Archief van
Jaar: 2020

Sex, Lies and Videotapes

Sex, Lies and Videotapes

Of eigenlijk alleen Lies and Videotapes.  Maar u bent toch maar beginnen lezen, het heeft dus gewerkt ! En de verwijzing naar de bekende filmtitel was te mooi om hem te laten liggen…

Gisteren was het gemeente- en OCMW-raad.  Het onderscheid tussen beide is nog nauwelijks meer dan theoretisch, maar dit gaat dus over de OCMW-raad.  Het schepencollege heet in die context het “vast bureau”.  Als OCMW-raadslid had ik in de vorige zitting van de raad gereageerd op een eerdere tussenkomst van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst (schepen Brigitte Van Aert) tijdens de gemeenteraad.  Ik had daarbij gesteld dat de informatie die zij aan de gemeenteraad (die net voordien had vergaderd) had verstrekt niet klopte, en heb dan letterlijk verwezen naar de geldende wetgeving en wat daarover op de site van de Vlaamse overheid staat.  Ik had dat snel opgezocht, maar zou anders in dezelfde zin zijn tussengekomen; ik zat immers (net) in de OCMW-raad toen de GPMIs werden ingevoerd, en wist er nog genoeg over.

Schepen Van Aert heeft vervolgens dit geantwoord : “Wat ik heel duidelijk kan stellen is dat het GPMI een contract is tussen de maatschappelijk assistent en de cliënt, en zij bepalen samen wat er in vertrouwen wordt afgesproken, en dat wordt voorgelegd aan het Bijzonder Comité ter kennisgeving.    Het is niet aan de OCMW-raad (…) om te bepalen wat er in het GPMI staat.”  Hoe ik dat zo precies weet ? Wel, dat brengt me bij de “videotapes” uit mijn titel : de hele raad werd opgenomen, en kan hier worden teruggevonden.  Het stuk waarover het gaat loopt van 2:32:06 tot 2:34:33.

Ik heb dan meteen na de raad om een schriftelijke opheldering gevraagd.  Klopt de wetgeving zoals ik die had aangehaald, of was het een “interpretatie” van mij, zoals Van Aert beweerde, en had zij gelijk ? Ik heb een antwoord gekregen, dat uitgebreid op de kwestie ingaat en er ondubbelzinnig op neer kwam dat wat de schepen in de raad beweerd had niet juist was.  In de brief wordt wel een poging gedaan om wat verwarring te scheppen, maar de conclusie is desalniettemin duidelijk : het GPMI is een overeenkomst tussen het OCMW en de cliënt, en de OCMW-raad kan er perfect algemene instructies over geven (uiteraard kan de raad niet beslissen om één individueel GPMI aan te passen, dat had ik noch iemand anders beweerd).

Ik ben hier dan gisteren in de OCMW-raad op teruggekomen, en heb het volgende gezegd : “In de vorige raad was er een discussie over de procedure voor het opmaken van een Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie.  Ik heb naar aanleiding daarvan om een schriftelijke verduidelijking gevraagd van het vast bureau, en heb die ook gekregen, waarvoor dank.  Ik heb met de brief erbij dat deel van de raad nog eens opnieuw bekeken, en daaruit blijkt dat er letterlijk geen woord klopt van wat er toen vanuit dat vast bureau gezegd werd.  Dat is opmerkelijk, want het ging niet over iets dat spontaan in de raad aan bod kwam, maar over een vooraf ingediend punt.  Dat iemand iets niet weet, is begrijpelijk, maar bewust foute informatie geven is iets heel anders.  In elk democratisch systeem is het recht van de verkozenen om vragen te stellen één van de belangrijkste rechten, en het juist inlichten van de verkozen één van de belangrijkste plichten van uitvoerende mandatarissen.  Ik wil daarom niet alleen weten hoe ervoor gezorgd gaat worden dat zoiets niet meer kan gebeuren, maar ook welke conclusies hieruit door het Vast Bureau worden getrokken.” 

Het is voor de werking van een gemeentebestuur heel belangrijk dat de raad juist wordt ingelicht.  Als dat per hoogste uitzondering en per vergissing niet gebeurt, dan horen daar minstens verontschuldigingen aan de raad en een spontane rechtzetting door de verantwoordelijke, tijdens de raad, op te volgen.  Anders gaat het om het bewust voorliegen van de verkozenen, en dat is een doodzonde in een democratisch systeem.

Met mijn vraag probeerde ik het vast bureau (het college) de kans te bieden om het alsnog recht te zetten.  Korte excuses en de belofte om beter op te letten bij het verstrekken van informatie hadden volstaan.  Maar dat gebeurde niet.  De burgemeester beweerde integendeel dat het allemaal niet zo zwart-wit was, en dat zowel de schepen als ik niet helemaal gelijk of ongelijk hadden.  In de eerste plaats is dat niet waar : alles wat ik gezegd heb, klopt en alles wat de schepen heeft gezegd niet.  In de tweede plaats doet het niet ter zake : de uitvoerende mandataris (burgemeester, schepen, voorzitter van het bijzonder comité) moet de raad correct inlichten en zich daarvoor tegenover de raad verantwoorden.  Als raadslid heb ik die plicht niet – al blijft het natuurlijk mijn bedoeling om correcte informatie te geven en me op goed onderbouwde argumenten te baseren.

Uiteraard weet ik ook wel dat dit niet over een uiterst belangrijke beleidskwestie gaat.  Er liggen maar weinig Essenaren wakker van de vraag wie er exact verantwoordelijk is voor de Geïndividualiseerde Projecten voor Maatschappelijke Integratie – op de betrokkenen na, want ik wil het belang ervan voor hen niet onderschatten.  Maar het recht van verkozenen op juiste informatie is fundamenteel voor de democratie.  Anders belanden we in het straatje van Poetin en Trump.  Ik kan in eer en geweten niet anders dan een harde conclusie trekken.

Die conclusie brengt mij bij de “lies” uit mijn titel.  Halsstarrig de waarheid ontkennen is liegen.  Een uitvoerende mandataris die liegt moet opstappen.  Het vast bureau (schepencollege) heeft tegenover de raad gelogen en weigert in te zien dat dit een probleem is en moet worden rechtgezet.  Het moet nu zelf maar uitmaken of de verantwoordelijkheid daarvoor bij de burgemeester of bij de betrokken schepen ligt.

Bekaaid

Bekaaid

In het tijdperk voor de iPad las ik ’s morgen op de trein de papieren krant.  De Morgen, normaal gesproken.  Op dinsdag wisselde ik die af met Humo.  En op woensdag meestal met Knack.  Maar met dat blad had ik een moeilijke verhouding.  Met de bijlagen erbij was het een stuk dikker dan Humo, en ook duurder.  Maar ik las er minder in.  Over de Belgische politiek stond er niet vaak iets in dat ik al niet elders had gevonden, en ik had al snel door dat goede artikels over het buitenland vaak afkomstig waren uit The Economist, zodat het geen slecht idee leek om gewoon dat blad te lezen.  En toch.

Soms stonden er wel erg goede artikels in Knack, natuurlijk.  Bovendien, als ik die had gelezen bleef er altijd nog een laatste bladzijde over.  Met “Kwaad Bloed”, de column van Koen Meulenaere.  Later werd het “Bladspiegel”.  Het blad was iets te duur om het alleen daarvoor te kopen, maar in bibliotheken deed ik het soms wel : oude Knacks open doen om alleen de laatste bladzijde te lezen.  Dat had wel een belangrijk nadeel tegenover het doorbladeren van het hele blad om zo bij de laatste bladzijde uit te komen.  Af en toe kroop Meulenaere namelijk in de huid van sportjournalist.  Dan begon ik half wakker en ongeïnteresseerd iets te lezen over paardensport, of over golf.  In de verwachting om na twee zinnen opnieuw af te haken.  Maar dat gebeurde dus niet.  Ik bleef lezen en raakte geboeid.  Op het einde had ik nog altijd niets met paardensport, of golf.  Maar ik had wel een schitterend artikel gelezen.

In 2012 stapte Meulenaere, samen met Rik Van Cauwelaert, over naar De Tijd.  Om dagelijks “Kaaiman” te schrijven.  Ik heb Knack daarna misschien nog twee keer gekocht.  Maar De Tijd bood dan weer iets te weinig krant om de lange treinritten naar Brussel te vullen, en de iPad zorgde al voor een alternatief.  Toch greep ik elke gelegenheid aan om Kaaiman te lezen, als ik de krant te pakken kreeg.  De dagelijkse rubriek was gemiddeld net iets minder snedig dan de wekelijkse schrijfsels in Knack, met name in de tijd van “Kwaad Bloed”, maar de uitschieters waren nog steeds literaire pareltjes.  Kaaiman, een schitterend gekozen pseudoniem overigens, was op zijn best als hij Wahrheit en Dichtung naadloos op elkaar liet aansluiten.  Enkele feiten of feitjes, vaak niet echt gekend door of zedig verzwegen in andere media, werden verweven met hallucinante scenario’s, die de echte feiten dan beter beschreven dan de waarheid zelve.  Op echte leugens liet Meulenaere zich bovendien nooit betrappen; blijkbaar werd er één keer een proces tegen hem gestart, dat door de vermeende benadeelde alras werd opgegeven.  Maar fundamenteel oneerlijk was het wel : politici werden tot karikaturen herleid, en die karikaturen werden vervolgens door het slijk gehaald.  Nooit geheel onverdiend, maar wel strikt onrechtvaardig, want elke column over den Baard ging niet over de Kale, die even goed boter op zijn hoofd had.

De laatste jaren las ik Kaaiman omdat De Tijd ’s morgens een link naar alle “opinie-artikels” publiceerde op Twitter, waarna je die ook als niet-abonnee kon lezen.  Ik legde mezelf op om alleen uit de titel af te leiden welke de Kaaiman-“opinie” was, en miste zelden doel.

In het diepst van mijn gedachten zou ik soms Kaaiman willen zijn.  In plaats van te participeren, hoe bescheiden ook, zou ik dan in het ondiepe water stilliggen, om dan om de zoveel tijd de pen te scherpen en plots keihard uit te halen.  Soms mis, soms raak, maar dikwijls genoeg raak om voldoende proteïnen tussen de scherpe tanden te krijgen.  Onthechtheid noch voldoende literair talent vielen mij evenwel ten deel, zodat de Essense gemeenteraad wel tot een maandelijkse Nieuwsflits en maar zelden tot een column met krokodilachtige ambitie aanleiding geeft – ik weet niet waar de bewoners van de biotoop het meest (on)gelukkig mee zouden zijn, maar dat is een andere vraag.

Kaaiman gaat met pensioen.  Ik vind het wel tekenend dat hij dat gewoon doet omdat hij het schrijven beu is en het altijd als broodwinning zag, niet als een dienst aan de maatschappij.  Wellicht maakte ook dat dat hij zich nooit onnodig inhield.  Ik ga hem missen, en heb begrepen dat datzelfde opgaat voor sommige van zijn meer prominente slachtoffers.  Want wie meende iets te betekenen en nooit zijn column haalde, die komt er natuurlijk pas echt bekaaid vanaf.

Black lives matter

Black lives matter

En andere levens ook, maar dat is nu niet het punt.  De politiemoord op George Floyd in Minneapolis bracht het racisme in de Amerikaanse samenleving in het algemeen en bij de politie in het bijzonder nog eens voor het voetlicht.  Het is logisch dat dit net nu leidt tot stevig protest, met een president in het Witte Huis die racisme eerder aanwakkert dan ontmoedigt en die het (gewapende) blanke protest tegen de coronamaatregelen aanmoedigde en plaats van veroordeelde.

Dat er ook in Europa een grote solidariteit is met de protestbeweging in de VS, is een goede zaak.  Dat dit tot al te massale samenkomsten leidt in coronatijden, is dat dan weer niet, natuurlijk.  Er zijn genoeg andere manieren om te protesteren.  Dat de protesten in de VS niet altijd vreedzaam verlopen, valt uiteraard ook niet goed te keuren : met winkels plunderen is nog nooit een probleem opgelost.  Al ligt die sfeer van geweld ook aan het wel erg hardhandig optreden van de ordediensten daar.  En dat lijkt me meteen ook hét grote verschil met Europa.  Ook hier is er uiteraard racisme  in de samenleving, en wellicht ook bij sommige politiediensten.  Terecht zijn er waarnemers die op de balk in ons eigen oog wijzen : het is (te) gemakkelijk om tegen Trump en de VS te roepen zonder naar onszelf te kijken.

Ik vind het moeilijk om na te gaan hoeveel racisme er in de VS relatief gesproken is tegenover de EU-landen – waar ik dat ook onderling moeilijk vind om te vergelijken.  Bovendien is niet alle racisme hetzelfde, wat de vergelijking verder bemoeilijkt.  Onze geschiedenis is ook niet die van de VS : kolonialisme en slavernij, om er twee thema’s uit te pikken, zijn allebei natuurlijk verwerpelijk, maar het zijn wel twee verschillende zaken die een verschillende context uitmaken.  Om al die redenen durf ik niet zeggen dat er hier minder racisme zou zijn,

Wat ik wél weet, is dat onze samenleving hier minder gewelddadig is dan in de VS.  De kans dat een politie-arrestatie, al dan niet racistisch geïnspireerd, hier dodelijk afloopt is gewoon kleiner dan daar (neen, ze is niet nul, dat weet ik ook wel).  De kans dat een protest uit de hand loopt omdat de politie geweld uitlokt is dat ook.  Dat de politie in de VS er uitziet als Robocop en ook reageert alsof elke burger een potentiële moordenaar is, is ook begrijpelijk, overigens : de vrije wapendracht maakt dat de kans dat iemand gewapend is gewoon veel groter is dan hier.  Om al die redenen is de kans dat de vlam in de VS in de pan slaat veel groter dan hier, zonder dat dit meteen een oordeel inhoudt over de omvang van het probleem zelf.  En ook dat is een grote reden voor bezorgdheid, met een heethoofd als Trump in het Witte Huis.

Met Barack Obama hoop ik dat het protest erin slaagt om zo geweldloos mogelijk te blijven en zich te richten op de structurele veranderingen die nodig zijn in de VS-samenleving.  Iets doen aan het wapenbezit en de wapenverkoop hoort absoluut in dat lijstje thuis.

De Ambetante Ambtenaar*

De Ambetante Ambtenaar*

*vrij naar Willy Vandersteen

De eerste Essense jeugdambtenaar gaat met pensioen.  Met een actieve ploeg enthousiaste Jeugdraders, met ook enig strategisch inzicht, wisten we een jaar of 25 geleden dat onze gemeente een jeugddienst op het gemeentehuis nodig had.  Een aanspreekpunt voor de verenigingen, voor al wie door of voor jongeren iets wilde betekenen, voor onszelf als Jeugdraad, voor de gemeentediensten zelf die met “de jeugd” wilden of moesten samenwerken.  Hoe daarvan een gemeentebestuur overtuigen dat het verenigingsleven weliswaar genegen was, maar alleen zolang het zijn eigen plan kon trekken (vanuit een visie die ik hier al eens heb uiteengezet) ? Het zichtbare succes van Roefel in de buurgemeenten was een eerste hefboom : de Essenaar zag dat er elders iets succesvol gebeurde, en hier lukte dat niet.  Het decreet op het jeugdwerkbeleid was de tweede : een volwaardig jeudgdwerkbeleidsplan uitschrijven was een niet te onderschatten taak, en het niet doen zou net iets te veel gelden kosten aan het gemeentebestuur.

Ik weet niet van wie het briljante idee uiteindelijk kwam, maar het zou best van Frans Schrauwen kunnen zijn geweest : Josée Van Doren werd aangesteld als jeugdambtenaar.  De Essense Roefel stak al snel de buren naar de kroon, en voor de beleidsplannen die zij toen uitschreef moet je een studiebureau honderdduizenden euro’s betalen.  Ik heb toen met haar leren samenwerken : realistisch, pragmatisch, altijd constructief maar ook kritisch, niet op haar mond gevallen.  En vooral : met een héél groot hard voor de mensen waarvoor ze werkte.  De jongeren, en later de senioren.  De bezoekers en vrijwilligers van het Lokaal Dienstencentrum.  De Essenaren, kortom.

Die vond ze altijd belangrijker dan de regels van het gemeentebestuur of de hiërarchie waarin ze moest werken.  Foute beslissingen, vooral als die het resultaat waren van niet luisteren naar de mensen op het terrein, ergerden haar mateloos.  Mensen die hun positie niet te danken hadden aan inzet of inzicht, maar daaraan wel meenden alwetendheid te mogen ontlenen, ze doorzag ze en durfde dat ook wel eens te zeggen.  Dat zij wél in staat bleek om een degelijk beleidsplan te schrijven en veel beter betaalden niet, het ergerde haar wel eens.  Neen, niet omdat die anderen beter betaald zouden worden, maar wel omdat ze die hogere graad als vrijbrief gebruikten om te beslissen zonder te luisteren, om te doen alsof de wijsheid in pacht hadden.  En omdat ze de oplossing van problemen niet dichterbij brachten, maar bemoeilijkten.  Samen met Marcel Van Meel, die de technische dienst leidde (en die nóg een grotere mond had), slaagde ze er vaak in allerlei praktische problemen op te lossen door gewoon te doen wat er moest gebeuren, of dat nu wel of niet in de regels stond.  Als het niet kon zoals het moest, dan moest het maar zoals het kon.

Zo’n ambtenaren moesten er meer zijn.  Ik begrijp wel waarom leidinggevenden soms last hebben met loyale maar kritische ambtenaren, die durven de vinger op zere wondes te leggen.  Wie leiderschap verwart met controle, wie gezag verwart met procedurele macht, wie deskundigheid verwart met een positie, die gaat met hen botsen.  Het is ook niet altijd gemakkelijk, wat natuurlijk is ook niet elke kritiek altijd terecht, komt niet alle wijsheid van onderuit, bestaan veel regels en procedures ook om goede redenen.  Maar daar gaat het ook niet om.  Want ook die loyaal-kritische ambtenaren weten vaak wel dat ze niet altijd gelijk hebben.  Het gaat erom dat ze de organisatie dwingen om zichzelf en de beslissingen die worden genomen te bevragen en te verantwoorden.  Ze passen in een cultuur die de mensen de ruimte geeft om mee te denken en om aan te geven wat er schort, zodat wat er moet gebeuren ook mee gedragen kan worden.  Uiteindelijk werkt dat versterkend voor de organisatie en voor wie in die organisatie leiding geeft.

Ik vrees dat die organisatiecultuur er in Essen de voorbije decennia onvoldoende is geweest.  Ik vrees ook dat er veel te weinig is nagedacht over het gebruiken van competenties in plaats van te focussen op diploma’s en formele posities.  Josée Van Doren zou een uitstekend afdelingshoofd Vrije Tijd zijn geweest.  Ik denk ook dat ze dan vandaag nog niet met pensioen zou zijn gegaan.  Dat is een gemiste kans voor de organisatie, al gun ik haar uiteraard van harte de “rust” (van stilzitten gaat niet veel in huis komen).

Ik ben er bijzonder trots op dat ze in 2012 en 2018 op onze verkiezingslijst stond, en dat we bij N-VA/PLE op haar inzichten kunnen rekenen.  Ik hoop dat dat nog lang zo blijft; eigenlijk zou ze in de gemeenteraad moeten komen, maar dat kan natuurlijk niet zomaar meteen.  Maar ook als ze niet bij ons actief zou zijn zou ik dit stukje.  Uit nostalgie naar een uitstekende jeugdambtenaar en uit waardering voor al die mensen die op de werkvloer van ons gemeentebestuur dag na dag het beste van zichzelf geven.  Ik wens ze toe dat ze niet vergeten om als het moet flink ambetant te zijn, en de organisatie wens ik toe om dat naar waarde te leren schatten.

Het meerderheidskamp

Het meerderheidskamp

Ik heb gisteren geprobeerd om voor één van onze voorstellen een meerderheid te vinden in de gemeenteraad (die u hier kan herbekijken) .  Niet zo bijzonder, hoor ik u al denken.  En dat klopt : dat doen we eigenlijk altijd, een meerderheid zoeken.  Maar we vinden die niet altijd : met N-VA/PLE zitten we in de oppositie, en CD&V en sp.a, die samen wel een meerderheid hebben, houden de rangen stug gesloten – zelden zo stug als gisteren, trouwens.

Ik zocht mijn meerderheid elders : in de eerste plaats bij de groep van raadsleden die ooit al zelf een jeugdkamp hebben mee georganiseerd.  Dat is al een mooi begin op weg naar een meerderheid : zelfs al ken ik niet van iedereen het hele cv, dan nog is die fractie is al zeker groter dan de grootste échte fractie in de raad.  Daarnaast stelde ik voor dat de degenen van wie de kinderen dit jaar mee op kamp zouden willen gaan zouden aansluiten.  Ik weet niet zo goed hoe groot die fractie is, dus voor alle zekerheid had ik er misschien nog een derde moeten aanspreken : die van degenen die vroeger met plezier zelf op kamp zijn geweest.  En misschien ook nog die van degenen van wie de partners met veel plezier kampen in elkaar hebben gebokst.  Dat zou een zeldzaam grote meerderheid hebben opgeleverd.  We hadden die misschien vooraf (virtueel) moeten samenbrengen, al hebben we uiteindelijk unaniem iets goedgekeurd.  Maar een sterker kamp-kamp had er meer kunnen uithalen.

En dat is verdorie nodig ! Ik kreeg gisteren de gids te zien die de jeugdkampen in deze coronazomer als leidraad moeten gebruiken.  Zoals ik in de raad zei, zou ik er zelfs al niet aan willen beginnen om op die manier op kamp te gaan.  Maar ik heb er ook bijgezegd dat ik het 25 jaar geleden wellicht wel zou hebben aangedurfd, dus reken ik op de jeugdleiders van vandaag…

Alleen hebben die ook nog andere kopzorgen.  Examens die in vreemde omstandigheden verlopen.  En financiële zorgen, want heel wat van de activiteiten waarmee ze zich financieren zijn in de voorbij maanden natuurlijk niet kunnen doorgaan.  En een coronakamp gaat onvermijdelijk extra kosten meebrengen.  Dat gat moet dichtgereden worden, want anders is er letterlijk geen beginnen aan, aan het organiseren van een kamp dit jaar.

In de raad van april probeerden we dat principe al voor alle verenigingen te regelen, en dat probeerden we gisteren opnieuw.  Maar toen de meerderheid het weer op de lange baan (sorry, de task force) besloot te schuiven heb ik geprobeerd om te redden wat er te redden valt voor de jeugdverenigingen.  Voor hen is het immers dringend : ze zijn nú hun kamp aan het voorbereiden.  Mogelijk hun moeilijkste kamp ooit.  Ze willen nú zekerheid dat het zonder financiële kopzorgen zal kunnen.  En natuurlijk ook zonder hun kampprijs te verhogen, zoals het gemeentebestuur impliciet suggereerde in de enquête die het bij de verenigingen deed.  Dat laatste argument deed bij CD&V een belletje rinkelen, zodat er toch een beetje een Scouts/KSA/Chiro/KLJ/Kazou-coalitie tot stand kwam.  En ook jeugdschepen Arno Aerden (sp.a) had de uitdaging duidelijk al begrepen en leek er ook klaar voor om heel hard mee te werken aan een oplossing.  Dat hij daarvoor zonder toelating van de raad geen geld voor kon uittrekken, overtuigde hem mogelijk ook – wie zal het zeggen.

De macht van het getal haalde uiteindelijk ook de burgemeester over de streep, zodat het schepencollege namens de raad “iets” moet uitwerken tegen 1 juni.  Ik ben en blijf diep teleurgesteld dat we geen garantie uit de band konden slepen dat we de extra kosten en de minderinkomsten zullen denken, maar heb de ene vogel in de hand dan toch maar aangenomen.  Hopelijk krijgt Arno in het schepencollege ook steun van de jeugdwerkcoalitie om toch zo veel mogelijk kosten voor de gemeenterekening te kunnen nemen.  Als we er nu niet ondubbelzinnig staan voor de jeugdkampen, dan mogen we nooit meer “eens (jeugdbeweging naar keuze), altijd (zelfde jeugdbeweging)” zeggen.  Dat zou een belediging zijn.

En natuurlijk geldt dat bij uitbreiding voor het hele verenigingsleven.  Ook daar gaan we hard voor blijven gaan : onze verenigingen moeten er na corona even sterk opnieuw kunnen staan dan voor corona, zonder extra leningslasten en zeker zonder extra kosten voor wie graag “bijeen komt” in Essen.  Maar voor de jeugdverenigingen is het nog net even dringender.  Hopelijk begrijpt iedereen dat.

Voor wie zich deze zomer voor het jeugdwerk inzet hierbij alvast mijn oneindige waardering en dank.  Het zal niet gemakkelijk zijn.  Een leidingsploeg in bubbels moeten verdelen lijkt me een behoorlijke opgave.  Maar het kan.  Omdat het moet.  Doe geen enkele toegeving op de regels en de raadgevingen, ook als die op het eerste gezicht onhaalbaar of onlogisch lijken.  En maak er op alle manier een onvergetelijk kamp van !

Foto : Promotiefoto Dag van de Jeugdbeweging 2019
De Coronaparadox

De Coronaparadox

De regels mogen dan wel wat versoepeld zijn, “blijf in uw kot” is vooralsnog nog steeds het uitgangspunt.  Wat mij betreft terecht : ik zou me een stuk veiliger voelen als er niet meer elke dag enkele tientallen overlijdens en ziekenhuisopnames zouden worden aangekondigd.  Al heb ik ook veel begrip voor gezinnen, kinderen, (groot)ouders… voor wie het kot veel te eng geworden is.  Onze overheden dansen op een slappe koord, en dat is een positie die niemand hen zou mogen benijden.

Maar ondertussen zit ik dus meer dan twee maanden thuis.  Als ik er op terugkijk, dan stel ik een merkwaardige paradox vast.  Ik heb de voorbije twee maanden meer gewerkt dan anders.  Qua aantal uren, en ook qua werkvolume.  Ik ben van thuis uit meer “aanwezig” geweest voor mijn collega’s, ik heb zelf analytisch werk gedaan waar ik anders zelden aan toekom en heb alle vergaderingen in het binnen- en virtuele buitenland bijgewoond waar ik werd verwacht, al moet ik toegeven dat zeker de eerste weken sommige internationale instellingen wat aanpassingsproblemen hadden en dus minder werk verzetten.  Maar dat extra werk is niet ten koste gegaan van mijn mandaat als gemeenteraadslid, integendeel.  Zo heb ik wellicht voor het eerst sinds lang twee maanden lang geen vergaderingen gemist.  Ik heb ook geen enkele Griekse les moeten afzeggen.  Ik heb veel meer tijd doorgebracht met mijn vrouw dan voordien.  Ik heb bijna elke dag een wandeling gemaakt.  En ik heb méér afgesproken met vrienden dan voordien.  Tenslotte heb ik ook nog eens meer geslapen !

Aangezien er maar 24 uur op een dag zijn, ook in quarantaine, moet dat ten koste van iets zijn gegaan.  Ik heb mijn ouders niet bezocht, en dat is uiteraard een belangrijk gemis.  Ik ben ook niet op reis geweest, en dus hebben we ook de familie van mijn vrouw niet gezien.  En uiteraard heb ik ook voor mijn werk geen verplaatsingen gemaakt.  De rest van het saldo is voor rekening van de NMBS.  Ik nog niet welke conclusies ik daaruit wil trekken.  Ik vind reizen, in verschillende vormen, namelijk ook wel leuk.  En het verlangen naar een terugkeer naar de “normaliteit” is ook bij mij groot – ik krijg soms een punthoofd van al het televergaderen.  Maar ik kan anderzijds de vaststelling ook niet ontkennen dat minder ook meer is.

Essen an der schönen blauen Donau

Essen an der schönen blauen Donau

Gisterenavond hadden we de eerste “echte” digitale gemeenteraad, nadat we vorige week een aantal commissievergaderingen hadden.  Technisch liep het allemaal vrij goed, en dat is niet zozeer te danken aan de technici (want een platform voor videovergaderingen gebruiksklaar maken is niet zo moeilijk), maar wel aan degenen die voor een vlotte “regie” zorgden, in de eerste plaats de algemeen directeur dus.

Inhoudelijk verliep de raad veel minder goed.  Dat vraagt enige duiding…  De coronacrisis geeft onvermijdelijk extra macht aan de bestuurders die ze moeten beheersen.  De vraag is of ze een deel van die macht afstaan, delen, om zo een sterker antwoord te kunnen geven.  De meeste machthebbers geven een deel van de macht af aan experten.  De omvang van dat deel is voor discussie vatbaar, maar iedereen ziet in dat Trump of Bolsonaro de expertise te veel negeren, en zichzelf daardoor verzwakken.  Een andere vraag is wat je als machthebber doet met de politieke oppositie.  Om twee uitersten te duiden : de Hongaarse premier Orban gebruikt de coronacrisis duidelijk als een excuus om de facto een dictatuur in te stellen in zijn land, de Nieuw-Zeelandse premier Ardern liet het aan de oppositieleider over om de parlementaire commissie rond “Covid” voor te zitten.  Ook op het federale niveau bij ons worden alle verantwoordelijke partijen betrokken bij het uitwerken van de coronamaatregelen, in Nederland verving een oppositiepoliticus de minister van volksgezondheid toen die plots ontslag nam.  En zo zijn er nog heel wat voorbeelden; ook iemand als de Duitse kanselier Merkel haalt een stuk van haar legitimiteit in deze crisis uit een verbindende houding.  Ook in dit geval betekent macht afstaan eigenlijk de eigen macht versterken : een groter politiek draagvlak creëert ook een groter draagvlak bij de bevolking.  En het komt uiteindelijk ook de machthebber ten goede; na 14 jaar in  haar ambt is Merkel in de peilingen populairder dan ooit tevoren.

Welke keuze werd in Essen gemaakt ? Het begon niet slecht.  Bij het begin van de lockdownmaatregelen stelden CD&V en sp.a aan ons voor om samen een persbericht te verspreiden.  Dat deden we dan ook.  Daarna deden we enkele voorstellen, en vroegen om die samen te bespreken en uit te werken.  Maar die werkwijze was duidelijk niet naar de zin van de burgemeester, die een uitstekende gelegenheid zag om zijn eigen macht te versterken.  Zo kondigde hij in de pers aan dat er 500.000 EUR wordt uitgetrokken (vóór corona was het een bevoegdheid van de gemeenteraad om het budget vast te stellen) en besliste hij om zijn coronaplan aan iedereen op te leggen.  Om de sp.a tevreden te houden werd er ook een voorstel van hen in verwerkt, maar daar hield het dan bij op.  Onze voorstellen werden in de gemeenteraad vervolgens weggestemd, omdat ze niet “van onderuit” kwamen en niet voldoende waren gerijpt, de voorstellen van het college werden goedgekeurd “omdat het belangrijk is om snel duidelijke signalen te geven”.  Dat de burgemeester Arno Aerden (sp.a) dwong om die spreidstand uit te leggen, was een cynisch extraatje.  Zoals Helmut Jaspers (sp.a) mocht uitleggen dat ons voorstel voor een verenigingenfonds onvoldoende rekening hield met de diversiteit van de Essense verenigingen, terwijl het net van 100% maatwerk uitgaat, zodat hij uiteraard ook verdwaalde in die uitleg.

Tenslotte werd ons duidelijk gemaakt dat “van onderuit” niet “vanuit de gemeenteraad” betekent (de 25 mensen die door de Essenaren voor dit soort werk zijn aangeduid), maar vanuit task forces samengesteld door “het schepencollege en de door dat college gevraagde mensen die volgens het college het werkveld vertegenwoordigen”.  Waarmee niet alleen de raad, maar ook de bestaande adviesraden buitenspel worden gezet.

En toch gaan we ons verantwoordelijk blijven gedragen.  We gaan de maatregelen steunen die goed zijn, ook als ze niet van ons komen.  Voorstellen van het schepencollege en de meerderheid constructief blijven bekijken, op inhoud beoordelen en niet op de naam van de indiener, zoals we ook gisteren de hele raad door zijn blijven doen.  Dat is niet gemakkelijk, frustrerend zelfs, omdat het niet van twee kanten komt.  Maar het is zoals het hele coronaverhaal… alleen door vol te houden komen we er.

Tussenstand

Tussenstand

Wereldwijd zijn er meer dan 200.000 mensen overleden aan het coronavirus, of COVID-19 om iets preciezer te zijn.  In ons land gaat het om meer dan 7.000 mensen.  Ik weet dat die cijfers niet helemaal vergelijkbaar zijn; ik ben genoeg statisticus om te weten dat concepten en definities ertoe doen, en dat “de” waarheid in statistieken zelden bestaat.  Wellicht zijn het er bij ons verhoudingsgewijs wat minder en elders wat meer.  Maar het leed dat achter de getallen steekt, dat kan in elk geval niet worden weggecijfer.

Ik heb 446 Facebookvrienden.  Dat zijn niet allemaal mensen die ook tot mijn onmiddellijke persoonlijke omgeving behoren.  Sommigen zijn goede vrienden, anderen toevallige kennissen.  Enkele zou ik mogelijk op straat niet herkennen (met mijn excuses, ik ben ook niet zo goed in het onthouden van gezichten).  Maar het geeft een goede idee van de mensen met wie ik omga, en 446 is nu ook weer niet zo gigantisch veel.  Via Facebook volg ik hun wel en wee.  Sommigen geven daarover veel informatie, anderen veel minder tot niets.  En de wonderen van de Facebookalgoritmes houden wellicht ook hier en daar wellicht iets tegen.  Dus is dit gegeven ook relatief.

Van die 446 heeft er één persoon in het ziekenhuis gelegen met Covid.  Verschillenden vermoeden dat ze ziek zijn geweest, maar zijn niet getest.  Van één vriend is de moeder (jonger dan 65) aan Covid overleden.  Van een andere stierf de beste vriend.  Ik vermoed dat iedereen die deze oefening doet een aantal soortgelijke verhalen vindt.  En ik hoop dat het iedereen helpt om te beseffen dat de afbouw van de maatregelen een tussenstap is, maar dat we daarna meer dan ooit allemaal ons best zullen moeten doen om het virus niet te verspreiden.  Het is ook in mei nog altijd verstandiger om je Facebookvrienden op Messenger aan te spreken, dan om samen naar de Hema te gaan, om maar een voorbeeld te noemen.

Met mijn medeleven aan iedereen die van nabij of van ver door Covid is getroffen.

Anders

Anders

“Waarom is deze avond zo anders dan alle andere avonden ?” – het is een vraag die bij het joodse paasfeest hoort.  Maar het voorbije weekend hoorde ze wellicht nog beter thuis bij het orthodoxe paasfeest, met name bij de paasnacht in Griekenland.  Dat vraagt enige context.  Normaal vieren de Grieken Pasen met familie en vrienden, en vooral : niet in de stad.  In Groot-Athene wonen 3,7 miljoen mensen (op een totale Griekse bevolking die ongeveer gelijk is aan de Belgische), maar met Pasen loopt het leeg : iedereen trekt naar “het dorp” waar hun familie vandaag is, en/of naar een buitenverblijf, aan de kust of elders.  Daar wordt gewacht tot middernacht op Paaszaterdag, wanneer iedereen zich vóór de kerk verzamelt totdat de priester de verrijzenis van Christus aankondigt, wat begroet wordt met vuurwerk.  Iedereen neemt dan het licht van de Paaskaars mee naar huis, waar vervolgens gegeten en gedronken wordt (met name de traditionele paassoep, waarvan het recept beter achterwege blijft).  ’s Anderendaags verzamelen families en vriendengroepen zich rond een lam of geit aan het spit, begeleid met muziek, dans en (veel) wijn.  Athene ? Daar valt die dagen helemaal niets te beleven.

Maar deze keer was alles dus anders.  De Griekse overheid was er zich heel goed van bewust dat het een moeilijk weekend kon worden.  Het werd nog explicieter dan in de weken voorheen verboden om naar “den buiten” te trekken, met controles op alle uitvalswegen op de steden.  De massale politie-aanwezigheid leidde uiteindelijk tot 51 boetes.  Alle kerken (en wie er ooit geweest is weet hoeveel er dat zijn) gingen op slot.  De politie is een keer of 5 moeten tussenkomen, maar verder vond elke kerkdienst (en zoals bij ons in de goede week zijn er dan nogal wat, bovendien met een minder groot priestertekort wegens een minder streng celibaat) achter gesloten deuren plaats.  En om middernacht vierde zowaar Athene Pasen, met kaarslicht en vuurwerk vanop de balkons.  Wat voor een uniek gevoel van samenhorigheid zorgde in een stad die daar in het algemeen niet voor bekendstaat, wat niet zo vreemd is voor een snel gegroeide en zeer dicht bevolkte stad, met een ruimtelijke ordening die wellicht nog slechter is opgevat dan we in Vlaanderen gewoon zijn (en dat wil wat zeggen).

Dat het “wonder van Pasen” uiteindelijk zo gemakkelijk tot stand kwam, past wel in het verhaal van Griekenland tijdens de coronacrisis.  Een land dat na jaren van zware economische crisis snel en doortastend besloot om de economie grotendeels stil te leggen en om de grenzen te sluiten (in een land dat voor 30% van zijn BBP afhankelijk is van toerisme).  Zonder dat er meteen een binnenlands “draagvlak” voorhanden was, want er waren nauwelijks gevallen van corona bekend.  Wat wel hielp was dat de toestand in Italië dat draagvlak creëerde, aangezien dat land zowat het “referentiebuitenland” is.  Zoiets als Nederland voor Vlaanderen, of Frankrijk voor Wallonië.  Vervolgens werd er net zoals bij ons voor gekozen om in de eerste plaats wetenschappers vooruit te schuiven in de communicatie, en met Sotiros Tsiodras heeft Griekenland daarbij ook nog eens het geluk dat het over iemand beschikt die nog sterker en (geloof)waardiger dan de (ook al onvolprezen) Marc Van Ranst en Steven Van Gucht uit de hoe komt.  Waarbij de inspanningen ook resultaten opleveren : Griekenland telt ongeveer 50 keer minder coronaslachtoffers dan België.  Op de dagelijkse persconferenties worden ze in eenheden geteld, niet in tien- of honderdtallen.  Dat is uiteraard  zeer belangrijk voor een gezondheidssysteem dat structureel langs alle kanten rammelt én zware klappen kreeg tijdens de economische crisis – al kan het wel bogen op erg goede dokters; wie bij ons in een willekeurig ziekenhuis de namenlijst van specialisten overloopt, komt daarbij onvermijdelijk Griekse namen tegen.

Een situatie waar het land ook moet uit put, die het gemakkelijker maakt om de maatregelen vol te houden.  En zo herontdekt een vaak zwaar verdeeld land de kern van sociale cohesie die nooit weg was, maar al te vaak versmacht leek in een cliëntelistisch politiek systeem, met een bureaucratie die jaren achterloopt en waarbij radicaal populistisch opbod niet wordt geschuwd.  En ja, het vervult de Grieken met lichte trots dat ze nu plots het gidsland zijn.  Al blijft dat uiteraard gedempte trots, want het gaat over een pandemie.

Natuurlijk is er ook wat toeval mee gemoeid.  Grieken gaan niet op skivakantie in Italië of Oostenrijk (ze kunnen in eigen land skiën indien gewenst), carnaval valt wegens de orthodoxe kalender een week later dan hier en kon nog worden gestopt, … Maar toeval speelde ook bij de economische crisis een rol, dus het daar nu helemaal op steken zou erg onfair zijn.

En zo werd Pasen 2020 in Griekenland een dag als geen andere.  Waarbij de barbecue op het balkon in de stad werd uitgestald, of een spit werd geïmproviseerd, desnoods in de open haard.  Ik vermoed dat de vleesgeur in Athene voor één keer die van uitlaatgassen zal overstemd hebben.  En waarbij de “verrijzenis” ook een beetje een andere betekenis kreeg.  Tijdens de coronapersconferentie werd gezegd dat Pasen 2020 wellicht in de eerste decennia niet meer zal worden vergeten, en mogelijk nog langer.  Dat denk ik eigenlijk ook.  En ik hoop dat het gevoel van samenhorigheid ook nog lang zal meegaan.

Ik heb hier de laatste weken blijkbaar meer over Griekenland dan over andere onderwerpen geschreven.  Dat is ook toeval, maar het is vandaag ook gewoon gezond, denk ik, om even weg te dromen.  Het weze me vergeven.   

Molgetal

Molgetal

Het was van de eerste reeksen, met Michiel Devlieger, geleden dat ik nog eens naar De Mol had gekeken.  Maar de nieuwe reeks werd opgenomen in Griekenland, en bovendien bleken onze zondagavonden wegens corona niet gevuld met een treinreis naar Brussel, zoals we ze voordien vaak doorbrachten.  Dus zetten we De Mol op ons programma.  Zoals erg veel Vlamingen, klaarblijkelijk.  Ik heb het me om veel redenen nog niet beklaagd.  De eerste afleveringen gingen door in de streek waar we vorige zomer op vakantie waren, met de bergen van Meteora en de Zagarochoria, en met de zee in Parga.  Het hotel waar de deelnemers verbleven wisten we meteen te signaleren, en op enkele andere plekken zijn we ook geweest.  En de man die in de vorige aflevering met fruit werd behangen en als model dienst deed, blijkt dus ook gewoon een redelijk bekende Griekse acteur.  Een gevoel van herkenning is altijd meegenomen als televisiekijker…

Maar ook los van de setting is De Mol dus nog steeds ook sterke televisie, die je onvermijdelijk in het verhaal meesleept, met een uitstekende verhaallijn.  Het gegeven “Griekenland” wordt gebruikt, maar zonder dat het echt te clichématig wordt.  En het is ook gewoon een erg goed spel, met opdrachten waar strategie en schijnbare onkunde zo dicht bij elkaar liggen dat je iedereen gaat verdenken.  En niemand.  Ik had me voorgenomen om me niet af te vragen wie de mol zou zijn, maar dat kan je dus klaarblijkelijk niet voorkomen.  Het is Bart, en Jolien wint het spel.  Of andersom.