Archief van
Categorie: Essen politiek

Eerste hulp bij grensgevallen

Eerste hulp bij grensgevallen

Vorige week vergaderde de Management Board van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) in Bratislava.  Die werd drie jaar geleden opgericht om het vrij verkeer van werknemers en de arbeidsmobiliteit in de Europese Unie in goede banen te leiden, via onder meer het ondersteunen van samenwerking tussen arbeidsinspecties en het verbeteren van de informatie over rechten en plichten van werknemers en ondernemingen die in andere EU-landen actief zijn.  Ik mocht van bij de opstart de Board voorzitten, en dat gaf me de unieke kans om een agentschap van een beslissing op papier te zien uitgroeien tot een slagvaardige autoriteit met 130 personeelsleden die dag na dag gezamenlijke inspecties, seminaries, gevensuitwisselingen… organiseert.  De Board heeft me nu herkozen voor een nieuwe termijn van drie jaar, en ik kijk ernaar uit om ELA met zijn volledige capaciteit te zien werken.  Dat zal dan met wat minder personeel*, maar een groter budget dan de gemeente Essen zijn.

Die gemeente Essen werkt samen met Klina aan de uitbouw van een „Zorgpunt”, gevestigd in de voormalige OCMW-gebouwen (en nog meer voormalige douanegebouwen) aan Kerkeneind.  Daar ging maandag de gemeenteraadscommissie Welzijn door, en meer dan de nostalgie die als voormalig OCMW-raadslid natuurlijk niet te vermijden was, overheerste de bewondering voor wat er werd gerealiseerd en -vooral- voor de heldere visie en praktische mentaliteit van Dr. Baert en zijn collega’s.

Daarbij werd ook gesproken over de samenwerking met Bravis.  Dat andere ziekenhuis in onze buurt, dat niet 22 maar slechts 8 km van Essen vandaan ligt.  In situaties waarin afstand tijd wordt, en tijd een kwestie van leven en dood kan zijn, niet zomaar een triviale vaststelling.  Toch loopt de samenwerking met Bravis moeilijk, omdat de regels aan weerszijden van de grens slecht op elkaar zijn afgestemd.  Er wordt met gouverneur Berx en de Benelux aan afspraken gewerkt, maar ik maakte me toch de bedenking dat we op het domein van de arbeidsmarkt een heel stuk verder staan dan in de gezondheid, ondanks het succes van de EU-vaccinaankoop.  De arbeidsrechtelijke en sociale zekerheidssituatie van de ambulancier die zich over de grens waagt is alleszins een stuk duidelijker, en de mechanismen doorzichtiger, dan die van de patiënt die in de ambulance over de grens zou worden gevoerd.  Heel goed ken ik het domein niet, maar ik ben er redelijk zeker van dat dat niet aan de Europese Commissie ligt, maar aan de lidstaten, die iets te angstvallig aan hun eigen prerogatieven vasthouden.  Misschien kunnen Vlaanderen en Nederland, Essen en Roosendaal, en Klina en Bravis, nog een voorbeeldrol spelen.  Iets wat Europa ongetwijfeld zou toejuichen.

Ook Bratislava is een grensgeval.  Niet zo sterk als Essen, maar het is de EU-hoofdstad die het dichtst bij de (in dit geval Oostenrijkse) grens is gelegen.  Waar vroeger niet alleen douanekantoren, maar heuse wachtposten stonden, wegens IJzeren Gordijn.  Helemaal aan de andere kant van Slovakije begint dan weer Oekraïne.  Daarmee is Bratislava een goede plek om ons te herinneren van waar we komen, maar ook hoeveel weg er nog af te leggen is.  Ook heel concreet voor de gezondheidszorg in ons eigen kleine Essen.

*Hopelijk toch, wat aan het huidige ritme van de leegloop bij de gemeente Essen lijkt dat niet zó zeker…
Geestig

Geestig

In de gemeenteraad werd tijdens een discussie over de bevlagging van de openbare gebouwen zowaar “de geest van de gouverneur” ingeroepen.  Zelfs in deze Halloweentijden is het laatste waar ik Cathy Berx van verdenk nochtans dat ze in Essen zou rondspoken, ook niet om zoals destijds de regeringscommissaris in Voeren de Leeuwenvlag -getongd en geklauwd van keel- te komen ophangen.

Neen, als er één geest de voorbije gemeenteraad een rol te spelen had, dan is het wel de Heilige Geest zelve, voortgekomen uit de Vader en afhankelijk van waar je tegenover het schisma van 1059 staat ook uit de Zoon, maar die alleszins tezamen met de Vader en de Zoon wordt aanbeden en verheerlijkt.  En die geacht wordt bij belangrijke beslissingen, zeker wanneer die de Heilige Kerk betreffen, voor de nodige inspiratie te zorgen.  De beslissing waar de gemeenteraad voor stond was de keuze van een A-Kerk.  Een A-Kerk is een kerk die ook op langere termijn quasi-exclusief voor de eredienst behouden moet blijven.  Alle andere kerken worden B-Kerken, waarvoor een neven- of herbestemming zal worden gezocht.  Dat kan verregaand zijn : Arno Aerden (Vooruit) haalde het voorbeeld aan van een kerk waarin een woonproject werd opgezet, en dat is vanzelfsprekend vrij onomkeerbaar.

Voor die A-Kerk tekenden zich twee opties af : ofwel de kerk van Onze-Lieve-Vrouw Geboorte in de Nieuwstraat, of de kerk van Sint-Antonius van Padua in de Kerkstraat.  De eerste is de keuze van het Kerkbestuur, gevalideerd door de bisschop, en van de burgemeester.  Vanuit N-VA/PLE pleitte ik voor de tweede optie.  Zowel de burgemeester als ik begonnen de discussie met een leugenachtig retorisch trucje dat door de Heilige Geest ongetwijfeld niet kan worden gewaardeerd : we stelden dat er “geen argumenten” waren voor de andere keuze.  Maar zo dom zijn we niet, we wisten allebei dat die er wel waren.  Waarna de discussie zich toespitste op de argumenten pro de “grote kerk” in de Nieuwstraat, die de burgemeester verdedigde en die ik heb trachten te weerleggen.  Ingaan op de argumenten pro de kerk van Statie deed hij niet, of hij beperkte zich alleszins tot de vergelijking van de omvang.

Dat is ook het enige argument dat enigszins hout snijdt : voor grote plechtigheden is de kerk in de Nieuwstraat, puur op basis van capaciteit, geschikter.  De vraag is echter hoe relevant dat is.  Tijdens mijn studies (bij de jezuïeten, het weze vermeld) leerde ik dat je niet moet kijken naar de “stated preference” (wat mensen zeggen) maar naar de “revealed preference” (wat mensen doen).  En daaruit blijkt dat de keuze voor een kerk ook vandaag niet op basis van capaciteit gebeurt : er vinden begrafenissen plaats in kerken waarvan men vooraf weet dat ze te klein zullen zijn, ook als er een grotere optie op kleine afstand is. En hoe de begrafenispraktijk zal evolueren weten we niet, maar mij zou het alleszins niet verbazen als ook gelovigen in de toekomst voor een ruimere “burgerlijke” plechtigheid kiezen, gevolgd door een wat korter en intiemer religieus afscheid.  Alleszins lijkt een gebouw afstemmen of de maximaal nodige capaciteit me niet zo verstandig.

Het enige andere argument dat ik gehoord heb was formeel : de keuze voor een A-Kerk werd nu eenmaal gemaakt door de kerkelijke instanties, en de gemeenteraad mag daar alleen “ja” of “neen” tegen zeggen – en neen is geen wenselijk antwoord want leidt tot een ingewikkelde procedure.  Een quasi-verwijzing naar de Heilige Geest dus, waar ze zelfs bij Vooruit niet geheel ongevoelig voor bleken.  Dus ga ik mij aan lichte blasfemie wagen : ik denk dat de Heilige Geest zich vergist, en tegen haar/zijn eigen belang ingaat.  Op langere termijn zal de kerk in de Nieuwstraat geen draagvlak meer hebben als louter kerkgebouw.  Daarvoor ligt ze te veel pal in het centrum, is ze te groot, te massief en te duur, en is de plaats veel te aanlokkelijk om er iets anders mee te doen.  Wie wil dat er ook in de komende decennia nog een functionerend Godshuis is in Essen-Centrum, zet daarom beter in op de kerk van Sint-Antonius.  Maar de Heilige Geest, en daarmee ook de stemming in de gemeenteraad, besliste er anders over.  Als de stemming geheim zou zijn geweest weet ik het zo nog niet.  Dan zie ik minstens vijf mensen in de meerderheid een andere keuze maken – tenzij hun vrees voor de burgemeester of partijvoorzitter dan toch kleiner is dan die voor de Heilige Geest, natuurlijk.

Maar het mocht dus niet zijn.  Het is dat Antonius een heilige is, anders zou hij wellicht eens flink gevloekt hebben vanuit zijn mooie, goed gelegen, gezellige, stemmige kerk aan het naar hem genoemde plein.  Het enige dat hem nu rest is in beroep gaan.  Bij de Heilige Geest.  Of bij Cathy Berx.  Amen.

Vooruitdenken

Vooruitdenken

Even terug naar de gemeenteraad van 25 september 2018.  De laatste voor de gemeenteraadsverkiezingen.  Op de agenda staat het wegtracé dat noodzakelijk is om een nieuwe verkaveling in de Heikantlaan mogelijk te maken.  Uiteraard gaat de discussie meer over de verkaveling zelf dan over de weg : de weg is niet echt omstreden, maar zonder die weg komt er geen verkaveling.  Het komt tot een opmerkelijke stemming : het tracé wordt goedgekeurd met 13 stemmen vóór (10 CD&V, 2 Vooruit/sp.a en 1 Belang), 10 tegen (8 N-VA/PLE en 2 Vooruit/sp.a) en 1 onthouding (N-VA/PLE).  Bij de tegenstemmers Arno Aerden (Vooruit/sp.a), toen nog geen schepen.  Een analyse van de stemming leert dat de houding van Vooruit/sp.a cruciaal was : hun stemmen leggen de balans vast.  N-VA/PLE had weliswaar 2 tegenstemmen extra kunnen leveren (één onthouding en één afwezige) en ook het Belang had tegen kunnen stemmen, maar dan nog bepaalt het stemgedrag van de socialistische fractie het eindresultaat.

Uiteraard is een fractie waarin twee leden vóór stemmen en twee tégen niet meteen gebruikelijk bij een stemming.  Blijkbaar gebeurt het nochtans in goede verstandhouding, want allen gaan in de volgende weken eensgezind de verkiezingsslag aan.  Zodat vermoed moet worden dat coalitiepartner CD&V een duidelijke grens had getrokken : wie hoopte met hen mee in de meerderheid te belanden na de verkiezingen (Vooruit/sp.a en op dat ogenblik ook het Belang !) mocht de verkaveling niet bemoeilijken.  Achteraf gezien een onnodige prijs : CD&V zou ook zonder de verkaveling opnieuw een meerderheid hebben gemaakt met de socialisten, want een eventueel akkoord met N-VA/PLE over de betrokken verkaveling zou wellicht nog moeilijker zijn geweest.  En het Belang vervelde opnieuw van Essens naar Vlaams, maar mee besturen zat er ook al op geen enkel moment in.

Met het goedgekeurde wegtracé op zak levert het uittredende schepencollege (CD&V en de twee leden van Vooruit/sp.a die vóór hebben gestemd) snel de vergunning af, weliswaar met iets strengere voorwaarden dan in de aanvraag.  Maar aan het grote bezwaar van de tegenstanders, een te grote bouwdichtheid die niet bij Heikant past, wordt ten gronde niet tegemoetgekomen.

Er ligt dus op dat moment dus een verkavelingsvergunning, maar zowel de aanvrager als de buren gaan in beroep.  Dat beroep belandt bij de Deputatie van de Provincie Antwerpen (een coalitie van N-VA en CD&V) die beslist om in grote lijnen de beslissing van de gemeente te respecteren – een grondhouding die de provincie meestal terecht aanneemt.  Ondertussen is Arno Aerden overigens schepen van ruimtelijke ordening geworden.  Er wordt een nieuw beroep aangetekend bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, die de beslissing van de Deputatie op formele gronden vernietigt.  De Deputatie doet de beslissing over, zonder inhoudelijke aanpassingen.  Een nieuw beroep bij de Raad wordt opgestart, maar later ingetrokken.  De vergunning die in 2018 wordt afgeleverd wordt zo begin dit jaar definitief.  Wanneer de uitvoering ervan op het terrein start, betekent dat uiteraard een schok voor heel wat omwonenden.

Het dossier kwam gisteren ter sprake op de gemeenteraad.  CD&V-fractievoorzitter Steff Nouws wilde weten of er iets onwettigs gebeurt.  Het college stelde hem gerust, en ik kan me daarbij aansluiten : dat is niet het geval, de afgeleverde vergunning wordt gewoon uitgevoerd.  Ook Geert Vandekeybus stelde vragen, en als antwoord daarop gaf de burgemeester nog aan dat het college sinds 2018 op geen enkel moment een standpunt moest innemen hierover, en dat dus ook niet heeft gedaan.  Vervolgens verborg Arno Aerden zich daarachter om te stellen dat hij nog altijd, zoals in 2018, tegen het verkavelingsplan in.

Daar gaat hij te kort door de bocht.  Het college moest inderdaad niets doen, maar het kón dat absoluut wel.  Het kon tussenkomen in de beroepsprocedures en uitleggen dat de gemeente van inzicht was veranderd.  Het had kunnen aanhalen dat in het kader van de opmaak van het beleidsplan Ruimte de wenselijkheid van verdichting in Heikant in vraag wordt gesteld.  Het is niet zeker dat dit een doorslaggevend argument zou zijn geweest, maar het had wel gekund – en zo zou de nieuwe schepen van ruimtelijke ordening minstens duidelijk hebben gemaakt dat zijn mening meetelt, dat het een verschil maakt dat iemand van Vooruit bevoegd is voor het beleidsdomein, dat hij -met andere woorden- niet voor spek en bonen in het schepencollege zit.

Niet dus.  Meer nog, in het beleidsplan Ruimte dan in opmaak is (en dat verder heel veel goede zaken bevat, het moet gezegd) wordt de rol van Heikant als te verdichten aanhangsel van het Centrum grotendeels bevestigd.  Een trendbreuk voor Heikant is iets voor de toekomst, als alle plannen van alle promotoren zijn uitgevoerd.  En als het dus te laat is.

Niemand kan helemaal vrijgepleit worden van alle verantwoordelijkheid, maar voor het veranderde uitzicht van Heikant van 2007 tot vandaag en morgen is de rol van Vooruit cruciaal.

Het enige dat de gemeenteraad over de nieuwe straat nog zal mogen beslissen is overigens de naam van de nieuwe straat.  Ik ga voor de Mooiebomenweg.

Genie van de Karpaden

Genie van de Karpaden

De gemeenteraad besliste om de trage weg ter hoogte van Akkerstraat tussen de Heystraat en Beylepad de naam Reebospad te geven.  Al in juni hadden we een hele reeks trage wegen een officiële naam gegeven, maar deze weg werd toen uitgesteld.  De Cultuurraad had namelijk “Karpad” voorgesteld.  In de stukken van het schepencollege las ik dat de naam verwarrend zou zijn, want dat het pad een wandelpad en geen pad voor karren zou worden.  In de gemeenteraad werd er nog bij gezegd dat mensen zelfs zouden denken dat ze er met de auto door zouden mogen.  Want auto’s zijn de nieuwe karren, niet ?

Ik begrijp de bezorgdheid van het schepencollege, uiteraard.  Er zijn wel dringend enkele andere straten aan een andere naam toe.  Morgen neemt er misschien al iemand een frisse duik in De Vijvers of het Wolfsven, of leidt de NMBS zomaar een trein om via de Spoorwegstraat.  Spijker dreigt in zijn geheel in de muur te worden geklopt.  En leg het maar eens uit dat de kans dat je in Visserij iets vangt niet zo groot is, en dat de Werf al lang niet meer openligt.  Zeer verwarrend allemaal.  Maar dat lost het College ongetwijfeld snel op.

Ondertussen komt er alvast geen Karpad.  Wat een vreemd idee van de Cultuurraad ook – ongelooflijk hoe die mensen hun verbeelding zo sterk op hol kunnen laten slaan.   In de stukken zat geen nieuw advies of bleek niet wie er verder geraadpleegd was, hoewel in een eerdere collegenota nog wel te lezen stond dat dit ging gebeuren.  Maar Reebospad klinkt onverdacht.  Robin Jacobs bevestigde meteen dat er door het pad wel eens reeën lopen.  Een mooi pad voor hen, in het bos, dat moet wel Reebospad heten.  Mensen gaan we er niet zien, uiteraard.  Die weten meteen dat het pad er niet voor hen is, maar voor de reeën.  Toch ?

Is dit een belangrijke beslissing ? Niet echt, natuurlijk.  Ik had er even goed niets over kunnen schrijven – en als de titel van het stukje me niet plots zou zijn ingevallen had ik dat misschien ook niet gedaan.  Desalniettemin : een beslissing die het waard is om te worden genomen, is het ook waard om goed te worden genomen.  Met de juiste procedure en een correcte verantwoording.  Slordigheid en manklopende argumentaties in kleine dossiers mondden naar mijn ervaring namelijk véél te snel uit in onzorgvuldigheid in de besluitvorming in grote dossiers.  Dus ga ik er af en toe toch maar op in blijven gaan, ook als ik dan als eens tegen iemands kar moet rijden.  Letterlijk, vanzelfsprekend.

Monumentaal

Monumentaal

Vorig jaar, in augustus, liep de 49e Ronde van Essen. We hadden het er met verschillende oud-medewerkers over, en de eerste ideeën voor de 50e Ronde ontstonden. Maar eentje hield ik nog even voor mezelf… en in de marge van de gemeenteraad van september, in zaal Rex, sprak ik cultuurschepen Helmut Jaspers erover aan : in augustus zou de 50e Ronde van Essen doorgaan, en bij die gelegenheid zou een monument voor de Ronde wel gepast zijn. Helmut zei geen neen, en toen ik het een tijdje later nog eens opwierp werd er concreet werk van gemaakt. Zowel hij als jeugschepen Arno Aerden en onze werkgroep 50e Ronde wilden iets dat er kindvriendelijk zou uitzien (géén klassieke loper) en dat „meedoen is belangrijker dan winnen” zou uitstralen. Omdat er niet zo heel veel tijd was, viel de keuze op een 3D-geprint monument. Met als grote voordeel dat er ook kleine replica’s zouden kunnen worden gemaakt. En ook wel omdat ook beelden met hun tijd moeten meegaan, zoals Helmut het terecht al eens stelde. De techniek en de manier van ontwerpen maakte ook dat we als werkgroep veel inbreng hadden. Daardoor straalt de Ronde van Essen er ook echt vanaf. Gisteren werd het onthuld, en alle generaties van (oud-)medewerkers bleken er enthousiast over. Ik ben heel blij dat het gelukt is, en stiekem een beetje trots dat ik het in gang heb gezet. Veel dank aan Helmut en Arno, en ook aan Wekke Buyens, onze werkgroep en natuurlijk aan GS Technology dat het beeld uit de printer deed rollen. En ik ben ook gelukkig met de plaats : in de beeldentuin achter de Oude Pastorij, maar eigenlijk gewoon dus op ons eigen Rondeparkoers én op het mooiste speelterrein van Essen.

Het is ook leuk dat het Rondelogo op het beeld staat, want dat heb ik ooit nog ontworpen. Een heel grote carrière als graficus heb ik nooit opgebouwd, maar van de drie logo’s die ik ooit ontworpen heb zijn er alvast twee op allerlei manieren vermenigvuldigd. Dat van de Ronde tot op brooddozen en polsbandjes toe !

Daarmee zit de 50e Ronde van Essen er ook op. Zoals heel veel oud-medewerkers van verschillende generaties heb ik er enorm van genoten. Dat het weer ook on-Rondelijk goed was hielp daar natuurlijk ook bij. De redactie van ons jubileumboekje op donderdagavond maakte dat ik de deur van de Oude Pastorij ruim na één uur ‘s nachts op slot mocht draaien. In dat jubileumnummer schreef ik de geschiedenis van de Ronde uit (hier in een licht gecorrigeerde versie), en daarnaast rekende ik de Gouden Trui nog eens uit (met hier een zowaar nóg actuelere versie dan gisteren) : een heel puzzelwerk om uit te komen op dezelfde winnaars als twintig jaar geleden, maar met vlak daarachter toch genoeg „runners-up” om de komende jaren de spanning erin te houden.

De finaledag van gisteren was een mooi orgelpunt. Maar zoals ik het in mijn korte woordje bij de onthulling van het beeld heb aangegeven : de belangrijkste Ronde is altijd de volgende. Hopelijk vinden heel veel Essenaren dat ook.

Van 11, 14 en 21 juli – en nog wel wat data

Van 11, 14 en 21 juli – en nog wel wat data

Een zichzelf respecterende nationale gemeenschap heeft één (of enkele) nationale feestdagen nodig.  Daarvoor moet dan een datum worden gekozen.  Dat gebeurt dan op basis van een historische aanleiding.  Maar het belang daarvan moet niet overschat worden : het belangrijkste is om de gemeenschap, de natie, te vieren.  De precieze dag is eigenlijk een kwestie van toeval, en de historische gebeurtenis mag het feest niet overschaduwen.  Het feit dat er op 14 juli 1789 in de Bastille alleen wat kleine criminelen opgesloten zaten, die daar beter zouden zijn gebleven, of zelfs de vaststelling dat de Franse Revolutie een aantal jaren later de opmaak bleek voor een onvervalste dictatuur, doet geen afbreuk aan de Franse feestvreugde op 14 juli.

De Belgische nationale feestdag is ook al een rariteit : veel bureaucratischer dan een “eedaflegging” wordt het niet.  Van een toevallige koning, die de Belgische troon boven de Griekse verkoos – anders hadden ze in Athene misschien 21 juli moeten vieren.  Hoe die datum tot stand kwam, is wellicht ook een totaal toevallige beslissing.  Ik beeld me in dat er in het Voorlopig Bewind een agendapunt “eedaflegging” was, met het voorstel voor de 19e juli.  Maar één of andere baron moest die dag al naar receptie bij een collega, dus dat kon niet.  En op 20 juli verjaarde de vrouw van een andere notabele.  Tegen de 21e had niemand bezwaar.  Welaan dan.

Nu ik het toch al over Griekenland had… Eén van de nationale dagen aldaar is 28 oktober.  Die datum is gekozen door… Benito Mussolini, die net op die dag besloot om het land binnen te vallen.  Om vervolgens een luid “όχι” te horen te krijgen, gevolgd door een flink pak slaag dat pas ophield toen zijn goede collega Adolf Hitler tussenkwam.

En Vlaanderen viert 11 juli.  Het is uiterst terecht dat Vlaanderen een nationale feestdag heeft vastgelegd.  Daarvoor moet dan een dag worden gekozen.  Dat  had bijvoorbeeld de eerste zitting van het Vlaams Parlement, of één van de formele of historische voorlopers kunnen zijn.  Maar 11 juli had in Vlaanderen een grotere traditie, en dus viel de keuze terecht daarop : er is geen reden om een andere dag te kiezen als er al één is.  De precieze aanleiding daarvoor is zo goed als elke andere : de in 1302 bij Kortrijk gewonnen slag tegen de Franse koning.  Als je dieper gaat graven, dan is dat natuurlijk niet zo’n perfecte keuze, net zoals de inname van de Bastille dat niet is.  De slag was min of meer een Pyrrusoverwinning, en aan beide kanten stonden strijders die we vandaag als Vlaming zouden omschrijven (en overigens eveneens anderen die we vandaag Walen zouden noemen) – en in het grootste deel van het Vlaanderen van vandaag, in Antwerpen, Mechelen of zeker Limburg zal de slag niet veel belangstelling hebben opgewekt.  En dat is geen enkel probleem : 11 juli is de Vlaamse feestdag, los van de realiteit van de Guldensporenslag.  Net daarom vind ik het jammer dat al te vaak veel moeite wordt gestoken in het toch maar verbinden van de wereld van vandaag met die van 1302, in navolging van vooral Hendrik Conscience.  Daarmee doen we noch de opstandelingen van destijds, noch de Vlamingen van vandaag een plezier.  Op 11 juli vieren we het Vlaanderen van vandaag – en ook wel een beetje dat van gisteren en van morgen.

In Essen werd de viering van die 11e juli een aantal jaren geleden omgedoopt tot “’t Park Zomert”.  Dat gaat dan over het Park achter de Oude Pastorij, waar niemand eigenlijk ooit als “het park” naar verwijst.  Zomeren deed het er dit jaar wel, en de keuze voor de muziek van Boudewijn De Groot als hoofdact aan de Pastorij was alleszins een voltreffer.  De Groot, en daarmee ook tekstschrijver Lennaert Nijgh,  is voor mij mogelijk één van de allergrootsten uit de Lage Landen – die tegelijk poëet en protestzanger kon zijn en die met het Land van Maas en Waal ook het alternatieve Groot-Nederlandse volkslied vertolkt.  Dat jammer genoeg niet gespeeld werd in Essen, waardoor 11 juli er helemaal zonder volkslied voorbij ging.  Dat zal de Fransen op de 14e dan weer niet overkomen.

Index librorum prohibitorum

Index librorum prohibitorum

Een voorstel doen in de gemeenteraad en dat dan bij de stemming zien sneuvelen, het is niet meteen een nieuwe ervaring voor mij.  In mijn eerste gemeenteraad overkwam het me al.  Dat is geen reden om het om te geven.  Overigens, dat voorstel dat toen die eerste keer sneuvelde werd later gewoon uitgevoerd.  Te vroeg gelijk gehad, heet dat dan.

Dat zal nu onvermijdelijk ook zo zijn.  Het voorstel van Kevin en van mij (en eerlijk is eerlijk : het idee kwam van hem) op de gemeenteraad van juni vroeg om de subsidies van de Essense verenigingen te indexeren.  Dat gaat onvermijdelijk gebeuren.  Maar wanneer ? Wat ons betreft liefst meteen, want de extra kosten voelen de verenigingen nu.  En die komen bovenop het leed dat in de voorbije twee jaar door corona werd veroorzaakt.  We vonden een elegante manier om die onmiddellijke aanpassing technisch te vertalen door gewoon alle bedragen “automatisch” aan te passen.  Zo werken heel wat indexeringsmechanismen, maar de rechtstreekse inspiratie haalden we gewoon bij de collega’s van CD&V en Vooruit.  Die hebben de voorbije jaren alle retributies die de gemeente heft ook van een automatische indexclausule voorzien.  Tot verbazing van de burgemeester zelf, die er in de gemeenteraad van overtuigd bleek dat de tarieven voor infrastructuur waar de verenigingen gebruik van maken niet geïndexeerd worden.  Anne vond het bewijs van het tegendeel zowaar in de stukken van de vergadering terwijl die nog aan de gang was.  Dus : de inkomsten van de gemeente worden geïndexeerd.  Niet alleen de retributies, maar eigenlijk zo goed als alle inkomsten, want door de inflatie stijgen ook de belastinginkomsten in de praktijk automatisch.

Maar CD&V en Vooruit weigerden het voorstel.  Ze kondigden wel aan dat ze het later, bij de opmaak van het Meerjarenplan, opnieuw gingen bekijken.  In december dus wellicht.  Daarmee lopen ze achter de feiten aan, en dan is minstens een deel van het leed al geleden. Waarom toch ? De beslissing om de indexaanpassing niet door te voeren maar ze samen met het Meerjarenplan te bekijken klonk overigens zéér bizar omdat tijdens dezelfde raad twee fikse budgetverhogingen werden voorgelegd door CD&V en Vooruit zonder dat de inpassing in hetzelfde Meerjarenplan duidelijk werd.  Daarbij ging het over véél grote bedragen.

Eigenlijk blijft er maar één reden over waarom ons voorstel niet gewoon werd goedgekeurd : we mochten niet “scoren”.  Dat wij daar het slachtoffer van zijn, tot daaraan toe – al ben ik ervan overtuigd dat de mentaliteit in de politiek dat het belangrijker is dan een ander niets realiseert dan zélf iets te kunnen doen op termijn dodelijk is voor de democratie.  Maar moest dat echt ten koste van de verenigingen gaan ?

De voorbije dagen ontdekte ik overigens een advies van de Vlaamse Jeugdraad dat ons voorstel ondersteunt.  En daarmee ingaat tegen de Vlaamse regering.  Terecht.  Soms hebben politici gelijk, soms hebben ze ongelijk.  Dat hangt niet altijd met hun partij samen.  Ook dat zouden we af en toe wat meer moeten durven zeggen.

“Mijn Rijk is niet van deze wereld”

“Mijn Rijk is niet van deze wereld”

(Ἡ βασιλεία ἡ ἐμὴ οὐκ ἔστιν ἐκ τοῦ κόσμου τούτου – Johannes 18,36)

Ik ben naar de kleuterschool geweest bij de zusters van Mariaberg – waar er toen ook effectief nog zusters waren. Daarna heb ik negen jaar op de „Broederschool” doorgebracht. De laatste broeders verlieten die weliswaar na mijn eerste studiejaar, maar in de middelbare school was de directeur een priester. De laatste drie jaar van het secundair onderwijs ging ik naar het Klein Seminarie, waar toen ook nog redelijk wat priesters lesgaven – aan mij met name wiskunde ! Mijn universitaire studies heb ik aan UFSIA, bij de jezuïeten dus, doorgebracht – en ook daarvan liepen er aan de Prinsstraat op dat moment nog steeds enkele reële exemplaren rond. Ik ben een onmiskenbaar product van het katholiek onderwijs, en zoals ik al eens heb geschreven heb ik daar geen blijvende trauma’s aan overgehouden. Daarnaast ben ik ook gedoopt, heb ik mijn eerste en plechtige communie gedaan en ben ik uiteindelijk ook voor de kerk getrouwd. Weliswaar voor de orthodoxe kerk, maar netjes met de formele toestemming van de (katholieke) Antwerpse bisschop. Je kan er ook nog heel wat jaren in een jeugdbeweging met een „K” aan toevoegen. Hoewel ik het lastig zou vinden om mezelf als “gelovig” te omschrijven, ben ik onmiskenbaar minstens cultureel een katholiek, en zo benoem ik mezelf ook.

Daarnaast kan ik uiteraard niet ontkennen dat ik ook een band heb met de Grieks-orthodoxe Kerk (voor wie de kerkelijke actualiteit niet volgt : die is al enkele jaren overigens niet meer echt „in communie” met de Russisch-orthodoxe Kerk, al wordt de schijn af en toe opgehouden). Ik waardeer ook de vanzelfsprekendheid van die kerk in de Griekse samenleving, die naar mijn aanvoelen ook door niet-gelovigen als onderdeel van de eigen cultuur wordt aanzien en die in de praktijk (zij het niet altijd in de retoriek) die plaats ook gemakkelijker aanvaardt. Dat heeft ook te maken met gehuwde priesters (waarvan er dus ook minder tekort zijn). En met kleinere kerkgebouwen.

Een lange inleiding omdat ik het over die kerkgebouwen wil hebben, met name die in Essen. In de gemeenteraad bespraken we het Kerkenbeleidsplan. De kerken zijn voor mij openbare gebouwen, gezet met gemeenschapsgeld en eigendom van de gemeenschap, de „oikoumene”. Dat geldt wat mij betreft eigenlijk ook voor alle „private” eigendommen van de Kerk (in welke juridische vorm die zich ook manifesteert) : scholen, jeugdlokalen, gildenhuizen…. Ze zijn allemaal gebouwd met gemeenschapsgeld, vaak in een tijd dat parochie en lokale gemeenschap quasi-synoniemen waren. Ze zijn -misschien niet juridisch, maar wel rechtmatig- van de hele gemeenschap. Die uiteraard niet de engagementen kan negeren die de Kerk met die gebouwen is aangegaan : onderwijs, zorg, ontspanning…. Dat betekent dat, als het moet, de gemeenschap (in casu vaak de gemeente) die engagementen moet overnemen, bijvoorbeeld als er een nieuw jeugdlokaal moet worden gebouwd. Maar het betekent ook dat diezelfde gemeenschap er geen tweede keer voor moet betalen, en dat gebeurt nu al te vaak. De gemeente die een gebouw of grond van de Kerk koopt is voor mij in de meeste gevallen een contradictio in terminis (een vleugje Latijn leek me hier wel gepast).

Natuurlijk is de gemeenschap ook een engagement aangegaan tegenover de kerkelijken, en moeten er ook gebouwen voor de eredienst zijn. Daar zijn er objectief minder van nodig dan vroeger, wegens minder kerkbezoekers. Maar dorpen -parochies- zijn vaak aan hun eigen kerk gehecht geraakt. Het zijn grote, beeldbepalende, dikwijls ook gewoon mooie gebouwen. Afbreken is zelden een logische optie. Bovendien maakt de geschiedenis dat de begraafplaatsen aansluiten bij het kerkgebouw, wat uiteraard ook respect vereist. De discussie is niet gemakkelijk. Daarom moet in elke gemeente een kerkenbeleidsplan worden opgesteld. Ook in Essen. En daarover hadden we het dus in de raad. In het plan zoals dat voorligt wordt de Onze-Lieve-Vrouwekerk in de Nieuwstraat als „A-kerk” bestempeld, die voor de eredienst behouden moet blijven. De andere kerken zijn B-kerken, waarvoor een nevenbestemming kan worden gezocht. Die keuzes lijken me toch wat meer discussie waard, ook in de gemeenteraad, en daarom heb ik gisteren gevraagd om een wat uitgebreidere bespreking in een commissie. Ik zou met name willen weten waarom precies de OLV-Kerk die A-kerkstatus moet krijgen, en niet de Sint-Antoniuskerk. Daar moeten wellicht religieuze argumenten voor zijn, maar die zie ik niet, en ik wil ze dus graag leren. Ruimtelijk en architecturaal zou ik eerder voor de Sint-Antoniuskerk kiezen. En ik vind dat die argumenten vanuit de gemeenschap moeten worden afgewogen tegenover de eventuele argumenten vanuit kerkelijk perspectief. Daarnaast wil ik meer weten over het proces waarbij die B-kerken gaan worden ingevuld, want grote en dure openbare gebouwen moeten optimaal worden gebruikt. Met respect voor hun (uitdovende) religieuze functie, maar wel met oog voor de realiteit.

Het katholicisme is een belangrijk deel van de Vlaamse geschiedenis, zoals het voor mij een belangrijk deel van mijn persoonlijkheid is. Een stuk geschiedenis dat in ere moet worden gehouden. Maar dat kan niet betekenen dat elke steen die ooit in de naam des Heren op een andere gezet werd ook voor eeuwig aan de Aardse vertegenwoordigers van de Heer toebehoort.  De beslissingen daarover komen de hele gemeenschap toe.

Frisse wind

Frisse wind

Een korte gemeenteraad verhinderde me gisteren om Derde Paasdag in Griekenland door te brengen.  In plaats van met een goed glas wijn op een zonnig terras bracht ik de avond door in een goed geventileerde en dus koude raadszaal, met een glas bruiswater.  Toch ben ik niet geheel ontevreden.  Het voorstel van mij en Robin om het college formeel mee verantwoordelijk te stellen voor de problemen bij het Sociaal Verhuurkantoor die de afgelopen maanden aan het licht kwamen haalde het niet, maar dat had ik ook niet meteen verwacht.  Ik zou vooraf hebben getekend voor een onthouding op één van de meerderheidsbanken, en die kwam er ook.  De discussie tussen de burgemeester, Robin en mij verliep zoals ik had vermoed, in die mate dat ik mijn vooraf voorbereide weerwoord na de repliek van Gaston ook voor 90% kon gebruiken.  Ik had daar ook meer tijd in gestoken dan in mijn eigenlijke verdediging van het voorstel : wat er gebeurt is bij het SVK is vooral problematisch omdat het past in een patroon, waarbij de samenwerking tussen administratie en college niet optimaal loopt en waarbij er te veelvuldig iets misloopt.    Dit college speelt minder kort op de bal dan de voorgangers, al geldt dat niet voor iedereen, zoals ik ook uitdrukkelijk heb gezegd.  Alle fouten, vergissingen, slordigheden die onder meer daardoor gebeuren zijn op zich niet dramatisch.  Fouten gebeuren inderdaad overal, zoals de burgemeester terecht stelde.  Maar ze gebeuren gewoon te veel en te vaak om ze onder de mat te vegen.  En dan is het de democratische plicht van de oppositie om daar aandacht voor te vragen.  Dat leverde een toneelstukje op dat volgens het script verliep, waarbij ik de burgemeester ook correct vond in zijn rol.  Dat ik als het moet ook opnieuw zal opvoeren, maar toch liever niet !

Maar eigenlijk stond de gemeenteraad vooral in het teken van twee vervangingen op de CD&V-banken.  In het bijzonder comité ruimt Anneleen Van Loon plaats voor Imelda Schrauwen, die daarmee een opmerkelijk comeback maakt.  Het hoe en waarom ontgaat me, maar veel inloopperiode zal ze alleszins niet nodig hebben.  In de gemeenteraad moest Liesje Van Loon vervangen worden, die na de vorige raad ontslag nam.  Om zowel privé- als om politieke redenen.  Het is niet aan mij om over de interne keuken van CD&V te oordelen, en de privéredenen van Liesje kunnen uiteraard alleen maar op begrip rekenen.  Toch vind ik haar vertrek een verlies; ze bood een meerwaarde aan de gemeenteraad.  Vervolgens zegden acht potentiële opvolgers bij CD&V neen tegen een zitje in de raad.  Dat is toch wel opmerkelijk : samen met Ludwig Caluwé die zijn zetel al vanaf dag één weigerde vormen ze een volledige schaduwfractie van CD&V die niet wel mag maar niet wil zetelen.  Daar zal elk van hen wel goede redenen voor hebben, maar een goede zaak voor de gemeentepolitiek is het alleszins niet.  Hopelijk wordt er in het debat over het versterken van de lokale democratie nog eens nagedacht over hoe het mandaat van raadslid -in meerderheid en oppositie- aantrekkelijker kan worden gemaakt.

Als tiende opvolgster aanvaardde Kirsten Tobback het zitje wel en zo legde ze dus gisteren de eed af.  Haar vader zou trots zijn geweest op haar – terecht.  Ze gaat dat goed doen.

Goede raad is duur

Goede raad is duur

Na meer dan twee jaar afwezigheid vond de gemeenteraad terug in de raadzaal plaats.  Dat was zowaar even wennen, ook al hebben we in tussentijd zowel in zaal Rex als in de Heuvelhal af en toe toch nog fysiek vergaderd.  Voor mij was het alleszins een raad waar ik tevreden over ben.  Ik probeer vooraf altijd één doelstelling te kiezen die ik zeker wil bereiken, maar deze keer bleek er meer uit te halen.  Ik kan me wel voorstellen dat de “neutrale” toeschouwer zich de vraag zou stellen waarom ik doorging op een retributiereglement voor de bibliotheek dat al bij al redelijk triviaal was, en ook in de commissie werd besproken.  Maar kleine onzorgvuldigheden die leiden tot onduidelijke prijzen -zelfs al gaat het over enkele eurocenten verschil- en de invoering van (ook kleine) retributies met terugwerkende kracht is wat symptomatisch voor het nogal onachtzaam omgaan met de principes van “goed bestuur”.  Dat het reglement er kwam op een moment dat er teveel kleine en grote dossiers op de agenda stonden of hangende zijn waar ook haken en ogen aanzitten maakte dat ik het de moeite vond om er toch op te wijzen.

Belangrijker was de gedeeltelijke goedkeuring van ons voorstel rond vuurwerk, met name de verplichting om bij elk verkocht stuk vuurwerk een folder te voegen.  Ik weet ook wel dat daarmee niet alle problemen opgelost worden – daarvoor zijn de gemeentelijke bevoegdheden omtrent vuurwerk ook iets te beperkt.  Maar ik denk wel dat het kan helpen.  Ik ben blij dat ook de meerderheidspartijen het daarmee eens waren, ook al zou ik het voorstel zonder hun steun even goed hebben ingediend.

Dat geldt niet voor het andere voorstel waar mijn naam mee onder stond : samen met de collega-fractievoorzitters van de tweede en derde grootste partij in de raad heb ik ook het voorstel over de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan voor Essen ingediend.  Ik heb daartoe het initiatief genomen, maar zonder de voorafgaande steun van Steff en Jokke zou ik niet hebben doorgezet; die steun, en een actieve inbreng vanuit hun fracties, kwam er wel, zodat we tot een unaniem besluit kwamen in de raad.  Het schepencollege deed de voorbije weken uitstekend werk om de opvang van Oekraïense vluchtelingen en andere vormen van ondersteuning in goede banen te leiden, maar het is belangrijk dat ook de gemeenteraad als hoogste bestuursorgaan zich in belangrijke kwesties uitspreekt.  Persoonlijk vond ik vooral de verwijzing naar de gemeentebesturen in Oekraïne belangrijk : hun wil om verder te blijven functioneren, soms ondanks Russische bezetting en intimidatie, verdient vanuit een collega-gemeentebestuur in een ander democratisch Europees land expliciete waardering.

Dat het besluit unaniem was, betekent dat ook het Vlaams Belang het mee ondersteunde.  Dat had nochtans een eigen voorstel ingediend, om de zitpenningen van de raad weg te schenken aan de lokale steunactie voor Oekraïne.  Een sympathiek doel, uiteraard.  Toch vond ik het geen goed voorstel.  Nochtans vind ik principieel dat voorstellen, van wie ze ook komen, op hun waarde moeten worden beoordeeld.  Ook voorstellen van het Vlaams Belang, zelfs al is dat in deze wel erg hypocriet : na jaren met Poetin te hebben gedweept, die er ook duidelijk dezelfde opvattingen als het Belang op nahoudt, probeert de partij snel de kar te keren.  Al lukt dat niet overal even goed : in het Europees Parlement en ook in sommige gemeenteraden kunnen de Belangers moeilijk verbergen naar wie hun echte sympathie uitgaat.  En als oud-raadslid Patrick Van Ginneken niet zou zijn verhuisd om zo de VB-fractie te halveren vermoed ik dat hij  ook in de Essense gemeenteraad de Russische kleuren hoog zou hebben gehouden.  Maar ik vond het voorstel geen goed voorstel omdat ik het wegschenken van zitpenningen nooit een goed idee vind.  Dat geeft namelijk een verkeerde boodschap : het geeft de indruk dat die zitpenningen eigenlijk niet nodig zijn, dat ze een “extraatje” zijn voor een raadslid.  Terwijl ze een uitdrukking van maatschappelijke waardering zijn en een (beperkte) compensatie voor het werk dat al wie de gemeenteraad ernstig neemt daarin steekt.  Omdat het ook nooit samengaat met het voorstel om een deel van de schepenwedde weg te schenken benadrukt het ook nog maar eens het onevenwicht tussen het college (“dat is een echte baan”) en de raad (“dat is een hobby”).  Eigenlijk gaat het ook uit van onmacht van de gemeenteraad : in plaats van goede beslissingen te nemen geven we geld weg, zoals ook elke burger dat kan doen.  Waarom zou er dan een gemeenteraad moeten zijn ? Los daarvan is de aanpak die het VB voorstelde terecht niet wettelijk : de gemeenteraad mag uiteraard niet zomaar bij meerderheid beslissen om zitpenningen weg te schenken.  Als dat kan, dan zou de raad even goed een deel van de wedde van het personeel kunnen wegschenken.  Quod non.  Dat bekent uiteraard niet dat elk raadslid, zoals iedereen, perfect zelf kan beslissen of en hoe zij of hij de Oekraïense vluchtelingen of net de achtergeblevenen in het oorlogsgebied wil steunen.  Maar dat hoeft niet zonodig aan de grote klok te worden gehangen.