Archief van
Jaar: 2009

Essen viert

Essen viert

Essen vierde dit weekend elf juli. Op vrijdag trad Yevgueni op. Hoewel het weer wat tegenviel en er opnieuw voor werd gekozen om het optreden achter de Oude Pastorij te organiseren -en niet op het Heuvelplein- was er behoorlijk wat volk. Het organiserend comité had mij alvast een plezier gedaan door net Yevgueni te programmeren : ik hou erg van hun muziek. Hun “Sara” is één van de mooiste Nederlandstalige liedjes die ik ken. Ik heb er dus van genoten, en wellicht zouden dat nog meer mensen hebben gedaan als het optreden gewoon gratis was geweest, zoals wij in de gemeenteraad hadden voorgesteld. Yevguenizanger Klaas Delrue zou dat zelf waarschijnlijk ook wel zinvol hebben gevonden. In een interview in Metro zegt hij : “Ik voo mezelf ook wel in de eerste plaats Vlaming en dan pas Belg, dus ik heb 11 juli altijd iets meer een feestdag gevonden dan andere mensen. Het is fijn dat het de laatste jaren zo’n culturele wending heeft gekregen. (…) In die zin vind ik dat het geen kwaad kan om ook de Vlaamse identiteit één keer per jaar in de verf te zetten.” Op 7 juni stond Delrue op de Groen!-lijst, dus misschien krijgen we volgend jaar Groen! (en sp.a ?) wel mee in ons “gratis”-voorstel.

Op zaterdag stond een academische zitting op het programma. Brusselaar Paul De Ridder bracht zijn verhaal over het verleden en heden van onze hoofdstad. Een verhaal waarin ik me wel kan herkennen. Net zoals hij wil ik dat Vlaanderen Brussel niet loslaat, ook als daarvoor een prijs moet worden betaald.

Ik volg hem ook in het moedige pleidooi om in Vlaanderen wat meer ontspannen om te gaan met het Engels : een basisdienstverlening voor bezoekers en toeristen moet zeker kunnen. Zo zou het inderdaad logisch zijn om de informatie in stations en treinen ook in het Engels te verzorgen. Ik was vorige week in Italië, en wie daar een bus moet nemen zonder Italiaans te kennen (ik dus) is behoorlijk hulpeloos. Ik kan me voorstellen dat het openbaar vervoer in “metropool” Antwerpen niet veel gemakkelijker is. Ten onrechte.

Op zaterdagavond stond “Essen zingt” op het programma. Dat zou helemaal baat hebben bij een verhuis naar het Heuvelplein in plaats van weggestopt achter de Oude Pastorij te zitten. En de Happy Swingers die openden zijn wellicht goed in hun genre (dat is niet het mijne) maar trekken toch een wat ander publiek dan dat waar “Essen zingt” op mikt. Met bovenmenselijke inspanningen slaagde de Nederlandstalige covergroep Averechts er toch nog in om veel sfeer te brengen in het park. Heel knap werk.

De zondagnamiddag ging door in het Karrenmuseum, en bracht ondanks enkele regenvlagen veel volk op de been. De Sint-Sebastiaansgilde en Hoger Streven deden hun ding, net zoals de folkmuzikanten van Wendel, maar het publiek kwam vooral voor Marc Dex en die deed wat van hem werd verwacht. Allemaal niet meteen mijn smaak, maar het hoort er natuurlijk onlosmakelijk bij.

Heel wat mensen werkten mee aan deze elf juli, ik wil toch even een bijzonder pluimpje op de hoed steken van sp.a-cultuurschepen Jokke Hennekam en van cultuurambtenaar Wekke Buyens. En ook N-VA-afdelingsvoorzitter Bart verdient een compliment voor zijn niet-aflatende inzet voor een optimale elf juliviering in Essen. Ik kijk al vol verwachting uit naar 11/7/2010 !

Zonder Kris-is

Zonder Kris-is

Er is een nieuwe Vlaamse regering. Er werd een regeerakoord onderhandeld, de posten werden verdeeld en netjes op elf juli kregen de nieuwe ministers ook een gezicht.

In de eerste plaats valt de stijlbreuk op tegenover de onderhandelingen over de nieuwe federale regering in 2007. Niet alleen verliep alles in Vlaanderen veel vlotter (wat bij gebrek aan communautaire dimensie niet helemaal verwonderlijk is), de discussie werd ook niet op de straatstenen en voor de camera’s gevoerd. Wellicht heeft ook het grote regietalent van minister-president Kris Peeters daarmee te maken.

Inhoudelijk geldt natuurlijk vooral dat “the proof of the pudding is in the eating”. In het regeerakkoord zie ik een aantal sterke punten : de extra aandacht voor kinderopvang, de brede school, de vrij doordachte uitbouw van de sociale bescherming, de bijkomende middelen voor kinderopvang… Ook wat de prioriteiten die ik in mijn verkiezingscampagne vooropstelde betreft, zie ik vooruitgang : er worden stappen gezet in de richting van meer innovatie, meer groene energie en een sterker openbaar vervoer. Al had het hier en daar toch wat meer mogen zijn, wat mij betreft. Over werkgelegenheid ga ik me om professionele redenen nu niet uitspreken, maar het bijna-afschaffen van de jobkorting is natuurlijk een goede zaak (helemaal afschaffen zou nog beter zijn geweest). Ook de voorzichtige aanzet om te komen tot persoonsgebonden budgetten in de zorgsector kan ik wel waarderen.

De communautaire strategie waarvoor gekozen wordt, is opmerkelijk en wat mij betreft erg interessant. De essentie is het optimale gebruik van de eigen bevoegdheden, die er toe moet bijdragen dat de federale verantwoordelijken en de franstalige partijen zelf vragende partij worden voor een grote onderhandelingsronde. Dat is alvast een aanpak die veel meer perspectieven biedt dan de dwaze premisse uit het vorige Vlaamse regeerakkoord dat de Vlaamse partijen die het ondertekenden er federaal voor moesten zorgen dat er vooruitgang zou worden geboekt, om daaraan dan een hele bundel eisen te koppelen waarvan de moeilijkste (de splitsing van BHV) zelfs “onverwijld” moest worden uitgevoerd.

Natuurlijk zie ik ook minpunten. Het vooropgestelde beleid op het vlak van milieu en ruimtelijke ordening lijkt me onvoldoende ambitieus. Maar vooral over het begrotingsbeleid maak ik me zorgen. Vlaanderen moet absoluut zo snel mogelijk een structureel financieel overschot opbouwen. Niet om de federale begrotingscijfers te doen kloppen (desnoods wordt moet het Vlaams overschot op één of andere “ESR-neutraal” worden gemaakt, zodat Europa het niet meetelt), maar wel omdat dat nodig is voor de Vlaamse toekomst.

Uit de invulling van de ministerposten vallen enkele lessen te trekken. CD&V bleef zijn eigen zelf : het stuurde de verwachte namen en hield de bevoegdheden waaraan de eigen zuil het meest gehecht is voor zich. De sp.a blijft een partij in moeilijkheden : de prijs die wordt betaald voor het behoud van de bevoegdheid over onderwijs (om welk verschil te maken ?) en voor “één minister meer dan de N-VA” is hoog. Dat partijvoorzitter Gennez bovendien Frank Vandenbroucke dumpte (want dat is het gepaste woord) is een zoveelste voorbeeld van het onbegrijpelijke personeelsbeleid van de partij. Al verstevigt Gennez wel de eigen positie. N-VA-voorzitter Bart De Wever toont zich tenslotte een uiterst efficiënt onderhandelaar en een meester-tacticus. De komst van Philippe Muyters is een prachtige zet, en de man krijgt bovendien meer bevoegdheden dan op zijn naamkaartje zullen passen.

Overigens zie ik totaal geen democratisch probleem in het aanduiden van ministers van buiten het Vlaams Parlement. Integendeel. De kiezer kiest het parlement, dat bepaalt het beleid en controleert de regering. Het parlement kiest de regering. Er is geen enkele reden waarom dat parlement zich zou beperken tot de eigen leden. In Nederland bijvoorbeeld stappen er traditioneel maar weinig parlementairen over naar de regering. Dat versterkt het parlement, want dat werkt een stuk onafhankelijker. Bovendien verwordt het parlement zo veel minder tot een “wachtkamer voor kandidaat-ministers”. Het maakt de verkiezingscampagne ook zuiverder : we kiezen parlementsleden, geen ministers. En ook de regering wordt versterkt via het inbrengen van bekwame buitenstaanders. Leve de niet-verkozen ministers !

Daarmee is de Vlaamse regering in principe weer voor vijf jaar vertrokken. Afwachten of de kans op een “goed bestuur” die er duidelijk is toch weer niet gaat verzanden in een “geen keuze”-beleid à la CD&V of wordt overschaduwd door symboolbeleid (waar de sp.a sterk in is) of een verlies van de communautaire koelbloedigheid (die van de N-VA-achterban wordt gevraagd, opdat de strategie zou kunnen werken).

Ondertussen stel ik voor om aan Frank Vandenbroucke het SLP-partijapparaat op een presenteerblad aan te bieden. We hebben daarbij niets te verliezen : al het lukt, dan hebben we een overlevingskans mét een sterk sociaal-liberaal boegbeeld.

Le style c’est l’homme

Le style c’est l’homme

Zaventem, luchthaven, 1 juli. Dat de vakantie begonnen is, zie je wellicht nergens beter dan hier. Allerlei mensen nemen de wijk naar veelal ongetwijfeld zonnige oorden, al kunnen we over de zon hier ook niet klagen. Dat vertaalt zich in erg lange wachtrijen, zodat ik voor één keer blij ben dat de Europese belastingbetaler me ongemerkt en ongevraagd een B-Flexticket heeft bezorgd. Al geeft de “fast lane” bij het aanschuiven een redelijk asociaal gevoel. Ik ben op weg naar Italië, om de tijdelijke werkloosheid te gaan uitleggen. Si non e vero…

Al wachtend denk ik even terug aan de gemeenteraad van gisteren. De fletse agenda en de (letterlijk) oververhitte raadszaal maakten dat die niet zoveel om het lijf had. Wat wel aan bod kwam, noopte van de kant van het schepencollege eigenlijk alleen de drie jongste schepenen om te antwoorden (Imelda Schrauwen schoof een moeilijke vraag gewoon door naar de burgemeester). Gaston Van Tichelt, Gino Veraart en Dirk Konings zijn min of meer mijn generatiegenoten, al hebben ze in de raad al heel wat meer anciënniteit opgebouwd dan ik. Alle drie zijn het ook aangename mensen, die zich bovendien behoorlijk inzetten voor hun mandaat. Maar als je ze zo naast elkaar plaatst, dan valt daarbij het verschil in de stijl van antwoorden natuurlijk harder op dan anders.

Gaston die op een vraag antwoordt of kritiek probeert te pareren, gebruikt de argumenten die hij heeft, maar probeert de tegenstander ook al eens te verdrinken in een overvloed van woorden, die er vaak op neerkomen dat er (ooit) rekening zal worden gehouden met tegenargumenten of alternatieve suggesties, maar dat dit vooral op langere termijn moet worden bekeken. Vooralsnog hoeft er niets te gebeuren. Hij blijft wel coherent en min of meer bij de grond van de zaak, maar vaak laat hij uiteindelijk niet in zijn kaarten kijken, engageert hij zich niet concreet of geeft zelfs het gevoel dat je met een kluitje in het riet bent gestuurd.

Dirk doet het anders. Als hij argumenten heeft, dan zal hij ze gebruiken. Kent hij het dossier, dan zal hij zeker niet nalaten dat een tikkeltje neerbuigend te etaleren. Maar als er geen argumenten zijn, dan zoekt hij ze ook niet. En als hij geen zin (of dossierkennis) heeft om op de grond van de zaak in te gaan, dan zoekt hij omwegen. Zonder veel respect voor de argumenten van de tegenstander, wat Gaston wel heeft (of voorwendt, maar dat is zijn goed recht). Vooral in heel technische dossiers kan hij daar dan ook nog mee wegkomen. Zoals gisteren. Volgens hem moeten we de meevaller uit de rekening van 2008 (1,4 miljoen EUR) bijhouden omdat in de toekomst het tekort op het eigen dienstjaar sterk zal stijgen. Als hij dat zelf gelooft, is dat beangstigend : dan is die meevaller er binnen enkele jaren in twee à drie jaar doorgedraaid en zitten we financieel in de put. Hij weet (hopelijk) ook wel dat er ook in de toekomst geen echt tekort op het eigen dienstjaar dreigt. Zodat we nu wél de burger een steuntje in de rug in crisistijden hadden kunnen geven. Maar ten gronde op de argumenten daarvoor ingaan, dat is blijkbaar niet nodig.

Van de drie mikt Gino het hoogst. Hij kent zijn dossiers en antwoordt zorgvuldig op de argumenten van de tegenstander. Hij durft al eens aan te geven dat aanpassingen in het beleid nodig zullen zijn of geeft zelfs al eens toe dat er fouten werden/worden gemaakt. Hij blijft “to the point” en probeert de kern van de zaak niet in wolligheid te verdringen. Al is “u kent het standpunt van het college”, wat hij wel eens aanhaalt, ten gronde geen argument : dat standpunt moet de test van concrete dossiers keer op keer kunnen doorstaan, anders moet het worden bijgesteld. Na een debat met Gino kan je gelijk halen, of ongelijk, of ieder blijft op zijn mening (zoals vaak gebeurt). Maar het is wel duidelijk en je houdt er meestal geen onbevredigd gevoel aan over. Zo heb ik het graag.

Met deze raad treedt de politieke zomervakantie in. Al biedt die in de eerste plaats de ruimte om het najaar voor te bereiden – ook voor mij. Een cruciaal najaar, want het wordt hoog tijd dat een aantal knopen serieus worden doorgehakt.

De Kampioenen

De Kampioenen

De jaarlijkse huldiging van de Essense sportkampioenen leidde me gisteren naar zaal Rex. In functie van “Essen in Beeld”, maar ook omdat ik die huldiging een goed initiatief vind van de Essense Sportraad. Die plaatst daarbij alle kampioenen op gelijke voet, en dat lijkt me ook het verstandigst. Maar niemand houdt mij natuurlijk tegen om uit het lijstje met kampioenen toch degenen uit te kiezen die er voor mij een beetje bovenuit steken. Ik baseer me daarbij op de uitleg die op de huldiging werd gegeven.

Zoals elk jaar vielen de mooie resultaten van atletiekvereniging ESAK mij op (en niet alleen bij het quizzen…) maar voor mij staken dit jaar triatleet Frederik Sleutel en het “kata-team” van de karatevereniging Shotokan er bovenuit. Sleutel omdat hij in een “onmogelijke” sport hele knappen resultaten neerzette, en de karatemeisjes omdat ze zonder veel ervaring en op heel jonge leeftijd provinciaal kampioen werden in de -16-reeks. Dat kan je ongetwijfeld heel sterk relativeren, maar dat kan je met alles. Ik vond het in elk geval een mooi resultaat voor een Essense club in een bescheiden sport !

De regels van het spel

De regels van het spel

Ik weet niet wat ik de leukste “discipline” vind in de lokale politiek : begrotingen en rekeningen analyseren of reglementen (her)schrijven. Deze week heb ik me alleszins kunnen uitleven, want naast een commissie financiën stond er ook een commissie cultuur op het programma, met het nieuwe reglement voor de uitleendienst (van feestmaterialen zoals nadarhekken, maar ook van sportmateriaal, audio-visueel materiaal…). De commissie is in theorie zoals alle andere evenredig samengesteld, maar in de praktijk was de verhouding gisteren 3 N-VA/PLE, 1 CD&V, 1 sp.a en 1 Groen! – een goed uitgangspunt voor een constructieve dialoog…

Het reglement heeft al een hele lijdensweg ondergaan, en achteraf gezien kan je je de vraag stellen of het wel de moeite was om eraan te beginnen. Maar eens het begin gemaakt, moest het proces natuurlijk worden afgerond. De adviesraden hebben zich allemaal heel grondig van hun taak gekweten, en het oorspronkelijke voorstel ingrijpend doen wijzigen;

In de vorige gemeenteraad werd het punt gelukkig uitgesteld, want dat heeft de diensten de kans gegeven een degelijke nieuwe versie te maken – en mij om daarvoor een uitgebreide input te leveren. Waarbij we het proces uiteindelijk in de commissie op een degelijke manier hebben afgerond. Ik houd er het gevoel aan over dat ik nuttig werk heb verricht als raadslid, al zou ik de tekst nog wat meer gestroomlijnd hebben als ik van bij het begin de pen (mee) zou hebben vastgehad. Maar ik herken me wel in deze tekst (zou dat voor degenen die aan de oorsprong liggen van de wijziging ook gelden ?). Hopelijk werkt het reglement nu ook in de praktijk en houden de verenigingen er bij de toepassing ook een goed gevoel aan over. Als er problemen zouden opduiken die aan het reglement zelf liggen, dan sturen ze het maar terug naar de afzender.

Gekelderd

Gekelderd

Ik hou wel van stand-up comedy. Ik ben sowieso nogal een liefhebber van mensen die verbaal sterk zijn, en stand-uppers moeten bij uitstek veel realiseren met weinig middelen. Mensen aan het lachen maken met alleen wat je zegt is bovendien niet gemakkelijk. Het lijkt mij in elk geval “een uitdaging” om het met een vreselijk cliché te zeggen, om zo alleen op het podium grappig te staan wezen.

De mannen van het Keldertrapken gingen die uitdaging aan. Hun “Keldertrapken Komedy Kup” bracht henzelf op de planken met korte stand-up-acts, aan elkaar gepraat en afgesloten door een meer ervaren comedian. Ik weet niet zeker of ik er naartoe zou zijn gegaan als Keldertrapken die avond ook niet de Culturele Prijs van de gemeente zou hebben gekregen. Dat zou jammer zijn geweest, en dat had ik kunnen weten : als Keldertrapken iets doet, dan is het altijd goed gedaan. Ik vind het heel knap wat zij realiseren : vanuit een oud-leidingsgroep (zonder anderen uit te sluiten) een structuur opbouwen die erin slaagt om zéér knappe dingen te realiseren.

Ze hadden niet zoveel inschrijvingen voor hun “comedycursus”, dus trokken ze zelf de stoute schoenen aan, zoals ik al vermeldde. En dat deden ze met verve. Natuurlijk niet met het “métier” van een professional, maar de Uilenaars kwamen soms aardig uit de hoek. Naast Yvan “De Verschrikkelijke” Andriessen kijken -met gepaste sterretjes op het gelaat- is natuurlijk niet mogelijk, maar mij viel vooral Tim Pockelé op. Zou die zich nog herinneren ooit samen met mij als zes- à zevenjarige op een podium te hebben gestaan, in zijn (korte) loopbaan bij KSA/KSJ ? Als hij ooit een BV wordt, kom ik met dat verhaal misschien nog wel in de “boekskes”…

Afsluiter Jeroen Leenders kende ik niet, maar was een openbaring. Met een absurde act die vooral over walvisgeluiden ging, voor zover ik mij herinner, een volle zaal doen vergeten dat het veel te warm is en dat de kleine helft van de aanwezigen moet rechtstaan : het is niet iedereen gegeven.

De uitreiking van de Culturele Prijs ging tenslotte een klein beetje de mist in, maar dat maakt hem vanzelfsprekend niet minder verdiend. Keldertrapken legt de lat hoog voor wie die prijs in onze gemeente in de toekomst in de wacht wil slepen !

Sweet Lost Paradise

Sweet Lost Paradise

Van de voormalige groep VlaamsProgressieven in het Vlaams en het Brussels Parlement schiet niet veel meer over. In het Vlaams Parlement raakte alleen Bart Caron verkozen, voor Groen! (-5), en in Brussel Fouad Ahidar voor de sp.a (-1). Dat de sp.a niet geeft om bekwame parlementsleden die geen electorale hoogvliegers zijn óf niet zijn gepokt en gemazeld in het generatiesocialisme, had geen verrassing mogen zijn voor kleppers als Jan Roegiers of Joris Vandenbroucke, natuurlijk. Bovendien was het ook van meet af aan de bedoeling van sp.a om Vl.Pro zoveel mogelijk op te slokken aan een zo laag mogelijke prijs. Ahidar is zijn eigen zetel waard, dat is dus geen probleem. En Anciaux bracht stemmen aan zonder met een mandaat te gaan lopen (of kost hij hen toch nog een ministerpost ?). Inhoudelijk zie ik ook al geen enkel verschil tussen de sp.a mét en de sp.a zónder de ex-VlaamsProgressieven. De novembercrisis van Vl.Pro na het ontslag van Bettina Geysen blijkt dus vooral een operatie-zelfdestructie te zijn geweest.

En de SLP heeft het dus ook niet gered. Ook wij hebben geen VlaamsProgressieven/sociaal-liberalen in het Vlaams Parlement gebracht. Had dat gekund ? Misschien. Als alles zou hebben meegezeten. In elk geval gaat het niet op de schuldigen helemaal buiten de parij te gaan zoeken. De media hebben ons al bij al nog een redelijke kans gegeven. De peiling die de vrijdag voor de verkiezingen verscheen heeft ons een pak stemmen gekost van kiezers die ons opeens geen zinvolle keuze meer vonden, maar de foutenmarge van die peiling is wellicht nu ook weer niet zo groot dat we zonder dat effect toch de kiesdrempel zouden hebben gehaald. Heeft de partij dan zelf fouten gemaakt ? Nauwelijks eigenlijk. De SLP-campagne zat gewoon goed. Uiteindelijk is het de kiezer geweest die geoordeeld heeft dat het politieke landschap van vandaag geen sociaal-liberale partij nodig heeft. Of toch geen die de kiesdrempel haalt (in Nederland zou het SLP-resultaat wellicht drie zetels hebben opgeleverd). Ik ben ervan overtuigd dat er in het Vlaanderen van morgen wel nood zal zijn aan een afzonderlijke sociaal-liberale partij, maar wanneer die dag komt is moeilijk te voorzien. Het communautaire gegeven maakt dat Vlaanderen nu al relatief veel partijen heeft, omdat er tussen wat tegenwoordig de V- en de B-partijen heeft een extra breuklijn ligt. Dat speelde de SLP overigens ook parten, want niet elke sociaal-liberaal is ook een progressieve Vlaamsgezinde, en omgekeerd.

De SLP heeft beslist om pas in het najaar de knopen door te hakken. Een verstandig besluit, maar dat we ons dat kunnen permitteren “danken” we aan het slechte resultaat, waardoor we uit beeld kunnen blijven en niet onmiddellijk over vanalles en nog wat positie moeten innemen. Ik ga me nu niet uitspreken voor één of ander scenario, al heb ik in mijn bijdrage op de verkiezingsdag hier al aangegeven dat een herhaling van het kamikazescenario niet meteen een optie is voor mij. Ik hoop wel dat de keuze die gemaakt wordt er één zal zijn met respect voor de mening en keuze van iedereen die op 7 juni op onze lijst heeft gestaan of die lijst mee heeft gesteund. We hebben allemaal onze energie én onze reputatie ingezet om van het SLP-verhaal een succes te maken, en dat verdient respect. Hoe de “tweede keuze” van iedereen er ook zal uitzien.

Errera humanum est

Errera humanum est

De Vlaamse regering wordt een tripartite, maar niet degene die voor de verkiezingen door iedereen –Kris Peeters incluis- was voorzien. De onverwacht sterke uitslag van N-VA en het verlies van de sp.a en (vooral) Open Vld maakten het voor CD&V moeilijk om de oude coalitie ongewijzigd verder te zetten. Daarnaast was het aan de kant laten staan van de voormalige kartelpartner voor de christen-democraten geen evidente optie.

Binnen CD&V werd daarom in eerste instantie voor een vierpartijenregering gekozen. Groot voordeel : onderweg kan één van de drie partners gedumpt worden. Als de eisen, op sociaal of communautair vlak te hoog worden, bijvoorbeeld. Een weinig aantrekkelijk vooruitzicht voor de “junior partners”, en het aanvoelen van N-VA en sp.a dat het wiel van de Open Vld er het eenvoudigst zou afrollen bracht een tandem Gennez-De Wever tot stand. Zodat Verhofstadt moest toezien dat de regeringsvorming zonder hem werd verdergezet. Volgens mij overigens voor een deel ook omwille van hem : een Open Vld-onderhandelingsteam met bijvoorbeeld Keulen of Van Mechelen aan het hoofd had misschien aan tafel mogen blijven. Maar voor Kris Peeters was het vooruitzicht om met de voormalige premier te onderhandelen wellicht niet zo aantrekkelijk, en bij N-VA zit een soort anti-Verhofstadtgevoel enigszins ingebakken. Al moet het communautaire “palmares” van Leterme toch ook bij hen de “standstill” van Verhofstadt doen relativeren.

Ook inhoudelijk manoeuvreerde Open Vld zich voor de verkiezingen in een moeilijke positie. Over ondermeer de jobkorting en de Lange Wapper werden al te duidelijke standpunten ingenomen, die nu eenmaal ongepast zijn voor een door CD&V geleide regering. Dus komt er een Vlaamse regering zonder liberalen. Wel met sp.a en N-VA, maar hun partijprogramma’s voor het Vlaamse beleid zijn niet echt incompatibel. Op communautair vlak zijn er natuurlijk wel meningsverschillen, wellicht vooral over de te volgen strategie. Maar als Peeters het verstandig speelt, hoeft dat niet heel zwaar te wegen op de werking van de Vlaamse regering zelf.

Federaal premier Van Rompuy moet zich wellicht iets meer zorgen maken. Al is het maar de vraag of het verschil tussen een totale puinhoop (nu) en een nog grotere puinhoop (nu + opnieuw communautaire crisis) zoveel verschil maakt. De arme man blijft er relatief koelbloedig bij, en meer moeten we er wellicht ook niet van verwachten. Net nu de economische en budgettaire situatie een krachtig beleid nochtans zou kunnen gebruiken.

Id est

Id est

Het is een wat vreemde traditie geworden, geholpen door het toeval : als ik kandidaat ben bij de verkiezingen, dan trek ik dezelfde week nog naar het noorden. Met name om een bezoekje te brengen aan Helsinki. Kwestie van wat afstand te kunnen nemen, wellicht.

Al moest ik daar deze keer wel een kort zeereisje voor maken. Mijn werkgever had me namelijk niet naar Finland, maar naar Estland gestuurd. Naar Tallinn. Maar ik heb aan het werkbezoek enkele dagen als toerist gekoppeld (uiteraard op eigen kosten, voor wie daaraan zou twijfelen) en zaterdag heb ik dan even de overstap gemaakt naar Helsinki. Met een snelle boot is dat anderhalf uur varen. En ik hou nogal van de Finse hoofdstad, met zijn moderne en gezellige uitstraling en zijn prachtige ligging aan de Baltische zee.

Maar ook Tallinn was zeker de moeite. De stad heeft heel veel van zijn Middeleeuwse gebouwen bewaard en ziet er eigenlijk zowat uit als de kastelen uit de boekjes. Het ziet er op dat vlak (Noord-)Duitser uit dan de Duitse steden. Het hele centrum is zo goed als autovrij (daar zorgen de kasseien wel voor), staat vol gezellige terrassen zonder overdreven “commercieel” aan te doen en doet ook ’s avonds erg “veilig” aan, wellicht ook omdat het er in deze tijd van het jaar erg lang licht blijft. De Esten zijn bovendien nuchter maar gastvrij.

En het Ests heeft iets heel bijzonders : het lijkt erg op het Fins, zeker grammaticaal, en het is daardoor op zich dus onbegrijpelijk. Het Fins is namelijk geen Indo-Europese taal, en staat dus verder van ons af dan pakweg het Russisch, het Farsi of het Sanskriet. Maar de Esten bijzonder veel woorden overgenomen van de verschillende bevolkingsgroepen die er in de loop der eeuwen woonden. Vooral van de taal die al die groepen onderling gebruikten : het Nedersaksisch of Nederduits, de variant van het Duits die in de Duitse gebieden in het Noorden werd (en soms nog wordt) gebruikt. En die taal is veel minder verwant met het “officiële” Duits (het Hoogduits) dan met… het Nederlands. Zodat heel veel Estse woorden dus zeer herkenbaar zijn voor Nederlandstaligen. Al ging er soms wel wat aanpassing overheen : school werd “kool”, maar wel degelijk uitgesproken met een o-klank en niet met de oe die in het Hoogduits of het Engels wordt gebruikt. Eén van de bekendste torens in Tallinn heet “Kiek in de Kök” (waarbij de ö op zijn Duits wordt uitgesproken). Die toren heet zo omdat je van daaruit recht in de keukens van de omwonenden kon binnenkijken. Dat spreekt vanzelf. Voor de Esten. En voor ons…

Tallinn doet erg Scandinavisch aan, en de Esten voelen zich ook het best thuis in de groep van de Noord-Europese landen. Het is dan ook vanzelfsprekend dat hun land bij de EU aansloot. Tegelijk is Rusland heel dichtbij : als je in Tallinn van de luchthaven komt, kom je een richtingaanwijzer naar Sint-Petersburg tegen. Ongeveer een derde van de bevoling van Tallinn is van Russische afkomst, maar voor de Esten zijn de Russen de “ex-bezetter”.

Ik heb ondermeer de grasvlakte bezocht waar de Esten zich in 1991 naar de vrijheid hebben gezongen (!), en ook het nationaal museum aangedaan. Ik begrijp heel goed dat de Esten niet zo tuk zijn op hun oosterburen. Russen worden min of meer als tweederangsburgers behandeld, en wie de Estse nationaliteit wil moet een taalexamen afleggen. Erg begrijpelijk, en voor een deel ook verantwoord. Maar Estland (samen met de andere Baltische staten Letland en Litouwen) zou er volgens mij veel baat kunnen hebben om zich te positioneren als een brug tussen het Westen en Rusland, en hun medeburgers niet in de eerste plaats te zien als “agenten van Moskou”. De scheepswerf die we bezochten tijdens het werkdeel van de reis gebruikt het Russisch als omgangstaal, omdat op die manier ook de Oekraïense gastarbeiders kunnen meepraten. En ook om de enorme markt in het Oosten te kunnen blijven bespelen.

Ik heb alleszins genoten van Estland (dat bovendien relatief goedkoop is) en zou zeker nog eens terug willen gaan. Niet alleen naar Tallinn, want wat ik van het platteland gezien heb sprak me ook wel aan. Plaats voor de natuur is er in elk geval maar dan hier : op dezelfde oppervlakte als Nederland wonen er iets meer dan één miljoen mensen. En de afstand bleek effectief voldoende om inderdaad even enkele zaken op een rijtje te zetten. Ook meegenomen, natuurlijk.

Dag Jos

Dag Jos

Ik ben gisteren nog eens naar de OCMW-raad gaan kijken. Dat was ik al een tijdje van plan, om foto’s te maken voor “Essen in Beeld”. Maar ik had nog een tweede reden : dit was de laatste raad die werd voorgezeten door Jos Van Loon, en dat afscheid verdient wel een beetje aandacht, ook van de mensen van “het Heuvelplein”.

Bij zijn aantreden in 2005 stond ik kritisch tegenover Jos. Ik vond het jammer dat het OCMW een voorzitter van buiten de raad kreeg opgedrongen, terwijl er binnen de raad in dezelfde partij ook een valabele kandidaat was, met name de betreurde Jan Goosen. Bovendien had Jos in de gemeenteraad niet echt potten gebroken. Het politieke debat bleek ook in de OCMW-raad inderdaad niet Jos’ sterkste kant. Maar Jos maakte wel meteen werk van een aantal projecten waar het OCMW dringend aan toe was. En hij deed er nog een schepje bovenop, door nieuwe plannen te lanceren en handig in te spelen op de kansen die zich aandienden.

In de politiek is een beslissing nooit de uitsluitende verdienste van één man of vrouw, maar ik betwijfel het woonproject in Hemelrijk of Huize Calmeyn zonder Jos er zouden zijn gekomen. Met dat laatste heeft hij ook een zekere skepsis bij mij moeten overwinnen – nog niet helemaal gelukt, maar toch al veel meer dan bij de opstart van het project. Jos heeft ook het vertrouwen van het gemeentebestuur in het OCMW herwonnen, en bovendien intern een aantal lijnen uitgetekend, ondermeer op basis van het personeelsbehoeftenplan waaraan ik mocht meewerken. Ik kan mijn opsomming nog wel een tijdje verderzetten : hij laat bovendien heel wat werk na dat zijn opvolger(s) moet(en) afronden, met als voornaamste taak de omvorming van de oude gebouwen van De Bijster tot een dienstencentrum annex sociaal-medisch huis.

Neen, ik ga Jos niet heilig verklaren. Zijn visie op wat wel en niet “sociaal” is, kwam zeker niet altijd overeen met die van mij. En ook in het OCMW kregen de werkpaarden niet altijd de haver die ze verdienden, waar (onvermijdelijk) de voorzitter al eens mee wegliep.

En toch… Ik heb tijdens de OCMW-raad gisteren af en toe op mijn tanden moeten bijten -gelukkig kon ik me dan op mijn foto’s concentreren- maar over de afscheidnemende voorzitter hoefde ik alleen maar te knikken toen Jeroen Clous (sp.a) en Annemie Verstraete (Open Vld) het woord namen. Als die twee het met elkaar eens zijn, dan kan je er overigens vanuit gaan dat ze de waarheid spreken : Jos was wel zondermeer een goede OCMW-voorzitter. Van mij had hij deze legislatuur best mogen uitdoen. Al wens ik natuurlijk zijn opvolger Jan Suykerbuyk veel succes.

Jos blijft overigens in de OCMW-Raad en in het Vast Bureau, en als hij aan de verleiding kan weerstaan om te veel de schoonmoeder van de nieuwe voorzitter te zijn, dan is dat voor het OCMW wellicht een goede zaak.