Archief van
Categorie: Essen politiek

Opnieuw kandidaat

Opnieuw kandidaat

Het bestuur van N-VA/PLE heeft zich gisteren gebogen over de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen van 13 oktober. Maandag wordt die aan de leden van de twee partijen voorgelegd, en zolang is de lijst dus niet definitief. Maar ik kan wel verklappen dat ik op de ontwerplijst een plaatsje heb gekregen. Ik heb me inderdaad opnieuw kandidaat gesteld om vanuit PLE de fractie N-VA/PLE in de gemeenteraad te versterken. Zoals ik dat de voorbije 18 jaar heb gedaan. Het is aan de kiezer om te bepalen of die inbreng voldoende nuttig wordt geacht. Indien ja, dan ga ik opnieuw mijn best doen om die taak zo goed mogelijk ter harte te nemen.

Los van mijn deelname worden het trouwens op 13 oktober sowieso historische verkiezingen in Essen. Voor het eerst -voor zover ik kan nagaan- trekt de uittredende burgemeester geen lijst. Vorige burgemeesterswissels gebeurden tijdens de legislatuur of na de verkiezingen, maar Gaston Van Tichelt heeft aangegeven geen nieuw mandaat na te streven. Je weet natuurlijk nooit wat er na de verkiezingen gebeurt, maar ik zie nu ook niet meteen redenen om aan zijn woorden te twijfelen. Ook al voor het eerst vertrekt de kandidaat van CD&V (of voorheen CVP en nog verdere voorgangers) niet vanuit pole position : bij de vorige verkiezingen werd N-VA/PLE de grootste partij, al leverde ons dat geen plek in de meerderheid op. En de kandidaat van CD&V, Steff Nouws, heeft ook een stuk minder politieke ervaring dan de lijsttrekkers van de grootste én van de derde partij. Arno Aerden van Vooruit heeft er al 12 jaar gemeenteraad opzitten, waarvan zes in het schepencollege. En Geert Vandekeybus werd tegelijk met mij voor het eerst verkozen, nu 18 jaar geleden, al is hij er enkele jaren tussenuit geweest.

Geert Vandekeybus trekt dus onze lijst.  Ook “historisch”, nadat we in 2000, 2006, 2012 en 2018 onder aanvoering van Dirk Smout naar de stembus trokken. Dirk duwt nu de lijst. De nieuwe spelregels maken dat de kiezer bepaalt wie burgemeester wordt, maar het creëert natuurlijk wel een ander beeld. De burgemeesterssjerp zou zo wel eens voor het eerst van partij kunnen wisselen in Essen, maar toch in Wildert blijven. Ik weet nog dat Dirk en ik in 2006 bij Geert langsgingen om hem te proberen op de lijst te krijgen – we waren allebei erg blij toen dat ook lukte, maar waar het ons vandaag zou brengen konden we toen echt niet vermoeden.

Ik geef het toe, soms weegt de gemeentepolitiek wel eens. Maar toen ik op onze interne kandidatenfiche mijn prioriteiten moest opsommen wist ik heel snel weer waarom ik dit doe : een open Essen met veel natuur en open ruimte, een gemeentebestuur dat actief achter de verenigingen staan, een efficiënter gemeentebestuur dat investeert in de toekomst. Met Geert, Dirk, Joris, Katrien, Robin en alle anderen (die ik pas maandag allemaal kan opsommen) – en met onze gedachten bij Guy en Bob – wil ik daar graag mijn steentje aan bijdragen. En hoewel ik met veel plezier zes jaar de oppositie heb aangevoerd -in een democratie een cruciale taak- wil ik deze keer maar dan ooit naar de meerderheidsbanken verhuizen om echt mee op het beleid te wegen.

In memoriam Bob Konings

In memoriam Bob Konings

Toen ik jong was, was Bob Konings een scoutsleider van een generatie vóór de mijne – als je jong bent, is vijf jaar een generatie. En hij was dus van de scouts, en ik van de KSJ/KSA. Hij was ook de vriend van Ann, natuurlijk. Die was wel “van ons”. Bob kwam zeer regelmatig in café Den Block, als voetballer bij het “huisteam” FC Pedro. Desalniettemin, ik kende Bob niet echt. Ik denk ook niet dat ik toen wist dat hij eigenlijk Johan heette.

Ik leerde hem pas later beter kennen, toen hij bij N-VA/PLE actief werd. “Actief” mag je in zijn geval letterlijk nemen : Bob was geen man van heel veel woorden, maar stond altijd klaar om voor wat dan ook mee te zorgen. Hij werd onze penningmeester en samen zetelden we in de Raad van Bestuur van het Algemeen Gemeentebedrijf. Bob kende de Essense sportclubs en had een goed oog voor al wat er praktisch fout liep. Hij kon -terecht- hard zijn in zijn kritiek, maar stond altijd klaar om mee te denken en mee te werken aan praktische oplossingen. Toen het gemeentebestuur het reservatiesysteem voor de sporthallen maar niet goed kreeg, is hij gewoon een paar uur naast de verantwoordelijke gaan zitten om het probleem op te lossen. Zodat de sportclubs verder konden.

Die praktische instelling bracht hij ook mee naar de gemeenteraad. De sport- en jeugdverenigingen konden op hem rekenen, en hij hechtte ook veel belang aan verkeersveiligheid ging, zeker voor de fietsers. De juiste lijn, het juiste bord : daar kan al veel mee opgelost worden. Bob was in onze fractie vaak de meest kritische over het beleid van de meerderheid, maar bleef nooit stilstaan bij de kritiek en zocht meteen waar het beter kon, goed wetende dat er daar vaak niet naar zou worden geluisterd. Dat rekende hij dan aan de meerderheidspartijen aan, maar eigenlijk nooit aan de mensen in die partijen. Want Bob hield van mensen.

Bob was sporter, en een gedreven volleybalcoach. Samen met Geert bracht hij vaak een stevige scheut “Dosko” in de voor- en nabesprekingen van onze gemeenteraadsfractie. Ik heb niet zo heel veel met volleybal en ken de ploegen, spelers noch competities waar ze het vaak over hadden. En toch voelde ik het enthousiasme, het inzicht en de kracht waarmee hij coachte.

Bob was geen klager, en misschien daardoor werd het pas op het einde duidelijk dat zijn ziekte hem te veel aan het worden was. Onze fractie verliest een onmisbare schakel, die sterk verbindend werkte. Een passeur heet dat dan, geloof ik. Het komt heel hard aan, ook al omdat we acht maanden na Guy een tweede fractielid moeten afgeven. Zijn vrouw, dochters en familie verliezen natuurlijk veel meer dan dat. Ik hoop dat ze zich kunnen optrekken aan heel veel mooie herinneringen.

Bob, je bent veel te jong, veel te snel van ons heengegaan. We gaan goed voor de verenigingen en de fietsers in onze gemeente zorgen. En doorzetten, ook als het eens wat moeilijker gaat. Want zo heb je het ons geleerd.

In memoriam Guy Van den Broek

In memoriam Guy Van den Broek

In 1989 verscheen de 100e Jodela, het maandblad van KSJ (nu KSA) Heidebloempje Essen.  Wie het bedacht had, weet ik niet meer, maar als 17-jarige werd ik op pad gestuurd om interviews af te nemen, samen met Guy Van den Broek, papa van enkele KSJ-ers, en journalist bij De (toen nog Financieel-Economische) Tijd.  Op ons interviewlijstje stond onder meer Cecile, moeder van Dirk, Rudi, Tom en Ann Smout en kookmoeder op het KSJ-kamp.  Ze verklapte het recept voor de unieke soldatenpap – voor mij de eerste primeur, voor Guy uiteraard niet.

Later ging Guy zelf mee koken.  Ik werd leider van Dries en Steven en ging dus bij hem voor lidgeld en kampgeld langs.  Maar het waren vooral de plannen voor het eeuwfeest van het Heidebloempje waarvoor Rudi Smout ons samenbracht en die leidden tot het jubileumboek in 1997 waar we met Wim Besters het auteurskwartet van vormden.  In 2005 schreef Guy ook het verhaal van de studentenvereniging Heidebrand uit, en van dat boek verzorgde ik de lay-out.  We studeerden allebei voor economist aan “Sint-Ignatius”, met enkele decennia verschil weliswaar, maar uiteindelijk waren het toch de letteren -en KSJ/KSA- die ons samenbrachten.

Voor de Tijd schreef Guy over de chemie, de farmaceutische sector, over landbouw en milieu.  Hij was één van Vlaanderens eerste milieujournalisten, en geloofde dat er geen tegenspraak hoefde te zijn tussen economie en ecologie, tussen de natuur en de agrarische sector – al zaten daarvoor wel de commerciële ambities van de Boerenbond in de weg.  Toen al.

Vóór ik hem leerde kennen zat Guy ook al in de gemeenteraad, voor de CVP.  Hij vertelde er wel eens over, over wat hij er bereikte en over de keren dat hij er tegen een muur liep, wegens te veel visie en te veel begrip voor wie een andere mening had.  De politiek liet hem niet los, en toen hij zijn journalistenpen opborg zette hij in 2012 opnieuw de stap naar de lokale politiek, nu voor N-VA/PLE.  Hij bracht in onze fractie zijn ervaring in, zijn inzicht in hoe een meerderheid (of toch de Essense variant daarvan) denkt en zijn plannen voor een ambitieuzer Essen, vooral in en rond de erfgoedsite aan Hemelrijk.

Waar hij, in het Heemhuis, ook de pen terug oppikte en hoofdredacteur werd van De Spycker, één van Vlaanderens meest succesvolle heemkundige jaarboeken.  Dat we samen op de foto staan van de auteurs van het jaarboek 2023 maakt de cirkel rond die met die Jodela begon.  Een vervolg komt er inderdaad niet meer.  Vorige week overleed Guy.  De kanker die lange tijd heel mild leek, maar die zich niet liet bestrijden, ging de voorbije weken plots heel snel.  Zijn stem verzwakte, en op onze fractievergadering vóór de gemeenteraad van april ging hij vroeger weg, wegens te moe.  Op de raad was hij er wel opnieuw bij.  Het zou zijn laatste worden.

Guy was één van de bezielers van zijn volleybalclub en zijn fietsclubs.  Hij schreef ook nog mee aan het lokale krantje van Horendonk, kookte voor zijn kinderen en kleinkinderen – en ook nog steeds op het KSA-kamp, genoot van zijn pensioen.  Iedereen zou hem nog zoveel mooie jaren hebben gegund, maar zijn familie en wij allemaal hebben hem veel te vroeg moeten loslaten.  Gelukkig resten ons mooie verhalen, herinneringen en veel teksten.

Volgens plan

Volgens plan

Tijdens de gemeenteraad van maart werd het publiek vervoegd door enkele middelbare scholieren, wellicht in het kader van de klassieke schoolopdracht om eens een gemeenteraad te volgen.  Ik weet niet of ze het beseft hebben, maar deze keer zagen ze geen raad waarvan de uitkomst bij voorbaat vaststond.  Bij minstens drie punten verliep de besluitvorming anders dan de verschillende fracties vooraf voorzien hadden – wij weken twee keer af van wat in het verslag van onze fractievergadering stond, de meerderheidspartijen hielden zich minstens één keer niet aan het plan.  Waardoor de besluitvorming uiteindelijk voor elk punt unaniem gebeurde.  Ondanks heel wat irritatie en hier en daar wat harde woorden.  Het was moeilijk om er als deelnemer een goed gevoel aan over te houden, maar eigenlijk was de raad een mooi voorbeeld van democratische besluitvorming, waarbij discussie tot besluiten leidt.

Met ruime voorsprong het belangrijkste agenda-item was de „voorlopige vaststelling” van het beleidsplan ruimte.  Ik hoop dat Cois Veraart die naast de scholieren zat er de -veel te late- erfenis van zijn zoon in herkende, die nu door Arno Aerden wordt gerealiseerd.  Aerden gebruikte hetzelfde trucje dat zijn partijgenoot Helmut Jaspers een maand eerder had aangewend : proberen eenparigheid te krijgen door te wijzen op het belang van het draagvlak.  Maar zo’n draagvlak komt niet vanzelf, daar moet hard aan gewerkt worden.  Dat gebeurde de voorbije maanden eigenlijk onvoldoende : wie een plan wil dat door de hele raad gedragen wordt zou gerust wat mogen investeren in overleg met de grootste fractie.  Maar het resultaat is desalniettemin goed genoeg.  Vooral dankzij een sterk studiebureau, maar goede ondersteuning kiezen is natuurlijk óók essentieel voor bestuurders.

Het beleidsplan tekent niet mijn ideale Essen uit.  Ik zou met name de nabijheid van de Kalmthoutse Heide nog sterker hebben laten doorwegen, en nog meer op de natuur- en landschapswaarde hebben ingezet.  En uiteraard zou ik het geheel met een mobiliteitsplan hebben geïntegreerd dat de auto niet als vertrekpunt maar als sluitpost gebruikt.  Voorbij de inhoudelijke oriëntaties zou ik een stuk meer richting hebben gegeven aan de nog op te maken ruimtelijke uitvoeringsplannen, om te vermijden dat die de gemaakte keuzes nog al te veel onderuit halen.

Misschien kunnen enkele gebreken nog worden weggewerkt, ook de meer concrete die we in de raad aanbrachten, zoals de keuze om Heikant te veel met het Centrum te verbinden en daardoor onvoldoende duidelijkheid te creëren over de (on)wenselijkheid van verdere verdichting.  Maar belangrijker nog is dat de bezwaarprocedure die nu in gang gezet wordt niet (zoals op Vlaams niveau in het stikstofdossier) als excuus wordt gebruikt om in de naam van het compromis de gemaakte keuzes terug in vraag te stellen.

Jeremiade voor het boerenbedrijf

Jeremiade voor het boerenbedrijf

Ik heb geen Netflix, maar wel Amazon Prime.  Of dat verstandig is, laat ik even in het midden.  Het heeft wel als consequentie dat ik onlangs het tweede seizoen van Clarkson’s Farm heb bekeken, waarin Jeremy Clarkson -enfant terrible dat al herhaaldelijk werd buiten gesmeten, met name bij het BBC-programma “Top Gear” dat hij groot maakt- de boerderij die hij voorheen verpachtte zelf overneemt.  Van veel sympathie voor de mens Clarkson wens ik niet verdacht te worden, maar als televisiemaker heb ik hem eigenlijk altijd wel kunnen waarderen.

De Farm waarvan sprake, met de naam Diddly Squat (zoiets als “noppes”) is een grote, prachtige boerderij in de Engelse Cotswolds, met uitgestrekte velden, stukken natuur, water en enkele gebouwen, waar boer Jeremy (flink geholpen door een aantal anderen die de stiel wél kennen) allerlei gewassen en bloemenzaad verbouwt, alsook schapen (in seizoen 1), koeien (in seizoen 2), bijen en kippen erop nahoudt.  In seizoen 1 opende hij een boerderijwinkeltje met zijn en nog wat andere producten, in seizoen 2 probeert hij ook een restaurant te openen.  Daarbij wordt hij flink tegengewerkt door de lokale overheid, die de parkerende auto’s bij de winkel niet kan aanzien en de restaurantplannen tracht te fnuiken door de nodige vergunningen te weigeren.  Waarna er via een gaatje in de wet in de laatste aflevering alsnog aan tafel wordt gegaan.  Als er een seizoen 3 komt, zal de lokale overheid wellicht opnieuw de rol van boeman krijgen, want voor zover ik begrijp is het restaurant in tussentijd opnieuw dicht.  Ondertussen onderwerpt Clarkson zich overigens wel gedwee aan reeksen andere reglementeringen, waarvan ik vermoed dat ze de Vlaamse landbouwer zouden doen steigeren.

In de reeks zit ook de behandeling van de bouwaanvraag voor het restaurant door een lokale “council”, en daar kon ik me uiteraard wel mee identificeren.  Die council stemde in grote meerderheid tegen de aanvraag.  Op basis van de informatie die ik in de reeks kreeg (niet het hele dossier, uiteraard) zou ik vóór hebben gestemd.  De restaurantplannen van Clarkson waren een verdienstelijke poging om de rendabiliteit te verhogen van een boerderij zoals ik zou willen dat ze er in Essen uitzagen.

Want uiteraard wil ik het hier over onze landbouwers hebben, en hun verzet tegen de stikstofplannen, Natuurpark de Kalmthoutse Heide en meer in het algemeen tegen alles wat naar natuur ruikt, met inbegrip van een Horendonks veld van door schoolkinderen pas aangeplante bomen dat onlangs met kruisen tot een soort modern Golgotha werd herschapen.  Waar Clarkson in essentie vooral het landschap van de Cotswolds vormgeeft en onderhoudt, en probeert daar wat winst uit te halen (die hijzelf, laten we wel wezen, niet nodig heeft, maar dat is het punt niet) is de landbouw bij ons verworden tot een industriële sector met de nadruk op intensieve veeteelt en het voorzien van voedsel voor het vee dat wordt geteeld.  Dat is het gevolg van een economisch model waar met name de Boerenbond voor verantwoordelijk is en dat geen regering in de voorbije decennia heeft durven aanpakken, omdat die Boerenbond nu eenmaal verweven is met een politieke partij die altijd aan de knoppen van de macht zat – en die de andere partijen tolereren omwille van de coalitievrede of het opportunistische geloof dat ze misschien ook wel een graantje (een maïskolf, wellicht) zouden kunnen meepikken van het landbouwelectoraat.  Quod non, geen trouwer CD&V-stemmer dan de boer.

De individuele landbouwer is daar uiteraard even goed slachtoffer van dan Clarkson van het argument dat het licht van zijn restaurant mogelijk de sterrenhemel boven Oxfordshire wat minder zichtbaar zou maken, en die Essense of bij uitbreiding Vlaamse landbouwer is bovendien door de band genomen ook een beter mens dan de bullebak die doorgaans in veel te dure, snelle en luidruchtige auto’s rondscheurt, samen met zijn kompanen Hammond en May – die laatste maakt uitstekende reisprogramma’s voor Prime, doch dit geheel terzijde.  Ik heb dus best sympathie voor de boer die in een groeimodel werd opgesloten -in feite een soort pyramideschema- en op de economische en ecologische grenzen daarvan stuit.

Maar waar die landbouwer dus enig mededogen verdient, zoals pakweg de eveneens door de katholieke zuil opgelichte Arcocoöperant, geldt dat jammer genoeg niet voor de Vlaamse landbouw als sector en voor het agro-industriële complex dat daar zijn rijk op heeft gebouwd.  Daarbij maakt het niet eens zoveel uit of het nu omwille van stikstof, mest of wat dan ook is : de landbouw in Vlaanderen zoals ze vandaag bestaat gaat de draagkracht van ons land ruim te boven én vervult zijn kerntaak niet : die van het beheer van een groot stuk van ons plattelandslandschap.

Het tegenargument dat we voor ons eigen voedsel zouden moeten kunnen instaan is daarbij lachwekkend, vooral als het wordt gebruikt om te verantwoorden waarom er op Vlaamse grond voor elke inwoner continu een volledig varken moet rondlopen.  Het klinkt zoals de Britse politici die op het tekort aan sinaasappelen als gevolg van Brexit reageerde met de goede raad om meer rapen te eten : de internationalisering van de economie maakt dat we nu eenmaal toegang hebben tot lekkere dingen die worden geproduceerd waar ze het best gedijen.  Daarvan willen afstappen is geen decennia maar honderden jaren achteruitgang, naar de tijd toen onze voorouders voor het eerst een glas wijn proefden.  Uiteraard wordt die handel soms verstoord (zoals nu door de oorlog in Oekraïne), maar dat is dan een reden om die verstoring aan te pakken, niet om plots over autarchie à la Noord-Korea te gaan dromen.  En dat beseft die landbouwsector maar al te goed, want die miljoenen varkens houden ze uiteraard niet voor ons, maar voor de Aziatische markt.  Het dan over “voedselveiligheid” hebben klinkt wat tegenstrijdig.

Natuurlijk is er wel toekomst voor een landbouw in Vlaanderen, die de overheid wellicht niet minder gaat kosten dan die van vandaag.  Maar dan één die vergoed wordt voor de publieke taak die ze vervult – het landschap mee beheren en het karakter van het Vlaamse platteland mee instandhouden.  En die daar uiteraard ook een economische opbrengst uit mag halen.  Voor de landbouw zoals ze vandaag functioneert, zie ik evenwel evenveel toekomst in Vlaanderen als voor de mijnbouw en de scheepsbouw.  Noteer overigens dat ook die teloorgang niet zonder slag of stoot verliep, dat de sociale gevolgen ervan terecht opgevangen werden, en dat niemand het betreurt dat we onze steenkool of schepen niet meer ter plaatse produceren.

Eentje is Geen(s)tje

Eentje is Geen(s)tje

Het mag dus weer, recepties houden.  En dus zijn er naar oude gewoonte ook veel te veel in januari.  De collega’s van Vooruit hielden die van hen traditiegetrouw op zondagmorgen in het Volkshuis, CD&V koos voor een vrijdagavond in Zaal Rex.  Schepen Arno Aerden sprak in de mooi vernieuwde zaal van het Volkshuis, burgemeester Van Tichelt kreeg het eerste woord in de gemeentelijke fuifzaal.  Beiden zetten de verwezenlijkingen van het zittende schepencollege in de verf, al bleek de keuze van die verwezenlijkingen nogal uiteen te lopen.  De coalitiepartners vonden elkaar vooral in de vernieuwing van de buurtspeelpleintjes.  Waarvan ik het belang geenszins wil onderschatten.

Daarnaast hadden beide partijen ook een parlementslid uitgenodigd.  Aankomend talent Hannes Anaf bij Vooruit, oud-minister Koen Geens bij CD&V.  Anaf bracht vlotjes een herkenbaar en daardoor ook voorspelbaar Vooruitverhaal.  Hij wierp bloemen naar de Essense CD&V en smeet de pot naar Wouter Beke en het welzijsbeleid van dezelfde partij.  Hoewel hij ook uithaalde naar N-VA (via het “spookbeeld” van een mogelijke meerderheid van die partij met het VB) maakte ik me de bedenking dat onder meer op het vlak van welzijn, maar ook in het milieubeleid, N-VA en Vooruit elkaar alvast in een Vlaamse regering mooi zouden kunnen aanvullen en versterken, met de wil om jaren van CD&V-immobilisme en vergoelijking recht te trekken.  We horen nog van Anaf.

Of we ook van Geens nog veel gaan horen is een andere vraag, want diens carrière loopt wellicht ten einde.  Maar de voormalige minister van justitie bleek wel een uitstekend spreker, met een vorm van humor die ik wel kan waarderen.  Zijn poging om een ideologische onderbouwing aan de christen-democratie te geven heb ik geapprecieerd, maar ze is -minstens wat mij betreft- altijd tot mislukken gedoemd : uiteindelijk komt het erop neer dat christen-democraten betere bestuurders zijn, en als je hen vertrouwt en het roer in handen geeft dan komt alles altijd goed.  En zélfs als het niet goed komt moeten ze blijven meeregeren, want zonder hen zou het nóg erger zijn.

Dat hij daartoe ook een verhaal vertelde over de milieuproblematiek die 70 jaar te laat wordt aangepakt klonk behoorlijk ongerijmd, maar wel tekenend voor hoe het vaak echt gaat.  Het “rentmeesterschap” dat hij zo roemde blijkt in de regel korte termijndenken (“de winkel open houden”) zoals we dat in Essen zien, en als de christen-democratie écht sterke bestuurders levert -zoals ik hier eerder al eens uitlegde gebeurt dat- dan gaat het vaak over middellange termijndenkers, stijl Dehaene en Merkel.

Geens’ vaststelling dat mensen niet kunnen omgaan met te veel vrijheid deed me er dan weer aan herinneren hoe je tegelijk jezelf in het politieke centrum kan situeren (wat Geens en mij verbindt) en toch volstrekt een ander uitgangspunt kunt hebben.  Interessant, goed gebracht en prikkelend – eigenlijk kregen we dus meer dan je van een gemiddelde nieuwjaarsspeech moet verwachten.  Maar voor mij leidde het alvast tot de bevestiging van de conclusie dat CD&V de overbodige partij is in ons politieke landschap.  Waarmee ik overigens geen afbreuk wil doen aan het engagement van al wie zich voor die partij inzet – en daarmee hoe dan ook aan onze democratie meebouwt.

De burgemeester noemde als ik goed heb geluisterd twee namen : Dirk Konings en Zuhal Demir.  Ik noemde op onze receptie één naam : die van Demir.  Ook Geens vermeldde Demir.  Anaf niet, al had hij het wel over de stikstofproblematiek en kan ik er veilig vanuit gaan dat hij Demir alleen niet bij naam noemde omdat het hem niet uitkwam om een N-VA-politica expliciet te ondersteunen.  Bij CD&V zat er wel wat spanning tussen Van Tichelt die dreigde met het einde van de landbouw zodat we voor ons voedsel afhankelijk worden van het buitenland -het doembeeld dat we onze rijst maar ook onze sinaasappelen, bananen, mango’s… zullen moeten importeren is natuurlijk angstwekkend- en Geens die eraan herinnerde dat de boeren bij het invoeren van het Europees landbouwbeleid ook al het einde van de Vlaamse aardappel hadden voorspeld.  Maar de “steun voor de boeren”, zonder uit te leggen hoe die er dan wel moet uitzien, blijft toch een CD&V-dogma dat door beiden werd bevestigd.  De vaststelling blijft daarbij dat het feit dat die boeren niet worden “bedreigd” door een groenlinkse maar door een rechtse politica voor zeer veel ongemak zorgt bij CD&V.  Ook wel bij Vooruit, maar voor CD&V gaat het om een veel meer existentiële bedreiging.  Hoe zeer Geens ongetwijfeld ook beseft dat de “rentmeester” ook in dit verhaal de eieren lang geleden in de verkeerde mand heeft gelegd, en ze daar zou moeten maar niet meer durft uithalen.  En daarmee zijn eigen contradictie en overbodigheid andermaal bewijst.

IJsenpakket

IJsenpakket

Het kan dit jaar weer, een nieuwjaarsreceptie houden.  Dus trokken we ook met N-VA/PLE de kurk van de fles.  We trokken daarvoor naar de mooie feesttent van “Essen on Ice”.  Ik mocht de “feestrede” uitspreken, en koos voor een politieke boodschap – we zijn tenslotte een politieke partij :

Na twee jaar onderbreking kan het gelukkig terug, samen het glas heffen op het nieuwe jaar. En dat doen we vandaag op een unieke locatie.

Wat een mooi initiatief is dit, niet ? De Heuvelparking is zowaar een winters dorpsplein geworden. Ik heb het nagevraagd : er heeft niemand bij de gemeente geklaagd dat er hier nu al weken niet kan worden geparkeerd. Zo krijgen we 15 jaar na onze plannen voor het Heuvelplein toch nog gelijk. Zoals we gelijk gaan krijgen dat er in 2012 dringend aan een nieuw mobiliteitsplan moest worden begonnen. Dat er minstens vijf jaar geleden een nieuwe cultuurzaal kon worden gerealiseerd, in de loods aan Hemelrijk. Dat er al lang een nieuw beleidsplan ruimte had moeten zijn zodat er geen nieuwe volbouwprojecten meer kunnen starten. Maar in de Heikantlaan staat de bulldozer alweer klaar. Nog even, en dit plein staat weer vol auto’s, die zich vervolgens opnieuw in de Nieuwstraat en Stationsstraat kunnen vastrijden.

We zouden er moedeloos van kunnen worden. Ik verwelkom graag de collega’s van CD&V en Vooruit, maar ze weten dat wij hen vooral goed vinden in het zoeken van excuses voor tijdverlies. Het ligt aan de notaris, aan het studiebureau, aan de ministers – meestal die van N-VA, aan de diensten, aan corona, aan de provincie, soms zelfs aan de oppositie dat er niet meer wordt geïnvesteerd en gerealiseerd. Lange tijd leed vooral de lange termijnplanning onder hun mentaliteit van “het zal allemaal onze tijd wel duren”, maar de laatste jaren komt ook de gewone dagelijkse werking in gevaar, door een zeer kortzichtig personeelsbeleid dat met steun van het schepencollege de ene na de andere goede kracht wegjaagt. Zo worden kansen gemist en fouten gemaakt. Die na 2024 allemaal recht moeten worden gezet om te bewijzen dat Essen ook in de toekomst als zelfstandige gemeente kan blijven bestaan – want dat is de inzet. Je moet er maar zin in hebben.

Jawel, wij hébben er zin in. We gaan Essen overnemen en het beter doen, samen met alle Essenaren. Dat zal niet gemakkelijk zijn. We gaan een sterke N-VA/PLE-ploeg moeten vormen om de Essenaren te overtuigen dat er maar één keuze is om de coalitie van de eeuwige lopende zaken, de wandelende zaken eigenlijk, te vervangen door een bestuur met visie en daadkracht.

Daarbij gaan we duidelijk moeten maken dat niet gaan stemmen (want dat mag nu) of stemmen voor extreme, onbekwame, nieuwe of heropgeviste partijen alleen de huidige meerderheid zal helpen om te blijven doorgaan zoals ze bezig zijn. We hebben nog anderhalf jaar, en zoals elke partij vertrekken we van nul stemmen. En we hebben er duizenden nodig, want we moeten deze keer niet alleen de grootste blijven, maar ook onmisbaar worden om een meerderheid te vormen.

Ook op Vlaams, federaal en Europees niveau zijn er in 2024 verkiezingen. Ook daar moet een positief verhaal het halen. Een positief verhaal dat de keuze van minister Demir voor een krachtig natuurbeleid verderzet, dat kiest voor kwaliteit in het onderwijs en de zorg, dat onze economie op gang houdt en de energiebevoorrading verzekert en dat de financiën terug op orde trekt, om maar een paar dingen te noemen. Een positief verhaal ook dat Vlaanderen zélf de kans geeft om mee te bouwen aan de Europese Unie van morgen – die meer dan ooit de enige garantie is op vrijheid, welvaart en democratie, zoals we in Oekraïne zien. De Europese vlag wappert daar opnieuw in Kherson, en ze zal dit jaar van elk gemeentehuis in het hele land wapperen, kost wat kost, hoe graag ook hier sommige partijen daar eigenlijk liever die van Rusland zouden zien hangen – dat mag ook wel eens gezegd worden.

We klinken vandaag op 2023, maar met het oog al op 2024. Dat het dus niet één maar twee jaren met een goede gezondheid en nieuwe hoop op een betere toekomst mogen worden. Namens de hele N-VA/PLE-ploeg de beste wensen voor iedereen !

Foto : Essen on Ice
Ons Heer moet zijn getal hebben

Ons Heer moet zijn getal hebben

Als in dit land in een parlement de meerderheid niet “in aantal” is, zal dat er vaak toe leiden dat de oppositie de zaal verlaat.  Dat houdt dan in dat er niet genoeg leden meer zijn om te vergaderen.  De vergadering gaat dan niet door, en dat verhindert uiteraard ook dat er wetten, decreten, ordonnanties of andere besluiten worden gestemd.  Er zijn gemeenten waar de politieke cultuur hetzelfde voorschrijft : als er onvoldoende meerderheidsraadsleden zijn, dan wordt er niet vergaderd.  Ik moest er dinsdag aan denken : er waren maar twaalf meerderheidsraadsleden, en dat is er één te weinig.  Eigenlijk mag er geen enkel raadslid van CD&V of Vooruit ontbreken om geldig te vergaderen.  Tenzij we als N-VA/PLE-fractie en/of de enige overgebleven VB-er gewoon blijven zitten.  En dat doen we eigenlijk altijd.  Uit respect voor onszelf, want we maken tijd vrij voor de raad, uit respect voor de administratie die de vergadering voorbereidt en ook wel uit respect voor de collega’s van de meerderheid die er wel zijn.  Eén keer hebben we het niet gedaan, toen midden in de zomer een raad werd bijeengeroepen met als enige agendapunt de vervanging van een mandataris bij de meerderheid.  Dat was te veel van het goede.  Maar anders blijven we gewoon zitten.  Als we dat niet hadden gedaan, dan zou Essen nu geen aangepast meerjarenplan hebben, en dat zou voor het college -maar misschien nog wel meer voor de administratie- lastig zijn geweest.  En de gemeente zou een ernstig probleem hebben met Fluvius Antwerpen en Iveka, die allebei vol verwachting zaten te hopen dat we de weigering van vorige maand om de overgang van de ene naar de andere goed te keuren ongedaan zouden maken…

Wat we ook niet doen, is anders stemmen omdat er geen meerderheid is.  Dat was dinsdag geen optie -we waren zelf ook niet voltallig, en sinds de halvering van de VB-fractie ligt de drempel ook hoger- maar ook als het dat wel is kiezen we er in principe niet voor om van onze mening af te wijken.  Niet om extra stokken in de wielen te steken, maar ook niet om de besluitvorming te vergemakkelijken : het blijft natuurlijk een bewuste keuze van CD&V en Vooruit om met de kleinst mogelijke meerderheid te besturen.

Ik heb niet altijd het gevoel dat we heel veel terugkrijgen voor die constructieve houding, al denkt de meerderheid daar mogelijk anders over.  Maar eigenlijk moet ik mild zijn, want zelfs na 16 jaar blijkt de gemeenteraad me nog te kunnen verrassen.  Ik had er vooraf rekening mee gehouden dat ik me kwaad zou maken, en had zelfs replieken met harde zinnen uitgeschreven, met grote woorden als “respect” en “democratie”.  Die heb ik niet gebruikt, en dat lag aan de burgemeester.  Of hoe een vredig gevoel dezer dagen niet enkel uit de kerstkribbe kan komen… Dat verhinderde uiteraard niet dat er een stevige discussie werd gevoerd over het aangepaste meerjarenplan.  Die leek soms te gaan over de vraag of het glas half vol of half leeg is, en dan dreigt snel een welles-nietes.  Pas achteraf -zo gaat dat- besefte ik dat ik had moeten zeggen dat er vooral veel te traag wordt bijgeschonken.  Er zijn altijd wel redenen waarom iets te lang duurt, maar het gebrek aan “sense of urgency” is bij dit college soms toch hemeltergend.  Het heeft voor hen natuurlijk een voordeel : tegen 2024 gaat het verkiezingsprogramma van 2018 een minuutje in de microgolfoven, en dezelfde beloftes kunnen er weer zes jaar tegen.  Hopelijk zorgt de kiezer ervoor dat CD&V en Vooruit deze keer niet “in aantal” zullen zijn. Niet voor één keertje, maar definitief !

Eerste hulp bij grensgevallen

Eerste hulp bij grensgevallen

Vorige week vergaderde de Management Board van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) in Bratislava.  Die werd drie jaar geleden opgericht om het vrij verkeer van werknemers en de arbeidsmobiliteit in de Europese Unie in goede banen te leiden, via onder meer het ondersteunen van samenwerking tussen arbeidsinspecties en het verbeteren van de informatie over rechten en plichten van werknemers en ondernemingen die in andere EU-landen actief zijn.  Ik mocht van bij de opstart de Board voorzitten, en dat gaf me de unieke kans om een agentschap van een beslissing op papier te zien uitgroeien tot een slagvaardige autoriteit met 130 personeelsleden die dag na dag gezamenlijke inspecties, seminaries, gevensuitwisselingen… organiseert.  De Board heeft me nu herkozen voor een nieuwe termijn van drie jaar, en ik kijk ernaar uit om ELA met zijn volledige capaciteit te zien werken.  Dat zal dan met wat minder personeel*, maar een groter budget dan de gemeente Essen zijn.

Die gemeente Essen werkt samen met Klina aan de uitbouw van een „Zorgpunt”, gevestigd in de voormalige OCMW-gebouwen (en nog meer voormalige douanegebouwen) aan Kerkeneind.  Daar ging maandag de gemeenteraadscommissie Welzijn door, en meer dan de nostalgie die als voormalig OCMW-raadslid natuurlijk niet te vermijden was, overheerste de bewondering voor wat er werd gerealiseerd en -vooral- voor de heldere visie en praktische mentaliteit van Dr. Baert en zijn collega’s.

Daarbij werd ook gesproken over de samenwerking met Bravis.  Dat andere ziekenhuis in onze buurt, dat niet 22 maar slechts 8 km van Essen vandaan ligt.  In situaties waarin afstand tijd wordt, en tijd een kwestie van leven en dood kan zijn, niet zomaar een triviale vaststelling.  Toch loopt de samenwerking met Bravis moeilijk, omdat de regels aan weerszijden van de grens slecht op elkaar zijn afgestemd.  Er wordt met gouverneur Berx en de Benelux aan afspraken gewerkt, maar ik maakte me toch de bedenking dat we op het domein van de arbeidsmarkt een heel stuk verder staan dan in de gezondheid, ondanks het succes van de EU-vaccinaankoop.  De arbeidsrechtelijke en sociale zekerheidssituatie van de ambulancier die zich over de grens waagt is alleszins een stuk duidelijker, en de mechanismen doorzichtiger, dan die van de patiënt die in de ambulance over de grens zou worden gevoerd.  Heel goed ken ik het domein niet, maar ik ben er redelijk zeker van dat dat niet aan de Europese Commissie ligt, maar aan de lidstaten, die iets te angstvallig aan hun eigen prerogatieven vasthouden.  Misschien kunnen Vlaanderen en Nederland, Essen en Roosendaal, en Klina en Bravis, nog een voorbeeldrol spelen.  Iets wat Europa ongetwijfeld zou toejuichen.

Ook Bratislava is een grensgeval.  Niet zo sterk als Essen, maar het is de EU-hoofdstad die het dichtst bij de (in dit geval Oostenrijkse) grens is gelegen.  Waar vroeger niet alleen douanekantoren, maar heuse wachtposten stonden, wegens IJzeren Gordijn.  Helemaal aan de andere kant van Slovakije begint dan weer Oekraïne.  Daarmee is Bratislava een goede plek om ons te herinneren van waar we komen, maar ook hoeveel weg er nog af te leggen is.  Ook heel concreet voor de gezondheidszorg in ons eigen kleine Essen.

*Hopelijk toch, wat aan het huidige ritme van de leegloop bij de gemeente Essen lijkt dat niet zó zeker…
Geestig

Geestig

In de gemeenteraad werd tijdens een discussie over de bevlagging van de openbare gebouwen zowaar “de geest van de gouverneur” ingeroepen.  Zelfs in deze Halloweentijden is het laatste waar ik Cathy Berx van verdenk nochtans dat ze in Essen zou rondspoken, ook niet om zoals destijds de regeringscommissaris in Voeren de Leeuwenvlag -getongd en geklauwd van keel- te komen ophangen.

Neen, als er één geest de voorbije gemeenteraad een rol te spelen had, dan is het wel de Heilige Geest zelve, voortgekomen uit de Vader en afhankelijk van waar je tegenover het schisma van 1059 staat ook uit de Zoon, maar die alleszins tezamen met de Vader en de Zoon wordt aanbeden en verheerlijkt.  En die geacht wordt bij belangrijke beslissingen, zeker wanneer die de Heilige Kerk betreffen, voor de nodige inspiratie te zorgen.  De beslissing waar de gemeenteraad voor stond was de keuze van een A-Kerk.  Een A-Kerk is een kerk die ook op langere termijn quasi-exclusief voor de eredienst behouden moet blijven.  Alle andere kerken worden B-Kerken, waarvoor een neven- of herbestemming zal worden gezocht.  Dat kan verregaand zijn : Arno Aerden (Vooruit) haalde het voorbeeld aan van een kerk waarin een woonproject werd opgezet, en dat is vanzelfsprekend vrij onomkeerbaar.

Voor die A-Kerk tekenden zich twee opties af : ofwel de kerk van Onze-Lieve-Vrouw Geboorte in de Nieuwstraat, of de kerk van Sint-Antonius van Padua in de Kerkstraat.  De eerste is de keuze van het Kerkbestuur, gevalideerd door de bisschop, en van de burgemeester.  Vanuit N-VA/PLE pleitte ik voor de tweede optie.  Zowel de burgemeester als ik begonnen de discussie met een leugenachtig retorisch trucje dat door de Heilige Geest ongetwijfeld niet kan worden gewaardeerd : we stelden dat er “geen argumenten” waren voor de andere keuze.  Maar zo dom zijn we niet, we wisten allebei dat die er wel waren.  Waarna de discussie zich toespitste op de argumenten pro de “grote kerk” in de Nieuwstraat, die de burgemeester verdedigde en die ik heb trachten te weerleggen.  Ingaan op de argumenten pro de kerk van Statie deed hij niet, of hij beperkte zich alleszins tot de vergelijking van de omvang.

Dat is ook het enige argument dat enigszins hout snijdt : voor grote plechtigheden is de kerk in de Nieuwstraat, puur op basis van capaciteit, geschikter.  De vraag is echter hoe relevant dat is.  Tijdens mijn studies (bij de jezuïeten, het weze vermeld) leerde ik dat je niet moet kijken naar de “stated preference” (wat mensen zeggen) maar naar de “revealed preference” (wat mensen doen).  En daaruit blijkt dat de keuze voor een kerk ook vandaag niet op basis van capaciteit gebeurt : er vinden begrafenissen plaats in kerken waarvan men vooraf weet dat ze te klein zullen zijn, ook als er een grotere optie op kleine afstand is. En hoe de begrafenispraktijk zal evolueren weten we niet, maar mij zou het alleszins niet verbazen als ook gelovigen in de toekomst voor een ruimere “burgerlijke” plechtigheid kiezen, gevolgd door een wat korter en intiemer religieus afscheid.  Alleszins lijkt een gebouw afstemmen of de maximaal nodige capaciteit me niet zo verstandig.

Het enige andere argument dat ik gehoord heb was formeel : de keuze voor een A-Kerk werd nu eenmaal gemaakt door de kerkelijke instanties, en de gemeenteraad mag daar alleen “ja” of “neen” tegen zeggen – en neen is geen wenselijk antwoord want leidt tot een ingewikkelde procedure.  Een quasi-verwijzing naar de Heilige Geest dus, waar ze zelfs bij Vooruit niet geheel ongevoelig voor bleken.  Dus ga ik mij aan lichte blasfemie wagen : ik denk dat de Heilige Geest zich vergist, en tegen haar/zijn eigen belang ingaat.  Op langere termijn zal de kerk in de Nieuwstraat geen draagvlak meer hebben als louter kerkgebouw.  Daarvoor ligt ze te veel pal in het centrum, is ze te groot, te massief en te duur, en is de plaats veel te aanlokkelijk om er iets anders mee te doen.  Wie wil dat er ook in de komende decennia nog een functionerend Godshuis is in Essen-Centrum, zet daarom beter in op de kerk van Sint-Antonius.  Maar de Heilige Geest, en daarmee ook de stemming in de gemeenteraad, besliste er anders over.  Als de stemming geheim zou zijn geweest weet ik het zo nog niet.  Dan zie ik minstens vijf mensen in de meerderheid een andere keuze maken – tenzij hun vrees voor de burgemeester of partijvoorzitter dan toch kleiner is dan die voor de Heilige Geest, natuurlijk.

Maar het mocht dus niet zijn.  Het is dat Antonius een heilige is, anders zou hij wellicht eens flink gevloekt hebben vanuit zijn mooie, goed gelegen, gezellige, stemmige kerk aan het naar hem genoemde plein.  Het enige dat hem nu rest is in beroep gaan.  Bij de Heilige Geest.  Of bij Cathy Berx.  Amen.