Archief van
Jaar: 2019

Epirus

Epirus

De zomervakantie bracht ons naar Griekenland.  Dat klinkt wellicht een beetje voorspelbaar, maar we kozen voor kant van dat land die wat minder vaak op de lijst van de zomerbestemmingen staat – toch zeker hier.  Na een weekje Athene (waar ik nog wat Griekse les volgde, voortbouwend op het mei-examen – waarvoor ik trouwens geslaagd was) en enkele dagen Salamina (waar zowaar een naschok van de recente aardbeving in de streek op het programma bleek te staan) trokken we naar Ioannina.  Dat ligt niet aan zee, wel aan een prachtig meer.  Het is ook de stad vanwaaruit Ali Pasja in naam van de sultan grote delen van Griekenland, Albanië en omstreken regeerde, en dat liet sporen na.  Een kasteel, een buitenverblijf en enkele moskeeën, met name.  Pasha kon een wreed heerser zijn, maar steunde de Griekse cultuur.  Hij volgde een onafhankelijke koers en onderhield goede contacten in West-Europa.  Dat bracht hem uiteindelijk ook in conflict met de sultan en kostte hem letterlijk de kop (die werd naar Istanboel gestuurd, de rest van Pasja bleef in Ioannina achter).  Zijn leger telde enkele Griekse generaals, en die gebruikten die ervaring nadien dankbaar bij de Griekse onafhankelijkheidsstrijd.  Pasja was van Albanees-Turkse origine, en lag zo ook mee aan de basis van de latere Albanese opstand tegen de Ottomanen.  Of hoe in de Balkan alles met elkaar verweven is – en de val van het Ottomaanse rijk ook minder een breuklijn was dan ze misschien lijkt.

Naast het meer met schilderachtig eiland en de kasteelcitadel staat Ioannina bekend voor het grottencomplex van Perama (groot en goed toegankelijk, dus de moeite meer dan waard), en voor het Vrellimuseum.  Dat is een wassenbeeldenmuseum, gemaakte door één man (Pavlos Vrellis), en gewijd aan de Griekse geschiedenis.  De sfeer doet meer aan het sprookjesbos van de Efteling denken dan aan Madame Tussaud’s.  Interessant curiosum.

Vanuit Ioannina bezochten we de Vikoskloof.  Die is dieper dan de Grand Canyon, wat voor een smalle kloof uitzonderlijk is.  Een indrukwekkend stuk natuur.  We bezochten ook twee van de 46 schilderachtige bergdorpen die samen de Zagarochoria worden genoemd, met name Mikro (Klein) en Megalo (Groot) Papingo.  Niet het Griekenland van de zee en het strand, maar dat van de bossen en de bergen.

Daarna trokken we wél kustwaarts, naar Sivota.  Een toeristische badstad die niet meteen veel charme uitstraalt, al is de zee er kristalhelder (zoals zo goed als overal aan de Ionische kust) en is de zonsondergang er zonder meer spectaculair.  Vanuit Sivota bezochten we Paxos en Antipaxos, twee eilanden die vooral omwille van enkele prachtige stranden bekendstaan.

Vervolgens leidden onze wegen naar Parga.  Ook vasteland, maar met de charme van een Grieks eiland.  We dwaalden er door de smalle straatjes, zwommen in de zee, aten vis op een terras met adembenemend uitzicht en bezochten er de neef van Ioanna, die ook onze getuige was bij ons huwelijk in Salamina.

Daarnaast trokken we tijd uit voor vier dagtrips.  De eerste bracht ons naar een reeks Ionische eilanden.  Met name naar Lefkada en Kafelonia, met enkele prachtige witte stranden die enkel vanop zee toegankelijk zijn, naar het Ithaka van de Odyssee en naar de eilanden (Skorpios en enkele kleinere) die Aristoteles Onassis ooit voor zichzelf kocht, en die nu door de Russische familie Rybolovlev worden verbouwd.  Dagtrip twee bracht ons naar Nekromanteio, waar in het Oude Griekenland vragen konden worden gesteld aan de doden, en vervolgens naar de rivier Acheron.  Er wordt vanuit gegaan dat die rivier model stond voor de mythologische Styx, waar de doden werden overgezet.  We wandelden door de (koude) rivier naar de bronnen ervan, en werden er ook in ondergedompeld, wat onsterfelijkheid zou moeten opleveren.  Voor wie het wil nadoen : opletten dat je alles onderdompelt, en niet zoals de moeder van Achilles je kinderen bij de hiel vasthoudt !  Het koude water deed deugd in de zomerse hitte, die elders in Griekenland voor grote bosbranden zorgde.  Wie na deze zomer nog aan de klimaatverandering twijfelt, is wellicht rijp voor de psychiatrie – of het Witte Huis, natuurlijk.

Dagtrip drie leidde naar Albanië, een land waar ik niet eerder was.  We bezochten het archeologische complex van Butrint (werelderfgoed) en de stad Sarandë.  In die badstad komen reeksen Italiaanse toeristen samen met Grieken, maar ook Serviërs, Kosovaren en uiteraard Albanezen.  Met hier en daar een Duitser of zelfs Nederlander-met-caravan.  De verkeerschaos die dat samen oplevert is „over the top” : dubbel parkeren is er dermate de norm dat je er als voetganger zo goed als overal veilig kan oversteken ! Albanië lijkt vooral op de andere Balkanlanden, met name op Montenegro.  En in het uiterste zuiden is de aanwezigheid van een Griekse minderheid ook erg merkbaar, niet alleen op de plaatsnaamborden.  Of hoe naast de geschiedenis ook de soms zwaarbevochten grenzen op het schiereiland altijd ook relatief zijn.

Onze laatste dagtrip leidde naar nog meer werelderfgoed : de kloosters van Meteora.  Hier keek ik vooraf het meest naar uit, en ik werd niet teleurgesteld.  De natuur bedeelde de regio met een reeks prachtige monolithische rotsformaties, en orthodoxe monniken bouwden er kloosters.  Hoe ze dat deden is minder evident, want tenzij voor ervaren bergbeklimmers zijn de rotsen niet meteen goed toegankelijk.  De combinatie van de rotsen met de kloosters is zonder meer uniek.  Op de terugweg stopten we nog in Metsovo, het dichtst dat een mens bij het Alpengevoel kan raken zonder Griekenland te verlaten.  Gejodeld wordt er bij mijn weten nochtans niet.

Tussendoor vierden we 15 augustus in Parga.  Die dag wordt overal in Griekenland gevierd, wegens het hoogfeest van Maria-Tenhemelopneming en omwille van de band met de Tweede Wereldoorlog (toen de Italianen op 15 augustus 1940 de “Elli” bij het eiland Tinos tot zinken brachten, nog vóór de oorlog tussen Italië en Griekenland uitbrak).  Maar in Parga wordt ook de terugkeer van de bewoners van de stad gevierd, bijna een eeuw nadat ze in 1819 in ballingschap vertrokken toen hun stad in handen kwam van de Ottomanen – van de al genoemde Ali Pasja dus.  Die verkreeg de stad die hij gedurende jaren probeerde te veroveren uiteindelijk door ze te… kopen.  Van de Britten.  Of hoe zelfs de perikelen rond Groenland niet zo uniek zijn in de geschiedenis…

Oh dear

Oh dear

Het Britse Brexitdrama bereikte deze week een nieuw hoogtepunt.  Na het aftreden van Theresa May kozen de leden van de Britse Conservatieve Partij voor Boris Johnson als hun nieuwe leider.  Ik heb hier ooit al over Johnson gesproken.  Ik kon hem namelijk wel smaken als burgemeester van Londen.  Zijn chaotische stijl, zijn liberale instincten en de drang om geliefd te zijn en zijn capaciteit om knopen door te hakken pasten wel bij de stad.  Maar voor het opportunisme en het gebrek aan principes waarmee hij zich nadien op het Brexitverhaal heeft gestort, met als voor iedereen zichtbare doel om premier te worden, kan ik alleen maar afkeer opbrengen.  Bovendien was zijn doortocht als minister van buitenlandse zaken al een bewijs dat hij zijn “olifant in de porseleinkast”-stijl niet kan afschudden, ook niet als dat nodig is.  Hij heeft zowat iedereen beledigd en daarbij de (terecht) vaak geroemde Britse diplomatie enorme schade berokkend.  Zijn weigering onlangs om de Britse ambassadeur in de VS tegen Donald Trump te verdedigen spreekt op dat vlak boekdelen.

Daarmee is die andere olifant, de “elephant in the room”, meteen ook genoemd : hoewel hij veel intelligenter is dan de Oranje Man in het Witte Huis schurkt Johnson overduidelijk tegen Trump aan en spiegelt hij zich aan zijn stijl – en vooral het gebrek daaraan.  Zijn leermeester duwt in de VS het constitutionele systeem tegen de limieten aan, en het lijkt erop dat Johson bereid is om hetzelfde te doen en desnoods tegen de wil van het Parlement in (en tegen die van de bevolking) zonder een overeenkomst uit de EU te stappen.  Wat de Unie pijn zou doen, en voor het Verenigd Koninkrijk een regelrechte ramp zou zijn.

Al kan het feit dat de man geen principes heeft ook andersom werken : het is duidelijk dat het hem er in de eerste plaats om te doen is om in Downing Street 10 te blijven.  Als dat kan met een niet-catastrofale Brexit, of zelfs zonder Brexit, dan zal hij ook dat niet laten.  Maar gezien de druk van de extremistische vleugel van zijn partij lijkt dat soort uitkomst ook niet meteen waarschijnlijk.

Ik hoop dat zijn regering snel struikelt, wat niet onmogelijk is : het volstaat dat enkele “redelijk” mensen zijn partij verlaten om zijn meerderheid onderuit te halen.  En dat in de daaropvolgende verkiezingen de Liberal Democrats, de SNP en enkele kleinere partijen elkaar vinden om samen een alternatief te vormen voor Johnson én voor Labourleider Corbyn, die er maar niet toe komt om vast te stellen dat Brexit ook vanuit een sociaal-democratisch perspectief enkel nadelige gevolgen zal hebben voor zijn land.  De nieuwe LibDem-aanvoerster, Jo Swinson, zou alvast een uitstekende premier zijn.

En de EU ? Voor ons geldt toch vooral het “Keep calm and carry on”-adagium.  Het staat de Britten vrij om in de EU te blijven, om de Unie te verlaten met de overeenkomst die door Michel Barnier met de regering-May werd onderhandeld of om zonder deal uit de Unie te crashen.  Als Johnson met een alternatief komt dat beter is voor ons, dan is dat uiteraard welkom.  Maar we mogen ons in elk geval niet door laten intimideren of uit elkaar laten spelen door de “buffoon” die hopelijk ooit toch zal doorhebben dat een land regeren iets anders in dan elke week in een krantencolumn uitroepen hoe dwaas de EU is en hoe die pijnloos kan worden verlaten.  Al vrees ik sterk de schade die hij tijdens dat bewustwordingsproces kan aanrichten.

Traagheidswet

Traagheidswet

Hoe ver staat het eigenlijk met de regeringsvorming ? Ze schiet niet echt op.  Niet alleen federaal sleept ze aan – dat was vooraf voorspelbaar – maar ook de Vlaamse en Waalse regeringen raken niet gevormd.  En dat was vooraf niet zo voorzien.  De politieke analyse waarom het allemaal zo lang duurt is ondertussen al herhaaldelijk en door velen gemaakt : met name N-VA en PS schaken op verschillende borden en proberen tegelijk in hun regio en federaal mee in de regiekamer te geraken, en te vroeg de knoop doorhakken op het ene niveau kan maken dat ze zich buitenspel zetten op het andere niveau.  Neem daarbij dat ze onderling niet sterk compatibel zijn en de blokkering is snel verklaard.

Maar naast een politieke analyse kan er ook een institutionele analyse worden gemaakt.  Wie wat verder kijkt dan onze grenzen zal vaststellen dat we in vergelijking met andere landen ook gewoon weinig mechanismen hebben die dit soort blokkeringen moeten voorkomen.  Er zijn landen waar er een termijn staat op de regeringsvorming, en als die niet gehaald wordt zijn er automatisch nieuwe verkiezingen.  Er bestaan, vaak in combinatie met die tijdslimiet, ook formele regelingen die bepalen wie er “formateur” is : eerst zoveel weken de leider van de grootste partij, dan de op één na grootste…

Ook onze “lopende zaken” zijn niet universeel.  Soms blijft de regering gewoon, met volle bevoegdheid, zitten tot er een andere een meerderheid heeft.  Er zijn ook landen waar de regering tijdelijk wordt gevormd met neutraal-technocratische ministers.  Met bijvoorbeeld de voorzitter van het hoogste gerechtshof als premier.  Ook dat zet de politici tot enige spoed aan…

Soms werkt ook het kiesstelsel een meerderheidsvorming in de hand : onlangs waren er in Griekenland verkiezingen (die ik uiteraard wat dichterbij heb gevolgd), en daar krijgt de grootste partij er een pak zetels bovenop.  Ook een “first past the post”-systeem zoals in de Angelsaksische landen leidt in de regel tot een snelle meerderheidsvorming.  Beide systemen verkleinen het draagvlak bij de kiezers voor de uiteindelijke regering, maar die is er dan tenminste wel één.

Tenslotte is het ook het onding dat “samenvallende verkiezingen” heet elders lang niet zo populair als hier, al gaan er nu ook bij ons stemmen op om daar toch maar terug vanaf te stappen, al was het maar omdat het onze invloed op de vorming van de Europese Commissie vermindert.

Misschien moet een volgende staatshervorming hier toch ook eens bij stilstaan, want dat treuzelen om een regering te maken is dan wel een politieke tactiek én een gevolg van de complexiteit van de Belgische constructie, maar het is ook het resultaat van het gebrek aan spelregels.  Als er een deadline van twee maanden stond op de Vlaamse en de Waalse regeringsvorming, met nieuwe verkiezingen als het niet lukt, dan waren die regeringen er nu, zonder twijfel.

Gekluisterd

Gekluisterd

Ik heb de voorbije jaren regelmatig een Grieks-orthodox klooster bezocht.  Dat zal wellicht niemand verbazen.  Vele zijn een bezoek ook meer dan waard.  Maar tot dit weekend was ik er nog nooit met de fiets naartoe gereden.  Ik werd er ook nog nooit in het Nederlands verwelkomd.  Om er vervolgens alsnog in het Grieks te worden rondgeleid…

Je hoeft er Brabant niet eens voor te verlaten.  Het enige Grieks-orthodoxe klooster van de Lage Landen bevindt zich in De Peel, bij Asten (er zijn er nog enkele Russisch-orthodoxe).  Als je van knooppunt 45 naar 89 fietst, duikt het in de maïs op.  We ontdekten het bestaan ervan toen we op zoek waren naar de tekst van de orthodoxe huwelijksviering in het Nederlands.  We besloten een bezoek te brengen, maar daar was nog enige planning voor nodig.  Uiteindelijk kozen we voor een weekendje in Deurne – er zijn hier in de omgeving twee Deurnes, waarvan één dus een charmant dorp in Nederland is.  Mocht het ooit van pas komen : De Zoete Zonde is een uitstekende bed and breakfast.  Met gehuurde fietsen reden we door de velden en de bossen richting Asten, uiteraard gebruik makend van de onvolprezen knooppuntenroutes.  En zo belandden we bij het klooster van de Geboorte van de Moeder Gods – al wie weet wanneer Essen-Kermis valt, weet meteen ook wanneer het klooster zijn jaarlijkse feestdag viert.  We werden door een Nederlandse zuster naar de kapel geleid, waar we haar Griekse medezuster ontmoette die ons het verhaal van het klooster, de kapel in het voormalige kippenhok en de mooie kloostertuin deed.  Ze zijn nog met vier, de zusters : naast de twee al genoemde nog één met een Amerikaanse en één met een Zweedse afkomst.  De Griekse zuster bleek afkomstig uit Athene, maar serveerde de koffie op zijn Nederlands en met bijhorend plakje cake.  Of hoe Griekse en Brabantse gastvrijheid elkaar vinden…

Wie de “richtingenstrijd” tussen de christenen in Nederland een beetje kent, weet dat één van de belangrijke vragen “des onderscheids” die is naar welke Bijbelvertaling wordt gebruikt : de “conservatieve” Statenvertaling of een wat vernieuwde variant ervan, de “katholieke” Willibrordvertaling… De zuster vertelde ons dat ze ooit de vraag kreeg welke vertaling zij gebruikte.  Haar antwoord dat ze de originele (Griekse !) tekst verkiest bleek maar moeilijk tot de Nederlandse bezoekers door te dringen…

Dankbaar voor de gastvrije ontvangst reden we van het bescheiden klooster terug naar het al even bescheiden Deurne, en vonden daar een uitstekend… Grieks restaurant.  Waar we bediend werden door Grieken die aangaven dat ze er maar erg weinig landgenoten op bezoek kregen en dus besloten om ons (ik werd meteen geadopteerd) op iets te veel glaasjes ouzo te trakteren.  We aten er erg lekker (alweer, wie ooit in de buurt zou komen…), en dankzij de wijn en dus de ouzo konden we nadien het optreden van een Brabantse would-be Freddie Mercury op het dorpsplein ook nog net waarderen (of toch minstens uithouden).  Op zondag fietsten we naar de Deurnsche Peel en wuifden Deurne met een welgemeend “houdoe” terug uit.

Afdronk

Afdronk

Elf juli kreeg dit jaar een slechte nasmaak…  In mijn vorige stukje was Jan Peumans de vorige voorzitter van het Vlaams Parlement.  Ondertussen is hij de voorganger van de vorige voorzitter.  Ik heb best te doen met zijn opvolger.  Ik heb Kris Van Dijck altijd een bekwaam en sympathiek politicus gevonden.  Als mens gun je niemand wat hem deze week is overkomen.  Hopelijk is het wel de aanleiding voor een grondiger debat.  Neen, niet over eventuele sociale fraude : dat mag niet, en daar moet niet eens over gediscussieerd worden.  Ik ga er vooralsnog ook vanuit dat Van Dijck daar helemaal niet schuldig aan is, en hoogstens een deontologische fout (en nog niet eens een heel grote) heeft gemaakt.  Maar over alcohol en verkeer zou een fundamentele discussie toch wel gepast zijn.

Ik ben het er niet in alle omstandigheden mee eens dat “politici een voorbeeldfunctie hebben”.  Politici zijn ook maar mensen, en dat houden we best zo.  Maar soms brengt de rol van “regelgever” en “verantwoordelijke voor het doen naleven van de regels” wel een extra verantwoordelijkheid mee.  Dat lijkt me hier het geval.

Ons verkeer is al te vaak dodelijk.  Dat heeft niet altijd met alcohol te maken.  Vaak ook met te drukke wegen, of een verkeerde inrichting van de weg. Met ander onverantwoordelijkheid gedrag, of andere substanties die het rijden beïnvloeden.  Met puur ongelukkig toeval ook.  Maar al te vaak zit alcohol er wel voor iets tussen.  Dat weet iedereen.

En ja, ik heb gemakkelijk praten.  Ik drink wel eens alcohol, maar ik rijd nooit met de wagen.  En, eerlijk is eerlijk, soms rijd ik wel mee met mensen die een glas te veel op hebben (nooit véél te véél, maar toch).  Dat zou ik niet mogen doen, maar het is niet altijd evident om de chauffeur waarvan je afhankelijk bent op zijn (of haar, maar meestal zijn) plichten te wijzen.  Een paar glazen wijn maken ook niet noodzakelijk een brokkenpiloot van iemand.  Maar het risico neemt wel toe.  We hebben daar duidelijke regels voor gemaakt.  Niemand in de politiek stelt die in vraag – tenzij (terecht) om ze nog scherper te maken.  Dan moeten we ook maar stoppen met excuses te zoeken.  En ook met alcohoholgebruik in het verkeer als een privézaak te beschouwen.  Dat is het niet : wie gedronken heeft en de auto neemt stelt daarmee in onze maatschappij een publieke daad.  Iedereen weet dat je er de regels mee overtreedt.  Iedereen weet dat het je geloofwaardigheid ondergraaft als minister, parlementslid, burgemeester, schepen, gemeenteraadslid : de volgende keer dat je een dossier op tafel krijgt over verkeersongevallen, controles, ontradingscampagnes… kan je jezelf niet meer recht in de ogen kijken.  En dus kan je je kiezers niet meer voluit vertegenwoordigen.

Een collectief besluit van de politiek dat het nu wel welletjes geweest is, en dat we dit in eigen rangen (ook in eigen partijrangen) niet meer tolereren, zou een verschil kunnen maken.  Dat is niet gemakkelijk, want we zijn* ook maar mensen, inderdaad.  Maar andere landen tonen aan dat het wel degelijk kan.

*In plaats van “zijn” stond hier in de eerste versie van deze tekst “wijn”.  Dat heet een Freudiaanse verspreking…

Beeld in het bos

Beeld in het bos

Het beeld van de Heilige Lutgardis van Tongeren, dat tot voor kort in de kapel van het Redemptoristenklooter aan Rouwmoer stond, kan sinds gisteren bewonderd worden in de kloostertuin aldaar.  De overplaatsing gebeurde op initiatief van het Davidsfonds, met name van de onlangs overleden Stan Van Den Bergh.  Het houten beeld, van de hand van een Essen-Oldenburgse kunstenaar, werd door het gemeentebestuur van onze Duitse zustergemeente destijds immers aan het Essense Davidsfonds geschonken.

De Heilige Lutgardis (1182-1246) zou u kunnen kennen als patrones van de Vlaamse Beweging.  Die eer verwierf de mystica ze omdat ze tot Onze-Lieve-Vrouw bad om nooit Waals te moeten spreken, hoewel ze in abdijen ten zuiden van de (toen erg diffuse) taalgrens verbleef – onduidelijk is of haar gebed ook werd verhoord – over een eventueel beroep bij de Raad van State is er al helemaal niets bekend.  Ze wordt ook aangeroepen om de vruchtbaarheid te bevorderen, waarvoor het onder meer helpt om in haar stoel plaats te nemen, die dan weer bekend staat als het oudste meubelstuk van België.  En die zich ook ten zuiden van de taalgrens bevindt.

Dat weet ik allemaal uit Wikipedia, maar het werd gisteren ook toegelicht door Jos Van Loon, de architect die de mooie nieuwe behuizing van het beeld ontwierp.  En blijkbaar komt al die kennis uit een betrouwbare bron, wat voor heiligenlevens op zijn zachtst gezegd niet altijd het geval is.  Ze raakte overigens ook voorbij onze contreien bekend, wat blijkt uit het feit dat ze door Goya werd afgebeeld.  Maar dat werd er gisteren dan weer niet bijverteld, kwestie van het mooie Duitse houtsnijwerk niet in de schaduw te stellen, wellicht.

Gisteren, dat was op de 11 juliviering die het Essense Davidsfonds organiseerde.  Een geslaagde poging om opnieuw aan te knopen bij de traditie om Vlaanderens feest in Essen ook wat “inhoud” te geven, die door het gemeentebestuur een aantal jaren geleden werd losgelaten.  We kregen eerst een toelichting over de vervlaamsing van het College van het Eucharistisch Hart, waar we te gast waren, door de specialist ter zake die in het dagelijks leven ook burgemeester van Essen is.  En vervolgens mocht de net gepensioneerde Vlaams Parlementsvoorzitter Jan Peumans zijn verhaal brengen – en zo het boek waarin zijn zoon dat optekende promoten.  Peumans bleek een uitstekend verteller.  Een politicus ook met veel respect voor wie zijn mening of partijkaart niet deelt (die twee zaken overlappen bij hem bovendien niet noodzakelijk).  Een oud-KSA’er, wat ook hijzelf een essentieel kenmerk vond.  En iemand die zichzelf weet te relativeren, ook erg belangrijk.  Dat hij af en toe enkele data door elkaar haalde weze hem vergeven, al kan hij zich dat als doctor in de geschiedenis in spe toch misschien wat minder permitteren.  Peumans illustreerde zijn verhaal met foto’s, maar sloeg het beeld over waarop hij in carnavalsplunje te zien was.  Misschien had hij toch wat opzoekingswerk moeten doen alvorens van het verre Riemst naar het nog verdere Essen af te zakken, want de carnavalstraditie is in dit land wellicht wijder verspreid dan hij besefte.  Een mens kan niet alles weten.

Het werd een geslaagde avond, muzikaal omkaderd door het onvolprezen Essense ensemble Cantores, want bij nationale feesten hoort ook gezang.  Al gaat Vlaanderen het dit weekend qua stemmige samenzang toch moeten afleggen tegen Estland, waar de vijfjaarlijkse Laulupidu plaatsvindt.

Weggeloodst

Weggeloodst

De kogel is door de kerk.  Of beter : door de loods.  De rangeerloods, goederenloods of douaneloods aan Hemelrijk, hoe u ze ook wil noemen, zal na de restauratie voor 54 jaar in erfpacht worden gegeven aan de BVBA Robotland.  Dat geeft ongetwijfeld niet alleen mij een dubbel gevoel : op zich is Robotland een interessant idee van een Essense ondernemer, dat als het slaagt een meerwaarde kan betekenen voor Essense bedrijven en Essense scholen.  Maar moeten we daar nu echt de loods voor afstaan ? Aan een erg lage prijs bovendien : Robotland betaalt een vaste prijs van 38.846,99 EUR per jaar, met daarbovenop een variabel bedrag per bezoeker.  Om aan het bedrag van 60.000 EUR per jaar te komen dat CD&V-voorzitter in zijn “oproep tot redelijkheid” -o ironie- vooropstelde te komen, moet het project jaarlijks 171.530 bezoekers trekken, toch al gauw iets meer dan de 100.000 die het project zelf vooropstelt in zijn meest optimistische plannen.  Dat gaat dus niet gebeuren. Bovendien maken we ons als gemeentebestuur afhankelijk van een bezoekersaantal waar we zelf heel weinig aan kunnen veranderen. En zelfs 60.000 EUR per jaar is maar 5.000 EUR per maand, voor een gigantisch gebouw waarvan de waarde op 5,4 miljoen EUR is geschat.

We hebben meegeholpen om de overeenkomst zo correct mogelijk te krijgen en om procedureproblemen te vermijden – onder meer door erop te wijzen dat het gemeentebestuur pas iets in erfpacht kan geven als het ook eigenaar is (dat lijkt evident, maar niets is zomaar wat het lijkt).  Maar ze goedkeuren, dat ging echt niet.  Daarvoor is de overeenkomst niet goed genoeg.  Ik kan me voorstellen dat er iets op tafel zou hebben gelegen dat wél goed genoeg is, een project waarvan de maatschappelijke en de financiële meerwaarde opwegen tegen de miljoenen overheidsgeld die in het gebouw geïnvesteerd zijn.  Robotland doet dat niet.  In de plaats zouden we dan veel beter de loods verder zelf hebben ontwikkeld om er een polyvalent centrum voor de verenigingen van te maken, zoals wij twee maanden geleden voorstelden.

De erfpachtovereenkomst met Robotland werd goedgekeurd door CD&V en sp.a, al heb ik die laatste partij nooit en nergens het voorstel horen verdedigen.  Dat doet ook twijfels rijzen over het echte draagvlak voor de beslissing.  Hoe is het dan toch zo ver kunnen komen ? Mijn analyse is dat de meerderheidspartijen in een fuik zijn beland.  Bij de laatste oproep voor een invulling van de loods kwamen er maar vijf projecten, waarvan twee min of meer levensvatbare.  Toen had men moeten beseffen dat dit te precair was, en zeker toen er nog één afviel wegens onvoldoende financiële draagkracht had de stekker eruit getrokken moeten worden.  Tenzij men bereid was om het alternatief, de loods zelf ontwikkelen, nog steeds als volwaardige piste te beschouwen.  Dat was alleszins onze redenering, maar vooral CD&V had zich erop vastgepind om van het lastige gebouw vanaf te raken.  Zodat er maar met één kandidaat werd onderhandeld.  Die uiteraard het onderste uit de kan haalde.  Goed voor hem, maar niet voor de gemeente.

Waarom moest men van het gebouw vanaf ? Om een mix van redenen, denk ik.  Voor sommigen verhinderde het wellicht andere plannen met andere gebouwen, voor anderen was het meer een zaak om zich van het verwijt te ontdoen dat er geld werd gestoken in een gebouw zonder bestemming.  Anderen raakten mogelijk iets te enthousiast over Robotland.  Maar het resultaat is dat men zich in de fuik liet vangen en hoe langer hoe minder nog een weg terug zag.  Zodat Robotland de vis kon binnen halen.

Nogmaals, dat is een interessant, zelfs enthousiasmerend project.  Ik zal er met plezier en interesse een kijkje gaan nemen.  Maar ik zal het niet kunnen laten om rond te kijken en me de deal te betreuren die we als gemeentebestuur hebben afgesloten.  Zéker als het een groot succes wordt, wat ik de initiatiefnemer toewens.  Want dan zal het helemaal zo zijn dat de gemeenschap het met de kruimels moet stellen.

En dat 54 jaar lang.  Daar moet ik ook nog aan wennen, dat we gisteren een besluit hebben genomen met een dergelijke draagwijdte : het grootste publieke gebouw in onze gemeente, het grootste monument ook, hebben we voor 54 jaar in erfpacht gegeven.  Het soort beslissing waar elke mandataris hopelijk meer dan twee keer over heeft nagedacht – of je er nu voor of tegen stemt.

Zwitsere klok

Zwitsere klok

Wat hebben 40 staats- en regeringsleiders -waaronder Macron, Merkel, May en koning Filip, VN-secretaris-generaal Guttieres en ikzelf gemeen ? Wel, de voorbije twee weken namen we deel aan de “International Labour Conference” van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO of ILO)  in Genève.  Vorig jaar was ik daar ook al, en mijn ervaring van toen was hier toen ook te lezen.  Deze keer mocht ik niet op het spreekgestoelte (in tegenstelling tot de al genoemde VIPs) maar had ik een andere rol als vertegenwoordiger op de regeringsbanken in het comité dat belast was met het opstellen van de plechtige “Verklaring” ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de IAO.  Die verklaring beslaat acht bladzijden.  Ik heb daarover ongeveer 108 uren vergaderd (de laatste 5 vergaderuren heb ik gemist, wegens het koninklijk bezoek), met 1 werkdag van 8 tot 21u, 3 van 8 tot 22u (zaterdag inbegrepen), 2 van 8 tot middernacht, en eentje van 8 tot 1 uur ’s morgens.  Telkens met anderhalf uur pauze.  De andere dagen hadden een wat rustiger ritme.

Het uurschema deed me zowaar terugdenken aan wat we vroeger als leider op kamp deden, al waren de spelletjes en tochten dan vervangen door eindeloze reeksen amendementen en verklaringen.  Maar goed, de toekomst van het werk stond dan ook op het spel ! De verklaring had van mij ambitieuzer gemogen, en het taalgebruik wat helderder.  De procedure was daar niet helemaal op ingesteld, zodat het bloed, zweet en tranen heeft gekost om tot een overeenstemming te komen.  Het is dan ook niet evident om een tekst te schrijven die aanvaard kan worden door de overheden, én door de werkgeversorganisaties en vakbonden van 186 landen.  Zelf heb ik vooral bijgedragen als “WhatsAppfluisteraar” van  het EU-team (een rol die in internationale onderhandelingen nog niet zo lang bestaat, vermoed ik, maar die inhoudt dat ik onze woordvoerster de inbreng influisterde die de anderen deden via WhatsApp, en die ik probeerde samen te vatten of operationeel te maken) en af en toe als verbindingspersoon naar vertegenwoordigers van landen als daar zijn Mali, Cuba en Brazilië.  Daarnaast heb ik vooral geprobeerd om mijn ervaring vanuit andere internationale fora in te brengen.  Ik heb zelden zo hard gewerkt, moet ik zeggen – in uren uitgedrukt dan toch.  Maar boeiend was het wel.  En zo’n eeuwfeest, het heeft wel iets, moet ik zeggen.

Belangrijker dan onze verklaring was overigens de goedkeuring van een formele “conventie” over geweld en intimidatie op het werk.  Ik hoop en vrees tegelijk dat die veel meer een écht verschil zal maken dan onze verklaring…

U heeft goed gekozen

U heeft goed gekozen

Mijn vorige stukje ging over de verkiezingen, maar ik schreef het vooraleer de uitslag daarvan bekend was. Wat de Essense kandidaten betreft kan ik kort zijn : Dirk won de race en de anderen stonden niet op de foto. Maar dichter bij een vertegenwoordiger in Brussel zijn we dus niet gekomen. De verkiezingen gingen dan ook niet echt daarover. Waarover ze wel gingen, daar kan je over discussiëren. Vast staat dat het Vlaams Belang en de PVDA de verkiezingen in Vlaanderen wonnen, en Groen ook een beetje. Dat is dan in landen waar de verkiezingen „winnen” wordt gedefinieerd als „sterk vooruitgaan” en niet als „de grootste partij worden”. In dat laatste geval zou de N-VA de overtuigende winnaar zijn.

Ik ga het in dit stukje verder niet over de PVDA hebben. Dat houden ze van mij te goed, want ik vind hun opkomst wel interessant. Ik wil het wel in de eerste plaats hebben over de terugkeer van het VB. Tien jaar geleden schreef ik hier dat het de historische verdienste van Bart De Wever was dat hij de Leeuwenvlag uit de handen van het VB had gerukt. Vijf jaar geleden maakte hij het werk zo goed als af : het VB werd bijna van de kaart geveegd. Het was irrelevant geworden. En niet door de standpunten ervan over te nemen, wel door de irrelevantie aan te tonen en de bekommernissen van zijn kiezers op een andere manier te kanaliseren.

Hoe is het VB dan teruggekomen ? Het zou onverstandig zijn om te ontkennen dat voorzitter Tom Van Grieken met slechte kaarten zeer goed gespeeld heeft. Maar er is meer aan de hand. Vanuit twee politieke hoeken is het VB terug gelegitimeerd, terug relevant gemaakt. Twee tegengestelde hoeken dan nog : door de felste tegenstanders van N-VA en door de N-VA zelf. Vanaf het moment dat N-VA in de regering stapte, hebben een aantal krachten op links (vooral de PS en Ecolo) het niet kunnen laten om de N-VA gewoon gelijk te stellen met het VB. Het „geluid van bottines” dat de regering was binnengekomen, de cartoons van Theo Francken als nazi… Ook in Vlaanderen kon men het soms niet laten. En het zogenaamde „fascisme” van de N-VA werd erg breed gedefinieerd : het ging over het vreemdelingenbeleid, maar soms werden ook gewoon rechtsere sociaal-economische standpunten (tussen haakjes : het soort standpunten dat pakweg in Scandinavië door linkse partijen wordt gehanteerd) gebruikt om aan te tonen dat de N-VA een asociale (à la bonheur) en dús niet-democratische partij was waarmee net zoals met het VB niet kon worden samengewerkt. De (Vlaamse) kiezer begreep dat VB en N-VA eigenlijk even aanvaardbaar of onaanvaardbaar waren. En zoals de N-VA ooit de aanvaardbaarheid van CD&V „meenam” uit het kartel, kreeg het VB plots de aanvaardbaarheid van uitstekende ministers als Jambon of Bourgeois cadeau. Geen onderscheid maken tussen politieke tegenstanders, wanneer dat wel hoort, helpt uiteindelijk de meest extremen onder hen. Ook rechts bezondigt er zich wel eens aan : de partijprogramma’s van Groen en PVDA zijn echt niet zomaar allebei „communistisch”. In dit geval is het VB er dankbaar voor.

Ook de N-VA zelf heeft bijgedragen tot de terugkeer van het VB. In de eerste plaats door het debat naar het thema van het VB, migratie, toe te trekken. Uit de regering stappen omwille van Marrakech nam meteen ook het andere grote argument weg : een stem op N-VA is nuttig, want leidt tot N-VA-bestuurders, terwijl een stem op het VB dat niet doet. Maar de uitstap werd door N-VA zelf uitgelegd alsof de N-VA-bestuurders uiteindelijk ook „buitengewerkt” worden. Vice-premier Jambon en staatssecretaris Francken zouden volgens mij de kiezer veel meer bij het VB hebben weggehouden dan de burgemeester van Brasschaat en Lubbeek. Tenslotte heeft de N-VA verzuimd om de scheidingslijn met het VB, die inhoudelijk en principieel een dikke streep is en blijft, te benadrukken en helder te maken waar de grens ligt. In stijl en communicatie was het verschil soms duidelijk te klein. En ook dat legitimeerde verder het VB. Dat dus echt wel definitief van de kaart geveegd had kunnen zijn.

Jammer, maar helaas. De wederkeer van het VB roept meteen ook de vraag naar het cordon sanitaire op. Ter herinnering : dat cordon is de afspraak die de andere partijen 28 jaar geleden maakten dat er geen politieke afspraken (zoals coalities) konden worden gemaakt met het Vlaams Blok. Niet meer, niet minder – ook dat verdient te worden benadrukt, want het is in de loop der jaren zowel door het VB als de tegenstanders anders geïnterpreteerd en uitgelegd.  Ik heb hier al vaak gezegd dat het cordon legitiem en niet anti-democratisch is : je mag afspreken met wie je wel en niet wil besturen.  Anders zou elke coalitievorming onmogelijk zijn.  Maar je kan moeilijk ontkennen dat de onderbouwing van die afspraak om het VB erga omnes uit te sluiten drie decennia later niet meer zo helder overkomt. Het cordon is namelijk als tautologie gedefinieerd : er kon niet worden samengewerkt met partijen met een programma zoals dat van het Vlaams Blok – ergo, er kon dus niet worden samengewerkt met het Vlaams Blok. Toen was het „waarom” daarvan vrij duidelijk, maar in de loop der jaren is de onderbouwing van het cordon vaak op verschillende manieren uitgelegd. Waar oorspronkelijk het racisme in het programma en de retoriek van het VB de verantwoording voor het cordon vormden, hoort volgens sommigen het VB achter dat cordon omdat het pleit voor een onafhankelijk Vlaanderen, of op basis van sommige „neo-liberale” standpunten, pakweg over de rol van de vakbonden. Je kan daar voor of tegen zijn, en dat voor of tegen hard verdedigen.  Je kan op basis daarvan beslissen al dan niet met een partij samen te werken ook.  Ze vormen echter geen grond voor een principiële uitsluiting door alle andere partijen.

Wat doet dat wel ? Dat is een discussie waard. Het uitgangspunt daarvan moet de liberale democratie zelf zijn. Mensen discrimineren op basis van ras, geloof, vermogen… kan niet. Aanzetten tot haat en geweld ook niet. De persvrijheid, godsdienstvrijheid, … in vraag stellen mag niet. Het recht van mensen om hun eigen bestuurders te kiezen betwijfelen, dat past per definitie niet in een democratie. En dus openlijk regimes goedkeuren die al die dingen doen hoort niet. Standpunten ondersteunen en verspreiden (bijvoorbeeld op sociale media) die dit soort zaken onderschrijven ook niet. Dat lijkt mij een goed begin voor een lijstje. Zo’n opnieuw gedefinieerd „cordon”, een gedragscode waarbij partijen elkaars legitimiteit voorwaardelijk erkennen eigenlijk, zou zinvol zijn. Het zou grenzen in alle richtingen trekken : het regime in Venezuela steunen of voor geweld tegen „de rijken” pleiten zou ook over de grens gaan. Maar ik vrees dat de discussie er niet komt, en dat het cordon het met zijn tautologische definitie moet blijven doen. En dan kan je er moeilijk omheen dat het VB van vandaag niet meer het VB van Zwarte Zondag in 1991 is. Wel nog een partij waarmee ik niet samen zouden willen of kunnen besturen, trouwens. En die voor mij ook in zijn huidige vorm onder een hergedefinieerd cordon zou vallen. Maar dan wel zou weten waar de grens ligt, wat nu eigenlijk niet het geval is.  Wat het ook te gemakkelijk maakt om het tegen anderen uit te spelen.

Een andere les die uit de verkiezingsuitslag moet worden getrokken is dat coalitiepartijen die elkaar als tegenstander zien uiteindelijk allemaal verliezen. De pogingen van N-VA, Open Vld en CD&V om de voorbije jaren voortdurend elkaar vliegen af te vangen en de zwarte piet door te schuiven hebben hen elkaar uiteindelijk allemaal stemmen gekost. Wat niet verrassend is : een voorgenomen regeringsmaatregel pakweg „asociaal” of „onverantwoord” noemen, klinkt nu eenmaal veel geloofwaardiger als die uitspraak van binnenin de regering komt ! Ik vind het vreemd dat politici dat meestal wel inzien op lokaal niveau (coalities hebben de neiging elkaar te sparen of zelfs openlijk voor elkaar op te komen), maar op nationaal niveau niet. Een andere aanpak, een andere mentaliteit en cultuur op dit punt, zou de geloofwaardigheid van de politiek heel veel goed doen, denk ik. En zo ook extremen tegen houden.

Ik wil tenslotte nog iets over Groen zeggen. Dat die partij in deze omstandigheden niet sterker is gegroeid, moet ook intern veel vragen oproepen. In onze buurlanden zijn de groenen bij de Europese verkiezingen voorbij de sociaal-democraten gegaan, maar bij ons is dat niet gelukt – en dat ligt nu niet meteen aan het „succes” van de sp.a. Wel aan een gebrek aan professionaliteit en aan de weigering om afscheid te nemen van dogma’s (het verzet tegen GGO’s bijvoorbeeld). Daar komt de neiging bij om centrumkiezers af te stoten door sociaal-economisch linkser dan links te willen zijn (de belasting op de wijn in de kelder) in plaats van te beseffen dat er een groot draagvlak voor een beter milieubeleid zit bij sociaal-economische centrumkiezers. Op dat punt zou de opgang van de PVDA een zegen kunnen zijn voor Groen, en de partij zoals de Nederlandse collega’s wat meer in de sociaal-liberale richting kunnen duwen. Wie het klimaat alleen wil redden als tegelijk de pensioenleeftijd omlaag en de belastingen omhoog gaan, die kan namelijk bij Peter Mertens terecht. Maar wie de CO2-uitstoot drastisch naar beneden wil, de begroting in evenwicht, de werkgelegenheid omhoog en de belastingdruk omlaag wil, die stond op zondag niet meteen voor een gemakkelijke keuze !

De regeringsvorming dan.  Als we niet met de plaag van samenvallende verkiezingen opgezadeld zouden zijn, dan zouden de Vlaamse, Waalse en Brusselse regeringsvormingen wellicht al in de juiste plooi hebben gelegen (zoals de regeringsvorming bij de Duitstaligen, trouwens).  In Vlaanderen zou het meest logische zijn om de huidige meerderheid van N-VA, CD&V en Open Vld verder te zetten, en in Wallonië lijkt het erg logisch dat PS en Ecolo elkaar zouden vinden.  Maar de federale regeringsvorming hangt er als een schaduw boven.  Hoe die zou moeten aflopen, zie ik helemaal niet.  Ik hoop wel dat, nu bijna een week later, de hoofdrolspelers een plan in hun hoofd hebben, een visie over waar ze binnen enkele maanden willen staan.  Niemand zit te wachten op een nieuwe maandenlange regeringscrisis waarbij partijen elkaar alleen “I can’t live with or without you” kunnen vertellen.  Zolang de federale overheid bestaat is er echt wel een efficiënt bestuur voor nodig, en wie ze wil ontmantelen doet er goed aan ook dáár een efficiënt plan voor uit te werken.

Essen-Brussel

Essen-Brussel

Ik ben vandaag naar de stembus getrokken, zoals miljoenen andere Europeanen.  Hier is het bovendien ook nog eens verplicht.  Bij het binnenkomen van de Heuvelhal bekroop me een kortstondig stressgevoel : de herinnering aan 14 oktober vorig jaar.  Maar ik realiseerde me al snel dat er vandaag voor mij persoonlijk heel wat minder op het spel staat.  De kans dat ik in de coalitie-onderhandelingen na déze verkiezingen beland is bijvoorbeeld erg klein.  Als we allemaal samen even eerlijk zijn, moeten we bovendien toegeven dat er voor niemand in de Essense politiek heel veel op het spel staat vandaag.  Met alle respect voor Dirk, Steff, Brigitte en Emma, maar echt prominente -laat staan verkiesbare- plaatsen op de verschillende lijsten nemen ze niet in.  Wellicht komt de derde opvolgersplaats van Emma Lambregts bij de sp.a potentieel nog het dichtst bij een zitje, afhankelijk van het coalitiespel.  Het zou haar gegund zijn, maar ik zie het niet gebeuren.  En het electorale mirakel dat Dirk nodig zou hebben gun ik hem nog meer, natuurlijk.  Maar ook de kansen daarop schat ik niet zo groot in.

Het is ondertussen alweer enkele verkiezingen geleden dat Essen naar de stembus trok in de zekerheid dat er ’s avonds opnieuw een Essenaar op de banken van één van de parlementen zou belanden.  Nochtans leeft de politiek in Essen.  In de gemeenteraad zie ik ook verschillende mensen op de gele, oranje en rode banken die goede parlementsleden zouden kunnen zijn.  Ik heb liever dat ze het bij de Essense politiek houden, en ben ook tegen de cumul tussen een schepencollege en een parlement, maar dat doet geen afbreuk aan de vaststelling.  De redenen ervoor hangen ongetwijfeld samen met persoonlijke keuzes, ze zijn wellicht niet eenduidig en verschillen ook tussen de partijen.  De ene partij versterkt anderzijds wel ook de andere hierin, want als er geen prominente kandidaten zijn, voelen de andere partijen ook minder de nood aan een prominente tegenkandidaat.

Of het uiteindelijk goed of slecht is voor Essen ? Dat weet ik niet.  Ik zie niet graag dat de lokale politiek in de schaduw staat van de nationale, en op dat punt is het wellicht beter dat er niemand zich al te veel geroepen voelt om het Brusselse beleid te verdedigen – of net niet.  Anderzijds is het voor een gemeente aan de rand van Vlaanderen nu ook weer niet zo slecht om een “vaste verbinding met Brussel” te hebben, zoals het laatste Essense parlementslid het op zijn affiches had staan.  Misschien iets om ooit eens zeer “off the record” over na te denken over de partijgrenzen heen.

Ondertussen kunnen we in Essen wellicht iets meer ontspannen, maar even zeer geboeid, de uitslagen afwachten…