijf jaar geleden schreef ik hier dat dit al te vaak wordt gevraagd, maar soms moet het dan maar.  Wie tegelijk de zwartgeklauwde leeuw, de democratie en de mensenrechten genegen zijn, moeten noodgedwongen af en toe duidelijk maken dat het soort acties als die van Schild en Vrienden en consoorten niet in hun naam gebeuren – ook al is het niet hun schuld dat dat tuig daarvoor dezelfde vlag gebruikt.  Zoals de hindoe die om religieuze redenen een hakenkruis omhangt noodgedwongen zal moeten uitleggen dat hij niets met de nazi’s te maken heeft, en hun acties uiteraard afkeurt.  Die hindoe kan daar ook niet aan doen, maar het lot is wat het is.

Epirus

Epirus

De zomervakantie bracht ons naar Griekenland.  Dat klinkt wellicht een beetje voorspelbaar, maar we kozen voor kant van dat land die wat minder vaak op de lijst van de zomerbestemmingen staat – toch zeker hier.  Na een weekje Athene (waar ik nog wat Griekse les volgde, voortbouwend op het mei-examen – waarvoor ik trouwens geslaagd was) en enkele dagen Salamina (waar zowaar een naschok van de recente aardbeving in de streek op het programma bleek te staan) trokken we naar Ioannina.  Dat ligt niet aan zee, wel aan een prachtig meer.  Het is ook de stad vanwaaruit Ali Pasja in naam van de sultan grote delen van Griekenland, Albanië en omstreken regeerde, en dat liet sporen na.  Een kasteel, een buitenverblijf en enkele moskeeën, met name.  Pasha kon een wreed heerser zijn, maar steunde de Griekse cultuur.  Hij volgde een onafhankelijke koers en onderhield goede contacten in West-Europa.  Dat bracht hem uiteindelijk ook in conflict met de sultan en kostte hem letterlijk de kop (die werd naar Istanboel gestuurd, de rest van Pasja bleef in Ioannina achter).  Zijn leger telde enkele Griekse generaals, en die gebruikten die ervaring nadien dankbaar bij de Griekse onafhankelijkheidsstrijd.  Pasja was van Albanees-Turkse origine, en lag zo ook mee aan de basis van de latere Albanese opstand tegen de Ottomanen.  Of hoe in de Balkan alles met elkaar verweven is – en de val van het Ottomaanse rijk ook minder een breuklijn was dan ze misschien lijkt.

Naast het meer met schilderachtig eiland en de kasteelcitadel staat Ioannina bekend voor het grottencomplex van Perama (groot en goed toegankelijk, dus de moeite meer dan waard), en voor het Vrellimuseum.  Dat is een wassenbeeldenmuseum, gemaakte door één man (Pavlos Vrellis), en gewijd aan de Griekse geschiedenis.  De sfeer doet meer aan het sprookjesbos van de Efteling denken dan aan Madame Tussaud’s.  Interessant curiosum.

Vanuit Ioannina bezochten we de Vikoskloof.  Die is dieper dan de Grand Canyon, wat voor een smalle kloof uitzonderlijk is.  Een indrukwekkend stuk natuur.  We bezochten ook twee van de 46 schilderachtige bergdorpen die samen de Zagarochoria worden genoemd, met name Mikro (Klein) en Megalo (Groot) Papingo.  Niet het Griekenland van de zee en het strand, maar dat van de bossen en de bergen.

Daarna trokken we wél kustwaarts, naar Sivota.  Een toeristische badstad die niet meteen veel charme uitstraalt, al is de zee er kristalhelder (zoals zo goed als overal aan de Ionische kust) en is de zonsondergang er zonder meer spectaculair.  Vanuit Sivota bezochten we Paxos en Antipaxos, twee eilanden die vooral omwille van enkele prachtige stranden bekendstaan.

Vervolgens leidden onze wegen naar Parga.  Ook vasteland, maar met de charme van een Grieks eiland.  We dwaalden er door de smalle straatjes, zwommen in de zee, aten vis op een terras met adembenemend uitzicht en bezochten er de neef van Ioanna, die ook onze getuige was bij ons huwelijk in Salamina.

Daarnaast trokken we tijd uit voor vier dagtrips.  De eerste bracht ons naar een reeks Ionische eilanden.  Met name naar Lefkada en Kafelonia, met enkele prachtige witte stranden die enkel vanop zee toegankelijk zijn, naar het Ithaka van de Odyssee en naar de eilanden (Skorpios en enkele kleinere) die Aristoteles Onassis ooit voor zichzelf kocht, en die nu door de Russische familie Rybolovlev worden verbouwd.  Dagtrip twee bracht ons naar Nekromanteio, waar in het Oude Griekenland vragen konden worden gesteld aan de doden, en vervolgens naar de rivier Acheron.  Er wordt vanuit gegaan dat die rivier model stond voor de mythologische Styx, waar de doden werden overgezet.  We wandelden door de (koude) rivier naar de bronnen ervan, en werden er ook in ondergedompeld, wat onsterfelijkheid zou moeten opleveren.  Voor wie het wil nadoen : opletten dat je alles onderdompelt, en niet zoals de moeder van Achilles je kinderen bij de hiel vasthoudt !  Het koude water deed deugd in de zomerse hitte, die elders in Griekenland voor grote bosbranden zorgde.  Wie na deze zomer nog aan de klimaatverandering twijfelt, is wellicht rijp voor de psychiatrie – of het Witte Huis, natuurlijk.

Dagtrip drie leidde naar Albanië, een land waar ik niet eerder was.  We bezochten het archeologische complex van Butrint (werelderfgoed) en de stad Sarandë.  In die badstad komen reeksen Italiaanse toeristen samen met Grieken, maar ook Serviërs, Kosovaren en uiteraard Albanezen.  Met hier en daar een Duitser of zelfs Nederlander-met-caravan.  De verkeerschaos die dat samen oplevert is „over the top” : dubbel parkeren is er dermate de norm dat je er als voetganger zo goed als overal veilig kan oversteken ! Albanië lijkt vooral op de andere Balkanlanden, met name op Montenegro.  En in het uiterste zuiden is de aanwezigheid van een Griekse minderheid ook erg merkbaar, niet alleen op de plaatsnaamborden.  Of hoe naast de geschiedenis ook de soms zwaarbevochten grenzen op het schiereiland altijd ook relatief zijn.

Onze laatste dagtrip leidde naar nog meer werelderfgoed : de kloosters van Meteora.  Hier keek ik vooraf het meest naar uit, en ik werd niet teleurgesteld.  De natuur bedeelde de regio met een reeks prachtige monolithische rotsformaties, en orthodoxe monniken bouwden er kloosters.  Hoe ze dat deden is minder evident, want tenzij voor ervaren bergbeklimmers zijn de rotsen niet meteen goed toegankelijk.  De combinatie van de rotsen met de kloosters is zonder meer uniek.  Op de terugweg stopten we nog in Metsovo, het dichtst dat een mens bij het Alpengevoel kan raken zonder Griekenland te verlaten.  Gejodeld wordt er bij mijn weten nochtans niet.

Tussendoor vierden we 15 augustus in Parga.  Die dag wordt overal in Griekenland gevierd, wegens het hoogfeest van Maria-Tenhemelopneming en omwille van de band met de Tweede Wereldoorlog (toen de Italianen op 15 augustus 1940 de “Elli” bij het eiland Tinos tot zinken brachten, nog vóór de oorlog tussen Italië en Griekenland uitbrak).  Maar in Parga wordt ook de terugkeer van de bewoners van de stad gevierd, bijna een eeuw nadat ze in 1819 in ballingschap vertrokken toen hun stad in handen kwam van de Ottomanen – van de al genoemde Ali Pasja dus.  Die verkreeg de stad die hij gedurende jaren probeerde te veroveren uiteindelijk door ze te… kopen.  Van de Britten.  Of hoe zelfs de perikelen rond Groenland niet zo uniek zijn in de geschiedenis…