Archief van
Categorie: Essen politiek

Frisse wind

Frisse wind

Een korte gemeenteraad verhinderde me gisteren om Derde Paasdag in Griekenland door te brengen.  In plaats van met een goed glas wijn op een zonnig terras bracht ik de avond door in een goed geventileerde en dus koude raadszaal, met een glas bruiswater.  Toch ben ik niet geheel ontevreden.  Het voorstel van mij en Robin om het college formeel mee verantwoordelijk te stellen voor de problemen bij het Sociaal Verhuurkantoor die de afgelopen maanden aan het licht kwamen haalde het niet, maar dat had ik ook niet meteen verwacht.  Ik zou vooraf hebben getekend voor een onthouding op één van de meerderheidsbanken, en die kwam er ook.  De discussie tussen de burgemeester, Robin en mij verliep zoals ik had vermoed, in die mate dat ik mijn vooraf voorbereide weerwoord na de repliek van Gaston ook voor 90% kon gebruiken.  Ik had daar ook meer tijd in gestoken dan in mijn eigenlijke verdediging van het voorstel : wat er gebeurt is bij het SVK is vooral problematisch omdat het past in een patroon, waarbij de samenwerking tussen administratie en college niet optimaal loopt en waarbij er te veelvuldig iets misloopt.    Dit college speelt minder kort op de bal dan de voorgangers, al geldt dat niet voor iedereen, zoals ik ook uitdrukkelijk heb gezegd.  Alle fouten, vergissingen, slordigheden die onder meer daardoor gebeuren zijn op zich niet dramatisch.  Fouten gebeuren inderdaad overal, zoals de burgemeester terecht stelde.  Maar ze gebeuren gewoon te veel en te vaak om ze onder de mat te vegen.  En dan is het de democratische plicht van de oppositie om daar aandacht voor te vragen.  Dat leverde een toneelstukje op dat volgens het script verliep, waarbij ik de burgemeester ook correct vond in zijn rol.  Dat ik als het moet ook opnieuw zal opvoeren, maar toch liever niet !

Maar eigenlijk stond de gemeenteraad vooral in het teken van twee vervangingen op de CD&V-banken.  In het bijzonder comité ruimt Anneleen Van Loon plaats voor Imelda Schrauwen, die daarmee een opmerkelijk comeback maakt.  Het hoe en waarom ontgaat me, maar veel inloopperiode zal ze alleszins niet nodig hebben.  In de gemeenteraad moest Liesje Van Loon vervangen worden, die na de vorige raad ontslag nam.  Om zowel privé- als om politieke redenen.  Het is niet aan mij om over de interne keuken van CD&V te oordelen, en de privéredenen van Liesje kunnen uiteraard alleen maar op begrip rekenen.  Toch vind ik haar vertrek een verlies; ze bood een meerwaarde aan de gemeenteraad.  Vervolgens zegden acht potentiële opvolgers bij CD&V neen tegen een zitje in de raad.  Dat is toch wel opmerkelijk : samen met Ludwig Caluwé die zijn zetel al vanaf dag één weigerde vormen ze een volledige schaduwfractie van CD&V die niet wel mag maar niet wil zetelen.  Daar zal elk van hen wel goede redenen voor hebben, maar een goede zaak voor de gemeentepolitiek is het alleszins niet.  Hopelijk wordt er in het debat over het versterken van de lokale democratie nog eens nagedacht over hoe het mandaat van raadslid -in meerderheid en oppositie- aantrekkelijker kan worden gemaakt.

Als tiende opvolgster aanvaardde Kirsten Tobback het zitje wel en zo legde ze dus gisteren de eed af.  Haar vader zou trots zijn geweest op haar – terecht.  Ze gaat dat goed doen.

Goede raad is duur

Goede raad is duur

Na meer dan twee jaar afwezigheid vond de gemeenteraad terug in de raadzaal plaats.  Dat was zowaar even wennen, ook al hebben we in tussentijd zowel in zaal Rex als in de Heuvelhal af en toe toch nog fysiek vergaderd.  Voor mij was het alleszins een raad waar ik tevreden over ben.  Ik probeer vooraf altijd één doelstelling te kiezen die ik zeker wil bereiken, maar deze keer bleek er meer uit te halen.  Ik kan me wel voorstellen dat de “neutrale” toeschouwer zich de vraag zou stellen waarom ik doorging op een retributiereglement voor de bibliotheek dat al bij al redelijk triviaal was, en ook in de commissie werd besproken.  Maar kleine onzorgvuldigheden die leiden tot onduidelijke prijzen -zelfs al gaat het over enkele eurocenten verschil- en de invoering van (ook kleine) retributies met terugwerkende kracht is wat symptomatisch voor het nogal onachtzaam omgaan met de principes van “goed bestuur”.  Dat het reglement er kwam op een moment dat er teveel kleine en grote dossiers op de agenda stonden of hangende zijn waar ook haken en ogen aanzitten maakte dat ik het de moeite vond om er toch op te wijzen.

Belangrijker was de gedeeltelijke goedkeuring van ons voorstel rond vuurwerk, met name de verplichting om bij elk verkocht stuk vuurwerk een folder te voegen.  Ik weet ook wel dat daarmee niet alle problemen opgelost worden – daarvoor zijn de gemeentelijke bevoegdheden omtrent vuurwerk ook iets te beperkt.  Maar ik denk wel dat het kan helpen.  Ik ben blij dat ook de meerderheidspartijen het daarmee eens waren, ook al zou ik het voorstel zonder hun steun even goed hebben ingediend.

Dat geldt niet voor het andere voorstel waar mijn naam mee onder stond : samen met de collega-fractievoorzitters van de tweede en derde grootste partij in de raad heb ik ook het voorstel over de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan voor Essen ingediend.  Ik heb daartoe het initiatief genomen, maar zonder de voorafgaande steun van Steff en Jokke zou ik niet hebben doorgezet; die steun, en een actieve inbreng vanuit hun fracties, kwam er wel, zodat we tot een unaniem besluit kwamen in de raad.  Het schepencollege deed de voorbije weken uitstekend werk om de opvang van Oekraïense vluchtelingen en andere vormen van ondersteuning in goede banen te leiden, maar het is belangrijk dat ook de gemeenteraad als hoogste bestuursorgaan zich in belangrijke kwesties uitspreekt.  Persoonlijk vond ik vooral de verwijzing naar de gemeentebesturen in Oekraïne belangrijk : hun wil om verder te blijven functioneren, soms ondanks Russische bezetting en intimidatie, verdient vanuit een collega-gemeentebestuur in een ander democratisch Europees land expliciete waardering.

Dat het besluit unaniem was, betekent dat ook het Vlaams Belang het mee ondersteunde.  Dat had nochtans een eigen voorstel ingediend, om de zitpenningen van de raad weg te schenken aan de lokale steunactie voor Oekraïne.  Een sympathiek doel, uiteraard.  Toch vond ik het geen goed voorstel.  Nochtans vind ik principieel dat voorstellen, van wie ze ook komen, op hun waarde moeten worden beoordeeld.  Ook voorstellen van het Vlaams Belang, zelfs al is dat in deze wel erg hypocriet : na jaren met Poetin te hebben gedweept, die er ook duidelijk dezelfde opvattingen als het Belang op nahoudt, probeert de partij snel de kar te keren.  Al lukt dat niet overal even goed : in het Europees Parlement en ook in sommige gemeenteraden kunnen de Belangers moeilijk verbergen naar wie hun echte sympathie uitgaat.  En als oud-raadslid Patrick Van Ginneken niet zou zijn verhuisd om zo de VB-fractie te halveren vermoed ik dat hij  ook in de Essense gemeenteraad de Russische kleuren hoog zou hebben gehouden.  Maar ik vond het voorstel geen goed voorstel omdat ik het wegschenken van zitpenningen nooit een goed idee vind.  Dat geeft namelijk een verkeerde boodschap : het geeft de indruk dat die zitpenningen eigenlijk niet nodig zijn, dat ze een “extraatje” zijn voor een raadslid.  Terwijl ze een uitdrukking van maatschappelijke waardering zijn en een (beperkte) compensatie voor het werk dat al wie de gemeenteraad ernstig neemt daarin steekt.  Omdat het ook nooit samengaat met het voorstel om een deel van de schepenwedde weg te schenken benadrukt het ook nog maar eens het onevenwicht tussen het college (“dat is een echte baan”) en de raad (“dat is een hobby”).  Eigenlijk gaat het ook uit van onmacht van de gemeenteraad : in plaats van goede beslissingen te nemen geven we geld weg, zoals ook elke burger dat kan doen.  Waarom zou er dan een gemeenteraad moeten zijn ? Los daarvan is de aanpak die het VB voorstelde terecht niet wettelijk : de gemeenteraad mag uiteraard niet zomaar bij meerderheid beslissen om zitpenningen weg te schenken.  Als dat kan, dan zou de raad even goed een deel van de wedde van het personeel kunnen wegschenken.  Quod non.  Dat bekent uiteraard niet dat elk raadslid, zoals iedereen, perfect zelf kan beslissen of en hoe zij of hij de Oekraïense vluchtelingen of net de achtergeblevenen in het oorlogsgebied wil steunen.  Maar dat hoeft niet zonodig aan de grote klok te worden gehangen.

Last call

Last call

„Overlest” was altijd al een Essens woord. Maar laatst ging het in de gemeenteraad opnieuw over „overlast”, en dat is wat recenter een deel van onze woordenschat geworden, jammer genoeg. Met name in de Statiewijk is een explosief mengsel -al te vaak ook in de letterlijke zin- ontstaan van rondhanggedrag, intimidatie, vandalisme en wellicht achter sommige deuren ook echte criminaliteit.

Hoe dat fenomeen Essen terechtkwam, is een niet zomaar eenduidig te beantwoorden vraag, maar ik ben ervan overtuigd dat een fout woonbeleid een belangrijke rol heeft gespeeld. Met name de wijk Molenheide bood een woningtype aan waar weinig Essenaren om vroegen, buiten het sociale circuit. Een korte denkoefening had moeten uitwijzen dat we daar een problematiek uit de Nederlandse buurgemeenten gingen importeren. En zo geschiedde.

Dat is niet de fout van de mensen die er kwamen wonen : alle begrip voor met name Nederlandse gezinnen met een Maghrebijnse of Turkse origine die naar een woning trokken die naar Nederlandse normen wat ruimer is, in een omgeving die mooier en rustiger is dan wat ze over de grens konden vinden. Een stap vooruit, socio-economisch en qua integratie in de Nederlandse samenleving (!) Maar de vraag naar hun plaats en die van hun kinderen in onze Essense gemeenschap werd niet gesteld. Voeg daar nog een achteruitgaande buurt bij, waar de plannen voor grondige vernieuwing jaren achteroplopen, een station dat al te vaak een groot verlaten gebouw is, en wellicht nog wat toevallige factoren, en je krijgt dus inderdaad een explosief mengsel.

In de gemeenteraad hebben we over een aanpak gesproken, met een voorstel van Dirk en mij als uitgangspunt. Ik vond het belangrijk om een concrete denkpiste aan te reiken, al was de tekst van het besluit breder geformuleerd. Waardoor het goedgekeurd raakte, al blijft de vraag wel open wat er concreet zal gebeuren, en wanneer. Hoewel minstens de burgemeester het probleem absoluut onderkent ontbreekt naar mijn aanvoelen nog te veel de „sense of urgency”.

In de „kom bijeen”-logica van het beleid gaat het vooral over degenen die wel willen meedoen, maar niet kunnen. Dat is heel belangrijk, natuurlijk, en past bij het DNA van Essen zoals we dat aanvoelen. Maar de klik om het beleid óók af te stemmen op zij die wel kunnen maar niet willen meedoen, en zij die wel bijeen willen komen, maar niet in het kader van de Essense samenleving, die is moeilijk te maken. Zoals de burgemeester aanhaalde bestaat het probleem ook niet in Hoek, Horendonk of Wildert. Waardoor de neiging voor de bestuurders die daar leven zou kunnen bestaan om zich er te gemakkelijk vanaf te maken. Maar dat er geen overlast is op het pleintje aan de frituur van Hoek betekent niet dat het probleem aan het station op te lossen is met alleen een wat harder en frequenter politieoptreden, hoe noodzakelijk dat ook is. Er is veel meer beleid nodig.

Hopelijk hebben we met de discussie in de raad een stap vooruit gezet in die richting. Ik ga het in elk geval op de agenda blijven houden, tot er effectief een beleid is om de problematiek beheersbaar te maken.

Een halve eeuw

Een halve eeuw

Muzarto bestaat vijftig jaar, en die viering werd vandaag ingezet met een academische zitting.  Met muziek en woordkunst -noblesse oblige- en met toespraken van twee burgemeesters, een leerkracht en een directeur.  Twee burgemeesters, want de “Muziekschool der Noorderkempen” zag het levenslicht in 1972 als een intergemeentelijk initiatief.  Blijkbaar omdat de toenmalige minister besliste dat Essen en Kalmthout maar moesten samenwerken.  En zo zag de constructie het levenslicht waarbij Essen de officiële inrichtende macht is en Kalmthout het grootste deel van de rekening betaalt omdat er meer leerlingen uit onze zuiderbuurgemeente komen.  Burgemeester Jacobs verwees daarnaar, maar gaf ook aan dat Essen de achterstand qua leerlingenaantal langzaam aan het inhalen is.  Logisch, want de bevolkingsgroei in Essen verloopt sneller dan die in Kalmthout, een bewuste beleidskeuze overigens van beide burgemeesters.  Eén waar Jacobs het bij het rechte eind heeft, al is dat niet omwille van de rekening van Muzarto.

De Kalmthoutse burgemeester gaf ook aan dat zijn muzikale carrière zich beperkt had tot één jaar notenleer, waar hij redelijk tegen zijn zin een reeks woensdagnamiddagen aan had opgeofferd.  Zijn Essense collega verwees niet naar enige soortgelijke ervaring, en mogelijk is dat omdat hij zelfs dat ene jaar niet haalt.  Ik ben alleszins in dat geval : ik heb nooit tot het leerlingenbestand van de muziekschool behoord.  Ook in het dagonderwijs ben ik vrij miraculeus aan zo goed als alle muzikale vorming ontsnapt, al herinner ik me dat er ooit wel eens een schoolmeester geprobeerd heeft me de beginselen van het notenschrift bij te brengen.  Daar heb ik iets van onthouden, niet zeer veel evenwel, en enig gevoel voor muziek heeft het me in geen geval bijgebracht.  Ergens vind ik dat wel jammer.  Zangtalent zat er alleszins niet in mij, maar een instrument bespelen moet toch wel tot de mogelijkheden hebben behoord.  Maar dat heeft niet mogen zijn.

Desondanks is Muzarto, zoals de academie voor muziek, woord, dans en beeld vandaag heet, geen onbekende voor mij.  Ik ben al jaren goed bevriend met de medewerkster van het secretariaat van de school, en ook als gemeenteraadslid volg ik er het wel en wee van, vanuit een heel andere invalshoek.  Ik vind “levenslang leren” erg belangrijk, en vind het meer dan terecht dat we als gemeente ook investeren in het deeltijds kunstonderwijs.  Dat altijd wat gewrongen zal zitten tussen onderwijs en vrijetijdsbesteding, maar daar eigenlijk niet eens zo veel in verschilt met pakweg een jeugdbeweging of een sportclub.  Ook die hebben een “pedagogisch project”, al is dat dan misschien niet altijd even formeel uitgeschreven.  Je leert er dingen die je op de “gewone” school niet kan leren.  En waar je in het leven iets mee kan.

Voor zover ik dat kan beoordelen (met de blik van een raadslid dat zelfs nooit blokfluit leerde spelen, op zijn eigen trouw weigerde te dansen en alleen enig beeldend vermogen heeft als hij een computer mag gebruiken – maar zich in sommige onderdelen van de  woordkunst nog wel uit de slag weet te trekken) biedt Muzarto ook waar voor het geïnvesteerde overheidsgeld.  Het is een aangename school, met enthousiaste en bekwame leerkrachten, en een behoorlijk no-nonsensegehalte dat ook maakt dat het aan het Heuvelplein zelden grote kopzorgen veroorzaakt.  Meer moet dat eigenlijk niet zijn.

Vijftig jaar worden betekent wel iets.  Een school mag zich dan toch al een “instituut” noemen.  Ze heeft iets bewezen.  Of het ook voor mensen dezelfde betekenis heeft, zou ik niet zo durven zeggen, maar ik kon de vergelijking moeilijk ontlopen : in dezelfde week als Muzarto vierde ik ook mijn vijftigste verjaardag.  Met de klassieke Abrahampop voor mijn deur, een volgens mij vooral Nederlandse traditie waar Essen mee aantoont dat het naast Kalmthout ook nog andere buren heeft – de Kalmthoutse burgemeester gaf in zijn speech wel aan dat we bij een eventuele fusiebeweging geen andere kant dan die van hem op kunnen, maar dat is een wat te gemakkelijke conclusie.  Net zoals Muzarto ga ik ervan uit dat de komende jaren niet hetzelfde zullen zijn als wat voorbij is, en dat ik me aan de tijd en de omstandigheden zal moeten aanpassen.  Maar ik hoop toch dat er in ons allebei nog redelijk wat muziek, woord, dans en beeld zit – desnoods figuurlijk, in mijn geval.  Met alvast dank aan wie me dat in de voorbije dagen toewenste.

Homo homini lupus est

Homo homini lupus est

2022 kan nog voor allerlei zaken het “jaar van…” worden.  Zo komen nóg een reeks Griekse letters in aanmerking, jammer genoeg.  Maar bijna zeker wordt het in Vlaanderen ook een beetje het “jaar van de wolf”.  In de vorige N-VA/PLE Nieuwsflits heb ik daarover een stukje in de vorm van een sprookje geschreven.    De kans was iets te mooi om te te laten liggen, ook al omdat ik zo de tweespalt in de meerderheidscoalitie over landbouw en milieu mooi kon in beeld brengen.  Ik heb begrepen dat niet iedereen er de humor van inzag, wat jammer is.  Maar ik denk niet dat dat aan mij lag, zelfs voor een sprookje was de boodschap nog erg evenwichtig.

Zelf vind ik de terugkeer van wolven naar Vlaanderen overigens niet zo’n eenvoudig verhaal.  Principieel wel : de wolf hoort thuis in ons ecosysteem, en dat er hier terug wolven rondlopen is een teken dat het wat beter gaat met onze natuur.  Maar het is wel een “moeilijk beestje”, natuurlijk.  Als een mens zomaar onverdoofd en ook nogal willekeurig schaapjes zou ombrengen, zou dat uiteraard als wreedheid bestempeld en hopelijk ook bestraft worden.  Als een mens zijn hond ertoe zou aanzetten om dat te doen, dan geldt hetzelfde – ook al is die hond uiteindelijk ook gewoon een Canis lupus die zich wat te lang bij de mens heeft opgehouden.  Maar de originele Canis lupus, de wolf dus, die mag schaapjes doodbijten, want dat ligt in zijn natuur.  Dat is ook zo, maar als ik een schaap was zou ik dat onderscheid wellicht niet geheel relevant vinden.  En natuurlijk is het in de eerste plaats aan de schapenhouders (of houders van andere weerloze dieren) om die tegen de wolf te beschermen.  Maar dat zij nu niet meteen hadden gerekend op de terugkeer van een grote carnivoor in Vlaanderen vind ik ook weer niet zó vreemd.  Een kleinere soort, pakweg een insect, die ook terugkeert naar Vlaanderen na een eeuw afwezigheid, zouden we die ook sowieso verwelkomen ? Of slaan we het gewoon plat, als het een vervelende steekmug blijkt ? Dat steken ligt nochtans ondubbelzinnig in diens natuur.

De discussie zou ook heel anders worden als de wolf zich enkel ongezien te goed zou doen aan konijntjes in het bos.  Wat dan op zich eigenlijk óók weer raar is, want waarom is dat konijn meer vogelvrij dan het schaap ? Dat kan niet alleen een economische kwestie zijn, toch ? We vinden die doodgebeten schaapjes toch niet enkel erg omdat ze de eigenaar geld kosten ? En anderzijds verwelkomen we de wolf toch niet net omdat hij de landbouwer even op zijn plaats zet ? Ook daar zou ik als schaap van de rekening niet meteen de rechtvaardigheid van inzien, en mocht ik kunnen praten in plaats van te blaten zou ik desgevallend toch wel wijzen op enige hypocrisie van de al dan niet vegetarische natuurbeschermer.  En ja, die natuur is nu eenmaal wreed.  Maar wij niet.  En laten we wel wezen : er is niet veel natuur meer die wij niet op één of andere manier geschapen hebben, al dan niet naar ons beeld en gelijkenis.  We zouden die natuur beter terug loslaten, op termijn, maar dat is voer voor een ander stukje dat al lang wacht om uitgeschreven te worden.  Vooralsnog volstaat de vaststelling dat die wolf ook niet helemaal spontaan op eigen initiatief teruggekomen is, maar als gevolg van het (sterk verbeterde) natuurbeleid dat wij gevoerd hebben.

De wolf is des mensen wolf, om op mijn titel te variëren.  Welkom terug in ons midden.  Maar in tegenstelling tot sprookjes is het echte leven niet altijd zwart-wit.

Help, de dokter verzuipt !

Help, de dokter verzuipt !

“Is er een dokter in de zaal ?”. Letterlijk was dat op de gemeenteraad eergisteren alvast niet het geval. Er was geen dokter, want het is alweer vele jaren geleden dat er nog eens een medicus raadslid was (dr. Sonia Schellens zetelde een tijdje voor CD&V). En er was ook geen zaal, want wegens Covid-omikron zou dat medisch (!) niet verantwoord zijn geweest. Desalniettemin stond de huisdokter wel degelijk hoog op de agenda van de gemeenteraad. Of toch de afwezigheid van die huisdokter…

Essen kampt immers met een huisartsentekort. Eigenlijk kampt heel Vlaanderen met een dergelijk tekort, maar bij ons werd het plots erg acuut wegens vertrek en pensionering van enkele huisartsen. De volledige analyse van de oorzaken van dat tekort kan ik niet maken, maar de veranderde relatieve maatschappelijke positie van meneer doktoor speelt zeker een rol. Het belangrijkste aspect is niet dat de job zoveel zwaarder is geworden, al zal er wel iets veranderd zijn : patiënten die veeleisender en mondiger geworden zijn (met hulp van dokter Google), de samenleving is diverser geworden… Zeker nu in Covidtijden „verzuipt” de dokter ongetwijfeld in het werk, maar de vraag is of dat pakweg 30 jaar geleden zoveel anders was. Anderzijds is de medische wetenschap wel gevorderd en helpt de technologie ook de arts zelf.  Ook de verloning is niet echt achteruitgegaan, natuurlijk. Maar in vergelijking met veel andere beroepen was de vooruitgang beperkter, en dat vermindert ongetwijfeld de bereidheid om altijd beschikbaar te zijn en zeer hard te werken voor wat anderen in minder zware beroepen ook kunnen verdienen. Daarmee samenhangend speelt ook de vervrouwelijking van het artsenberoep een rol – een complexe rol van oorzaken, gevolgen en correlatie zonder causaliteit.

De gelijkenis met onderwijzers en leerkrachten is daarbij opvallend. Ook de meester moest wat prestige inleveren en kreeg te maken met „lastiger klanten”, maar de verandering is toch ook vooral relatief. Was het onderwijs vroeger een uitweg voor wie uit een dorp kwam en studerend hogerop wilde raken, die rol is al enkele decennia uitgespeeld.  Zodat de intellectueel die vroeger voor de klas zou hebben gestaan nu ergens als onderzoeker werkt, bijvoorbeeld.

Maar huisarts of onderwijzer worden, is dat dan geen roeping ? Dat brengt me bij mijn derde beroep in dezelfde categorie. Pastoor is ook al een knelpuntberoep geworden. Voor minstens een deel om soortgelijke redenen.  En als de katholieke kerk niet zo koppig zou zijn, zou het beroep ook al lang veel meer vrouwen dan mannen hebben aangetrokken. Natuurlijk zijn veel beroepen ook een beetje een roeping, maar zelfs in de bijbel ontkiemt het zaad niet dat op de rotsen valt. De medische roepingen worden eerder arts-specialist, en de Heer lijkt er zich mee te hebben verzoend dat wie destijds zijn priesterkorps versterkte nu eerder maatschappelijk werker of manager zal willen worden. In elk geval dringt Hij niet sterk aan…

De geneeskunde heeft met de kerk gemeen dat de organisatie ervan zich moeilijk aan de nieuwe realiteit aanpast. Het onderwijs lijkt wat flexibeler, met alle voor- en nadelen van dien. Wellicht kan de rol van de huisarts wat worden ingeperkt, zowel administratief als (para-)medisch. Waarmee ik niet pleit voor een al te eenvoudige directe toegang tot specialisten, want dat leidt dan weer tot medische overconsumptie. Maar de arbeidsvoorwaarden moeten ook anders kunnen. Er lijkt mij meer ruimte voor huisartsen die in een vorm van loondienst werken, van 9 tot 5 (en af en toe met een wachtdienst), en die verbonden zijn aan een grotere praktijk waar alle patiënten gedeeld worden. Specialisten in ziekenhuizen kunnen misschien ook een dag per week of zo in een dergelijk systeem worden ingeschakeld. Het staat het me wel voor dat het denkproces over noodzakelijke aanpassingen eerder traag op gang komt, want deze evolutie ziet iedereen toch al wel enige jaren aankomen – het lijkt me allemaal nogal kortzichtig, al geef ik toe dat ongetwijfeld toch iets sneller gaat of zal gaan dan in het Vaticaan. Maar wellicht zie ik niet wat er gebeurt en ook niet helemaal wat er moet en kan gebeuren, en ontbreekt het mij aan voldoende kennis van zaken hierover…

Die kennis van zaken heb ik ook niet echt nodig, want de organisatie van de geneeskunde is geen gemeentelijke bevoegdheid. Mee een oplossing zoeken voor het plaatselijke huisartsentekort is dat wel. In de verkiezingscampagne van 2018 hebben wij alvast heel hard gepleit voor een huisartsenwachtpost in Essen. Jammer genoeg hebben CD&V en Vooruit bij het uitdenken en opzetten van het Zorgpunt dat de Polykliniek gaat vervangen daar onvoldoende prioriteit aan gegeven. Toegegeven, het was niet bij voorbaat zeker of het wel zou gelukt zijn, want er zou veel samenwerking en overleg noodzakelijk zijn geweest. Maar het zou voor Essen wel belangrijker zijn geweest dan het voorzien van sommige medische specialiteiten in het Zorgpunt. Wat hebben we er tenslotte aan dat we in Essen naar de cardioloog kunnen als we naar Brasschaat moeten voor de huisarts ?

Ontwaakt !

Ontwaakt !

Kameraden ! Het geld van den arbeider en den boer -en en passant ook van de andere klassen- verdwijnt in de zakken van de banken. Den aandeelhouder strijkt den intrest op van de zuurverdiende centen die gij hebt bijeengespaard. Wat gij afdraagt aan de gemeente via de belastingen wordt door het schepencollege op een spaarrekening gezet, waarna de bank er maandelijks zichzelve van bedient. Ontwaakt, gij die zelf uw geld wel beter kunt gebruiken, zeker in deze tijden van pest en cholera, of toch corona. Ge zoudt er brood mee kunnen kopen, haver voor uw trekpaard of uwen winkel mee draaiende kunnen houden. Als het openbaar bestuur er nu nog iets mee zou doen, met uw geld, welaan dan. Maar de putten in de wegen worden er evenmin mee gevuld als dat den minder begoede medeburger ermede wordt vooruitgeholpen. Het geld ligt daar te liggen, als een ijsberg die stukje bij beetje afsmelt en waarvan het smeltwater naar de onmetelijke zee van het grootkapitaal vloeit.

Kameraden, zo kan het niet langer. De gemeente kan op negatieve rente besparen door uw geld aan u terug te geven. Beter voor u, en beter voor de gemeente. Alleen den bankier lijdt eronder. Daarmee komen geen plannen in gevaar, en den leninglast der gemeente Essen is al zo laag dat een goede huisvader er met den lagen rentestand beschaamd van zou worden. Een belastingvermindering is een kwestie van rechtvaardigheid ! Eenmalig desnoods, als de dames en heren van het schepencollege niet geloven dat het structureel met minder kan. Maar het moet gedaan zijn met onze centen naar de sjieke kantoren van Belfius en andere banken te dragen. De tsjeven hebben zich al eens flink aan die steen gestoten, dat mag geen tweede keer gebeuren. Het geld van den werker mag niet langer het profijt van den bankier dienen. Omlaag met die belastingen !

Zo, daarmee is mijn tussenkomst voor het budgetdebat in de gemeenteraad ook geschreven. Wel handig als je de meest linkse partij in de raad bent !

Schot in de (rode) roos

Schot in de (rode) roos

Een Essense socialist als burgemeester.  Ik heb lang geloofd dat het de kortste weg was naar een bestuur zonder CD&V in onze gemeente, maar dat geloof ben ik in verschillende fasen helemaal kwijtgeraakt.  En in een bestuur met CD&V is voor de socialisten alleen de tweede viool weggelegd.  Maar wat in Essen niet kan, bleek zowaar elders wel mogelijk.  Neen, niet in een buurgemeente of wat verderop in Vlaanderen.  Geen sant in eigen land.  Zelfs niet over de Nederlandse grens.  Wel, zowaar, in de grootste stad van Schotland – en de op vier na grootste van het (vooralsnog Verenigde) Koninkrijk aan de andere kant van de Noordzee.  Philip Braat is de Lord Provost van Glasgow.  De burgemeester dus.  Maar hij groeide hier op, voetbalde zoals het een socialist betaamt bij Excelsior Essen, noemt zichzelf een trotse Essenaar en in zijn Nederlands klinken de lokale klanken alleszins nog door.  Hij mag dan wel stellen dat hij premier De Croo in het Nederlands heeft begroet, ik ga ervan uit dat hij eigenlijk in het Essens sprak.  Gelukkig voor De Croo is dat een minder zwaar accent dan het Schots voor de Engelsen – Schotland is de enige plaats ter wereld waar ik ooit in het Engels de weg heb gevraagd en het antwoord vervolgens niet heb begrepen, ook niet na het twee keer opnieuw te vragen.

Braat, die sinds 2007 voor Scottish Labour in de gemeenteraad van Glasgow zetelt, nam de functie van Lord Provost vorig jaar over, nadat zijn voorgangster moest aftreden na een dispuut over haar onkostenvergoeding.  En zo kreeg de oud-leerling van de Erasmusschool én het College in Essen de kans om als burgemeester de groten der aarde in zijn stad te ontvangen tijdens de klimaattop COP26.  Dat hij zelf ook veel belang hecht aan klimaatbeleid heeft hij overigens met die andere Essense socialisten -die in ons wat meer bescheiden gemeentehuis aan het Heuvelplein- én met mij gemeen.  Het past natuurlijk ook wel voor de stad die de klimaattop ontvangt.  Of die top een succes of een mislukking moet worden genoemd, daarover is nog wat discussie mogelijk.  Mij lijkt het een stap vooruit (pun not intended) maar er zal nog meer nodig zijn om de opwarming van het klimaat af te toppen.  Dezelfde vaststelling geldt overigens ook voor de klimaatplannen die hier ten lande werden opgemaakt.  Maar voor Glasgow en zijn burgemeester is het alleszins een goede zaak geweest om gastheer te kunnen spelen.

We mogen er best wel trots op zijn, vind ik, op “onze” burgemeester bij de Schotten.  Hopelijk slagen we erin om hem snel eens naar hier te halen.

De informatie uit mijn stukje komt van het internet, onder meer van dit artikel, maar ook uit het artikel dat Guy Van den Broek in 2017 in De Spycker over Braat schreef.
Het vallen van de bladeren

Het vallen van de bladeren

In het kader van de herinrichting van mijn zolder ben ik mijn archief aan het uitwieden.  Door sommige mappen en dozen ga ik met de grote borstel door, in andere gevallen moet elk stuk afzonderlijk bekeken worden.  Daar kruipt dus wel wat werk in.  Heel wat van die stukken betreffen uiteraard de lokale Essense politiek.  Het oudste verslag met politieke inslag dat ik terugvond dateert van 1998; ik ben er dus al wel even mee bezig.  In veel gevallen gaat het om dossiers waar ik ooit heel kort, of net heel lang, mijn tanden in heb gezet.  Van sommige vraag ik me nu af wat me destijds bezielde om er belangstelling voor op te brengen, van andere betreur ik het nu dat ik me er toen niet meer mee heb bezig gehouden.  In sommige gevallen herinner ik me meteen waarover het ging, andere toen mogelijk belangrijke zaken zijn ondertussen in de nevelen van de tijd verdwenen.  Er zitten stukken die een zekere mildheid oproepen.  Waarover heb ik me destijds toch druk gemaakt ? Of zelfs : eigenlijk had ik toen ongelijk.  Bij andere voel ik meteen weer dezelfde boosheid als toen het verhaal actueel was, of is die ondertussen nog feller geworden.  Van een stuk van meer dan 20 jaar oud heb ik zelfs de mogelijkheden voor hergebruik ontdekt.  Misschien komt het nog eens van pas.  En een ander verslag dat ik me niet meer herinnerde verklaart niet alleen voor een belangrijk deel de voorbije vier gemeenteraadsverkiezingen in Essen, maar ook de eerstvolgende.  En zelfs dat was ik vergeten.

Dat gaat dan om een intern partijverslag, en die houd ik uiteraard bij.  De meeste stukken die zuiver het gemeentebestuur betreffen, heb ik niet bewaard : wat daarvan relevant is zal wel in het Heuvelplein gearchiveerd zijn, denk ik dan.  Al zaten ook daar pareltjes tussen.  De hilarische episode waarbij OCWM-voorzitter André Moens bureelcontainers bestelde omdat het schepencollege niet inging op zijn vraag om meer ruimte te voorzien voor het OCMW-personeel is er daar één van.  Achter het bedachtzame imago van Moens -die zelf niet zo goed met kritiek om kon gaan- ging soms een verbazend doortastend politicus schuil die het aandurfde om anderen in hun hemd te zetten, en net die tegenstelling -en de bureaucratische kramp die aan het Heuvelplein het resultaat was- maakt het verhaal interessant, natuurlijk.

De storyline van de (nu recycleerbare) archiefstukken is er ook één van gemiste kansen – dat kan niet anders dan het perspectief zijn van iemand die meer dan 20 jaar in de oppositie zit.  Van zaken die aangekondigd werden en járen later nog steeds niet zijn uitgevoerd.  Denk eraan als u voorbij het domein De Belder links afslaat richting Hoek, langs het fietspad dat de Spillebeen volgt : het ligt er alleen op papier al jaren, in de praktijk is het iets voor zeer fanatieke veldrijders.   Maar soms is het ook een verhaal van dingen die toch zijn goedgekomen, tegen de verwachting in.  Omdat het veel beter is afgelopen dan ik had gevreesd.  Of ook, heel af en toe, omdat er uiteindelijk naar mij en mijn partijgenoten werd geluisterd.

Archieven zijn natuurlijk ook een verhaal van nostalgie en mijmering.  Over een zwembad waar we niet zolang geleden over de modaliteiten van “baantjes trekken” discussieerden.  Over een oude schuur die zorgvuldig werd afgebroken om netjes opnieuw te kunnen worden opgebouwd – quod non.  Over een mooi plan voor een plein dat nu vandaag nog steeds vooral een parking is – en over de samenwerking in dat kader met een partij die nu al twee verkiezingen na elkaar geen lijst indiende.  Heimwee ook naar goede, geëngageerde, inspirerende mensen die er vandaag niet meer zijn.  Jan, Roger, Jos, Gino, Fons – en ik vergeet er nog wel enkele.

Wat ik bewaar voor mezelf en het (symbolische) nageslacht gaat netjes terug de kast in.  Wat ik niet meer bijhoud wens ik een succesvolle recyclage toe, en daarmee hopelijk het behoud van enkele bomen die dan niet moeten sneuvelen om er papier van te maken.  Want ook dat bleek een constante : er worden in Essen bomen gekapt, en dat zorgt soms voor controverse – terecht of onterecht, en ook die beoordeling kan er na vele jaren anders uitzien.

(G)een groentje

(G)een groentje

De samenwerking binnen N-VA/PLE is zo hecht dat het voor de buitenwereld soms lijkt dat het eigenlijk maar om één partij gaat.  Dat komt natuurlijk ook omdat de fractie in de gemeenteraad wel degelijk één en ondeelbaar is.  Maar de twee partijen zijn wel degelijk ook gewoon allebei afzonderlijk actief.  We houden allebei bestuursvergaderingen (weliswaar wat minder frequent dan het gezamenlijk N-VA/PLE-bestuur) en ledenvergaderingen.  Dat kon het voorbije jaar natuurlijk niet fysiek, zodat er in 2020 geen N-VA-ledenvergadering was.  Maar dit weekend kon de Essense N-VA-afdeling dus wel nog eens verzamelen blazen in de Oude Pastorij.

De banden zijn wel zo sterk dat er vaak ook uitnodigingen voor elkaars vergaderingen worden gestuurd.  En zo werd het PLE-bestuur dus uitgenodigd voor de N-VA-vergadering.  Eén met een feestelijk tintje, want de nationale N-VA bestaat 20 jaar en daarbij horen niet alleen politieke evaluaties.  Een huldiging van de lokale N-VA-pionier, Bart Van Esbroeck, mocht daarbij uiteraard niet ontbreken.  Daarnaast had de vergadering ook een groen tintje – met een kleine “G” maar toch zeer uitgesproken, want milieuminister Zuhal Demir was de gastspreker.  Demir is immers zonder enige discussie de meest uitgesproken verdediger van een open en groen Vlaanderen die na Jef Tavernier op die post heeft gezeten.  En bovendien wellicht de eerste minister van milieu of energie die de strijd tegen de klimaatverandering echt ernstig neemt.  Op een pragmatische en realistische manier, met aandacht voor het (ook economische) draagvlak.  Maar onmiskenbaar.

Toegegeven, voor mij mag het nóg meer zijn.  Maar de trendbreuk was levensnoodzakelijk en is onmiskenbaar.  Dat Demir bovendien haar verhaal zeer onbevangen en toch overtuigend kan brengen, met een no-nonsense stijl waar ze zelfs haar “baas” Jan Jambon mee op het verkeerde been zette in de 3M-affaire, wist ik al veel langer dan vandaag, maar het maakt haar verhaal ook erg aangenaam om te beluisteren.  In de discussie over de gascentrales en het gebruik van kernenergie vind ik overigens dat ze -tegen Groen in- gelijk heeft : kernenergie is onmisbaar in de strijd tegen de klimaatopwarming, als we niet willen dat letterlijk het licht uitgaat – met name voor de laagste inkomensgroepen.  Natuurlijk zijn er risico’s aan kernenergie verbonden en moeten die zo veel mogelijk ingeperkt worden, inderdaad ook door oude centrales te sluiten.  Uiteraard moet er verder onderzoek gebeuren naar nog veiliger methodes om kernenergie op te wekken, en misschien valt op termijn de vergelijking tussen voor- en nadelen wel in het nadeel van de kerncentrales uit.  Ik ben niet principieel voor of tegen.  Ik zie alleen in dat het nu zonder meer het minste kwaad is.  En dat uitleggen dat die gascentrales geen probleem zijn (bijvoorbeeld via het verhandelen van emissierechten) zuiver sofisme is.

Demirs milieubeleid maakt ook duidelijk welke partij zich zo sterk aan de industriële landbouw en andere belangen heeft gebonden dat ze alleen als “anti-milieupartij” kan worden weggezet, als partij die kiest vóór de opwarming van het klimaat.  Een CD&V, want daar gaat het over, die het enerzijds nog altijd moeilijk heeft om te definiëren waar ze juist voor staat, maar anderzijds in de praktijk altijd kiest voor de belangen van de organisaties waarmee ze zich ooit heeft verbonden.  En die bovendien Demir  niet kan wegzetten als links-progressieve “naïeveling”, zoals ze dat destijds met de ministers van Groen wel kon.  Onterecht, overigens, maar het liet wel toe om te doen alsof ze ook op milieuvlak de “kerk in het midden” hield – quod non.  Het leidt tot een vaststelling die in het politieke landschap zowel Bart als Anuna De Wever (bien étonnés de se trouver ensemble) niet zou mogen ontgaan : de zogenaamde links/rechts-breuklijn is een kronkellijn die niet alleen een ethische en een economische component heeft, maar ook een ecologische, en wie het goed voorheeft met het leefmilieu en de ruimtelijke ordening in Vlaanderen, zit klaarblijkelijk een stuk beter bij N-VA dan bij de “centrumpartij” CD&V.