Archief van
Categorie: Buitenland algemeen

Plantage

Plantage

Het is een traditie geworden, de jaarlijkse wandeling met N-VA/PLE in Essen of omstreken.  We -in casu Josée Van Doren, die steevast de bestemming uitkiest- gingen we het ook dit jaar niet ver zoeken.  We bezochten het landgoed “Wouwse Plantage”, op een steenworp van Hoek.  Eigenlijk was het brandweermuseum aldaar ons eerste doel, maar ook de andere gebouwen zijn het bekijken waard.  En de wandeling door de omliggende natuur, nabij het vliegveld, was dat zeker ook.

Het gebied heeft trouwens zeker zoveel banden met onze kant van “de meet” als met de overkant : zo werd het in 1848 gekocht door de Antwerpse bankier De Caters, die nog burgemeester van Berchem is geweest.  En eigenlijk is het ook daarna in handen van landgenoten gebleven.  Het meest intrigerende gebouw vond ik de voormalige herberg die nu als woning wordt gebruikt. De stijl deed me aan pakweg de Baltische landen denken, maar ik kan er helemaal naastzitten.  Volgens onze dorpsgids Maria Gommeren, die ons zoals steeds voortreffelijk rondleidde, had het nog als paviljoen gefungeerd op de wereldtentoonstelling in Antwerpen.  Maar een korte opzoeking op het internet leerde me niet welk paviljoen het dan was, en ook niet om welke tentoonstelling het ging.  Er moet toch nog meer te vinden zijn over dit bijzondere bouwwerk, denk ik dan.

Laat dat overigens vooral geen afbreuk doen aan mijn waardering voor het brandweermuseum zelf.  De collectie is indrukwekkend voor een klein museum, en wordt door een beperkte groep vrijwilligers piekfijn onderhouden.  Een aanrader dus, al dan niet in combinatie met een wandeling door de Plantagebossen.  Individueel bezoeken kan af en toe, een groepsbezoek kan je vastleggen bij de Roosendaalse VVV.

En zo moest ik nog maar eens vaststellen dat ik de Essense omgeving eigenlijk niet echt goed ken.  Wat natuurlijk meteen ook het plezier inhoudt dat ik nog veel kan bijleren !

Ode aan Helsinki

Ode aan Helsinki

Brussel-Lissabon-Brussel-Helsinki-Limassol-Brussel in tien dagen.  Een “uitdaging” heet dat dan.  Al was ik niet alleen, want een Portugese collega deed op dezelfde tijd de variant “Lissabon-Brussel-Lissabon-Helsinki-Limassol-Brussel”.  En de Portugese en Cypriotische zomerdagen die ik erbij kreeg maken natuurlijk ook iets goed.

Toch wil ik het hier even over het Finse deel van de uitstap hebben.  Ik was niet voor de eerste keer in Helsinki.  Ooit was het zelfs een soort toevallige traditie om de dagen na verkiezingen naar de Finse hoofdstad te trekken.  Die electorale link was er deze keer niet, maar Finland heeft wel het zesmaandelijkse voorzitterschap van de EU overgenomen van de Roemenen.  Een overgangsvoorzitterschap, in de nadagen van de Europese Commissie van Jean-Claude Juncker, en voor de opstart van de ploeg van zijn opvolgster Ursula Von Der Leyen.  Een ploeg trouwens met vier voormalige ministers uit de raad van werk en sociale zaken, waaronder Von Der Leyen zelf.  Toch wel opmerkelijk.

Naast het vergaderprogramma stond ook een bezoek aan een nieuwe architecturale parel aan de Finse kroon op het programma : Oodi – Fins voor “ode”.  In de vergadering noemde ik het ’s anderendaags een investering in het sociale weefsel, verpakt als bibliotheek.  Je kan er namelijk boeken ontlenen.  Of lezen.  Maar je kan er ook op een pc gaan werken.  Of gaan gamen.  Met een 3D-printer werken.  Of posters afdrukken – bijvoorbeeld om daarmee aan het net tegenover Oodi gelegen parlement te gaan protesteren.  Er staan naaimachines.  Je kan er een vergaderzaaltje reserveren (gratis).  Je kan er gaan studeren, voorlezen, een koffie gaan drinken.  Of gewoon gaan zitten.  Rondhangen zonder reden wordt er officieel aangemoedigd.Het gebouw werd gezet ter gelegenheid van de 100e verjaardag van de Finse onafhankelijkheid (van Rusland).  De ramen suggereren een soort eeuwige sneeuw in Helsinki, al maakt ook het grootste buitenterras van Helsinki er deel van uit.

We zagen veel jonge mensen, tieners en twintigers, vooral in de plekken zonder boeken – en zo zijn er veel in de bib.  Maar eigenlijk zagen we mensen van alle leeftijden.  Iedereen is er welkom, ook pakweg bedelaars die even de warmte willen opzoeken of een dutje willen komen doen.  Velen lopen er op kousenvoeten rond, want de bib is ook een beetje thuis.  Tolerantie is het kernwoord. Alleen storend gedrag wordt niet getolereerd, maar het ligt ook niet meteen in de Finse volksaard.  De architecten wilden er één van de meest vrije plaatsen in Noord-Europa van maken, en zo voelt het ook.

Met heel wat anderen vroegen we ons af of het ook in “onze” landen zou kunnen.  In ons geval vreesden we dat zoveel vrijheid tot misbruik zou leiden.  Dat er kritiek zou komen omdat de bib de mens en niet het boek centraal stelt, ook.  Dat de sociale cohesie gewoon niet groot genoeg is.  En dat net daarom zo’n bib fantastisch zou zijn.

Zeppos

Zeppos

Soms ontdek je ergens een onverwacht verband.  Dat overkwam me deze week.  Ik lees af en toe iets op deze blog (in het Engels) over Griekse muziek.    Ik stootte met name op dit artikel, over drie oude rebetikoliederen.  Laat ik het er maar meteen bij vermelden : de (oudere) rebetiko, de “Griekse blues”, is niet altijd de meest toegankelijke muziekstijl.  Ik las snel over de twee eerste stukjes van het artikel, en dan viel mijn blik op het stukje over een rebetikolied uit 1946, van de hand van de mij geheel onbekende Giannis Papaioanou (Γιάννης Παπαϊωάννου).  Een lied over ene “Kapitein Zeppos”, zowaar.  En hoewel ook die van vóór mijn tijd is was de link met de Vlaamse jeugdserie uit de jaren 1960 snel gelegd.

Toeval bestaat natuurlijk, maar dit leek me meteen iets te onwaarschijnlijk.  Ik zocht wat verder op het (onvolprezen wonder van) Wikipedia, en vond dat schrijver Louis De Groof blijkbaar deze uitleg gaf voor de naam “Zeppos” : Verbastering van Jan Stephorst. Maar in Griekenland, waar deze Jan Stephorst woonde, kon men dit niet uitspreken. Hierdoor werd de naam”Kapitein Zeppos”.  De link met Griekenland bleek dus wel degelijk “echt”.  Al klopt de rest niet.  De man in het lied heet Andreas en niet Jan, en van Vlaamse of Nederlandse roots is geen sprake.  En bovendien : op de “h”-klank na zie ik niet in waarom “Stephorst” niet uitspreekbaar zou zijn voor Grieken.  Die verbastering is dus niet geloofwaardig.

Meer informatie vond ik niet.  Desalniettemin… het kan bijna niet anders of die De Groof, waarvan ik verder niets weet, moet het lied gekend hebben.  Of hoe een (redelijk obscuur) rebetikolied wellicht mee aan de basis licht van één van Vlaanderens meest succesvolle jeugdseries.  Tenslotte : in het lied zit een verwijzing naar “Koulouri”, en dat is een andere naam voor Salamina, het eiland waar mijn vrouw van afkomstig is.  Zes mensen van het eiland werkten op de boot van Zeppos, samen met zes “vluchtelingen” uit Klein-Azië.  Wie weet zat er bij die vissers dus nog verre schoonfamilie…

Epirus

Epirus

De zomervakantie bracht ons naar Griekenland.  Dat klinkt wellicht een beetje voorspelbaar, maar we kozen voor kant van dat land die wat minder vaak op de lijst van de zomerbestemmingen staat – toch zeker hier.  Na een weekje Athene (waar ik nog wat Griekse les volgde, voortbouwend op het mei-examen – waarvoor ik trouwens geslaagd was) en enkele dagen Salamina (waar zowaar een naschok van de recente aardbeving in de streek op het programma bleek te staan) trokken we naar Ioannina.  Dat ligt niet aan zee, wel aan een prachtig meer.  Het is ook de stad vanwaaruit Ali Pasja in naam van de sultan grote delen van Griekenland, Albanië en omstreken regeerde, en dat liet sporen na.  Een kasteel, een buitenverblijf en enkele moskeeën, met name.  Pasha kon een wreed heerser zijn, maar steunde de Griekse cultuur.  Hij volgde een onafhankelijke koers en onderhield goede contacten in West-Europa.  Dat bracht hem uiteindelijk ook in conflict met de sultan en kostte hem letterlijk de kop (die werd naar Istanboel gestuurd, de rest van Pasja bleef in Ioannina achter).  Zijn leger telde enkele Griekse generaals, en die gebruikten die ervaring nadien dankbaar bij de Griekse onafhankelijkheidsstrijd.  Pasja was van Albanees-Turkse origine, en lag zo ook mee aan de basis van de latere Albanese opstand tegen de Ottomanen.  Of hoe in de Balkan alles met elkaar verweven is – en de val van het Ottomaanse rijk ook minder een breuklijn was dan ze misschien lijkt.

Naast het meer met schilderachtig eiland en de kasteelcitadel staat Ioannina bekend voor het grottencomplex van Perama (groot en goed toegankelijk, dus de moeite meer dan waard), en voor het Vrellimuseum.  Dat is een wassenbeeldenmuseum, gemaakte door één man (Pavlos Vrellis), en gewijd aan de Griekse geschiedenis.  De sfeer doet meer aan het sprookjesbos van de Efteling denken dan aan Madame Tussaud’s.  Interessant curiosum.

Vanuit Ioannina bezochten we de Vikoskloof.  Die is dieper dan de Grand Canyon, wat voor een smalle kloof uitzonderlijk is.  Een indrukwekkend stuk natuur.  We bezochten ook twee van de 46 schilderachtige bergdorpen die samen de Zagarochoria worden genoemd, met name Mikro (Klein) en Megalo (Groot) Papingo.  Niet het Griekenland van de zee en het strand, maar dat van de bossen en de bergen.

Daarna trokken we wél kustwaarts, naar Sivota.  Een toeristische badstad die niet meteen veel charme uitstraalt, al is de zee er kristalhelder (zoals zo goed als overal aan de Ionische kust) en is de zonsondergang er zonder meer spectaculair.  Vanuit Sivota bezochten we Paxos en Antipaxos, twee eilanden die vooral omwille van enkele prachtige stranden bekendstaan.

Vervolgens leidden onze wegen naar Parga.  Ook vasteland, maar met de charme van een Grieks eiland.  We dwaalden er door de smalle straatjes, zwommen in de zee, aten vis op een terras met adembenemend uitzicht en bezochten er de neef van Ioanna, die ook onze getuige was bij ons huwelijk in Salamina.

Daarnaast trokken we tijd uit voor vier dagtrips.  De eerste bracht ons naar een reeks Ionische eilanden.  Met name naar Lefkada en Kafelonia, met enkele prachtige witte stranden die enkel vanop zee toegankelijk zijn, naar het Ithaka van de Odyssee en naar de eilanden (Skorpios en enkele kleinere) die Aristoteles Onassis ooit voor zichzelf kocht, en die nu door de Russische familie Rybolovlev worden verbouwd.  Dagtrip twee bracht ons naar Nekromanteio, waar in het Oude Griekenland vragen konden worden gesteld aan de doden, en vervolgens naar de rivier Acheron.  Er wordt vanuit gegaan dat die rivier model stond voor de mythologische Styx, waar de doden werden overgezet.  We wandelden door de (koude) rivier naar de bronnen ervan, en werden er ook in ondergedompeld, wat onsterfelijkheid zou moeten opleveren.  Voor wie het wil nadoen : opletten dat je alles onderdompelt, en niet zoals de moeder van Achilles je kinderen bij de hiel vasthoudt !  Het koude water deed deugd in de zomerse hitte, die elders in Griekenland voor grote bosbranden zorgde.  Wie na deze zomer nog aan de klimaatverandering twijfelt, is wellicht rijp voor de psychiatrie – of het Witte Huis, natuurlijk.

Dagtrip drie leidde naar Albanië, een land waar ik niet eerder was.  We bezochten het archeologische complex van Butrint (werelderfgoed) en de stad Sarandë.  In die badstad komen reeksen Italiaanse toeristen samen met Grieken, maar ook Serviërs, Kosovaren en uiteraard Albanezen.  Met hier en daar een Duitser of zelfs Nederlander-met-caravan.  De verkeerschaos die dat samen oplevert is „over the top” : dubbel parkeren is er dermate de norm dat je er als voetganger zo goed als overal veilig kan oversteken ! Albanië lijkt vooral op de andere Balkanlanden, met name op Montenegro.  En in het uiterste zuiden is de aanwezigheid van een Griekse minderheid ook erg merkbaar, niet alleen op de plaatsnaamborden.  Of hoe naast de geschiedenis ook de soms zwaarbevochten grenzen op het schiereiland altijd ook relatief zijn.

Onze laatste dagtrip leidde naar nog meer werelderfgoed : de kloosters van Meteora.  Hier keek ik vooraf het meest naar uit, en ik werd niet teleurgesteld.  De natuur bedeelde de regio met een reeks prachtige monolithische rotsformaties, en orthodoxe monniken bouwden er kloosters.  Hoe ze dat deden is minder evident, want tenzij voor ervaren bergbeklimmers zijn de rotsen niet meteen goed toegankelijk.  De combinatie van de rotsen met de kloosters is zonder meer uniek.  Op de terugweg stopten we nog in Metsovo, het dichtst dat een mens bij het Alpengevoel kan raken zonder Griekenland te verlaten.  Gejodeld wordt er bij mijn weten nochtans niet.

Tussendoor vierden we 15 augustus in Parga.  Die dag wordt overal in Griekenland gevierd, wegens het hoogfeest van Maria-Tenhemelopneming en omwille van de band met de Tweede Wereldoorlog (toen de Italianen op 15 augustus 1940 de “Elli” bij het eiland Tinos tot zinken brachten, nog vóór de oorlog tussen Italië en Griekenland uitbrak).  Maar in Parga wordt ook de terugkeer van de bewoners van de stad gevierd, bijna een eeuw nadat ze in 1819 in ballingschap vertrokken toen hun stad in handen kwam van de Ottomanen – van de al genoemde Ali Pasja dus.  Die verkreeg de stad die hij gedurende jaren probeerde te veroveren uiteindelijk door ze te… kopen.  Van de Britten.  Of hoe zelfs de perikelen rond Groenland niet zo uniek zijn in de geschiedenis…

Gekluisterd

Gekluisterd

Ik heb de voorbije jaren regelmatig een Grieks-orthodox klooster bezocht.  Dat zal wellicht niemand verbazen.  Vele zijn een bezoek ook meer dan waard.  Maar tot dit weekend was ik er nog nooit met de fiets naartoe gereden.  Ik werd er ook nog nooit in het Nederlands verwelkomd.  Om er vervolgens alsnog in het Grieks te worden rondgeleid…

Je hoeft er Brabant niet eens voor te verlaten.  Het enige Grieks-orthodoxe klooster van de Lage Landen bevindt zich in De Peel, bij Asten (er zijn er nog enkele Russisch-orthodoxe).  Als je van knooppunt 45 naar 89 fietst, duikt het in de maïs op.  We ontdekten het bestaan ervan toen we op zoek waren naar de tekst van de orthodoxe huwelijksviering in het Nederlands.  We besloten een bezoek te brengen, maar daar was nog enige planning voor nodig.  Uiteindelijk kozen we voor een weekendje in Deurne – er zijn hier in de omgeving twee Deurnes, waarvan één dus een charmant dorp in Nederland is.  Mocht het ooit van pas komen : De Zoete Zonde is een uitstekende bed and breakfast.  Met gehuurde fietsen reden we door de velden en de bossen richting Asten, uiteraard gebruik makend van de onvolprezen knooppuntenroutes.  En zo belandden we bij het klooster van de Geboorte van de Moeder Gods – al wie weet wanneer Essen-Kermis valt, weet meteen ook wanneer het klooster zijn jaarlijkse feestdag viert.  We werden door een Nederlandse zuster naar de kapel geleid, waar we haar Griekse medezuster ontmoette die ons het verhaal van het klooster, de kapel in het voormalige kippenhok en de mooie kloostertuin deed.  Ze zijn nog met vier, de zusters : naast de twee al genoemde nog één met een Amerikaanse en één met een Zweedse afkomst.  De Griekse zuster bleek afkomstig uit Athene, maar serveerde de koffie op zijn Nederlands en met bijhorend plakje cake.  Of hoe Griekse en Brabantse gastvrijheid elkaar vinden…

Wie de “richtingenstrijd” tussen de christenen in Nederland een beetje kent, weet dat één van de belangrijke vragen “des onderscheids” die is naar welke Bijbelvertaling wordt gebruikt : de “conservatieve” Statenvertaling of een wat vernieuwde variant ervan, de “katholieke” Willibrordvertaling… De zuster vertelde ons dat ze ooit de vraag kreeg welke vertaling zij gebruikte.  Haar antwoord dat ze de originele (Griekse !) tekst verkiest bleek maar moeilijk tot de Nederlandse bezoekers door te dringen…

Dankbaar voor de gastvrije ontvangst reden we van het bescheiden klooster terug naar het al even bescheiden Deurne, en vonden daar een uitstekend… Grieks restaurant.  Waar we bediend werden door Grieken die aangaven dat ze er maar erg weinig landgenoten op bezoek kregen en dus besloten om ons (ik werd meteen geadopteerd) op iets te veel glaasjes ouzo te trakteren.  We aten er erg lekker (alweer, wie ooit in de buurt zou komen…), en dankzij de wijn en dus de ouzo konden we nadien het optreden van een Brabantse would-be Freddie Mercury op het dorpsplein ook nog net waarderen (of toch minstens uithouden).  Op zondag fietsten we naar de Deurnsche Peel en wuifden Deurne met een welgemeend “houdoe” terug uit.

Zwitsere klok

Zwitsere klok

Wat hebben 40 staats- en regeringsleiders -waaronder Macron, Merkel, May en koning Filip, VN-secretaris-generaal Guttieres en ikzelf gemeen ? Wel, de voorbije twee weken namen we deel aan de “International Labour Conference” van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO of ILO)  in Genève.  Vorig jaar was ik daar ook al, en mijn ervaring van toen was hier toen ook te lezen.  Deze keer mocht ik niet op het spreekgestoelte (in tegenstelling tot de al genoemde VIPs) maar had ik een andere rol als vertegenwoordiger op de regeringsbanken in het comité dat belast was met het opstellen van de plechtige “Verklaring” ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de IAO.  Die verklaring beslaat acht bladzijden.  Ik heb daarover ongeveer 108 uren vergaderd (de laatste 5 vergaderuren heb ik gemist, wegens het koninklijk bezoek), met 1 werkdag van 8 tot 21u, 3 van 8 tot 22u (zaterdag inbegrepen), 2 van 8 tot middernacht, en eentje van 8 tot 1 uur ’s morgens.  Telkens met anderhalf uur pauze.  De andere dagen hadden een wat rustiger ritme.

Het uurschema deed me zowaar terugdenken aan wat we vroeger als leider op kamp deden, al waren de spelletjes en tochten dan vervangen door eindeloze reeksen amendementen en verklaringen.  Maar goed, de toekomst van het werk stond dan ook op het spel ! De verklaring had van mij ambitieuzer gemogen, en het taalgebruik wat helderder.  De procedure was daar niet helemaal op ingesteld, zodat het bloed, zweet en tranen heeft gekost om tot een overeenstemming te komen.  Het is dan ook niet evident om een tekst te schrijven die aanvaard kan worden door de overheden, én door de werkgeversorganisaties en vakbonden van 186 landen.  Zelf heb ik vooral bijgedragen als “WhatsAppfluisteraar” van  het EU-team (een rol die in internationale onderhandelingen nog niet zo lang bestaat, vermoed ik, maar die inhoudt dat ik onze woordvoerster de inbreng influisterde die de anderen deden via WhatsApp, en die ik probeerde samen te vatten of operationeel te maken) en af en toe als verbindingspersoon naar vertegenwoordigers van landen als daar zijn Mali, Cuba en Brazilië.  Daarnaast heb ik vooral geprobeerd om mijn ervaring vanuit andere internationale fora in te brengen.  Ik heb zelden zo hard gewerkt, moet ik zeggen – in uren uitgedrukt dan toch.  Maar boeiend was het wel.  En zo’n eeuwfeest, het heeft wel iets, moet ik zeggen.

Belangrijker dan onze verklaring was overigens de goedkeuring van een formele “conventie” over geweld en intimidatie op het werk.  Ik hoop en vrees tegelijk dat die veel meer een écht verschil zal maken dan onze verklaring…

Pennen neer

Pennen neer

Examens.  Het gebeurt minder en minder, maar af en toe droom ik toch dat ik terug aan de universiteit zit en één of ander examen moet afleggen.  Zoals dat in dromen gaat, blijkt de voorbereiding dan steevast verre van optimaal, en verloopt verder ook alles niet volledig volgens de geldende reglementen en gebruiken, het weze deze van de jaren 1990 of die van vandaag.  Maar er is hoop : de kwaliteit en het realiteitsgehalte van de nachtelijke ondervragingen kan mogelijk positief worden beïnvloed door het feit dat ik deze week, net zoals vorig jaar, nog eens een echt examen heb afgelegd.  Met name het officiële examen Grieks van het daarvoor bevoegde Griekse ministerie.  Dat ik gelukkig wel gewoon in Brussel kon afleggen.  Schriftelijk van 12u30 tot 16u20, en daarna nog eens twintig minuten mondeling examen.

Het vergt enige motivatie om dat vrijwillig te ondergaan, zonder daar enige financiële of andere rechtstreekse baat van te verwachten.  De papieren en de registratie van het gesprek zijn ondertussen onderweg naar Griekenland, vanwaaruit het resultaat mij in de loop van de maand juli zal bereiken.  Ik kan er alleen maar het beste van hopen.  Dat geldt met name voor het spellen van de “i”-klank, die in het Griekse kan worden geschreven als ι, η, υ, οι of ει, en waarvoor de regels nauwelijks volstaan.  Op werkwoorduitgangen en dergelijke na is de enige min of meer betrouwbare methode om na te gaan hoe het woord in het Nederlands, Frans of Engels is overgenomen : met een i, een e, een y, met oi of ei.  Daarnaast is het een geval van onthouden.  Of gokken.  Gelukkig heb ik al gemerkt dat die laatste methode ook als eens door leerkrachten Grieks wordt toegepast, zodat ik toch op enige clementie durf te rekenen…

Ik heb de voorbije weken redelijk veel tijd in de voorbereiding van het examen gestoken, want anders is het natuurlijk helemaal een zinloze marteling.  Dat verklaart bijvoorbeeld dat er hier niet even niets is verschenen.  De moeite die het me heeft gekost heeft me er nogmaals van overtuigd dat een taal leren niet zo gemakkelijk is, en dat begrip dient te worden opgebracht voor wie met het Nederlands worstelt.  Maar overschakelen naar het Engels (of het Frans) als je in het Nederlands wordt aangesproken helpt wie onze taal wil leren niet vooruit, net zomin als de taxichauffeur in Athene er mij een plezier mee doet.

Anderzijds kan het dus wel, een taal leren.  Van de leestest ben ik vrij zeker, zodat ik samen met de resultaten van het examen dat ik vorig jaar aflegde officieel het niveau in het Grieks haal dat in dit land van topambtenaren in tweetalige administraties wordt verwacht.  Ik mocht al officieel Franstaligen evalueren, en (mits een kleine aanpassing van de Grondwet) zou dat dus nu ook met Griekstaligen mogen doen.  Als dat doenbaar is in een taal waarmee ik op school nooit in contact ben gekomen, en tot voor kort ook niet dagelijks gebruikte, dan moet het eerlijk gezegd toch ook doenbaar zijn om de andere landstaal op een aanvaardbaar niveau te spreken.  De klachten over de “plotse” toepassing van een al langer bestaande wet door ex-minister van ambtenarenzaken Vandeput kunnen alvast bij mij niet op zo heel veel begrip rekenen.

En ikzelf ? Ik ga vooralsnog niet stoppen met taallessen.  Naast het feit dat het gewoon handig is om de taal van mijn schoonfamilie en van het prachtige land waar ze wonen te spreken, is het ook een intellectuele uitdaging die me vooralsnog blijft boeien.

It bêste lân fan d’ierde

It bêste lân fan d’ierde

Ik was één keer eerder in Fryslân, zoals Friesland (uiteraard terecht) officieel heet.  In Heerenveen, in januari 2013.  Ik wilde er al lang graag terug naartoe.  We hadden een weekend weg in gedachten, maar om een vliegtuig te boeken waren we te laat – ik zou natuurlijk ook klimaatredenen kunnen aanhalen, maar eerlijkheid duurt het langst.  Dus bood de trein naar Leeuwarden een uitweg.  Het weer zat ontzettend mee – het gebeurt wellicht niet zo vaak dat je vanuit Leeuwarden naar Athene foto’s kunt sturen met als doel om ze in Griekenland jaloers te maken op de zon ! Een dagje Leeuwarden (Ljouwert in het Fries, dat je er zo goed als niet hoort), daarna een dagje Sneek (Snits in het Fries, en daar hoor je het al meer) en een dagje Vlieland (waar eigenlijk nooit Fries gesproken werd).

Leeuwarden bleek een levendige stad, tot je je enkele meters buiten het centrum waagt of ’s morgens een beetje vroeger opstaat : op Paaszaterdag rond half acht loopt er in het midden van de stad geen ziel rond.  De Oldehovetoren kende ik niet, maar hij heeft een interessant verhaal dat binnenin ook erg mooi in beeld wordt gebracht.  En hij biedt een mooi uitzicht, bijvoorbeeld op de kanalen en parken in de stad.  De toren staat scheef (10°), wegens op de verkeerde ondergrond gebouwd.  Hij raakte nooit afgewerkt : de toren moest groter worden dan die van Groningen, maar dat bleek te hoog gegrepen (scheef bouwen zal ook wel niet geholpen hebben).  En bij de toren hoorde een kerk, maar die stortte in.  Het zou in de 16e eeuw prettig oppositie voeren zijn geweest in de Leeuwardse gemeenteraad : élke maand een vraagje over de toren…

De treinreis naar Sneek gaf ons de kans om het prachtige vlakke Friese landschap met de talloze kanalen en grazende koeien te bewonderen.  Het stadje zelf is klein, gezellig, erg geschikt om tussen de winkels te flaneren en om de mooie Waterpoort te bewonderen.  Vlieland tenslotte is een schitterend eiland om langs de kust te wandelen, te fietsen, de vogels en de natuur te beworden en om aan het stand te verpozen.  Ik postte hier enige tijd geleden een foto van een Gallowayrund, maar ik moet toegeven dat een mannelijk exemplaar dat niet achter een draadafsluiting zit je toch enigszins sneller doet fietsen – om dan nadien de zoomfunctie van de camera aan te wenden om alsnog de obligate foto’s te maken.  Ook aan de Waddenzee was ik niet eerder, en die zee die er op veel plaatsen helemaal geen is en waar mensen dan zomaar uit de boot kunnen stappen vond ik ook de moeite waard.  Al bij al een ideale trip om net voor Pasen uit te waaien en energie op te doen.  Ik verlang alvast naar meer Fryslân !

Culinair werd overigens mijn indruk uit 2013 wel bevestigd : ze hebben het niet.

Paleisje

Paleisje

Toen ik hier in 2017 schreef dat ik met mijn bezoek aan dat land het lijstje van de 28 EU-Lidstaten volmaakte, schreef ik erbij dat ik eigenlijk nog eens opnieuw naar Roemenië zou moeten, omdat ik dat land had bezocht vóór het tot de EU toetrad.  Dat was in 2001.  Nu is Roemenië EU-voorzitter, en dus ben ik er de voorbije twee weken ook twee keer naartoe gereisd.  Eén keer vanuit Parijs, de tweede keer gewoon vanuit Brussel.  Met telkens een aankomst in het hotel om 2u ’s nachts, anderhalve dag vergadering en dan terug naar huis.  Niet meteen een erg ontspannende manier van reizen.  Ik heb ook niet de gelegenheid gekregen om veel te zien, moet ik zeggen.  Even door de straten wandelen zat er niet in.  Het presidentieel paleis, of eigenlijk het stuk ervan dat de voormalige residentie is van de Roemeense koningen, hebben we bezocht.  En het officiële diner eergisteren was in de troonzaal van het voormalige koninklijke paleis.  Twee mooie gebouwen, alleszins.

Maar ze zinken toch een beetje weg bij het megalomane gebouw, nu het Parlementspaleis genoemd, dat dictator Ceaucescu liet bouwen.  Vandaag huizen er de twee kamers van het Roemeense parlement in, naast enkele musea.  Verder wordt het voor congressen gebruikt.  En voor trouwfeesten.  En dan is er nog plaats over.  Van de 1.100 ruimtes zouden er 400 afgewerkt zijn, dus er kan nog wel één en ander extra voorzien worden.  In elk geval, achter elke massieve deur die open ging zat er weer een andere galerij of zaal, met indrukwekkende lusters, minutieus houtwerk en veel marmer.  Neoklassieke kitsch zoals het communisme dat vereiste, maar dan van een hoge kwaliteit.  Het gigantische complex maakt dat de Roemenen hun hele voorzitterschap in één gebouw kunnen laten doorgaan, zonder dat verschillende conferenties elkaar tegenkomen.  Al had ik toen ik naar het toilet ging vorige week (een dikke vijf minuten wandelen vanuit de vergaderzaal) toch door dat we niet alleen waren, toen commissaris Dombrovskis en Eurogroepvoorzitter Centeno blijkbaar ook aan een sanitaire stop toe waren.  Achteraf bleek dat ze die verdiend hadden omdat ze een miljard euro steun voor Griekenland hadden gedeblokkeerd…

Het paleis is het op twee na grootste administratieve gebouw ter wereld.  Op één staat het Pentagon, op twee het gemeentehuis (!) van het Chinese Jinan.  De vloeroppervlakte is bijna 14 keer groter dan die van het Brusselse Justitiepaleis,  het volume is groter dan die van de grootste pyramide…  Uiteraard hebben de Roemenen een haat-liefdeverhouding met het gebouw.  Het is gezet door wellicht de meest onmenselijke dictator die Oost-Europa in de communistische periode heeft gekend.  Op min-6 is er een nucleaire bunker, naar verluidt.  Er werden hele stadswijken voor vernietigd.  Duizenden Roemenen moesten een ander vak leren (houtbewerker, bijvoorbeeld), waar ze nadien niets mee aan konden.  Het hele gebouw werd gezet met Roemeens bouwmateriaal, op twee deuren na die door Mobutu werden geschonken.  Naar schatting 3.000 mensen kwamen om bij de bouw.  In die zin is het ook een monument voor het Roemeense volk, natuurlijk.  Een indrukwekkende vergaderplaats is het in elk geval.

En zeer geschikt voor een EU-voorzitterschap ook.  De kalender deelde Roemenië een moeilijk voorzitterschap toe : in de aanloop naar de Europese verkiezingen moeten alle lopende wetgevende dossiers afgerond worden.  Heel veel eigen accenten kunnen de Roemenen daarbij niet meer leggen, maar ze moeten wel hard werken om de boeken op tijd te kunnen sluiten.  Een geschikte ruimte hebben ze alvast niet moeten zoeken…

Tegenvoeters

Tegenvoeters

Christchurch.  What’s in a name ? Net daar verloren bijna 50 mensen het leven omdat ze hun godsdienst wilden beleven.  Bij een vreselijke aanslag op twee moskeeën.  Waarschijnlijk mee mogelijk gemaakt omdat niemand hem voor mogelijk hield.  Natuurlijk is alleen de dader verantwoordelijk.  Dat hoeft zelfs geen betoog.  Maar ik vind sommige waarschuwingen over een klimaat dat soms rond de islam als godsdienst of moslims als medeburgers wordt gecreëerd wel terecht.  En ja, die waarschuwingen worden dan ook soms op hun beurt misbruikt om de islam tegen terechte kritiek af te schermen, of moslim-medeburger vrij te pleiten van alle fouten.  Net zoals de waarschuwingen tegen antisemitisme soms worden aangewend om kritiek op het beleid van Israël te delegitimeren.  Dat hoort niet, maar het verantwoordt ook niet alles.  Wie een sfeer schept waarin de kritiek op sommige aspecten van de islam, of sommige interpretaties ervan, of op het gedrag van een aantal mensen dat die godsdienst aanhangt, wordt veralgemeend tot een karikatuur, waarvan elke uiting moet worden uitvergroot en vervolgens bestreden, wie alleen nog in termen van “strijd” of “verzet” over de islam kan spreken, die moet zich ervan bewust zijn dat die woorden door sommigen al te letterlijk kunnen worden genomen.

Wie een “wij”/”zij”-verhaal brengt, loopt trouwens altijd het risico dat “wij” uiteindelijk gaan denken dat “zij” niet dezelfde basisrechten hebben als wij.  Of die “zij” nu “de moslims” zijn, “de rijken”, “de elite”, “de vreemdelingen”, of al wie toevallig niet denkt zoals “wij”… doet daarbij ten gronde niet ter zake.  Mensen tot één aspect van hun zijn reduceren, dat dan uitvergroten en hen vervolgens daarop afrekenen is moreel niet aanvaardbaar.  Een liberale democratische samenleving kan daarom niet anders dan te proberen dat “wij”/”zij” denken tegen te gaan – en de strijd tussen meningen te organiseren, niet die tussen mensen.  Maar soms lijkt het de verkeerde richting uit te gaan.

De Islamitische Staat mag dan wel (vooralsnog) verslagen zijn, het blijkt gemakkelijker haar soldaten te bestrijden dan haar wereldbeeld.  En dat lijken we haar nog te gunnen ook.