Archief van
Categorie: Buitenland algemeen

Black lives matter

Black lives matter

En andere levens ook, maar dat is nu niet het punt.  De politiemoord op George Floyd in Minneapolis bracht het racisme in de Amerikaanse samenleving in het algemeen en bij de politie in het bijzonder nog eens voor het voetlicht.  Het is logisch dat dit net nu leidt tot stevig protest, met een president in het Witte Huis die racisme eerder aanwakkert dan ontmoedigt en die het (gewapende) blanke protest tegen de coronamaatregelen aanmoedigde en plaats van veroordeelde.

Dat er ook in Europa een grote solidariteit is met de protestbeweging in de VS, is een goede zaak.  Dat dit tot al te massale samenkomsten leidt in coronatijden, is dat dan weer niet, natuurlijk.  Er zijn genoeg andere manieren om te protesteren.  Dat de protesten in de VS niet altijd vreedzaam verlopen, valt uiteraard ook niet goed te keuren : met winkels plunderen is nog nooit een probleem opgelost.  Al ligt die sfeer van geweld ook aan het wel erg hardhandig optreden van de ordediensten daar.  En dat lijkt me meteen ook hét grote verschil met Europa.  Ook hier is er uiteraard racisme  in de samenleving, en wellicht ook bij sommige politiediensten.  Terecht zijn er waarnemers die op de balk in ons eigen oog wijzen : het is (te) gemakkelijk om tegen Trump en de VS te roepen zonder naar onszelf te kijken.

Ik vind het moeilijk om na te gaan hoeveel racisme er in de VS relatief gesproken is tegenover de EU-landen – waar ik dat ook onderling moeilijk vind om te vergelijken.  Bovendien is niet alle racisme hetzelfde, wat de vergelijking verder bemoeilijkt.  Onze geschiedenis is ook niet die van de VS : kolonialisme en slavernij, om er twee thema’s uit te pikken, zijn allebei natuurlijk verwerpelijk, maar het zijn wel twee verschillende zaken die een verschillende context uitmaken.  Om al die redenen durf ik niet zeggen dat er hier minder racisme zou zijn,

Wat ik wél weet, is dat onze samenleving hier minder gewelddadig is dan in de VS.  De kans dat een politie-arrestatie, al dan niet racistisch geïnspireerd, hier dodelijk afloopt is gewoon kleiner dan daar (neen, ze is niet nul, dat weet ik ook wel).  De kans dat een protest uit de hand loopt omdat de politie geweld uitlokt is dat ook.  Dat de politie in de VS er uitziet als Robocop en ook reageert alsof elke burger een potentiële moordenaar is, is ook begrijpelijk, overigens : de vrije wapendracht maakt dat de kans dat iemand gewapend is gewoon veel groter is dan hier.  Om al die redenen is de kans dat de vlam in de VS in de pan slaat veel groter dan hier, zonder dat dit meteen een oordeel inhoudt over de omvang van het probleem zelf.  En ook dat is een grote reden voor bezorgdheid, met een heethoofd als Trump in het Witte Huis.

Met Barack Obama hoop ik dat het protest erin slaagt om zo geweldloos mogelijk te blijven en zich te richten op de structurele veranderingen die nodig zijn in de VS-samenleving.  Iets doen aan het wapenbezit en de wapenverkoop hoort absoluut in dat lijstje thuis.

De Coronaparadox

De Coronaparadox

De regels mogen dan wel wat versoepeld zijn, “blijf in uw kot” is vooralsnog nog steeds het uitgangspunt.  Wat mij betreft terecht : ik zou me een stuk veiliger voelen als er niet meer elke dag enkele tientallen overlijdens en ziekenhuisopnames zouden worden aangekondigd.  Al heb ik ook veel begrip voor gezinnen, kinderen, (groot)ouders… voor wie het kot veel te eng geworden is.  Onze overheden dansen op een slappe koord, en dat is een positie die niemand hen zou mogen benijden.

Maar ondertussen zit ik dus meer dan twee maanden thuis.  Als ik er op terugkijk, dan stel ik een merkwaardige paradox vast.  Ik heb de voorbije twee maanden meer gewerkt dan anders.  Qua aantal uren, en ook qua werkvolume.  Ik ben van thuis uit meer “aanwezig” geweest voor mijn collega’s, ik heb zelf analytisch werk gedaan waar ik anders zelden aan toekom en heb alle vergaderingen in het binnen- en virtuele buitenland bijgewoond waar ik werd verwacht, al moet ik toegeven dat zeker de eerste weken sommige internationale instellingen wat aanpassingsproblemen hadden en dus minder werk verzetten.  Maar dat extra werk is niet ten koste gegaan van mijn mandaat als gemeenteraadslid, integendeel.  Zo heb ik wellicht voor het eerst sinds lang twee maanden lang geen vergaderingen gemist.  Ik heb ook geen enkele Griekse les moeten afzeggen.  Ik heb veel meer tijd doorgebracht met mijn vrouw dan voordien.  Ik heb bijna elke dag een wandeling gemaakt.  En ik heb méér afgesproken met vrienden dan voordien.  Tenslotte heb ik ook nog eens meer geslapen !

Aangezien er maar 24 uur op een dag zijn, ook in quarantaine, moet dat ten koste van iets zijn gegaan.  Ik heb mijn ouders niet bezocht, en dat is uiteraard een belangrijk gemis.  Ik ben ook niet op reis geweest, en dus hebben we ook de familie van mijn vrouw niet gezien.  En uiteraard heb ik ook voor mijn werk geen verplaatsingen gemaakt.  De rest van het saldo is voor rekening van de NMBS.  Ik nog niet welke conclusies ik daaruit wil trekken.  Ik vind reizen, in verschillende vormen, namelijk ook wel leuk.  En het verlangen naar een terugkeer naar de “normaliteit” is ook bij mij groot – ik krijg soms een punthoofd van al het televergaderen.  Maar ik kan anderzijds de vaststelling ook niet ontkennen dat minder ook meer is.

Anders

Anders

“Waarom is deze avond zo anders dan alle andere avonden ?” – het is een vraag die bij het joodse paasfeest hoort.  Maar het voorbije weekend hoorde ze wellicht nog beter thuis bij het orthodoxe paasfeest, met name bij de paasnacht in Griekenland.  Dat vraagt enige context.  Normaal vieren de Grieken Pasen met familie en vrienden, en vooral : niet in de stad.  In Groot-Athene wonen 3,7 miljoen mensen (op een totale Griekse bevolking die ongeveer gelijk is aan de Belgische), maar met Pasen loopt het leeg : iedereen trekt naar “het dorp” waar hun familie vandaag is, en/of naar een buitenverblijf, aan de kust of elders.  Daar wordt gewacht tot middernacht op Paaszaterdag, wanneer iedereen zich vóór de kerk verzamelt totdat de priester de verrijzenis van Christus aankondigt, wat begroet wordt met vuurwerk.  Iedereen neemt dan het licht van de Paaskaars mee naar huis, waar vervolgens gegeten en gedronken wordt (met name de traditionele paassoep, waarvan het recept beter achterwege blijft).  ’s Anderendaags verzamelen families en vriendengroepen zich rond een lam of geit aan het spit, begeleid met muziek, dans en (veel) wijn.  Athene ? Daar valt die dagen helemaal niets te beleven.

Maar deze keer was alles dus anders.  De Griekse overheid was er zich heel goed van bewust dat het een moeilijk weekend kon worden.  Het werd nog explicieter dan in de weken voorheen verboden om naar “den buiten” te trekken, met controles op alle uitvalswegen op de steden.  De massale politie-aanwezigheid leidde uiteindelijk tot 51 boetes.  Alle kerken (en wie er ooit geweest is weet hoeveel er dat zijn) gingen op slot.  De politie is een keer of 5 moeten tussenkomen, maar verder vond elke kerkdienst (en zoals bij ons in de goede week zijn er dan nogal wat, bovendien met een minder groot priestertekort wegens een minder streng celibaat) achter gesloten deuren plaats.  En om middernacht vierde zowaar Athene Pasen, met kaarslicht en vuurwerk vanop de balkons.  Wat voor een uniek gevoel van samenhorigheid zorgde in een stad die daar in het algemeen niet voor bekendstaat, wat niet zo vreemd is voor een snel gegroeide en zeer dicht bevolkte stad, met een ruimtelijke ordening die wellicht nog slechter is opgevat dan we in Vlaanderen gewoon zijn (en dat wil wat zeggen).

Dat het “wonder van Pasen” uiteindelijk zo gemakkelijk tot stand kwam, past wel in het verhaal van Griekenland tijdens de coronacrisis.  Een land dat na jaren van zware economische crisis snel en doortastend besloot om de economie grotendeels stil te leggen en om de grenzen te sluiten (in een land dat voor 30% van zijn BBP afhankelijk is van toerisme).  Zonder dat er meteen een binnenlands “draagvlak” voorhanden was, want er waren nauwelijks gevallen van corona bekend.  Wat wel hielp was dat de toestand in Italië dat draagvlak creëerde, aangezien dat land zowat het “referentiebuitenland” is.  Zoiets als Nederland voor Vlaanderen, of Frankrijk voor Wallonië.  Vervolgens werd er net zoals bij ons voor gekozen om in de eerste plaats wetenschappers vooruit te schuiven in de communicatie, en met Sotiros Tsiodras heeft Griekenland daarbij ook nog eens het geluk dat het over iemand beschikt die nog sterker en (geloof)waardiger dan de (ook al onvolprezen) Marc Van Ranst en Steven Van Gucht uit de hoe komt.  Waarbij de inspanningen ook resultaten opleveren : Griekenland telt ongeveer 50 keer minder coronaslachtoffers dan België.  Op de dagelijkse persconferenties worden ze in eenheden geteld, niet in tien- of honderdtallen.  Dat is uiteraard  zeer belangrijk voor een gezondheidssysteem dat structureel langs alle kanten rammelt én zware klappen kreeg tijdens de economische crisis – al kan het wel bogen op erg goede dokters; wie bij ons in een willekeurig ziekenhuis de namenlijst van specialisten overloopt, komt daarbij onvermijdelijk Griekse namen tegen.

Een situatie waar het land ook moet uit put, die het gemakkelijker maakt om de maatregelen vol te houden.  En zo herontdekt een vaak zwaar verdeeld land de kern van sociale cohesie die nooit weg was, maar al te vaak versmacht leek in een cliëntelistisch politiek systeem, met een bureaucratie die jaren achterloopt en waarbij radicaal populistisch opbod niet wordt geschuwd.  En ja, het vervult de Grieken met lichte trots dat ze nu plots het gidsland zijn.  Al blijft dat uiteraard gedempte trots, want het gaat over een pandemie.

Natuurlijk is er ook wat toeval mee gemoeid.  Grieken gaan niet op skivakantie in Italië of Oostenrijk (ze kunnen in eigen land skiën indien gewenst), carnaval valt wegens de orthodoxe kalender een week later dan hier en kon nog worden gestopt, … Maar toeval speelde ook bij de economische crisis een rol, dus het daar nu helemaal op steken zou erg onfair zijn.

En zo werd Pasen 2020 in Griekenland een dag als geen andere.  Waarbij de barbecue op het balkon in de stad werd uitgestald, of een spit werd geïmproviseerd, desnoods in de open haard.  Ik vermoed dat de vleesgeur in Athene voor één keer die van uitlaatgassen zal overstemd hebben.  En waarbij de “verrijzenis” ook een beetje een andere betekenis kreeg.  Tijdens de coronapersconferentie werd gezegd dat Pasen 2020 wellicht in de eerste decennia niet meer zal worden vergeten, en mogelijk nog langer.  Dat denk ik eigenlijk ook.  En ik hoop dat het gevoel van samenhorigheid ook nog lang zal meegaan.

Ik heb hier de laatste weken blijkbaar meer over Griekenland dan over andere onderwerpen geschreven.  Dat is ook toeval, maar het is vandaag ook gewoon gezond, denk ik, om even weg te dromen.  Het weze me vergeven.   

Molgetal

Molgetal

Het was van de eerste reeksen, met Michiel Devlieger, geleden dat ik nog eens naar De Mol had gekeken.  Maar de nieuwe reeks werd opgenomen in Griekenland, en bovendien bleken onze zondagavonden wegens corona niet gevuld met een treinreis naar Brussel, zoals we ze voordien vaak doorbrachten.  Dus zetten we De Mol op ons programma.  Zoals erg veel Vlamingen, klaarblijkelijk.  Ik heb het me om veel redenen nog niet beklaagd.  De eerste afleveringen gingen door in de streek waar we vorige zomer op vakantie waren, met de bergen van Meteora en de Zagarochoria, en met de zee in Parga.  Het hotel waar de deelnemers verbleven wisten we meteen te signaleren, en op enkele andere plekken zijn we ook geweest.  En de man die in de vorige aflevering met fruit werd behangen en als model dienst deed, blijkt dus ook gewoon een redelijk bekende Griekse acteur.  Een gevoel van herkenning is altijd meegenomen als televisiekijker…

Maar ook los van de setting is De Mol dus nog steeds ook sterke televisie, die je onvermijdelijk in het verhaal meesleept, met een uitstekende verhaallijn.  Het gegeven “Griekenland” wordt gebruikt, maar zonder dat het echt te clichématig wordt.  En het is ook gewoon een erg goed spel, met opdrachten waar strategie en schijnbare onkunde zo dicht bij elkaar liggen dat je iedereen gaat verdenken.  En niemand.  Ik had me voorgenomen om me niet af te vragen wie de mol zou zijn, maar dat kan je dus klaarblijkelijk niet voorkomen.  Het is Bart, en Jolien wint het spel.  Of andersom.

Autoriteit

Autoriteit

Verordening 2019/1149 van het Europees Parlement en de Raad richt de Europese Arbeidsautoriteit op, beter bekend -zo gaat dat- onder de Engelse naam European Labour Authority, of -zo gaat dat- onder de afkorting ELA.  ELA Is het resultaat van naar Europese normen supersnelle besluitvorming : Jean-Claude Juncker stelde de oprichting ervan voor in zijn “State of the Union” speech op 13 september 2017.  Zelfs voor veel ingewijden kwam het voorstel toen als een verrassing; het is dus niet zo dat het idee al lang ergens lag te “rijpen”.  Dat maakt het nog opmerkelijker dat er zo snel overeenstemming over kon worden gevonden.  Zodat Juncker zelf het lint bij de openingszitting van de Raad van Bestuur nog kon doorknippen.

ELA komt er om eerlijke arbeidsmobiliteit in de interne markt van de EU te bevorderen.  Dat betekent dat ELA mee moet zorgen voor duidelijke, toegankelijke en transparante informatie voor alle werkgevers en (potentiële) werknemers die grensoverschrijdend willen werken.  Daarnaast moet ELA helpen om regels voor dat grensoverschrijdend werken effectief te handhaven, vooral door de samenwerking tussen de inspectiediensten en de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken.  Dat is een korte omschrijving, maar er schuilt uiteraard een pak werk achter : als een bedrijf uit Estland mensen tewerk wil stellen in Duitsland, dan moet het (delen van de) de Duitse regelgeving naleven.  Dus moet het die kunnen terugvinden, en ook de betrokken werknemers moeten kunnen vinden waarop ze recht hebben.  En in geval van twijfel moet de Duitse inspectiedienst informatie kunnen inwinnen in Estland.  Eventueel moet er zelfs een gecoördineerde of gezamenlijke inspectie kunnen plaatsvinden.

In een gemeente als Essen kunnen we er ons iets bij voorstellen : we kennen hier al jaren veel grensarbeid, en de juiste regels daarrond zijn niet altijd even gemakkelijk.  In de grote Europese eenheidsmarkt is het uiteraard allemaal nog ingewikkelder, en is ook de kans dat het misloopt groter.  Ook dat zien we soms bij ons, natuurlijk : de werknemers van elders die hier soms moeten leven in slechte omstandigheden, en waarbij oneerlijke concurrentie wordt gecreëerd.  Anderzijds : probeer als eerlijk bedrijf vanuit een ander land maar eens exact te weten aan welke regels bij ons en in Nederland moet worden voldaan, als je in de grensstreek wil werken.

Om de oprichting van ELA voor te bereiden werd ook een adviesraad opgezet.  Ik mocht daar deel van uitmaken.  Dat was niet altijd eenvoudig, omdat we ons werk moesten doen terwijl nog volop werd gediscussieerd over wat en hoe ELA zou moeten doen.  Zelfs de naam was voorwerp van discussie.  En de vestigingsplaats, natuurlijk, waarbij de keuze uiteindelijk op Bratislava viel.  Dat maakte onze discussies soms een beetje abstract, terwijl de discussies over de verordening zelf, zoals dat altijd gaat, tot in de details gingen.  Daarbij werd ook beslist hoe ELA er in de praktijk zal uitzien : eens de Autoriteit volledig operationeel is, zullen er 144 mensen werken, met een budget van 50 miljoen EUR.  Ter vergelijking : dat budget is ongeveer het dubbele van het Essense gemeentebestuur, het personeelsbestand is niet iets kleiner dan het Essense.

Met de oprichting en dus ook het einde van de adviesraad had mijn ELA-activiteit er kunnen opzitten, maar dat bleek niet het geval.  Ik kreeg het voorrecht ook het Belgische zitje in de raad van bestuur op te nemen.  En op de tweede vergadering daarvan, vorige dinsdag in Bratislava, ben ik ook tot de eerste voorzitter van die raad van bestuur verkozen.  Ik doe dat graag, proberen consensus te creëren en diverse achtergronden en inzichten op één lijn te krijgen.  En ik vind het bijzonder boeiend om te zien hoe een structuur van nauwelijks enkele mensen (formeel zijn er nu drie in dienst) die nu nog in andermans kantoren zit binnen enkele jaren moet uitgroeien tot een slagkrachtige Autoriteit, die naam waardig.

 

Plantage

Plantage

Het is een traditie geworden, de jaarlijkse wandeling met N-VA/PLE in Essen of omstreken.  We -in casu Josée Van Doren, die steevast de bestemming uitkiest- gingen we het ook dit jaar niet ver zoeken.  We bezochten het landgoed “Wouwse Plantage”, op een steenworp van Hoek.  Eigenlijk was het brandweermuseum aldaar ons eerste doel, maar ook de andere gebouwen zijn het bekijken waard.  En de wandeling door de omliggende natuur, nabij het vliegveld, was dat zeker ook.

Het gebied heeft trouwens zeker zoveel banden met onze kant van “de meet” als met de overkant : zo werd het in 1848 gekocht door de Antwerpse bankier De Caters, die nog burgemeester van Berchem is geweest.  En eigenlijk is het ook daarna in handen van landgenoten gebleven.  Het meest intrigerende gebouw vond ik de voormalige herberg die nu als woning wordt gebruikt. De stijl deed me aan pakweg de Baltische landen denken, maar ik kan er helemaal naastzitten.  Volgens onze dorpsgids Maria Gommeren, die ons zoals steeds voortreffelijk rondleidde, had het nog als paviljoen gefungeerd op de wereldtentoonstelling in Antwerpen.  Maar een korte opzoeking op het internet leerde me niet welk paviljoen het dan was, en ook niet om welke tentoonstelling het ging.  Er moet toch nog meer te vinden zijn over dit bijzondere bouwwerk, denk ik dan.

Laat dat overigens vooral geen afbreuk doen aan mijn waardering voor het brandweermuseum zelf.  De collectie is indrukwekkend voor een klein museum, en wordt door een beperkte groep vrijwilligers piekfijn onderhouden.  Een aanrader dus, al dan niet in combinatie met een wandeling door de Plantagebossen.  Individueel bezoeken kan af en toe, een groepsbezoek kan je vastleggen bij de Roosendaalse VVV.

En zo moest ik nog maar eens vaststellen dat ik de Essense omgeving eigenlijk niet echt goed ken.  Wat natuurlijk meteen ook het plezier inhoudt dat ik nog veel kan bijleren !

Ode aan Helsinki

Ode aan Helsinki

Brussel-Lissabon-Brussel-Helsinki-Limassol-Brussel in tien dagen.  Een “uitdaging” heet dat dan.  Al was ik niet alleen, want een Portugese collega deed op dezelfde tijd de variant “Lissabon-Brussel-Lissabon-Helsinki-Limassol-Brussel”.  En de Portugese en Cypriotische zomerdagen die ik erbij kreeg maken natuurlijk ook iets goed.

Toch wil ik het hier even over het Finse deel van de uitstap hebben.  Ik was niet voor de eerste keer in Helsinki.  Ooit was het zelfs een soort toevallige traditie om de dagen na verkiezingen naar de Finse hoofdstad te trekken.  Die electorale link was er deze keer niet, maar Finland heeft wel het zesmaandelijkse voorzitterschap van de EU overgenomen van de Roemenen.  Een overgangsvoorzitterschap, in de nadagen van de Europese Commissie van Jean-Claude Juncker, en voor de opstart van de ploeg van zijn opvolgster Ursula Von Der Leyen.  Een ploeg trouwens met vier voormalige ministers uit de raad van werk en sociale zaken, waaronder Von Der Leyen zelf.  Toch wel opmerkelijk.

Naast het vergaderprogramma stond ook een bezoek aan een nieuwe architecturale parel aan de Finse kroon op het programma : Oodi – Fins voor “ode”.  In de vergadering noemde ik het ’s anderendaags een investering in het sociale weefsel, verpakt als bibliotheek.  Je kan er namelijk boeken ontlenen.  Of lezen.  Maar je kan er ook op een pc gaan werken.  Of gaan gamen.  Met een 3D-printer werken.  Of posters afdrukken – bijvoorbeeld om daarmee aan het net tegenover Oodi gelegen parlement te gaan protesteren.  Er staan naaimachines.  Je kan er een vergaderzaaltje reserveren (gratis).  Je kan er gaan studeren, voorlezen, een koffie gaan drinken.  Of gewoon gaan zitten.  Rondhangen zonder reden wordt er officieel aangemoedigd.Het gebouw werd gezet ter gelegenheid van de 100e verjaardag van de Finse onafhankelijkheid (van Rusland).  De ramen suggereren een soort eeuwige sneeuw in Helsinki, al maakt ook het grootste buitenterras van Helsinki er deel van uit.

We zagen veel jonge mensen, tieners en twintigers, vooral in de plekken zonder boeken – en zo zijn er veel in de bib.  Maar eigenlijk zagen we mensen van alle leeftijden.  Iedereen is er welkom, ook pakweg bedelaars die even de warmte willen opzoeken of een dutje willen komen doen.  Velen lopen er op kousenvoeten rond, want de bib is ook een beetje thuis.  Tolerantie is het kernwoord. Alleen storend gedrag wordt niet getolereerd, maar het ligt ook niet meteen in de Finse volksaard.  De architecten wilden er één van de meest vrije plaatsen in Noord-Europa van maken, en zo voelt het ook.

Met heel wat anderen vroegen we ons af of het ook in “onze” landen zou kunnen.  In ons geval vreesden we dat zoveel vrijheid tot misbruik zou leiden.  Dat er kritiek zou komen omdat de bib de mens en niet het boek centraal stelt, ook.  Dat de sociale cohesie gewoon niet groot genoeg is.  En dat net daarom zo’n bib fantastisch zou zijn.

Zeppos

Zeppos

Soms ontdek je ergens een onverwacht verband.  Dat overkwam me deze week.  Ik lees af en toe iets op deze blog (in het Engels) over Griekse muziek.    Ik stootte met name op dit artikel, over drie oude rebetikoliederen.  Laat ik het er maar meteen bij vermelden : de (oudere) rebetiko, de “Griekse blues”, is niet altijd de meest toegankelijke muziekstijl.  Ik las snel over de twee eerste stukjes van het artikel, en dan viel mijn blik op het stukje over een rebetikolied uit 1946, van de hand van de mij geheel onbekende Giannis Papaioanou (Γιάννης Παπαϊωάννου).  Een lied over ene “Kapitein Zeppos”, zowaar.  En hoewel ook die van vóór mijn tijd is was de link met de Vlaamse jeugdserie uit de jaren 1960 snel gelegd.

Toeval bestaat natuurlijk, maar dit leek me meteen iets te onwaarschijnlijk.  Ik zocht wat verder op het (onvolprezen wonder van) Wikipedia, en vond dat schrijver Louis De Groof blijkbaar deze uitleg gaf voor de naam “Zeppos” : Verbastering van Jan Stephorst. Maar in Griekenland, waar deze Jan Stephorst woonde, kon men dit niet uitspreken. Hierdoor werd de naam”Kapitein Zeppos”.  De link met Griekenland bleek dus wel degelijk “echt”.  Al klopt de rest niet.  De man in het lied heet Andreas en niet Jan, en van Vlaamse of Nederlandse roots is geen sprake.  En bovendien : op de “h”-klank na zie ik niet in waarom “Stephorst” niet uitspreekbaar zou zijn voor Grieken.  Die verbastering is dus niet geloofwaardig.

Meer informatie vond ik niet.  Desalniettemin… het kan bijna niet anders of die De Groof, waarvan ik verder niets weet, moet het lied gekend hebben.  Of hoe een (redelijk obscuur) rebetikolied wellicht mee aan de basis licht van één van Vlaanderens meest succesvolle jeugdseries.  Tenslotte : in het lied zit een verwijzing naar “Koulouri”, en dat is een andere naam voor Salamina, het eiland waar mijn vrouw van afkomstig is.  Zes mensen van het eiland werkten op de boot van Zeppos, samen met zes “vluchtelingen” uit Klein-Azië.  Wie weet zat er bij die vissers dus nog verre schoonfamilie…

Epirus

Epirus

De zomervakantie bracht ons naar Griekenland.  Dat klinkt wellicht een beetje voorspelbaar, maar we kozen voor kant van dat land die wat minder vaak op de lijst van de zomerbestemmingen staat – toch zeker hier.  Na een weekje Athene (waar ik nog wat Griekse les volgde, voortbouwend op het mei-examen – waarvoor ik trouwens geslaagd was) en enkele dagen Salamina (waar zowaar een naschok van de recente aardbeving in de streek op het programma bleek te staan) trokken we naar Ioannina.  Dat ligt niet aan zee, wel aan een prachtig meer.  Het is ook de stad vanwaaruit Ali Pasja in naam van de sultan grote delen van Griekenland, Albanië en omstreken regeerde, en dat liet sporen na.  Een kasteel, een buitenverblijf en enkele moskeeën, met name.  Pasha kon een wreed heerser zijn, maar steunde de Griekse cultuur.  Hij volgde een onafhankelijke koers en onderhield goede contacten in West-Europa.  Dat bracht hem uiteindelijk ook in conflict met de sultan en kostte hem letterlijk de kop (die werd naar Istanboel gestuurd, de rest van Pasja bleef in Ioannina achter).  Zijn leger telde enkele Griekse generaals, en die gebruikten die ervaring nadien dankbaar bij de Griekse onafhankelijkheidsstrijd.  Pasja was van Albanees-Turkse origine, en lag zo ook mee aan de basis van de latere Albanese opstand tegen de Ottomanen.  Of hoe in de Balkan alles met elkaar verweven is – en de val van het Ottomaanse rijk ook minder een breuklijn was dan ze misschien lijkt.

Naast het meer met schilderachtig eiland en de kasteelcitadel staat Ioannina bekend voor het grottencomplex van Perama (groot en goed toegankelijk, dus de moeite meer dan waard), en voor het Vrellimuseum.  Dat is een wassenbeeldenmuseum, gemaakte door één man (Pavlos Vrellis), en gewijd aan de Griekse geschiedenis.  De sfeer doet meer aan het sprookjesbos van de Efteling denken dan aan Madame Tussaud’s.  Interessant curiosum.

Vanuit Ioannina bezochten we de Vikoskloof.  Die is dieper dan de Grand Canyon, wat voor een smalle kloof uitzonderlijk is.  Een indrukwekkend stuk natuur.  We bezochten ook twee van de 46 schilderachtige bergdorpen die samen de Zagarochoria worden genoemd, met name Mikro (Klein) en Megalo (Groot) Papingo.  Niet het Griekenland van de zee en het strand, maar dat van de bossen en de bergen.

Daarna trokken we wél kustwaarts, naar Sivota.  Een toeristische badstad die niet meteen veel charme uitstraalt, al is de zee er kristalhelder (zoals zo goed als overal aan de Ionische kust) en is de zonsondergang er zonder meer spectaculair.  Vanuit Sivota bezochten we Paxos en Antipaxos, twee eilanden die vooral omwille van enkele prachtige stranden bekendstaan.

Vervolgens leidden onze wegen naar Parga.  Ook vasteland, maar met de charme van een Grieks eiland.  We dwaalden er door de smalle straatjes, zwommen in de zee, aten vis op een terras met adembenemend uitzicht en bezochten er de neef van Ioanna, die ook onze getuige was bij ons huwelijk in Salamina.

Daarnaast trokken we tijd uit voor vier dagtrips.  De eerste bracht ons naar een reeks Ionische eilanden.  Met name naar Lefkada en Kafelonia, met enkele prachtige witte stranden die enkel vanop zee toegankelijk zijn, naar het Ithaka van de Odyssee en naar de eilanden (Skorpios en enkele kleinere) die Aristoteles Onassis ooit voor zichzelf kocht, en die nu door de Russische familie Rybolovlev worden verbouwd.  Dagtrip twee bracht ons naar Nekromanteio, waar in het Oude Griekenland vragen konden worden gesteld aan de doden, en vervolgens naar de rivier Acheron.  Er wordt vanuit gegaan dat die rivier model stond voor de mythologische Styx, waar de doden werden overgezet.  We wandelden door de (koude) rivier naar de bronnen ervan, en werden er ook in ondergedompeld, wat onsterfelijkheid zou moeten opleveren.  Voor wie het wil nadoen : opletten dat je alles onderdompelt, en niet zoals de moeder van Achilles je kinderen bij de hiel vasthoudt !  Het koude water deed deugd in de zomerse hitte, die elders in Griekenland voor grote bosbranden zorgde.  Wie na deze zomer nog aan de klimaatverandering twijfelt, is wellicht rijp voor de psychiatrie – of het Witte Huis, natuurlijk.

Dagtrip drie leidde naar Albanië, een land waar ik niet eerder was.  We bezochten het archeologische complex van Butrint (werelderfgoed) en de stad Sarandë.  In die badstad komen reeksen Italiaanse toeristen samen met Grieken, maar ook Serviërs, Kosovaren en uiteraard Albanezen.  Met hier en daar een Duitser of zelfs Nederlander-met-caravan.  De verkeerschaos die dat samen oplevert is „over the top” : dubbel parkeren is er dermate de norm dat je er als voetganger zo goed als overal veilig kan oversteken ! Albanië lijkt vooral op de andere Balkanlanden, met name op Montenegro.  En in het uiterste zuiden is de aanwezigheid van een Griekse minderheid ook erg merkbaar, niet alleen op de plaatsnaamborden.  Of hoe naast de geschiedenis ook de soms zwaarbevochten grenzen op het schiereiland altijd ook relatief zijn.

Onze laatste dagtrip leidde naar nog meer werelderfgoed : de kloosters van Meteora.  Hier keek ik vooraf het meest naar uit, en ik werd niet teleurgesteld.  De natuur bedeelde de regio met een reeks prachtige monolithische rotsformaties, en orthodoxe monniken bouwden er kloosters.  Hoe ze dat deden is minder evident, want tenzij voor ervaren bergbeklimmers zijn de rotsen niet meteen goed toegankelijk.  De combinatie van de rotsen met de kloosters is zonder meer uniek.  Op de terugweg stopten we nog in Metsovo, het dichtst dat een mens bij het Alpengevoel kan raken zonder Griekenland te verlaten.  Gejodeld wordt er bij mijn weten nochtans niet.

Tussendoor vierden we 15 augustus in Parga.  Die dag wordt overal in Griekenland gevierd, wegens het hoogfeest van Maria-Tenhemelopneming en omwille van de band met de Tweede Wereldoorlog (toen de Italianen op 15 augustus 1940 de “Elli” bij het eiland Tinos tot zinken brachten, nog vóór de oorlog tussen Italië en Griekenland uitbrak).  Maar in Parga wordt ook de terugkeer van de bewoners van de stad gevierd, bijna een eeuw nadat ze in 1819 in ballingschap vertrokken toen hun stad in handen kwam van de Ottomanen – van de al genoemde Ali Pasja dus.  Die verkreeg de stad die hij gedurende jaren probeerde te veroveren uiteindelijk door ze te… kopen.  Van de Britten.  Of hoe zelfs de perikelen rond Groenland niet zo uniek zijn in de geschiedenis…

Gekluisterd

Gekluisterd

Ik heb de voorbije jaren regelmatig een Grieks-orthodox klooster bezocht.  Dat zal wellicht niemand verbazen.  Vele zijn een bezoek ook meer dan waard.  Maar tot dit weekend was ik er nog nooit met de fiets naartoe gereden.  Ik werd er ook nog nooit in het Nederlands verwelkomd.  Om er vervolgens alsnog in het Grieks te worden rondgeleid…

Je hoeft er Brabant niet eens voor te verlaten.  Het enige Grieks-orthodoxe klooster van de Lage Landen bevindt zich in De Peel, bij Asten (er zijn er nog enkele Russisch-orthodoxe).  Als je van knooppunt 45 naar 89 fietst, duikt het in de maïs op.  We ontdekten het bestaan ervan toen we op zoek waren naar de tekst van de orthodoxe huwelijksviering in het Nederlands.  We besloten een bezoek te brengen, maar daar was nog enige planning voor nodig.  Uiteindelijk kozen we voor een weekendje in Deurne – er zijn hier in de omgeving twee Deurnes, waarvan één dus een charmant dorp in Nederland is.  Mocht het ooit van pas komen : De Zoete Zonde is een uitstekende bed and breakfast.  Met gehuurde fietsen reden we door de velden en de bossen richting Asten, uiteraard gebruik makend van de onvolprezen knooppuntenroutes.  En zo belandden we bij het klooster van de Geboorte van de Moeder Gods – al wie weet wanneer Essen-Kermis valt, weet meteen ook wanneer het klooster zijn jaarlijkse feestdag viert.  We werden door een Nederlandse zuster naar de kapel geleid, waar we haar Griekse medezuster ontmoette die ons het verhaal van het klooster, de kapel in het voormalige kippenhok en de mooie kloostertuin deed.  Ze zijn nog met vier, de zusters : naast de twee al genoemde nog één met een Amerikaanse en één met een Zweedse afkomst.  De Griekse zuster bleek afkomstig uit Athene, maar serveerde de koffie op zijn Nederlands en met bijhorend plakje cake.  Of hoe Griekse en Brabantse gastvrijheid elkaar vinden…

Wie de “richtingenstrijd” tussen de christenen in Nederland een beetje kent, weet dat één van de belangrijke vragen “des onderscheids” die is naar welke Bijbelvertaling wordt gebruikt : de “conservatieve” Statenvertaling of een wat vernieuwde variant ervan, de “katholieke” Willibrordvertaling… De zuster vertelde ons dat ze ooit de vraag kreeg welke vertaling zij gebruikte.  Haar antwoord dat ze de originele (Griekse !) tekst verkiest bleek maar moeilijk tot de Nederlandse bezoekers door te dringen…

Dankbaar voor de gastvrije ontvangst reden we van het bescheiden klooster terug naar het al even bescheiden Deurne, en vonden daar een uitstekend… Grieks restaurant.  Waar we bediend werden door Grieken die aangaven dat ze er maar erg weinig landgenoten op bezoek kregen en dus besloten om ons (ik werd meteen geadopteerd) op iets te veel glaasjes ouzo te trakteren.  We aten er erg lekker (alweer, wie ooit in de buurt zou komen…), en dankzij de wijn en dus de ouzo konden we nadien het optreden van een Brabantse would-be Freddie Mercury op het dorpsplein ook nog net waarderen (of toch minstens uithouden).  Op zondag fietsten we naar de Deurnsche Peel en wuifden Deurne met een welgemeend “houdoe” terug uit.