Archief van
Categorie: Buitenland algemeen

Houston, we have a problem

Houston, we have a problem

De Space Shuttle is voor het laatst geland. Na 135 vluchten is het verhaal voorbij. Op mijn kamer hing vroeger een poster met de shuttle, bovenop het vliegtuig waarmee hij werd vervoerd. Daarna hing er één met de shuttle op het lanceerplatform. Het ruimteveer verbeeldde de droom (en blijkbaar ook de officiële ambitie) van onbeperkte bemande ruimtevluchten. Die ambitie heeft de shuttle nooit kunnen waarmaken : de technologie bleek uiteindelijk te kwetsbaar om van het ontsnappen uit de zwaartekracht van onze thuisplaneet zomaar routine te maken. Ook het ISS, het ruimtestation waarvoor de shuttle het transport moest verzorgen, is een aflopend verhaal.

De bemande ruimtevaart zit in een neergaande lijn. Het kind in mij dat de shuttle boven de kast hing ging er ongetwijfeld vanuit dat het nooit nog zover zou komen. Dat kind zag elke spectaculaire lancering van de Columbia, de Challenger, de Discovery, de Atlantis en de Endeavour als een fascinerende, zelfbewuste stap van de mensheid. Een stap in het onbekende, maar even goed één in de juiste richting.

Ik weet wel dat er met onbemande toestellen heel veel kan, dat we dankzij de satellieten en sondes die ons zonnestelsel bevolken heel veel leren over de oneindige ruimte om ons heen. Ik weet dat bemande vluchten ontzettend duur zijn, grote risico’s meebrengen en soms minder efficiënt zijn dan wanneer er geen mens meegaat. En toch ben en blijf ik ervan overtuigd dat de mensheid de roeping heeft om niet alleen verder te kijken dan de Aarde, maar ook verder te reizen. To boldly go where no man has gone before…

Overigens hoorde ik onlangs de uitspraak dat de dinosauriërs er nog zouden zijn geweest als ze een ruimtevaartprogramma hadden gehad. Iets waar we misschien eens over moeten nadenken als we de eerstvolgende geconsolideerde begroting van de Mensheid opstellen. Onze voorgangers kunnen inroepen dat ze het stadium van de financosaurus economicus niet hebben bereikt, maar dat excuus kunnen wij niet inroepen…

Als een wereld zo groot…

Als een wereld zo groot…

Als non-fictielezer kon ik uiteraard niet voorbijgaan aan “Congo” van David Van Reybrouck. Het lag onder de kerstboom. Omdat het niet bovenaan de “te lezen” stapel terechtkwam heeft het even geduurd vooraleer ik het opensloeg, en ook het lezen heb ik over enkele weken gespreid. Maar paaszaterdag vond ik wel een mooi moment om een kerstgeschenk te voltooien…

Wat kan ik erover zeggen. Dat het een prachtig boek is, brengt maar weinig bij. Het tegendeel zou verbazen voor een non-fictiewerk dat de AKO-literatuurprijs heeft gewonnen. Dat het geen erg vrolijk werk is, is ook niet verwonderlijk voor wie een klein beetje de Congolese geschiedenis kent. Al heeft het bij mij wel grote gaten in die kennis gedicht. Ik wist nauwelijks iets over de rol van het Belgisch-Congolese leger (de Force Publique) in de twee wereldoorlogen (Essense quizzers : let op !). En tot mijn schande bleek ik ook de recente Congolese geschiedenis (zo ongeveer van bij het aantreden van vader Kabila) eigenlijk niet goed te kennen.

“Congo” vertelt het verhaal van een prachtig land op basis van het verhaal van concrete mensen, zonder daarmee te verglijden naar pure anekdotiek of naar sensatiezucht. Dat maakt de kracht uit van het boek. Van Reybrouck lijkt bovendien erg goed de “ziel” van Congo te kunnen vatten, al is dat uiteraard moeilijk te beoordelen. Een aanrader, dus…

Het boek roept onvermijdelijk een stuk “schuldvraag” op : wie is verantwoordelijk voor wat pakweg de voorbije 125 jaar in Congo misliep. Een beetje tot mijn verrassing vind ik het antwoord niet zo eenvoudig. Natuurlijk is de rol van Leopold II, de Belgische kolonisatoren, Mobutu, Kagame… weinig verheffend. Maar af en toe bekruipt mij de neiging om te vinden dat de Congolezen zelf er zich wat te gemakkelijk van hebben afgemaakt. Het adagium wil dat elk land de leiders heeft die het verdiend – daar zit een grond van waarheid in, ook al verdient natuurlijk niemand een afwisseling tussen meedogenloze dictators en vechtende krijgsheren. Al blijft oorzaak en gevolg moeilijk in te schatten, en is de veerkracht van veel individuele Congolezen bovenmenselijk gebleken.

De vaststelling blijft dat het land een ongelooflijk potentieel heeft. Het is alleen erg ontnuchterend dat dit even waar was in pakweg 1885 of 1960 als vandaag, maar dat in tussentijd dat potentieel vooral op minder fraaie manieren tot uiting is gekomen.

Gepeperde rekening

Gepeperde rekening

De Hongaarse republiek draagt de vlag van het Europees Voorzitterschap, en zo zat ik de voorbije dagen in het altijd schitterende en deze keer ook zonnige Boedapest. Ik heb de uren vooral vergaderend doorgebracht (in een prachtige ruimte, maar galmend als een kerk en dus niet zo vergadervriendelijk), en bovendien heb ik hier al eens eerder de pracht van de stad bezongen. Dat ga ik dus niet doen. Ook over het voorzitterschap heb ik niet zoveel te zeggen : Hongarije wordt voor zijn “eerste keer” geconfronteerd met de Eurocrisis en alles wat daaruit voortvloeit. Niet meteen een cadeau. Op het domein dat ik goed ken (werkgelegenheid, dus) blijven de Hongaren overeind en vooralsnog blijven de grote lijnen van wat de vorige voorzitter (wij, in casu) op de rails zette overeind. Dat lijkt me al heel wat. En over de vraag of het zin heeft om zowat elk gerecht van paprika te voorzien en/of te roken ga ik ook niet uitweiden.

Wat blijft er dan over ? Ik ben voor het eerst in het bijzonder indrukwekkende Hongaarse parlement geweest. Waarin de kroonjuwelen een absolute ereplaats innemen, als min of meer hét symbool van de Hongaarse onafhankelijkheid.

Hongarije worstelt volgens mij iets harder dan de buren met het communistische verleden (er wordt veel sterker in termen van “bezetting”over gesproken, zelfs al hebben de Hongaren veel vroeger minstens een stukje vrijheid herwonnen). De juwelen van Sint-Stefanus vereenzelvigen het Hongarije van vandaag met het oude (grote) Hongaarse rijk. Ze identificeren de republiek met een positief beeld van de voormalige monarchie.

Het staat in de sterren geschreven dat op het grondgebied van wat vandaag België is ooit de republikeinse staatsvorm zal voorkomen (wat heb ik dat voorzichtig gezegd). Hoe zal er dan worden teruggekeken op de monarchie ? Wat zal er in de tand des tijds op een positieve manier overeind blijven ? De rol van Albert I in de Eerste Wereldoorlog, wellicht. De “goede mens” die Boudewijn was, mogelijk. En de “in een onmogelijke rol geduwde maar zich al bij al uit de slag trekkende en zich daarbij zelf gelukkig relativerende” huidige koning misschien ook (een voetnoot voor prins Karel kan er eventueel ook nog af, wegens geen echte fouten gemaakt). Zal dat opwegen tegen de misdaden van Leopold II in Kongo, de historische vergissingen van de koppige Leopold III… en de fratsen van de huidige koningskinderen (de grappige worden terecht uitvergroot door Walter Baele en C°, de minder leuke vergroten zichzelf wel uit) ? Alles hangt er natuurlijk vanaf wanneer en hoe de balans zal worden opgemaakt. Bij gebrek aan kroonjuwelen zullen de Belgische sowieso nooit een ereplaats verdienen in welk gebouw dan ook. Zou er iets anders inzitten ?

Washington DC

Washington DC

In het kader van mijn baan en op vraag van de Europese Commissie heb ik vorige donderdag en vrijdag deelgenomen aan de “U.S. – Canada – European Commission Trilateral Roundtable : The Employment Dimension of the Transition to a Green Economy”. Die ging door in Washington DC. Ik heb er ook het weekend doorgebracht. Ik was nog nooit in de VS geweest, en heb het me zeker niet beklaagd.

Washington is in de eerste plaats natuurlijk zowat het politieke centrum van de wereld. Het Capitool, op vijf minuten wandelen van het hotel waar ik zat en van het Department of Labor waar de vergadering doorging, is naast parlementsgebouw ook het decor voor de jaarlijkse State of the Union én voor de eedaflegging van nieuwe presidenten. Wie een beetje in politiek geïnteresseerd is heeft zich wellicht ooit al ingebeeld daar de Chief Justice te mogen napraten en “I do solemnly swear (or affirm) that I will faithfully execute the Office of President of the United States, and will to the best of my ability, preserve, protect and defend the Constitution of the United States” te mogen zeggen. Het gaf me een uniek gevoel om ’s morgens en ’s avonds naar het “werk” te gaan langs dit parlement, dat (als het Britse de “moeder” is) zowat de “vader” van alle hedendaagse parlementen moet zijn.

De hele stad staat vol met gebouwen en beelden die we allemaal van televisie kennen : het Witte Huis natuurlijk, het Washington monument, het Lincoln Memorial… Ik ben ook even op Arlington National Cemetery geweest, de militaire begraafplaats van de hoofdstad, waar onder meer President Kennedy begraven ligt. De VS draagt zijn militaire traditie hoog in het vaandel. Als Europeaan kijk je er met enige verwondering tegenaan, maar tegelijk ook in het besef dat zonder dit Amerikaanse leger ook onze geschiedenis er anders -en wellicht een stuk slechter- zou hebben uitgezien. Ik heb altijd tot het vreemde soort pacifisten behoord die een sterk leger vooralsnog een noodzakelijk kwaad vinden, en je kan er moeilijk omheen dat de VS eigenlijk nog steeds die rol ook voor ons invullen.

Washington is wat atypisch, want vooral een administratief centrum, maar toch is het uiteraard ook 100% Amerikaans. Je vindt er de clichés terug : de zwarte dakloze mannen op straat, de ongezonde voeding waar de ene helft moddervet van wordt en de andere helft er de hele dag door afjogt, de in onze ogen overdreven vriendelijkheid die al snel voor oppervlakkigheid doorgaat (maar het volgens mij niet noodzakelijk ook is)… De straten vol politie in de typische wagens die we van tv-series kennen zijn ook opvallend, al is het uiteraard erg aannemelijk dat net Washington goed beveiligd wordt.

Zo kan ik nog wel even doorgaan, maar tegelijk herkende ik er ook de dynamiek van een bruisende samenleving, de spirit van het “land of the brave and the home of the free” die enthousiasme opwekt. Dat de “Roundtable” in eerder beperkte kring plaatsvond (en net daardoor ook op zich erg interessant was) maakte dat ik de kans kreeg om veel met Amerikaanse en Canadese collega’s te praten, en dus sommige zaken ook wat in perspectief te plaatsen. Een interessante ervaring…

Bovendien is Washington de thuis van het grootste museumcomplex ter wereld, Smithsonian. Stuk voor stuk unieke collecties die op een heel doordachte en levendige manier worden voorgesteld. Met stukken die variëren van schitterende fossielen, meer Rembrandtschilderijen dan op de grote Rembrandttentoonstelling die ik enkele jaren geleden in Leiden bezocht, de originele Kermit De Kikker, de jurk van die Michelle Obama droeg bij de “inauguration” van haar man tot de originele maanlander.

Een bijzondere indruk maakte het relatief nieuwe National Museum of the American Indian, waar het verhaal van de inheemse bevolking in de Amerika’s heel doorleefd wordt verteld. Waaruit voor mij ook bleek dat de VS niet helemaal in het reine is met de “etnische zuiveringen” die ze tot niet eens zo lang geleden doorvoerden.

Alleen al voor deze reeks musea mogen ze me gerust terug enkele dagen naar Washington sturen…

Smolensk

Smolensk

Ik heb de (extra) vergadering van de EMCO-Indicatorengroep deze morgen geopend met een minuut stilte, naar aanleiding van de vliegtuigcrash in Smolensk waarbij de Poolse president om het leven is gekomen.

Het ongeval roept allerlei vragen op. Zoals : hoe kan het in vredesnaam dat de hele top van een land in één vliegtuig zit.

Maar in de eerste plaats past het om te laten blijken dat we over meningsverschillen heen bij dit soort gebeurtenissen allemaal Europeanen zijn.

Barcelona

Barcelona

Net terug uit Barcelona. Ik wist nog niet zo lang dat ik daar naartoe werd gestuurd, en ik wist eigenlijk ook niets van de stad – vaag zeiden “Sagrada Familia” en “Ramblas” me wel iets. Toch had ik besloten om er een beetje langer te blijven dan strikt noodzakelijk voor de conferentie, kwestie van even uit te blazen. Wel even van hotel veranderd, want voor eigen rekening zag ik een verlengd verblijf in een vijfsterrenkamer toch niet zo zitten – dat de Spaanse belastingbetaler me dat wel had gegund, is gezien de economische situatie van het land trouwens ook niet zo evident.

Ik heb me het dagje extra zeker niet beklaagd. Het weer zat mee. En Barcelona heeft veel meer te bieden dan ik me had kunnen voorstellen. Een heel gezellige en relaxte stad aan het water, prachtige architectuur en vriendelijke Catalanen. Meer moet dat niet zijn. En de Sagrada Familia stond dan wel in de steigers, Gaudi heeft nog meer indrukwekkende bouwsels neergezet.

De Catalaanse hoofdstad ziet me zeker nog terug. Overigens keek ik als Vlaming die vaak in Brussel zit af en toe wel op van het taalregime : eentalig Catalaans komt voor, eentalig Spaans, tweetalig Spaans-Catalaans of zelfs tweetalig Catalaans-Engels. Er pour les Espagnols la même chose ? Why not ?

Asturia

Asturia

Het was ongewoon lang geleden, maar de voorbije dagen heb ik nog eens buiten de grenzen gewerkt. De informele EMCO-vergadering ging door in het Spaanse Oviedo, en dus heb ik daar mee nagedacht over de “Europe 2020”-strategie. Meteen ben ik zo ook de lente ingestapt : 20°C om 22u ’s avonds kan ik wel waarderen. Oviedo bleek ook een charmante stad, met een rijke geschiedenis, in een mooie streek. Waar we door de Spaanse collega’s bovendien uitstekend zijn ontvangen – zodat ze de lat hoog hebben gelegd voor het volgende voorzitterschap, en laat dat nu toevallig het onze zijn…

Spanje is overigens één van de goede voorbeelden van de impact die Europa kan hebben. In de evolutie van een economische onderontwikkelde dictatuur naar een democratie met een behoorlijke levensstandaard heeft de Europese Unie een belangrijke rol gespeeld Spanje heeft in dat proces blijkbaar de middelen uit de Europese structuurfondsen verstandig gebruikt (verstandiger alleszins dan dat andere Zuid-Europese land…). Natuurlijk is niet alles perfect. Vooral de torenhoge werkloosheid speelt het land parten, en de moed ontbreekt om de arbeidsmarkthervormingen door te voeren die op dat vlak een stevig verschil zouden kunnen maken. Bovendien heeft Spanje nog altijd niet het juiste evenwicht gevonden tussen centrale en regionale macht – wellicht zouden Baskenland en Catalonië zelfs gelukkiger zijn buiten het Spaanse staatsverband of in een losser verband met Madrid (laat ik dat op een andere keer maar eens verder uitwerken). Sinds het einde van het Franco-regime heeft het land zich ondanks zijn schiereilandligging wel verplaatst naar waar het thuishoort : in het hart van Europa.

Essen – Europa

Essen – Europa

Ik probeer mijn agenda zo te organiseren dat ik voor de gemeenteraad in Essen kan zijn. Dat lijkt me maar normaal als raadslid. Maar ik heb natuurlijk ook een baan, en die stuurt mij soms naar het buitenland. Ik heb daar wel een zekere invloed op, en dus kan ik het vaak vermijden. Deze keer lukte het niet, en dus miste ik de raad. De agenda stelde gelukkig (andermaal) niet zo veel voor, maar ik zou uiteraard graag de aanstelling van een nieuw raadslid en een nieuwe schepen hebben bijgewoond. En er stonden ook “financiën” op het menu, mijn favoriete politieke gerecht.

Maar ik zat dus in Zweden. Alweer, want dat land heeft de voorzittershamer van de EU in handen. Nu, Stockholm is een heel aantrekkelijke stad. Ik hou van Noord-Europese steden, en de Zweedse hoofdstad heeft een zeer charmant oud stadscentrum. We hadden bovendien wel wat tijd om wat rond te wandelen. Het “Employment Committee” is bovendien een belangrijk deel van mijn werk, en de plenaire vergadering van dat comité is vaak ook erg interessant. Deze keer vooral omwille van een goed merkbaar conflict tussen enkele hoofdrolspelers – of hoe helemaal niets zeggen in een vergadering soms dodelijk efficiënt kan zijn. Gelukkig vaak ook dankzij de inhoud van de discussies, en omwille van de altijd leerzame en veelal ook aangename internationale contacten. Bovendien was er één specifieke reden waarom ik er deze keer best bij was, maar daar kom ik wellicht later nog wel eens op terug.

Eigenlijk zijn Essen en Europa de twee beleidsniveaus die mij het meest boeien, en ik ben blij dat ik in allebei een rol kan spelen (uiteraard op het ene niveau nog wat kleiner dan op het andere). Dat ze soms even in conflict komen, neem ik er dan maar bij. Ik geloof dat het lokale en het Europese niveau nu, maar vooral in de toekomst, een doorslaggevende invloed (zullen) hebben op de manier waarop onze maatschappij werkt, de manier dus waarop wij leven. Ze verdienen allebei sterke bestuurders, met een visie en een democratisch draagvlak. En gedreven ambtenaren. Ik hoop dat ik daar een klein steentje aan mag bijdragen…

Mijnheer de president

Mijnheer de president

Ik ben in de kleinste EU-Lidstaat beland, het eilandenstaatje Malta. Ik zou liever in Essen zijn geweest de voorbije dagen, voor het afscheid van Gino. Maar een kalender doet niet altijd wat je zou willen. Ik ben hier voor een seminarie georganiseerd door de Raad van Europa (niet te verwarren met de instellingen van de EU : de Raad van Europa verenigt 47 landen uit een erg breed gedefinieerd “Europa”, van IJsland tot Rusland). Het seminarie is er niet in geslaagd om me van de eigen relevantie te overtuigen, en de RvE in het algemeen (ook niet te verwarren met de Ronde van Essen…) is er al evenmin in gelukt om zijn meerwaarde op het domein van werkgelegenheid en sociale zaken aan te tonen, binnen een door de EU, de OESO en de ILO sterk bezet internationaal speelveld. Maar één van de twee basisteksten en enkele elementen uit de discussie erover hebben me toegelaten een aantal verbanden te leggen tussen verschillende recente (en nog in opmaak zijnde) publicaties. Er zou een stevige tekst van moeten komen, al moet ik daarvoor nog heel wat puzzelstukjes in elkaar passen…

Ondertussen heb ik ook een blik kunnen werpen op Malta. De nogal beperkte rechtstreekse vliegverbindingen met Brussel maakten dat ik mij een ochtendje flaneren kon permitteren. Langs de zee, die op dit eiland uiteraard nooit ver weg is. Ik hou van de zee, dus dat is een meevaller. Ideaal om onder een zomers (!) zonnetje even uit te waaien. Aan de andere kant van het water maakt het Britaliaanse Malta een wat bizarre indruk op mij. Er wordt links gereden en de eerste taal (de facto) is het Engels. De opeengepakte huizen geven een indruk van overbevolking, en het geheel doet me denken aan Torremolinos en Beiroet. Wat op zich ook vreemd is, want ik ben in geen van beide plaatsen ooit geweest…

De vervreemding werd wat mij betreft overigens nog in de hand gewerkt door het bezoek, in het kader van het seminarie, aan Zijne Excellentie Dr. George Abela, president van de republiek Malta. Meteen het eerste staatshoofd dat ik de hand heb geschud, ook al regeren pakweg Patrick Janssens en a fortiori Cathy Berx over een groter gebied met meer mensen. Maar “president” klinkt uiteraard net iets indrukwekkender dan hun titel. De man slaagde er wonderwel in om zijn attractiegehalte achter enige oprechte belangstelling en een vleugje zelfrelativerende harmonie te verbergen. Al had het geheel voor hem ongetwijfeld een zeer hoog “bloempotgehalte”, om het met Dehaene te zeggen. Groot pluspunt was dat we een bezoekje aan het presidentieel paleis konden brengen buiten de normale openingsuren, met ondermeer een prachtige zaal met (Franse, geen Vlaamse) wandtapijten.

Op het terras van mijn hotelkamer -zeg maar suite-, met zicht op de Middellandse Zee (en op kosten van de RvE, overigens) heb ik ook de laatste hoofdstukken gelezen van “The Black Swan – The Impact of the Highly Improbable”, een boek van de Libanees Nassim Nicholas Taleb. Het laatste van een reeksje Engelstalige boeken die ik onlangs kocht bij Waterstone’s in Brussel – zowat een dag nadat ik het bestaan van die winkel vernam; ik kende wel die in Amsterdam, maar daar kom ik natuurlijk niet elke dag. Het (in essentie filosofische) boek is een bijzonder goed geschreven maar keiharde aanval op de economische wetenschap (vooral op de modelbouw en de econometrie) en op (het gebruik van) de statistiek. Ook de historici worden niet gespaard. De kernthese is dat die beroepsgroepen –en overigens mensen in het algemeen- onvoldoende (d.i. omzeggens geen) rekening houden met de mogelijkheid van onverwachte maar zeer ingrijpende gebeurtenissen, de “zwarte zwanen” (vooraleer Australië werd ontdekt hield niemand er rekening mee dat er zwarte zwanen zouden kunnen bestaan, en iets dat niet bestond werd spreekwoordelijk een zwarte zwaan genoemd). Het boek is geschreven vóór de economische crisis, en toch wordt die er min of meer in aangekondigd. Een “must-read” voor een economist/statisticus, vooral om al wat enigszins naar een (middel)lange termijnvoorspelling neigt zeer sterk te leren relativeren. Al haalt het niet alles onderuit dat het pretendeert onderuit te halen : het blijft zinvol om verklaringen en correlaties in het heden en verleden te zoeken. Als je ze maar weet te interpreteren.

Blikveld

Blikveld

Terwijl ik dit schrijf is het 26 °C in Kuala Lumpur, Maleisië, en plaatselijk bewolkt. Hoofdpunt in het nieuws aldaar is dat twee politieke rivalen toevallig in dezelfde moskee waren voor een gebedsdienst. In het sportnieuws staan badminton en snooker voorop. Verder baart de Mexicaanse griep zorgen : kleine kinderen mogen niet meer in hospitalen op bezoek komen.

Voortouw en de Heemkundige Kring organiseerden vorige donderdag in het kader van 850 jaar Essen een lezing met als titel “Essen, een grensgeval in de wereld” over de internationale omgeving waarin onze gemeente zich van 1950 tot nu heeft bewogen. De lezing was de derde in een reeks van drie, de beide vorige heb ik gemist. Eerlijk gezegd was ik ook niet met heel veel verwachtingen naar de Oude Pastorij getrokken. Wel met een fototoestel, zodat ik me alleszins in functie van “Essen in Beeld” nuttig zou voelen.

Dat de avond me wel geboeid heeft, en niet alleen vanuit fotografisch oogpunt, is dus een meevaller. De film vooraf, “De Beemden van het Beekdal”, had ik tot mijn schaamte nog nooit gezien. Het bezoek aan de boerderijen langs de Steenbergse Vliet / Molenbeek / Kleine Aa vond plaats op een kruispuntmoment tussen de moderne tijden en de periode daarvoor. De tractor en de bedrijvigheid in de Roosendaalse haven, maar ook de melkmachine, stonden in contrast met de andere aspecten van het landbouwleven, die eruit zagen alsof ze recht uit de Middeleeuwen kwamen. Overigens heb ik in de film bijzonder weinig vrouwen zonder hoofddoek gezien !

Met als sprekers Ingrid Loos, Marcel Mous, Rudi Smout, Robert Tas en Pierre Verpalen onder leiding van Guy Van den Broek werd de rest van de avond vooral gevuld met verhalen over de Belgisch-Nederlandse grens die Essen van Nispen scheidde en nog steeds scheidt, en hoe die aan beide kanten werk en welvaart opleverde. En voor een boeiend spanningsveld zorgde tussen “eigen” en “anders”, wat maakte dat veel jonge en dynamische mensen allerlei grensoverschreidende contacten uitbouwden. De Essenaar van de twintigste eeuw beschikte over een “venster op de wereld”, lang voor die term gemeengoed was. Dat venster op de mede-Brabanders, zo dichtbij en zo gelijkend, maar toch net verschillend genoeg om te boeien, leidde er wellicht ook toe dat Essen gemakkelijk de blik wat verder verruimde.

De band met Essen-Oldenburg (met tussen haakjes een boeiend “dorpslied”, stelde ik gisteren vast) is in die zin bijna een verlengstuk van die contacten net over de grens : zoals de Nispenaren mede-Brabanders zijn, zijn de Oldenburgers mede-Nederduitsers. Het is vanzelfsprekend de historische verdienste van Herman Suykerbuyk om relatief kort na de Tweede Wereldoorlog daarin vooral “Neder” en minder “Duitser” te lezen en zo de band tot stand te brengen. Dat Essenaren al vóór 1989 (en zeker kort daarna) ook de mede-Europeanen achter het IJzeren Gordijn ontdekten, is al evenmin toeval.

Uit de avond sprak een beetje weemoed naar de tijd van toen. Dat hoort natuurlijk zo. En de contacten van Essen, van ons verenigingsleven, met Nederland maar ook met al wat verder ligt lijken wel minder intensief te zijn geworden dan vroeger. Wellicht omdat het verenigingsleven zelf, hoewel behoorlijk sterk, niet meer het draagvlak van gewapend beton heeft waar het in de jaren ’50 tot ’70 onbetwistbaar op kon rekenen. Maar vooral omdat we tegenwoordig andere vensters op de wereld hebben, die veel en veel verder kijken dan Nispen of Essen-Oldenburg.

Eerst de televisie, en vandaag het internet, zijn ongelooflijk krachtige instrumenten. Natuurlijk bieden ze ook veel pulp aan, maar laat ons eerlijk zijn : niet élk bezoek aan Nispen of Essen-Oldenburg was alleen op cultuur met grote K gericht (ondanks de waarschuwende woorden over alcohol in het “Essener Nationallied) ! Toch slokten velen een open en genuanceerd wereldbeeld mee binnen, en dat is vandaag gelukkig niet anders.

Essen had een venster(tje), nu heeft iedereen een raam waaruit de hele dag ver weg kan worden getuurd. Wij zijn niets verloren, maar we hebben samen zoveel anderen veel gewonnen. Dat we in die grote wereld van vandaag -ook als gemeentebestuur- bewust blijven ver-kijken is het mooiste eerbetoon dat we aan de pioniers van de voorbije decennia kunnen geven. Ook al dwaalt onze blik ver voorbij het Volkerak of de Große Hase. Al mogen we naast de spreekwoordelijke verre vriend natuurlijk ook de goede buur niet veronachtzamen !