Archief van
Categorie: Buitenland algemeen

Archief

Archief

Het Utrechts Archief. Niet meteen het meest “catchy” opschrift om de toerist mee te lokken. Toch liep er donderdag wel wat volk rond. Maar het hadden er meer mogen zijn. Het archief doet namelijk fantastische dingen met het Utrechtse erfgoed.

We kwamen voor de tentoonstelling rond “300 jaar Vrede van Utrecht”, en vooral het congres dat aan dat vredesverdrag voorafging. Daar blijkt heel wat over te vertellen, maar het vergt nogal wat creativiteit om het verhaal aantrekkelijk in beeld te brengen. Waarbij grote lijnen (de rivaliteit tussen de Fransen en hun oorlogsvijanden) en details (de feesten die de Portugezen aanrichtten) in elkaar overvloeien. Hoogtepunt voor mij was het ritje in de koets : je stapt in, de koets beweegt zodat het lijkt alsof je over de kasseien hobbelt, de (virtuele) koetsier vertelt het verhaal en door het raam zie je geprojecteerde oude prenten. Niet zo moeilijk, maar wel een uitstekende manier om het gegeven “koets” tot leven te brengen. En net daarom uiteraard interessant.

En verder ? Een stukje rechtbank waar je je eigen oordeel kan vellen, een kort bezoek aan de gevangenis, aan de geest in de wijnkelder… En de mogelijkheid om met allerlei archiefstukken en met behulp van de beeldenbank (die gek genoeg niet gewoon “Utrecht in Beeld” heet) een eigen krant te maken.

Natuurlijk heeft Utrecht meer geschiedenis dan Essen. Maar het verschil is niet eens zo gigantisch. Het gaat er alleen om hoe je het aanbrengt, wat je ermee doet. En vooral, hoe je het verleden tot leven wekt. Zodat, zoals ik vorige week schreef, een bezoek aan een museum wel 10 EUR waard wordt.

Overigens was de toegang tot het archief gratis. Dankzij een sponsor. Waarvan ik me nu de naam nog herinner. Goed gezien van de sponsor. En van het archief…

Achter het gordijn

Achter het gordijn

Een conferentie in Slovenië die een spreker zocht over “Green Jobs” en de EPSCO-ministerraad die voor de zesmaandelijkse informele bijeenkomst naar Litouwen trok, maakten dat ik twee weekends heb doorgebracht in twee landen die er een paar gelijkenissen op nahouden. Beide landen waren de eerste om uit het staatsverband te stappen waar ze na de Tweede Wereldoorlog onder het communisme in beland waren, respectievelijk de Sovjetunie en Joegoslavië. Beide vochten daarvoor in 1991 een korte onafhankelijkheidsoorlog uit. In twee gevallen een beperkt conflict, met 9 Litouwse en 19 Sloveense dodelijke slachtoffers, maar waarvan de impact op de geschiedenis veel groter zou zijn. Een korte oorlog die vooral in Slovenië grotere wonden sloeg dan ik me bewust was, met name omwille van de nooit echt verteerde Tweede Wereldoorlog. En ook, natuurlijk, omdat in Kroatië, Bosnië en Kosovo later bleek dat het vele erger had kunnen zijn.

In Slovenië had ik dankzij mijn EMCO-collega’s het voorrecht om enkele dagen in een bergdorp bij het meer van Bohinj te verblijven, in een omgeving met prachtige natuur, waar het meer en de bergen bovendien voor wat afkoeling zorgden. Er reden veel wagens met Nederlandse en Belgische nummerplaten rond – voor één keer meer rood-witte dan zwart-gele. Blijkbaar hebben veel mensen al ontdekt dat er ook nog Alpen liggen voorbij waar vroeger het IJzeren Gordijn liep. Terecht, want Slovenië moet helemaal niet onderdoen voor de buren. De onvermijdelijke volksmuziek in Oberbayernstijl die overal weerklinkt (en die zich alleen in de taal onderscheidt van het Duitse equivalent) moet je er dan maar bijnemen.

Overigens is Slovenië zeer actief met het behoud van die eigen prachtige natuur bezig – zo is alle gemotoriseerd verkeer op het meer verboden. Het land ziet daarin ook een belangrijk economisch potentieel. Dat Essen een belangrijk stuk van zijn natuurpracht aan een Sloveense (Jelena Kovačič-De Belder) heeft te danken, is wellicht geen toeval…

Met een bezoek aan Vilnius rondde ik het trio Tallinn-Riga-Vilnius af. Ik vrees een beetje dat ik Vilnius het minst mooie van de drie vond, al kan dat ook gewoon met het weer te maken hebben. En met de ligging in het binnenland, wat me sowieso wat minder aanspreekt. Maar het blijft een prachtige stad, die voor mij heel Pools aandoet. Niet alleen omwille van de talrijke kerken. Zoals in Estland en Letland bezocht ik ook in Litouwen het museum dat aan de Sovjetbezetting herinnert, met name aan de activiteiten van de KGB. In dit geval ook gehuisvest in het voormalige gebouw van de Geheime Sovjetdienst. Compleet met een goed bewaard cellenblok.

In 1938 verdeelden Nazi-Duitsland en de Sovjets Polen en het Balticum onder elkaar. Dat leverde de regio afwisselende bezettingen vanuit het Westen en het Oosten op. Een moeilijk hanteerbaar verleden, maar vooral economisch maakten ze vanaf 1990 een heldere breuk. Vandaag zijn de Baltische landen degene die in de economische crisis de sterkste veerkracht vertoonden (en Polen wist de crisis zelfs zo goed als helemaal te ontwijken).

Daar ligt dan een verschil met Slovenië : dat pakte de overgang minder intelligent aan, en liet zich iets te veel door de corporatistische buren in het Westen inspireren. Dat bezorgt het land nu iets minder goede papieren. Maar ik twijfel er niet aan dat beide “kleintjes” in het verenigde Europa van vandaag en morgen hun mannetje wel zullen staan.

60° Noord

60° Noord

De vierjaarlijkse regionale conferentie van de ILO ging door in Oslo. Ik heb niet zoveel feeling met die Internationale Arbeidsorganisatie, al besef ik wel dat de meerwaarde buiten Europa veel groter is dan op dit continent, zodat mijn Europese bril mijn oordeel vertekent. De regionale conferentie is bovendien een wat vreemde constructie. Ze brengt in theorie 51 landen samen, maar eigenlijk groepeert ze de EU, Rusland, Turkije en wat landen die sterk bij die laatste twee aansluiten. Waarbij de EU-structuren zo sterk uitgebouwd zijn, en het interne EU-debat zo intensief en breed is, dat de Unie de conferentie aan de ene kant domineert en aan de andere kant ook leegzuigt : de discussie binnen de EU voeren we immers beter op ons eigen terrein.

Maar het blijft interessant om de ILO in werking te zien, en het feit dat de organisatie zich de voorbije jaren als gesprekspartner voor het IMF, de G20 en de OESO heeft gevestigd, maakt dat vooral de echo’s van het mondiale debat toch interessant waren. Ook al omdat zowel IMF als OESO sterk aanwezig waren. Zodat ik de voorbije twee weken ook twee keer de oud-premier tegen het lijf liep, eerst in Parijs en daarna in Oslo. Ik vrees dat hij niet wist dat er daar in het noorden een café bleek te zijn waar in de bierkaart de afdeling “Westvleteren” een heel blad besloeg, met verschillende jaargangen. Wie weet wat alcohol in Noorwegen kost (onder de 10 EUR heb je nergens een glas wijn), kan zich iets inbeelden bij de prijs van een Westvleteren uit 1997 !

Wie hier af en toe iets leest, zou kunnen weten dat ik altijd graag in Noord-Europa kom. Dat de zon er ook was, maakte het extra leuk om eens opnieuw rond te kijken in de stad waar ik tien jaar geleden al eens was. Het blijft een mooie, moderne “no nonsense” stad. Maar die wel getekend is door wat Anders Breivik er enkele jaren geleden aanrichtte. Het gebouw waarop hij een aanslag pleegde staat er nog bij als toen, maar vooral de zeer on-Scandinavische politie-aanwezigheid maakt duidelijk dat hij zijn land veel pijn heeft gedaan. Al bleef gelukkig de Noorse basishouding van redelijkheid en openheid bewaard.

Come the day and come the hour…

Come the day and come the hour…

Ik ben terug uit Dublin. Daar ben ik niet voor de eerste keer in dit half jaar geweest, en het zal ook niet de laatste zijn : de Ieren hebben het Voorzitterschap van de Europese Unie van Cyprus overgenomen, en dus wordt ik een aantal keren in hun hoofdstad verwacht. Niet dat ik dat erg vind : Dublin is een mooie en gezellige stad, waar ik me gemakkelijk thuisvoel.

Deze keer heb ik er ook een weekendbezoek aan gekoppeld. Dat was lang geleden (bij het vorige Voorzitterschap in 2004 heb ik er ook eens enkele dage doorgebracht) en er was een goede aanleiding voor : dankzij een Ierse collega raakte ik aan felbegeerde tickets voor de Six Nationsrugbymatch die de groene Ieren tegenover “les bleus” plaatste. De plaatsen bleken ongehoord dicht bij het terrein, aan het midden van het veld. We zouden er zo heen zijn kunnen wandelen, maar toeschouwers die het terrein op gaan worden in het voetbal al niet zachtzinnig behandeld door de spelers. Je zal maar een “prop” tegen krijgen…

Ik heb ervan genoten. De wedstrijd was niet van het allerhoogste niveau : zowel de Fransen als de Ieren zijn niet aan hun sterkste toernooi bezig. Maar dat bracht de spanning erin, en terwijl het er na de eerste helft nog naar uitzag dat de Ieren Frankrijk puntenloos naar huis gingen stuurden, sleepten onze zuiderburen (die in de tweede helft overigens een ingehuurde Waal inbrachten) een 13-13-gelijkspel uit de brand. Ook al omdat de Ieren door de scheidsrechter kort voor het eind een “penalty try” ontzegd werden. Vooral dan blijkt trouwens waarom ik het rugbypubliek boven een stadion vol voetbalsupporters verkies : eens de beslissing genomen, legt iedereen er zich bij neer. En kan je weer ongestoord “Allez les bleus” roepen, als je in een vak vol groene supporters zit.

Of omgekeerd, want er was heel wat Frans blauw in het mooie Avivastadion aanwezig. Ik schat een kleine 20.000 van de 55.000 toeschouwers. Dat was uiteraard ook in de stad te merken, waar de Fransen de pubs mee bevolkten. Nu, er is ook moeilijk aan te weerstaan, de gezellige Ierse kroegen met live muziek. En ik ben geen alcoholdrinker, maar laat ik nu nét een uitzondering maken voor een frisse Guinness van het vat en voor een goede whisk(e)y…

Op zondag bezochten we de ijskoude (maar sneeuwvrije) stad. Dat bracht ons onder meer naar Kilmainham Gaol, waar ik nog niet was geweest. Indrukwekkend, die goed bewaarde 19e eeuwse gevangenis (die er dus per definitie uitziet zoals de meeste Belgische gevangenissen vandaag…) die een belangrijke rol speelde in de Ierse geschiedenis. Hier werden de leiders van de Easter Rising in 1916 geëxecuteerd, wat vaak wordt beschouwd als de eerste stap naar de Ierse onafhankelijkheid.

Ik kende die geschiedenis redelijk goed (en wie ze niet kent, doet er goed aan om “The Wind that Shook the Barley” eens te bekijken), maar een bezoek aan de plek maakt het net iets visueler. Bovendien gaf ze me een aanknopingspunt toen ik maandagavond plots bleek een speech van de Ierse collega’s te “mogen” beantwoorden : tussen 1916 en 2016 heeft Ierland een unieke en heel bewogen eeuw achter de rug. Bovendien toont het land nu opnieuw een ongelooflijke veerkracht nadat het door de economische crisis bijzonder zwaar werd getroffen – met een zin voor (zwarte) humor die je ook al elders niet vindt. Ik heb Ierland ook bedankt voor de gastvrijheid – maar erbij gezegd dat die gastvrijheid nergens zo natuurlijk en vanzelfsprekend aanvoelt.

Ik had dus gerust nog wat langer willen blijven. De NMBS moet dat begrepen hebben : ze besloot dat ik nog een nachtje langer op hotel mocht blijven na mijn terugkeer. Weliswaar niet in Dublin, maar bij Brussel-Noord. No nay never…

Attaché af

Attaché af

Ik heb de diplomatie verlaten. Neen, niet dat ik me plots minder (of meer) diplomatisch ga uitdrukken. Maar de voorbije zestien maanden had ik een @diplobel.fed.be-mailadres, en kon me dus een beetje “diplomaat” noemen. Al blijft die term eigenlijk voorbehouden voor de collega’s van Buitenlandse Zaken met een “echte” diplomatieke carrière, mijn halftijdse detachering naar de Permanente Vertegenwoordiging van ons land bij de Europese Unie maakte van mij toch min of meer een deel van dat korps.

Het heeft me in elk geval de kans gegeven om er wat meer een zicht van binnenuit op te krijgen. In de eerste plaats dan op de werking van onze eigen PV, maar het toeval heeft ook gewild dat ik er relatief veel contact met ambassades elders heb gehad. Omdat we in het kader van de EU werken, kon ik ook vergelijken met de andere Lidstaten. Ik vond het een bijzonder leerzame ervaring, zoals ik deze morgen ook tegen de collega’s, de sociale attachés van de 26 overige EU-Lidstaten, heb gezegd. Omdat de instellingen van de Raad in een moeilijke setting met veel institutionele evenwichten degelijk werk afleveren. Omdat het boeiend om te zien is hoe besluitvorming met unanimiteit of met gekwalificeerde meerderheden werkt – en soms uiteraard ook niet werkt. En ook omdat ons land daar ondanks een zo mogelijk nog ingewikkelder binnenlands institutioneel kader niet uit de toon valt – ook al halen we niet het niveau van bijvoorbeeld de zeer geoliede Britse diplomatieke “machine”. Ik heb er veel waardering voor het professionalisme, de creativiteit en het improvisatietalent van mijn (nu ex-)collega’s aan overgehouden. En hoewel een blik in de interne keuken altijd maakt dat je ook al eens ziet wanneer het potje overkookt, ik ben er desondanks nog meer overtuigd geraakt van de meerwaarde die de EU voor haar burgers heeft.

Mijn EMCO-taak kan ik niet combineren met een opdracht binnen de PV. Dat verlost me meteen ook van de nadelen, zoals de soms moeilijke agenda en beperkte eigen inbreng in sommige standpunten die er ingenomen worden. Toch ga ik mijn bureau in de Wetstraat een beetje missen. Wat ik eerlijk gezegd niet had verwacht toen ik er begon.

Sub sole

Sub sole

Eigenlijk wil de traditie dat ik in de dagen na verkiezingen naar Helsinki ga. Maar de kalender van de Europese Voorzitterschappen had deze keer een heel andere bestemming in gedachten : opnieuw het nog steeds zeer zonnige Cyprus. Voor een conferentie over jongerenwerkgelegenheid en voor de gebruikelijke “informele” EMCO-vergadering die elk voorzitterschap organiseert. Een heerlijk zomerzonnetje, de gastvrije Cyprioten en het EMCO-werk bleken uitermate geschikt om even afstand van Essen te nemen. Al heeft dat niets aan mijn analyse van de verkiezingen veranderd, noch aan het voornemen om er weer met heel veel energie tegenaan te gaan in de gemeenteraad. Zaterdag ben ik trouwens opnieuw naar het gemeentehuis getrokken om wat stukken in te kijken. Uit interesse, maar ook wel als statement…

De vergaderingen gingen opnieuw door in Nicosia, maar ook het “nevenprogramma” speelde zich nu in de stad af. Zodat ik wat meer zicht kreeg op het vreemde samenspel van de (“Griekse”) republiek Cyprus, de alleen door Turkije erkende noordelijke republiek en daartussen de VN-bufferzone. De indruk die het geheel op mij achterliet was die van een conflict dat stilaan vooral ritueel geworden is, en waarvoor een (confederale) oplossing haalbaar moet zijn. Een conflict ook dat een wonde slaat in de stad, met een verwaarloosde strook waar eigenlijk het hart van Nicosia zou moeten zijn. Ik wens de Cyprioten veel wijsheid toe. En moeilijke onderhandelingen moeten toch gemakkelijker verlopen op een terrasje aan zee, bij een temperatuur van 25° en een zacht briesje. Eind oktober…

Citius, Altius, Fortius

Citius, Altius, Fortius

Mijn lange stuk over de Spelen was nog niet af. In mijn hoofd zaten nog twee zaken die ik ook kwijt wilde. Sowieso hoort er een lijstje van de atleten bij die voor mij het meest opvielen en ontroerden. Ook al omdat het lijstje me naadloos bij het tweede onderwerp zal brengen.

Ik heb besloten er zeven uit te pikken. Vier Britten, want Team GB heeft nu eenmaal deze Spelen gemaakt. Drie keer goud, één keer zilver. Laura Trott, die in mijn vorige stukje al aan bod kwam. Jessica Ennis, omdat ik haar live heb gezien, maar vooral omdat ze onder de ongelooflijke druk als topfavoriete (ze stond op de posters van de Spelen vooraleer ze één meter had gelopen) de zevenkamp op haar naam wist te schrijven – toch een nogal pittig atletiekonderdeel. Gemma Gibbons, die ik ook live zilver zag behalen, en wiens levensverhaal daar méér dan goud van maakt. En Mo Farah, die door het thuispubliek naar de overwinning werd geschreeuwd op de 5.000 en de 10.000m, en daar zo ongelooflijk blij mee was (een mens zou voor minder, natuurlijk).

Aan die vier voeg ik Khalil Mahmoud Abeer Abdelrahman toe. Een Egyptische gewichthefster, die ik vijfde zag worden maar die vooral herinnerd zal worden omdat ze onder de halter terechtkwam. Maar haar durf, en het feit dat ze daar als Egyptische gewoon stond, vind ik een vermelding waard. En dan nog twee gymnasten : Gabrielle Douglas, de Amerikaanse die de meerkamp bij de vrouwen won en Epke Zonderland, de Nederlander die aan de rekstok op magistrale wijze goud haalde. In Londen liep er véél oranje rond. Opvallend en luidruchtig, zoals dat blijkbaar hoort. Maar het scheelt natuurlijk als je ook iets hebt om trots op te zijn…

Het lijstje brengt me bij mijn tweede thema. Dat de Spelen zo goed zijn gelukt, ligt naar mijn gevoel voor een belangrijk deel aan het relatieve succes van het Britse integratiemodel. Dat blijkt uit Team GB – Ennis’ vader is van Jamaicaanse afkomst, Farah woonde tot zijn achtste in Somalië maar antwoordde op de vraag of hij niet liever voor dat land zou zijn uitgekomen : “Look mate, this is my country. This is where I grew up, this is where I started life. This is my country and when I put on my Great Britain vest I’m proud.” Maar topatleten “adopteren” is natuurlijk niet zo moeilijk. Het echte succes bleek veel meer uit de supporters en de vrijwilligers. Typisch Brits : op de paars-rode vrijwilligersuniformen werd vaak een hoofddoek gedragen. Ook op zeer zichtbare plaatsen – bij de medailleceremonies in de atletiek, bijvoorbeeld. En je zag ze regelmatig op straat, om je even vrolijk als de anderen een prettige dag toe te wensen of de weg te wijzen naar het dichtsbijzijnde metrostation (of toch het station waar ze je graag naartoe zagen gaan, niet altijd noodzakelijk het meest dichtbije…). Zoals je in Londen politiemannen met een tulband kan zien – en die zijn even veel politieman als de anderen. De hele vrijwilligersploeg leek me een perfecte weergave van de Londense samenleving, de massa die met de Union Jack rondliep al evenzeer.

En net dát zouden we hier niet kunnen. Omdat we verkrampen in het (zeer Franse) idee dat het openbare leven geen diversiteit zou mogen uitstralen. En omdat we aan de andere kant even goed verkrampen als we de problemen bij naam moeten noemen – al wie dat wel doet, wordt in een zeer rechtse hoek weggezet, en je moet al Groen-parlementslid zijn om daar min of meer aan te ontsnappen. Gelukkig doet Luckas Vander Taelen dat dan ook. Omdat we het ons niet kunnen voorstellen dat we ons hele sociale zekerheidsstelsel wat meer voorwaardelijk zouden maken, maar anderzijds de grenzen dicht willen houden om het niet te ondergraven – een PS-discours waarvan de dubbelzinnigheid en het fundamentele ethnocentrisme in Vlaanderen heel vaak gewoon klakkeloos wordt aanvaard. Waardoor we ook weer eerder de probleemgroepen onder de migranten aantrekken, die dan vervolgens onvoldoende rolmodellen à la Farah of Ennis hebben. Waarna we op basis van dezelfde logica hen niet eens aanmoedigen om zich wél op te werken in onze samenleving.

De dag dat héél Molenbeek voor Hellebaut supportert, en heel Essen voor de vrouwen van Marokkaanse afkomst in het hockeyteam en in het boksen (?) – wel, die dag moeten we nóg niet beginnen aan de Spelen van Brussel. Maar onze economie, onze samenleving én onze medailleoogst zullen er wel beter bij varen.

(Ik heb in dit stukje even abstractie gemaakt van de complexiteit van het Verenigd Koninkrijk, met name wat Schotland, Wales en Noord-Ierland betreft. Maar zoveel verandert dat niet aan het verhaal : ook een Schot met een hoofddoek is een Schot, en Alex Salmond gaat dat niet tegenspreken.)

The Games of the XXXth Olympiad

The Games of the XXXth Olympiad

De Olympische Spelen hebben me altijd gefascineerd. Ik herinner me dat we in 1984 tijdens de spelen in LA zoals toen elk jaar in “Zon en Zee” zaten, en dat de uitzendingen van de spelen op een groot scherm me zeker zoveel interesseerden als het Noordzeestrand. Verder is nochtans aan mij een groot sporter noch sportkijker verloren gegaan. Maar de Spelen hebben iets magisch, iets dat verder reikt dan een wereldkampioenschap of een Ronde van Vlaanderen. Bovendien waardeer ik het egalitaire karakter, dat maakt dat je sportprestaties voor één keer tegen elkaar kan afwegen : goud is goud, of dat nu op de 100m sprint is, of in pakweg het Grieks-Romeins worstelen. Daarom vind ik het goed dat alle sporten op de spelen gehouden worden, zodat ook pakweg de tenniskampioenen van deze wereld op gelijke voet worden gezet met de schermers.

Toen mijn broer bij de start van de ticketverkoop dus opperde om naar de Spelen te gaan, leek me dat wel een goed idee. Zodat we meteen bij de eerste serie tickets die werd aangeboden onze kans hebben gewaagd, en al direct een mooi pakket te pakken kregen. Dat we dan later nog wat aanvulden, om zo vijf goed gevulde sportdagen te verzamelen.

De spannendste wedstrijd die we gezien hebben ? Het gewichtheffen bij de vrouwen in de categorie -75 ! Waarbij het goud naar Kazakhstan ging – het hoeft gelukkig niet altijd van Vinokourov te komen. In een samenvatting op tv is er niets aan te zien, maar het tactische verloop maakt een volledige wedstrijd heel genietbaar. De saaiste wedstrijd ? Voetbal, vrees ik. Zuid-Korea en Gabon hielden het op 0-0. Maar het Wembleystadion is een bezoekje meer dan waard.

Over Grieks-Romeins worstelen had ik het al : wel, dat het bekijken ook waard. Bovendien ziet het er allesbehalve te onderschatten uit. De Iraniër die het goud haalde in de categorie onder 55 kg zou ik alleszins niet graag ’s nachts tegenkomen (in Londen of Teheran, naar keuze) – ondanks het gewichtsverschil ! Bij het judo kregen we als toeschouwers het gezelschap van David Cameron en Vladimir Poetin; bizar om als “politiektoeschouwer” hoofdrolspelers van dit niveau live rond een sportveld tegen te komen. De Russische judoka deed dan maar wat van hem werd verwacht en haalde goud – het heeft wel iets om het Russisch volkslied te beluisteren in aanwezigheid van de president-dictator van dat land…

Verder stonden boksen, hockey, volleybal, atletiek en schermen op het programma. Ook die laatste sport is een stuk spannender dan ze er op tv uitziet, trouwens.

Wat viel op ? Wel, we hebben alleen maar volle zalen en stadions gezien. Die “lege zitjes” waar de pers het over heeft, zijn er wel, maar het gaat vaak over één vak in een hele zaal. Het enthousiasme van de Britten voor deze Spelen is dus groot. Bovendien werkt de organisatie er bewust aan om de sfeer (en het tempo) in de wedstrijden te houden. Ook dat waardeer ik aan de spelen : dat je in een zaal met tien (?) Kazachen toch met 6.000 mensen een Kazachse naar het goud kan schreeuwen – het vierde Olympisch record van de wedstrijd inbegrepen.

Hoe geraken al die mensen daar ? Onwaarschijnlijk vlotjes. Ik kende de Londense metro als een geoliede machine, maar dit sloeg alles. Gewoon van de wedstrijd naar de metro wandelen, en instappen. Daar kwam het meestal op neer. Ook als je met tienduizenden tegelijk afkwam. En ja, de rest van Londen was minder druk dan anders. De musea en musicals klagen erover. Je merkte het ook wel op plekken waar het anders veel drukker zou zijn. Wie de Spelen vermeed, zou wellicht een zeldzaam ongestoord bezoek aan de stad hebben kunnen brengen !

Al was vermijden natuurlijk geen evidentie. De parkoersen van de wegwedstrijden liepen langs de mooiste locaties van de stad. En je moest al heel ver wegkruipen om ze niet tegen te komen : de Olympische vrijwilligers om je de weg te wijzen. Daar wordt bij alle Spelen telkens lyrisch over gedaan. Wel, terecht, weet ik nu. Zeker voor de Britten. Ongelooflijk behulpzaam, en met hun typische mengeling van vriendelijkheid en de nodige humor. Agenten te paard die de kinderen spontaan uitnodigen om hun rijdier een goeiedag te komen zeggen, ik zie het nog niet zo meteen elders gebeuren. Het is een huizenhoog cliché, maar al die (vrijwillige en professionele) medewerkers zijn ongetwijfeld de echte helden van de Spelen.

Worden die dan misbruikt in een commercieel evenement, zoals je ook wel kan lezen. Eerlijk gezegd, ter plekke voelt het als zowat het minst commerciële evenement ooit aan. In en rond de stadions is geen enkel reclamepaneel te vinden. Op de schermen die overal hangen heb ik in die vijf dagen één bedankje aan de sponsors gehoord. Er is ons geen bon, geen staaltje, geen folder, niets in de handen geduwd. Ja, er staat een McDonaldsrestaurant in het Olympisch Park. En je kan overal alleen met Visa (of cash) betalen. Haal dat weg, en de Spelen zijn voor de toeschouwers ongeveer zo commercieel als de gemiddelde kerkdienst. Voor een stuk is dat uiteraard schijn die bedriegt. Maar toch…

Moet ik het ook nog over de Belgische medailles hebben ? Daar gingen we niet voor, gelukkig maar. Waarom halen we die niet ? Omdat we ze niet willen – als overheid, en als bevolking. Omdat we een toevalstreffer hier of daar al heel wat vinden. Omdat we er niet voor kiezen te mikken op topsport – in de breedte dan nog. Omdat we zelfs onze sterktes niet gebruiken. We zijn een wielerland. Waarom doen we dan niet mee in het baanwielrennen (Jolien D’Hoore niet te na gesproken) – toch niet omdat we er écht van overtuigd zijn dat de 20e plaats in Putte-Kapellen belangrijker is ?

Ik vind deze foto één van de meest ontroerende en veelzeggende van deze Spelen. Bradley Wiggins hangt zijn gouden medaille – in het báánwielrennen – van 2004 om de hals van een klein meisje. Acht jaar later heeft hij die ene medaille van toen al lang niet meer terug nodig. Hij draagt er alweer een nieuwe, bovenop zijn gele trui van de voorbije Tour – de weg naar Parijs loopt blijkbaar ook niet langs Putte-Kapellen. Maar zij heeft hem ook niet meer nodig. Laura Trott won er zelf twee. Gouden. De laatste keer dat een Belg dat deed, was in 1920 – in Antwerpen.

En tenslotte : moeten we de Spelen niet naar hier halen ? Neen, natuurlijk niet. Je hebt een wereldstad met een fijnmazig transportnetwerk, met hotels, met een basisinfrastructuur nodig, of je moet alles in “the middle of nowhere” opbouwen. Die middle of nowhere hebben we niet, en dat is natuurlijk ook de duurste optie. En die wereldstad hebben we ook niet. Als er in Antwerpen of Brussel één ding te doen is op een avond, dan raakt alles al overlast. Wel, tijdens de Spelen zijn er elke dag enkele tientallen grote evenementen. Overal een beetje Spelen organiseren is ook geen optie, de essentie is nu eenmaal dat je alle sporten zoveel mogelijk samenbrengt. Mensen moeten op een uurtje van atletiek naar gewichtheffen kunnen. Niets voor ons dus. Maar hopelijk toch ooit nog eens in de buurt !

Twaalf sterren rond de zon

Twaalf sterren rond de zon

De wondere carrousel van het EU-Voorzitterschap draait op 1 juli een rondje, en zo belandde de voorzittershamer deze keer helemaal in het zuid-oosten. Het verdeelde eiland Cyprus kreeg de eer. Voor het geboorte-eiland van de godin Aphrodite, dat eigenlijk nooit EU-lid had mogen worden zonder eerst de hereniging tussen het Turkse en het Griekse deel te realiseren, is dat niet meteen het cadeau : het mag nu de eurocrisis mee beheren, waar het bovendien middenin zit.

Cyprus nodigde al meteen uit voor een informele ministerraad, onder de 40° warme julizon. Voor de deelnemers uit de noordelijke EU, die gebukt gaan onder het licht tegenvallende weer, gaf het meteen een heel andere kijk op het begrip “zomer”. Volgens een lokale gids is het er jaarlijks 340 dagen goed weer – de plaatselijke Frank Deboosere loopt dan ook veel minder risico dan onze nationale weergod om voor de Vierschaar te worden gesleept. Een diner op een terras aan het strand organiseren – het is weinig EU-Voorzitterschappen gegeven…

Je moet er wel iets voor over hebben. De rechtstreekse vlucht uit Brussel landt stipt om 1u ’s nachts in Larnaca. Daar hebben we een uurtje gewacht tot er voor iedereen een plaatsje gevonden werd. Om 3u waren we in Nicosia. Gelukkig konden de meesten uitslapen. Alleen de Commissie, de toekomstige Voorzitterschappen en enkele comités werden ’s morgens al op het appèl verwacht. Ik niet – tot ik plots waarnemend EMCO-voorzitter bleek. Of hoe ik mijn debuut als spreker op de ministerraad mocht maken, gesterkt door 4 uur slaap en de gelukkig sterke Griekse koffie…

Na afloop van de vergadering maakten we een strandtrip met de attachés, gekoppeld aan een bezoekje aan de prachtige Grieks-orthodoxe kerk waar Lazarus na zijn (tweede !) overlijden begraven werd. Het blijft vreemd, dat stukje EU waar de Syrische kust minder ver is dan Brussel van Luxemburg scheidt. Maar zelfs een vergadering geeft er méér vakantiegevoel dan hier dezer dagen een terras kan bieden !

Midnight Express

Midnight Express

Middernacht. Nous arrivons à Marbehan. Zonet leek het nog of alleen de maan meereisde. Vol van zichzelf, en desondanks een bescheiden licht in de Ardeense nacht. Toch stappen er nu mensen uit de trein. Wat zoekt iemand op een zondagnacht in Marbehan ?

We vertrekken terug. Le prochain arrêt est Arlon. Daarstraks, ondertussen vijf uur geleden, ben ik in Wildert op de fiets gestapt. De barbecue verlaten, waar het letterlijke vuur nog maar net plaats aan het maken was voor het figuurlijke. Op weg naar Luxemburg.

Het leek een realistisch plan. Of was het toch wat minder doordacht toen ik mezelf liet uitnodigen voor die vergadering ? Volstaan morgen de slides die ik op een kwartier bijeenschreef om zonder verder voorbereide tekst tien minuten vol te praten in de taal van Shakespeare ? Of toch in het Eurenglish idioom dat daarvoor doorgaat, maar dat de bard uit Stratford-Upon-Avon wellicht maar vreemd in de oren zou hebben geklonken. Na een nachtrust die noodgedwongen relatief beperkt zal zijn ?

Wait and see, zorgen voor straks. Ondertussen rijden we verder doorheen de nacht. De maan en ik. En de treinbegeleidster.

Mesdames et messieurs, ce train est limité à Arlon. Typisch het soort mededeling dat je van de NMBS liever niet hoort. Toch verrast het de reiziger in mij nog het meest dat ze er ook meteen de oplossing aan toevoegen : gewoon een andere trein. Zodat de kans reëel lijkt dat we zonder vertraging in de Groothertogelijke hoofdstad gaan arriveren.

Bij het overstappen valt het op hoeveel mensen blijkbaar net als ik de laatste trein naar Luxemburg hebben genomen. De couponnetjestrein heet dit ook wel, maar de banken zijn zelfs in het financieel paradijs rond de Place d’Armes al lang dicht. Wat doen wij hier dan ? De maan trekt het zich niet aan. Gelukkig maar, want wie zou hem verklaren dat de arbeidsmarktmaatregelendatabank een mens tot een treinrit van vijf uur kan verleiden ?

Of heeft hij het toch begrepen ? Op vijf uur kan je een hele maan(d) schrijven. Het laatste stukje zelfs live.

00:40. Nous arrivons en gare de Luxembourg, terminus de ce train.