Archief van
Categorie: Essen politiek

Essen-Brussel

Essen-Brussel

Ik ben vandaag naar de stembus getrokken, zoals miljoenen andere Europeanen.  Hier is het bovendien ook nog eens verplicht.  Bij het binnenkomen van de Heuvelhal bekroop me een kortstondig stressgevoel : de herinnering aan 14 oktober vorig jaar.  Maar ik realiseerde me al snel dat er vandaag voor mij persoonlijk heel wat minder op het spel staat.  De kans dat ik in de coalitie-onderhandelingen na déze verkiezingen beland is bijvoorbeeld erg klein.  Als we allemaal samen even eerlijk zijn, moeten we bovendien toegeven dat er voor niemand in de Essense politiek heel veel op het spel staat vandaag.  Met alle respect voor Dirk, Steff, Brigitte en Emma, maar echt prominente -laat staan verkiesbare- plaatsen op de verschillende lijsten nemen ze niet in.  Wellicht komt de derde opvolgersplaats van Emma Lambregts bij de sp.a potentieel nog het dichtst bij een zitje, afhankelijk van het coalitiespel.  Het zou haar gegund zijn, maar ik zie het niet gebeuren.  En het electorale mirakel dat Dirk nodig zou hebben gun ik hem nog meer, natuurlijk.  Maar ook de kansen daarop schat ik niet zo groot in.

Het is ondertussen alweer enkele verkiezingen geleden dat Essen naar de stembus trok in de zekerheid dat er ’s avonds opnieuw een Essenaar op de banken van één van de parlementen zou belanden.  Nochtans leeft de politiek in Essen.  In de gemeenteraad zie ik ook verschillende mensen op de gele, oranje en rode banken die goede parlementsleden zouden kunnen zijn.  Ik heb liever dat ze het bij de Essense politiek houden, en ben ook tegen de cumul tussen een schepencollege en een parlement, maar dat doet geen afbreuk aan de vaststelling.  De redenen ervoor hangen ongetwijfeld samen met persoonlijke keuzes, ze zijn wellicht niet eenduidig en verschillen ook tussen de partijen.  De ene partij versterkt anderzijds wel ook de andere hierin, want als er geen prominente kandidaten zijn, voelen de andere partijen ook minder de nood aan een prominente tegenkandidaat.

Of het uiteindelijk goed of slecht is voor Essen ? Dat weet ik niet.  Ik zie niet graag dat de lokale politiek in de schaduw staat van de nationale, en op dat punt is het wellicht beter dat er niemand zich al te veel geroepen voelt om het Brusselse beleid te verdedigen – of net niet.  Anderzijds is het voor een gemeente aan de rand van Vlaanderen nu ook weer niet zo slecht om een “vaste verbinding met Brussel” te hebben, zoals het laatste Essense parlementslid het op zijn affiches had staan.  Misschien iets om ooit eens zeer “off the record” over na te denken over de partijgrenzen heen.

Ondertussen kunnen we in Essen wellicht iets meer ontspannen, maar even zeer geboeid, de uitslagen afwachten…

Ko(ot) of Bie ? Kobie !

Ko(ot) of Bie ? Kobie !

De gemeenteraad van gisteren was er één op het scherp van de snee.  Dat was voorspelbaar, want er stonden enkele hete hangijzers op de agenda.  Toch werd het nooit persoonlijk, en bleef er ook na de wat pittiger agendapunten ruimte om vervolgens over andere zaken een consensus te vinden.

Dat de pogingen om onze bedenkingen bij de structuur “vzw Kobie” gingen gebruikt worden om te proberen te laten uitschijnen dat we tegen de activiteiten van die vzw of -erger- tegen hen werk van de vrijwilligers binnen die vzw zouden zijn, was voorspelbaar, maar CD&V en sp.a hadden samen duidelijk beslist om nog eens het onderste uit de kast te halen om ons mordicus als “Tegenpartij” neer te zetten.  Dat Kobie als vzw gemakkelijker bepaalde optredens kan vastleggen dan het geval zou zijn als gemeente, zal wel kloppen.  Hoe dit verantwoordt om grote stukken cultureel beleid zomaar aan de normale procedures van het gemeentebestuur te onttrekken -zoals grote contracten tekenen zonder dat er ooit iemand een budget voor had voorzien- blijft me ontgaan.  Dat is immers het kernprobleem : een budget binnen een vzw is niet bindend voor de raad van bestuur of het dagelijks bestuur, en dus is de “controle” die de gemeenteraad erop zou hebben een lachertje.  Als CD&V en sp.a ernstig nemen wat ze gisteren stelden, dan voeren we daar binnen de vzw via een huishoudelijk reglement een limiet op in (pakweg : er mag hoogstens 10% van de goedgekeurde begroting afgeweken worden, anders is een formele begrotingswijziging in de algemene vergadering nodig).  Neem daarnaast het engagement ernstig om meer sámen met in plaats van náást de verenigingen te werken, en het komt nog goed met Kobie.

Over die verenigingen ging het ook bij de discussie over de bestemming van de goederenloods aan Hemelrijk.  Dat de raad hierover eigenlijk voor de eerste keer sinds de aankoop van die loods meer dan tien jaar debatteerde, zegt heel veel.  Meer nog dan Kobie werd in de voorbije jaren het Autonoom Gemeentebedrijf (AGB) gebruikt voor een parallelle besluitvorming.  Dat daaraan gisteren een einde is gekomen door de voltallige gemeenteraad tot raad van bestuur van het AGB uit te roepen, is op dat vlak alvast een grote stap vooruit.  Maar de discussie over de loods is niet afgelopen.  We weten nu enkel dat een (krappe) meerderheid niet onvoorwaardelijk kiest voor een verenigingsfunctie voor de hal.  Maar ooit is er een positief besluit nodig.  Het recht van de gemeenteraad om hierover te beslissen, in elke richting die ze wil, werd gisteren alvast door niemand in vraag gesteld.  Ik heb de hoop uitgesproken dat de beslissing een groter draagvlak zou krijgen dan 13 van de 25 raadsleden.  Dat is misschien naïef.  Ik zou eigenlijk al blij zijn als de keuze die wordt gemaakt écht gedragen wordt door een meerderheid van de raadsleden, los van fractiediscipline.  Ik vrees dat die wens van nog meer naïviteit getuigt, maar ik word graag blij verrast.

Leve de seniorenraad !

Leve de seniorenraad !

Ik wil nog even terugkomen op het kind en het badwater waarover ik het in het vorige stukje had.  Ik had het misschien beter in het Engels gezegd… if it ain’t broke, don’t fix it.  Want het “probleem” met de adviesraden is er volgens mij vooral één in het hoofd van sommigen in het gemeentehuis.  Inderdaad, de seniorenraad functioneert meer als koepel van de seniorenverenigingen dan als adviesraad.  Al geven ze wel veel adviezen.  Vooral over mobiliteit.  En verwachten ze daar dan ook nog antwoorden op.  Om in het Engels verder te gaan… so what ?

Als het gemeentebestuur graag meer adviezen wil over het seniorenbeleid, dan moeten ze dat vooral vragen.  En verder mogen ze er trots op zijn dat verschillende seniorenverenigingen in Essen regelmatig de handen in elkaar slaan en allerlei initiatieven nemen.  En ja, daar heeft het gemeentebestuur ook wat werk mee.  Maar dat hoort erbij als je “trots” wil zijn op je verenigingsleven.  Helpt het dan iemand vooruit dat we de erkenning van die seniorenraad als adviesraad intrekken ? Wordt er iemand beter van als we het over de “seniorenkoepel” hebben ? Dat lijkt toch onvermijdelijk op een “bedankt, maar we hebben uw goede raad niet meer nodig” voor de mensen die er nu actief in zijn ? Overigens… het lijkt me nogal wiedes dat de seniorenraad zich ook om de mobiliteit in Essen bekommert : dat is nu eenmaal iets waarvan de senioren wakker liggen.  Je zou ook voor minder, in Essen ! Het zou vooral het tegendeel zijn dat zou moeten verbazen.

En ja, natuurlijk moeten adviesraden zich aanpassen en met hun tijd meegaan.  Naar manieren zoeken om het beleid efficiënter te beïnvloeden, om meer inspraak vanuit hun achterban te realiseren, om een divers verenigingsaanbod nog beter te… overkoepelen.  Misschien dat een jeugdraad zelf al wat spontaner zo’n vernieuwingstraject opzet dan een seniorenraad, maar wat dan nog ? Een gemeentebestuur dat ook zelf écht inspraak wil, en dat niet ziet als een lastige verplichting of een risico om van een al genomen beslissing te moeten afwijken (wegens ondoordacht), lijkt me in elk geval het beste vertrekpunt.  Het is wellicht beter om daar tijd in te steken dan in discussies over semantiek en hier en daar een extra inspanning voor een ambtenaar.

Ik begrijp het wel, de tijd die wordt gestoken in het ondersteunen van de seniorenraad, die kan niet in de vzw Kobie worden gestopt, natuurlijk.  Of gaat het daar toch niet over ?

 

Wahrheit und Dichtung

Wahrheit und Dichtung

Dinsdag vergaderde de gemeenteraad.  De hoogtepunten daaruit komen uiteraard in onze Nieuwsflits, maar die is nog in voorbereiding.  En voor wie een wat vollediger verslag wil, is er Noordernieuws, met een interessante kijk op de raad.  Niet alleen omdat Vincent Luijer goed begrepen heeft dat ik het kind (van de adviesraden) niet met het badwater (van de inspraak voor de burger) wil weggooien.  Maar ook omdat hij goed gezien had dat de reactie op de raad via Facebook niet lang op zich liet wachten : onze post over de nooduitgang aan het Jeugdheem stond al tijdens de vergadering online, de sp.a postte haar versie kort na de raad.  Die twee verhalen verschillen grondig, en dat bleek ook al tijdens de raad.  Zowel wij als de sp.a schrijven de verdienste voor die nooduitgang immers op de eigen naam (toch even waarschuwen, want het vel van de beer wordt hier wel snel verkocht – de nooduitgang moet er natuurlijk ook nog effectief komen).  In Noordernieuws wordt het woord “spinnen” gebruikt, en lezen we dat “Zowel N-VA/PLE als sp.a deden hun lezers overkomen dat het vooral door hun inspanningen was dat deze doorgang er kwam.”.  Dat laatste klopt natuurlijk.  En van buitenaf gezien, is de analyse dat dit “spinnen” of “framen” is ongetwijfeld terecht.

Alleen… van binnenuit ziet het er anders uit.  Ik ben ervan overtuigd dat de collega’s van sp.a er ook echt van overtuigd zijn dat de oplossing voor minstens 80% aan hen te danken is.  Ze zullen misschien wel toegeven dat wij voor enige versnelling hebben gezorgd, niet zozeer met ons voorstel maar gewoon omdat we ook in de mail van de jeugdbewegingen stonden waarin het probleem werd aangekaart, en omdat ze wisten dat we daar wel iets mee zouden doen.  Maar verder zijn ze er wellicht echt zeker van dat zij, en niemand anders, dit probleem hebben opgelost.  En dat het ook zonder ons opgelost zou zijn geraakt.

En voor ons… geldt hetzelfde.  We weten natuurlijk ook dat uiteindelijk het schepencollege de formele beslissingen zal moeten nemen, maar we zijn er echt van overtuigd dat er zonder ons niets, of veel te weinig en veel te laat, zou zijn gebeurd.  Daar hebben we goede argumenten voor : in de vorige raad stelde Arno Aerden immers dat hij hooguit de betrokken partijen wilde samenbrengen, maar dat ze het uiteindelijk zelf moesten oplossen.  Alleen omdat wij snel hebben voorgesteld dat het gemeentebestuur zijn verantwoordelijkheid zou nemen, is er ook echt iets gebeurd.  80% onze verdienste, minstens.  Daar ben ik, tja, zeker van.  En ik durf er mijn hand voor in het vuur te steken dat de sp.a-collega’s dat langs hun kant ook zijn.  Liegen zij dan ? Of wij ? Per definitie is er iemand die niet dé volledige waarheid vertelt.  Maar wordt die bewust verdraaid ? Hij wordt misschien wat eenzijdig voorgesteld, dat wel : de 20% die aan een ander te danken is, blijft onderbelicht.  Maar verder kunnen we het oordeel eigenlijk enkel aan mensen buiten de gemeenteraad overlaten – en die beschikken eigenlijk niet over alle informatie.  Bovendien is het in dit geval ook zonder meer duidelijk dat er hier niemand schade van ondervindt, en dat het belangrijkste is dat die nooduitgang er gewoon komt.

Het probleem ? Dat er natuurlijk soms echt, bewust, gelogen en gemanipuleerd wordt.  Zoals de Brexitprofeten dat in het Verenigd Koninkrijk hebben gedaan, bijvoorbeeld.  Dat is van een heel andere orde en moreel onaanvaardbaar.  Maar de échte leugenaars komen daar soms mee weg omdat ze veel onschuldiger “dubbele waarheden” kunnen inroepen, en dan stellen dat “iedereen liegt”.  Zo komen er ook in ons land bewindslieden weg met echte leugens, en dat is niet gezond.  Laat dit dus in elk geval een pleidooi voor zorgvuldigheid zijn.  En voor empathie tussen politici, ook tussen meerderheid en oppositie.  Want het is natuurlijk vaak dat rolverschil dat een stuk de “bril” verklaart waarmee naar de feiten wordt gekeken.

Wat vaststaat, is dat ik trots ben en blijf op ons voorstel.  En ja, wie me twintig jaar geleden had gezegd dat ik me ooit nog zou bekommeren om het overleven van het Pullenbal en de Tuinfeesten, die zou ik wellicht niet hebben geloofd.  Want het is natuurlijk een historische onrechtvaardigheid dat Scouts en Chiro net de twee geschikte data voor een grote fuif op het Jeugdheem hebben “bezet”, en ze zo achter de rug van mijn KSA-voorgangers hebben weggekaapt…  Een waarheid als een koe ! Tenzij je het natuurlijk vanuit het oogpunt van die Scouts of Chiromensen bekijkt, die hard gewerkt hebben om hun Pullenbal en Exit Summer op de kaart te zetten, terwijl er aan KSA-kant een eerder afwachtende houding werd aangenomen…

Ost mor veurt !

Ost mor veurt !

55 jaar carnaval.  En ik heb daar nog niet over geschreven.  Een normaal excuus zou natuurlijk zijn dat ik gewoon nog niet van de viering bekomen ben.  Van de emoties, de vreugde om het 5 keer 11 jubileum en de beschouwingen over heden en verleden die daar mee gepaard gaan.  Of van het bier, dat gebeurt ook, naar verluidt.  Maar zo goed is mijn excuus niet.  Ik ben gewoon niet de meest fanatieke carnavalvierder.  Niet dat ik geen verdiensten heb in carnavalsmiddens.  Ik heb meegewerkt aan de geschiedschrijving van de beginjaren, in het boek over Heidebrand.  Ik maak de publicatie van talloze carnavalsfoto’s op Essen in Beeld mee mogelijk – die zelfs de vorm van een heuse overzichtstentoonstelling hebben aangenomen.  Ooit heb ik ook echt in de stoet meegelopen.  En ik heb hoogstpersoonlijk een Griekse DJ de toestemming gegeven om de wereldhit van André Van Duin te draaien.

Desalniettemin, ‘k os ni ert mej.  Dat doet evenwel geen afbreuk aan mijn waardering voor het carnavalsgebeuren.  Het Essense carnaval mag dan wel geen werelderfgoed zijn (en wordt dus ook wat minder op de vingers gekeken dan de Aalsterse variant), belangrijk Essens erfgoed is het wel.  Immaterieel erfgoed – want de wagens worden dan wel gedeeltelijk gerecycleerd, ze worden niet voor het nageslacht geconserveerd.  Sociaal weefsel.  Wie heel even verder kijkt op deze site, weet dat ik vind dat dit bewaard moet blijven, en dat het gemeentebestuur daar zijn verantwoordelijkheid voor moet nemen.  Bijvoorbeeld door voor bouwplaatsen voor carnavalswagens te zorgen.  Dáár wil ik gerust nog eens heel hard voor aan de kar (c.q. de carnavalswagen) trekken.  Het lijkt mij nuttiger dan vijf dagen meehossen en dan weer 360 dagen wegkijken.

Nog veel jaren, Essense carnavalisten.  Ost mor veurt !

Vereenigt u

Vereenigt u

Op een gemeenteraad komen zelden ideologische kwesties aan bod.  Dat vinden sommige mede-raadsleden jammer, en ze zullen dan ook elke gelegenheid te baat grijpen om de vragen die op een hoger niveau wel spelen naar Essen te halen.  Ook als de band met de gemeentelijke bevoegdheden flinterdun is.  Toch spelen er op de achtergrond soms diepgewortelde visies, al laten die zich niet noodzakelijk altijd zo gemakkelijk vertalen naar de klassieke (partij)politieke breuklijnen.  Eén daarvan, die gisteren opdook en die de komende jaren nog wel eens een belangrijke rol zou kunnen spelen, is de visie op de rol van een gemeentebestuur t.a.v. het verenigingsleven in een gemeente als Essen.

Enerzijds kan je als principieel uitgangspunt hanteren dat verenigingen voor zichzelf moeten instaan.  Ze kunnen gebruik maken van de gemeentelijke dienstverlening, zoals elke burger, maar daar houdt het dan op.  Dit vertrekpunt komt in verschillende varianten voor, maar historisch de belangrijkste in onze contreien is de visie dat de verenigingen weliswaar belangrijk zijn en niet aan hun lot mogen worden overgelaten, maar dat de steun die ze nodig hebben vanuit “de zuil” moet komen*.  In de praktijk dus vooral de parochies, maar in Essen heeft er altijd ook een socialistische tegenhanger bestaan.  Voor wat er niet gebeurt, zijn er in deze visie drie mogelijke uitwegen.  Sommigen zullen vinden dat er uit het feit dat iets niet spontaan wordt georganiseerd, ook blijkt dat het niet nodig is.  Anderen gaan ervan uit dat het gemeentebestuur dan zelf het gat moet invullen, al dan niet door zelf vrijwilligers te zoeken, en onder eigen vlag (of pseudovlag) voor een socio-cultureel aanbod moet zorgen.  Een derde aanpak is om meer te “faciliteren”, bijvoorbeeld door ruimte te voorzien, materiaal ter beschikking te stellen…  en de verenigingen een kader te bieden, waarbinnen ze dan evenwel nog steeds hun eigen boontjes moeten doppen.

Anderzijds kan je principieel vinden dat het gemeentebestuur verenigingen zelf zo veel mogelijk moet ondersteunen.  Financieel, met ruime subsidies.  Praktisch, met een aanbod aan degelijke ruimte en goed materiaal dat flexibel kan wordt uitgeleend – of in sommige gevallen zelfs gewoon verkregen.  Inhoudelijk, door administratieve maar als het moet ook organisatorische beslommeringen over te nemen.  Ook deze visie bestaat in varianten, vooral omdat ze zonder nuances moeilijk haalbaar is : voor een vereniging die de eigen leefbaarheid niet heeft bewezen, die ook niet meteen een grote meerwaarde lijkt te hebben… is het moeilijk om het onderste uit de kast te halen.  Bovendien dreigt zou in dit soort aanpak soms de vrijheid, en daarmee de essentie van het vereniging-zijn, wel eens in gevaar kunnen komen.  En soms is een stukje “eigen verantwoordelijkheid” opnemen ook gewoon deel van het eigenlijke pedagogische project van de vereniging.

De eerste visie, de “handen in de zakken”-visie op de rol van het gemeentebestuur, beschouwt uiteindelijk de vereniging verantwoordelijk voor de eigen inkomsten.  Het is de visie van de tombola’s en de pannenkoekenslagen, of van een “voor wat hoort wat”-beleid dat tot papierophalingen of het wassen van verkeersborden heeft geleid.  De tweede visie, de “handen uit de mouwen”-visie gaat ervan uit dat de vereniging eigenlijk alleen moet doen waarvoor ze is opgericht.  Een voetbalvereniging moet voetballers trainen en wedstrijden spelen, een jeugdvereniging moet activiteiten en kampen organiseren voor kinderen en jongeren.  Een mosselfeest, waarbij trainers en jeugdleiders een dagje kok of ober moeten spelen, is in die visie het bewijs dat de steun onvoldoende is.  De eerste visie zal ook sterker de nadruk leggen op de gelijke behandeling van alle verenigingen (want dat kan nog uitgelegd worden als “een kader scheppen”) de tweede meer op maatwerk, aangepast aan de vereniging – daarbij het risico op enige jaloezie, die ook terecht kan zijn, op de koop toe nemend.

Beide visies komen niet zoveel in hun zuivere vorm voor, zoals ik ook al suggereerde.  Sommigen hanteren bovendien een verschillende visie op verschillende types verenigingen, wellicht samenhangend met de inschatting van hun relatieve maatschappelijk belang.  Maar het verschil in visie bestaat wel en hoewel ze ongetwijfeld ook door de politieke partijen heen loopt, is ze in de huidige Essense raad wellicht niet partijpolitiek neutraal, al was het maar omdat enkelen vrij duidelijk naar de ene of de andere positie lijken te hellen.  En dan is er natuurlijk de “ontzuiling”, vooral dus het terugtrekken van de parochies uit (dit deel van) het publieke domein die natuurlijk een kader schept, die ertoe leidt dat de aanhangers van de visie dat de gemeente hoogstens een kader moest creëren dat het vrij initiatief dan maar vooral via die zuilen moest aanvullen, onvermijdelijk hun visie aan de realiteit moeten toetsen.  Door ze op te schuiven in de richting van de tweede visie, of door consequent vast te stellen dat het vrij initiatief zich terugtrekt en dat te betreuren, maar verder te laten voor wat het is, of door er eigen gemeentelijk initiatief voor in de plaats te stellen.

Ik ben geen politicoloog, gelukkig maar, maar ik ben ervan overtuigd dat dit de discussie over Kobie, oud papier, de beveiliging bij fuiven, het Gildenhuis, de gemeenschapscentra, de turnhal… kan helpen begrijpen.  En voor wie eraan twijfelt : ik ben een overtuigd “handen uit de mouwen”-verdediger.  Al heel wat jaren.  Met nuances, want dat kan niet anders.  Maar toch.  Ik herinner me een discussie in 1994 met de toenmalige voorzitter van de CVP, zelf een groot “vereniger” trouwens, die eigenlijk hiertoe terug te brengen was – en ook toen al liep de breuklijn niet helemaal gelijk met de partijlijnen.

*Heel vaak was (en is misschien nog steeds) dit ook de visie van mensen die zich, al dan niet vanuit hun “zuil”, ontzettend hard voor hun vereniging(en) inzetten.  Ook al daarom wil ik hier in geen geval een waardeoordeel uitspreken.  

Dubbelslag

Dubbelslag

Dat stukje na de eerste volwaardige gemeenteraad is er niet meer van gekomen.  Gisteren stond alweer de tweede op het programma.  Net zoals bij de eerste stelde de formele agenda niet zo heel veel voor, al moesten we gisteren wel alle afgevaardigden in de intercommunales aanduiden.  Over dat kluwen van vreemde structuren heb ik het hier al gehad, smeekbede incluis.  Mijn gebeden werden echter vooralsnog niet gehoord.  Dus deden we onze plicht.  En blijf ik kaarsen branden voor Liesbeth Homans en haar eventuele opvolger(s).

Daarnaast waren de boeiendste discussies in de januari- en februariraden die bij de toegevoegde agendapunten en de rondvraag, zoals dat wel vaker het geval is.  Uit de vragen bleek alvast dat de raad niet van plan is om gedwee het schepencollege zijn gang te laten gaan, bij de extra voorstellen bleek dan weer dat het college het hele gamma van reacties beheerst.  Zo bleken ook de sterktes en de zwaktes van het schepencollege en de verschillende fracties, al is het natuurlijk nog kort dag.  De voorspelling dat ze aan onze fractie van tien geen gemakkelijke klus gaan hebben leek me daarbij alvast uit te komen.  We kunnen uiteraard op heel wat slakken zout leggen, met tien mensen met ook elk verschillende competenties en invalshoeken, als we dat willen.  En de eerste stemming eindigde 13-12, wat natuurlijk op zich ook een boodschap inhoudt.

En verder… hoewel het college zelf natuurlijk grotendeels op de opgebouwde routine verder kan draaien, is het me nog niet duidelijk of er ook meer cement is dan alleen “verder doen”.  Op een onbewaakt moment werd er gisteren naar het bestuursakoord verwezen, een document dat de Essenaar vooralsnog niet te zien kreeg.  En bij de bespreking van mijn eigen eerste voorstel van deze legislatuur kreeg ik even het vermoeden dat ik een breuklijn had ontwaard, al heb ik er dan vervolgens niet naar gehandeld.  Proberen een “bodem” te leggen voor een betere meerjarenplanning, en vooral voor meer inspraak daarin, was veel belangrijker.  Maar het vermoeden blijft.

To be continued…

Feestje !

Feestje !

We hadden het nog te goed, dat feestje. Om onze verkiezingsoverwinning van 14 oktober te vieren. Dus bliezen we verzamelen in ’t Graan. Een historische plaats, ook wel, waar we in vervlogen tijden bestuursvergaderingen hielden. In een grote zaal, met weinig mensen. Nu brachten we wat meer volk op de been. We maakten er een gezellige avond van, met enkel mijn toespraakje als onderbreking van de feestvreugde… Ik vond het alleszins een eer om de aanwezigen toe te spreken. Net voordien vertelde iemand me dat hij net zoals zes jaar geleden op reis was geweest tijdens de verkiezingen, maar dat hij en zijn vrouw in tegenstelling tot in 2012 wel volmacht hadden gegeven. En daarmee dus onze twee stemmen leverde. Het blijft leuk om te horen.

Zo hebben we ons dus ook bij het legertje „nieuwjaarsrecepties” aangesloten. Ik ben niet altijd een overtuigd aanhanger geweest, maar ik pas me aan. Al vind ik het Griekse equivalent ook leuk : de „vasilopita”, de taart met boon of munt in die bij ons enkel ter gelegenheid van Driekoningen wordt versneden, wordt in de Griekse traditie de hele maand door geserveerd. In elke zichzelf respecterende vereniging, tot en met in de ministerraad. Misschien voer ik dat volgend jaar ook bij ons in. Wanneer we de eerste verjaardag van onze overwinning vieren, en één jaar ijzersterk oppositiewerk.

De juiste plek

De juiste plek

Gisteren werd een boeiende dag voor zowel N-VA als voor PLE.  De N-VA-dag werd uitgebreid in het nieuws gebracht.  Neen, niet het Essense nieuws, het “grote” nieuws.  N-VA duidde een kandidaat aan voor de post van minister-president, voor die van eerste minister en een Europese lijsttrekker.  Ik vroeg me af of ik dezelfde keuze zou hebben gemaakt.  Het antwoord is ja.  Of tenminste, ik zou hebben gewild dat ik ze had gemaakt, want je moet soms van hard politiek hout gesneden zijn om tot een evidente conclusie te komen.  Want uiteraard is Jan Jambon een geloofwaardig kandidaat-premier (ik blijf er wel bij dat hij nog geloofwaardiger zou zijn als zijn partij niet uit de regering zou zijn gestapt).  Maar voor N-VA is het nogal een stap om onomwonden een kandidaat voor de Wetstraat 16 naar voor te schuiven.  Wantrouwen tegenover een federale regeringsdeelname zit in het DNA van de partij, in de statuten.  Maar het bestuurdersdividend dat de voorbije jaren zorgvuldig werd opgebouwd ten volle verzilveren vergt deze stap.  En natuurlijk is Bart De Wever een geloofwaardig minister-president.  Natuurlijk kan alleen De Wevers kandidatuur aangeven dat de N-VA het Vlaamse niveau hoger inschat dan het federale – niemand anders komt boven Jambon uit.  En Geert Bourgeois is een geloofwaardig Europees kandidaat én een sterke lijsttrekker.  Ook die dubbelslag ligt niet voor de hand – op Verhofstadt na (ten laatste male dan wellicht) denk ik niet dat een andere partij echt in de combinatie zal slagen.  En ja, de keuze maakt brokken.  In Antwerpen, in de eerste plaats.  Maar ze komt de coalitiepartners aldaar alvast niet slecht uit, en de oppositie rijdt zich onvermijdelijk vast in de dubbele eis dat De Wever moet blijven én dat De Wever weg moet.  Ik vermoed ook dat De Wever titelvoerend burgemeester zal blijven.  En in de realiteit of de beeldvorming toch ook “schoonmoeder” van het stadsbestuur.  Voor de Antwerpenaar verandert er wellicht in de praktijk niet zo veel, maar voor de verkiezingscampagne is het een wereld van verschil…

Alleszins maken de beslissingen duidelijk dat N-VA alles op alles zet voor de verkiezingen én blijft mikken op een breed kiezersveld.  Het zal zorgvuldig navigeren worden in de komende maanden.  Het worden ook voor de Essense N-VA-collega’s alvast boeiende maanden.

PLE blijven dergelijke keuzes bespaard.  Toch hebben we gisteren op de Algemene Ledenvergadering óók belangrijke keuzes gemaakt.  We hebben Geert als voorzitter bevestigd en voor het eerst sinds 2007 ook een ondervoorzitter aangeduid in de persoon van Tom Hufkens.  Bovendien heb ik de ledenadministratie overgedragen; eigenlijk vooral omdat die wat te veel werk begon te worden – en ja, dat zegt iets over ons ledenaantal.  Verder wisselden we uitgebreid van gedachten over verschillende beleidsdomeinen in onze gemeente.  Die discussies gaan we nu vertalen naar de N-VA/PLE-fractie en van daaruit naar initiatieven in de gemeenteraad.  Ook boeiend – en het maakt me als “stichter-voorzitter” ook trots op mijn partij.

Tenslotte vergaderde gisteren voor het eerst het “Bijzonder Comité van de Sociale Dienst” in zijn nieuwe samenstelling en volgens de principes van het nieuwe decreet “Lokaal Bestuur”, dus “ingekanteld” in de gemeente.  De feedback die ik kreeg maakt me een beetje ongerust : het is echt wel van belang dat er aan elk individueel dossier voldoende tijd en aandacht wordt gegeven, en dat er ruimte is om over de beslissingen te discussiëren.  Ik hoop dat ook de andere partijen hun leden van het comité hebben gekozen op basis van hun bereidheid om precies dát te doen.  Daarin zit namelijk de meerwaarde van het BCSD.  Of hoe de juiste casting in de politiek op alle niveaus een belangrijke vraag is…

Plichtsbesef

Plichtsbesef

En zo zijn we er dus aan begonnen.  Gisteren hebben we met 25 raadsleden de eed afgelegd.  24 daarvan rechtstreeks verkozen door de Essenaar, 1 omdat Ludwig Caluwé (CD&V) voor de tweede keer op rij besloot om zijn mandaat niet op te nemen.  Nu goed, hij wekte ook vóór 14/10 nooit de indruk dat hij dat wel zou doen.  Met 25 vormen we samen de gemeenteraad, het hoogste beslissingsorgaan van het gemeentebestuur.  Ik ben blij dat ik daar opnieuw bij mag horen.  Het is een eer om de Essenaren te vertegenwoordigen.

Met N-VA/PLE vormen we de grootste fractie in de raad, met 10 leden.  CD&V telt er 9, sp.a 4 en het Vlaams Belang 2.  Die verhouding vertaalde zich op de installatievergadering bijvoorbeeld al bij de afvaardiging vanuit Essen in de politieraad van de zone Grens.  Wij sturen daar 3 vertegenwoordigers naartoe, CD&V 2 en sp.a 1.  Maar die afvaardiging is proportioneel, heel wat andere beslissingen worden bij meerderheid genomen.  De samenstelling van het schepencollege en de aanduiding van de voorzitter van de raad zijn daarvan de belangrijkste.  Ook die beslissingen werden gisteren genomen.  CD&V en sp.a verdeelden die mandaten onderling, telkens op basis van aktes die door 13 van de 25 raadsleden werden ondertekend.  Krap, maar zij vormen dus “de meerderheid”.  In een democratie is er daarvan ook een tegenhanger (in een dictatuur niet) : er is ook een “minderheid”, die meestal met de term “oppositie” wordt aangeduid.  Niemand -op wellicht hier of daar een PVDA’er of VB’er na- doet aan verkiezingen mee met het expliciete doel om in de oppositie te zetelen.  Als partij de meerderheid vormen, of een coalitie sluiten die een meerderheid haalt, is het opzet.  Maar tenzij de kiezer je alle kaarten in de hand geeft, kan het gebeuren dat je in de oppositie belandt.  Dat is vaak een ondankbare taak.  Maar ze is van levensbelang voor ons democratisch systeem, en ze kan bijdragen tot een beter bestuur.  Iemand moet ze dus opnemen.

Wat doet de oppositie ? De bekendste definitie, die aan Lord Randolph Spencer Churchill wordt toegeschreven, is “The duty of an opposition is to oppose”.  Dat klopt maar ten dele, wat mij betreft.  Het is inderdaad belangrijk om aan te tonen dat er vaak ook een ander beleid mogelijk is, om de mensen te vertegenwoordigen die het niet eens zijn met de beslissingen die er worden genomen.  Maar dat is niet vrijblijvend : het algemeen belang moet blijven vooropstaan, en ook alternatieve beleidsvoorstellen moeten onderbouwd en verantwoord zijn.  Bovendien is er meer te doen dan “to oppose”.  Controleren, bijvoorbeeld.  Of beslissingen wel volgens de regels tot stand komen.  Of het bestuur correct en integer handelt.  Of beslissingen die genomen worden ook zo worden uitgevoerd als ze bedoeld waren.  En uitdagen.  Proberen de bestuurders ertoe aan te zetten om hoger te mikken, beter te doen, een groter draagvlak te zoeken, kwalitatieve beslissingen te nemen.

Het is geen eenvoudige opdracht, dat oppositievoeren.  Vaak leidt ze ook vooral tot onbegrip.  Bij de bevolking, omdat het overkomt alsof je enerzijds niets kan bereiken en anderzijds vooral probeert “stokken in de wielen” te steken.  Bij de bestuurders, die vaak vinden dat ze het probleem al langs alle kanten bekeken hebben vooraleer ze ermee naar de gemeenteraad komen, en dan niet begrijpen waarom ze dat proces nog eens over moeten doen, nog eens moeten verantwoorden.  Of die het er moeilijk mee hebben dat je hen niet “vertrouwt”.  Bij ambtenaren, die je extra werk bezorgt en die het er lastig mee hebben dat zij vaak niet zelf kunnen uitleggen waarom een maatregel wel goed is, maar dat aan de bevoegde schepen moeten overlaten.  Aan hen allen alvast onze excuses – we doen gewoon onze plicht.  Niet meer, maar ook niet minder.

De N-VA/PLE-fractie heeft besloten om mij aan te stellen als voorzitter.  Daarmee ben ik de facto de “leader of the opposition”, al kent ons systeem die functie niet echt – in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Britse Parlement, waar het een formeel erkende rol is.  Ik ga proberen dat zo goed mogelijk te doen.  Gelukkig sta ik er niet alleen voor – ik daag élke andere gemeente uit om 10 even sterke oppositieraadsleden voor te stellen als het N-VA/PLE-team.  We gaan heel hard werken, in “de oppositie”.  Ik kijk er al naar uit.  Maar vergis u niet : we blijven op elk moment bereid om het beleid in Essen over te nemen.