Archief van
Jaar: 2008

Vive la Flandre

Vive la Flandre

11 juli is de voorbije jaren uitgegroeid tot een elfdaagse die op 1 juli begint. Een goed concept, dat ook in Essen aanslaat. Het programma zag er in onze gemeente dit jaar veelbelovend uit, en slaagde (voor zover ik het heb meegemaakt) ook in dat opzet.

De “officiële” viering op 6 juli had de klassieke ingrediënten, waarvan ik er sommige al meer kan smaken dan andere. Ik vermoed dat er veel gelegenheidsbezoekers waren (en dat is positief) omdat nogal wat mensen bleven zitten tijdens het zingen van het Vlaamse volkslied (dat heb je in een land zonder volksliedcultuur, het zou de Fransen of Amerikanen nooit overkomen).

Op 11 juli zelf stond “Essen zingt !” op het programma. Het is niet gemakkelijk om mensen aan het zingen te krijgen. Bovendien is het terrein achter de Oude Pastorij niet de beste locatie (en niet alleen omdat het daar al snel “Essen zinkt !” wordt) : zingen vergt een groepsgevoel, en daarvoor moeten mensen ook fysiek dicht bij elkaar staan. Maar verder zat het perfect in elkaar, zodat het naar mijn aanvoelen toch een succes werd. Al werd de oudere generatie misschien wat afgeschrikt door het voorprogramma (het energieke en sympathieke jonge grut van Gutz), dat misschien beter de dag nadien zou zijn geprogrammeerd.

De afsluiter kwam er met Axl Peleman op zaterdag, die een aantal gasten meebracht (waaronder de lokale helden Raf Walschaerts en Nathalie Delcroix), voorafgegaan door de al even lokale heldin Cerys – dochter van een kwisploegcollega, dus extra leuk om in actie te zien. Peleman speelde ook op het congres waar de VlaamsProgressieven werden gedoopt. Daar maakte hij indruk op mij, en hij bewees ook gisteren dat hij het hart op de goede plaats heeft. Wie bovendien in Mia een heerlijke zin kan verwerken als “Mensen lak ga vinde overal, oep de Peirdemert en oep de Luchtbal” zit sowieso goed. Zijn lied over het Kiel is trouwens zowat het minst prekerige en daardoor politiek wellicht één van de meest relevante songs over het multiculturele land waarin we wonen.

Dit is het soort feestdag waar ik van droom, voor het Vlaanderen zoals ik het graag zie : met vertrouwen in zichzelf, maar ook met zelfrelativering en een open blik op de wereld. Toch jammer dat “Essen zingt !” het zonder het enige geprogrammeerde nummer in het Frans moest doen. Niet zozeer omwille van “Les filles du bord du mer” op zich, al is dat een prachtig lied. Maar een Vlaanderen waarin ten zuiden geen Frans wordt gesproken zal altijd een te klein Vlaanderen zijn. Al was het maar omdat op één of andere manier Brussel voor mij ook volgende week nog voor een stuk bij Vlaanderen moet horen – en zeker omdat ik de dag niet wil meemaken dat bij internationaal gevalideerd referendum een staatsgrens onder Londerzeel wordt getrokken.

Hopelijk valt er op 15 juli óók iets te vieren, waarvoor zowel de leeuw als de haan op hun respectievelijke vlaggen mogen klauwen.

Que sera Serafien

Que sera Serafien

Wie goed heeft opgelet, had het wellicht al door : de actie “Teken voor Serafien” wordt gevoerd vanop mijn webruimte. Waardoor de zo al wat haperende servers van mijn provider (Globat in de V.S.) nu echt wel zwaar onder druk zijn komen te staan. Het loopt allemaal niet zo vlot als zou moeten, maar dat ligt uiteraard ook gewoon aan de overrompelende respons die de actie krijgt. Als er gemiddeld om de 15 seconden iemand tekent, dan is het logisch dat er al eens twee ondertekenaars elkaar virtueel in de weg lopen…

Het volume en de snelheid zorgen er ook voor dat er behoorlijk wat tijd in het onderhoud van de site kruipt (dubbels wegwerken, mensen die niet bevestigd hebben een verwittiging sturen, pogingen doen om de meest foutgevoelige processen te vereenvoudigen…). Maar de actie is natuurlijk meer dan de moeite waard, dus is dat met veel plezier gedaan.

Op een briefje

Op een briefje

Een pennenvrienschap moet onderhouden worden, en dus heb ik me nog eens tot het schepencollege gericht. Dat gebeurt wel meer, maar omdat de brief over de frituur van Heikant gaat waar ik in één van de vorige tekstjes naar refereerde, kan je deze brief hier vinden. Zoals altijd ben ik bijzonder benieuwd naar de antwoorden.

Naschrift 1: In de brief stel ik voor om met een buurtbemiddelaar te werken, die is aangesteld door het gemeentebestuur. Dat lijkt me noodzakelijk omdat zo iemand op een professionele manier zou kunnen bemiddelen, als neutraal zou worden aanzien, en bovendien met een uitdrukkelijk mandaat van het bestuur ook sterk genoeg in de schoenen zou staan.

Naschrift 2: Ik kreeg in de marge van het frituurverhaal het verwijt dat er vanuit onze fractie tegen bepaalde slechte beslissingen geen klacht werd ingediend bij de gouverneur of de minister.

Nu heeft er de voorbije 15 jaar niemand in Essen zoveel klachten mee uitgewerkt en/of ingediend als ik. Er komt zelf niemand nog maar in de buurt volgens mij (niet dat ik daar trots op ben, overigens). Maar het heeft geen enkele zin om klacht in te dienen tegen een beslissing als de procedure correct is gevolgd en er geen wetten worden overtreden, hoe slecht de beslissing zelf ook zou zijn. De aanleg van het Heuvelplein is daarvan een voorbeeld. Dossiers waarin formeel nog zo goed als niets is beslist (de nieuwe sporthal, om maar wat te noemen) lenen zich al evenmin tot een klacht – dat kan altijd nog komen. De klacht is een instrument als alle andere die in de oppositiegereedschapskist zit : bijzonder geschikt in bepaalde gevallen, volstrekt zinloos in andere.

Roefel revisited

Roefel revisited

Roefel, al voor de 15e keer. Dat Essen in 1994 ook een Roefel kreeg, reken ik bij één van mijn eerste politieke verwezenlijkingen. Nogal wat Essenaren keken in het begin van de jaren 1990 jaloers naar Kalmthout, waar de Roefeldag een groot succes was. Met het toenmalige Jeugdraadbestuur gebruikten we die afgunst (ik herinner me dat “Broer” er ooit een cartoon van maakte) als hefboom om niet alleen een Roefel te krijgen, maar meteen een volwaardige jeugddienst. Het schepencollege probeerde nog wel wat nepoplossingen uit, maar die leverden nooit een Roefel op – waarmee ons gelijk dus bewezen was. Frans Schrauwen, schepen van jeugd, voelde (toen nog ?) goed aan wanneer een bocht onvermijdelijk was, en wist daarvan meestal dan ook nog het beste te maken. Zodat uiteindelijk Josée Van Doren de gemeentelijke jeugdambtenaar werd. In principe maar deeltijds, want zoveel werk kon dat nu toch niet zijn. Maar wij wisten beter (en Josée ook), zodat we al snel een volwaardige jeugddienst hadden.

De hefboom had dus gewerkt, en dankzij een dynamische en enthousiaste stuurgroep kwam er vervolgens natuurlijk ook écht een Roefel. Die al snel uitgroeide tot een groot succes, en daaronder in meer recente tijden ook een beetje bezweek. De zware organisatie, de teruglopende medewerking van de middenstand (vaak begrijpelijk, soms ook niet) en ook wel een beetje het déjà vu-gevoel bij medewerkerd en deelnemers lagen daar wellicht mee van aan de grondslag. Denk ik, want ik heb Roefel altijd meer vanop een afstand gevolgd. Al ben ik nu toch al weer een aantal jaren de “officiële” fotograaf van het gebeuren.

Dit jaar was het nog eens een Roefel “zoals vroeger”, met heel wat activiteiten in winkels en bedrijven en met een trefpunt in elke wijk. Hier en daar zat er wel een schoonheidsfoutje in, en het hele apparaat geraakte ook niet helemaal op kruissnelheid wegens een kleiner aantal kinderen dan verwacht. Maar dat neemt niet weg dat het allemaal erg degelijk georganiseerd bleek (de jeugddienst met Kris en Robin toonde aan dat ook de opvolging van Josée nog altijd bergen kan verzetten, en de stuurgroep met oudgedienden en meer recente nieuwkomers had duidelijk ook het beste beentje voorgezet – jammer genoeg deden enkelen onder hen dat voor de laatste keer).

Bovendien geeft de “blik achter de schermen” van de grote mensenwereld echt wel een meerwaarde aan het geheel. Als fotograaf was ik goed geplaatst om dat te zien. Ik hoop dat er volgend jaar, eventueel in een wat gewijzigde vorm met minder trefpunten, toch nog eens op hetzelfde elan wordt verdergegaan. Al zal ik het niemand verwijten als dat niet zo zou zijn en er opnieuw voor een beperkte formule wordt gekozen, want net als in de vorige eeuw blijft Roefel een hele uitdaging.

Wie benieuwd is naar de foto’s vindt ze hier.

Wat is er van de sport ?

Wat is er van de sport ?

De Essense Sportraad heeft de goede gewoonte om elk jaar de verdienstelijke sportfiguren in het zonnetje te zetten. Wie kampioen wordt in één of andere discipline krijgt een trofee en een oorkonde. Daarbij wordt er geen poging ondernomen om een soort rangschikking te maken. Gelukkig maar, want sporten onderling vergelijken is niet eenvoudig. Natuurlijk krijgen de prestaties van bekende veldrijders in de pers meer aandacht dan de miniemen van Excelsior Essen, maar dat zegt maar weinig over hun relatieve prestaties. Ik vermoed dat ze hun titel alvast minstens even uitbundig zullen gevierd hebben dan (Tsjechisch Essenaar) Zdeněk Štybar met zijn overwinningen heeft gedaan.

Toch ga ik er eentje uit het rijtje uitpikken. Voor mij de meest sympathieke prestatie was die van Gino Meier, die zich in twee “Special Olympics”-disciplines tot Belgisch kampioen kroonde. Alleen al omdat hij even op het podium mocht, is dit soort viering zinvol. Al zou het geheel in mijn ogen misschien wat flitsender mogen, met bijvoorbeeld een videomontage van de verschillende prestaties (in deze tijden van digitale camera’s zou dat toch geen probleem mogen zijn).

Van de toespraak van onze burgemeester herinner ik me niets. Dat pleit voor hem, want op dit soort gelegenheden is een burgemeester nu eenmaal vooral een noodzakelijk decorstuk. Laat ik het dus maar houden op de wijze woorden van zijn collega die het dorp van Samson en Gert bestuurt : “Aan allen die gewonnen hebben : proficiat. Een aan allen die niet gewonnen hebben : ook proficiat.”

We kunnen het niet altijd maken

We kunnen het niet altijd maken

Zoals de klusser beschikt ook de politicus over een instrumentenkist. Daarin zitten geen hamers en schroevendraaiers, maar wel allerlei procedures en mogelijkheden om via de publieke opinie te proberen om het beleid bij te sturen. Welke instrumenten erin zitten, hangt af van je mandaat en van de politieke situatie. Ermee omgaan is iets dat je moet leren, net zoals een hamer al wat handiger om te hanteren is dan de kettingzaag, zelfs als beiden in het kistje zitten.

Het is eigen aan de politieke instrumentenkist dat niet iedereen alle mogelijke gereedschappen heeft gekregen (als dat wel zo is, noemen we dat een dictatuur). Zo kan een parlementslid voorstellen indienen en vragen stellen, maar geen koninklijke besluiten uitvaardigen. Een minister kan dan weer niet zomaar op zijn eentje een Europese richtlijn veranderen. Daarvoor kan alleen een Eurocommissaris het initiatief nemen. Als de minister vindt dat een richtlijn veranderd moet worden, kan hij proberen daarmee naar de pers te stappen. Maar als het een beetje technisch wordt, dan haakt Het Laatste Nieuws wellicht al snel af. En overigens, bij de Commissie lezen ze eerder The Financial Times. Probeer dáár maar eens in te raken… Minister zijn is dus vaak een beetje frustrerend. Maar dat hoort bij een democratie.

Op het lokale niveau is het net zo. Een oppositieraadslid heeft heel wat mogelijkheden. Je kan vragen stellen waarop het schepencollege moet antwoorden (per brief of mondeling), je kan allerlei dossiers inkijken, voorstellen indienen en tussenkomen op de gemeenteraad of in een commissie. Je kan eventueel een klacht indienen bij de gouverneur of de minister. Maar je kan natuurlijk ook gesprekken voeren met mensen binnen en buiten de politiek. Je kan persberichten maken, petities starten, een website opzetten…

Anderzijds kan je niet rechtstreeks een punt in het schepencollege aanbrengen, want daar zit je niet bij. Besluiten over een bouwvergunning bijvoorbeeld kan je niet echt mee sturen. Je kan er niet veel aan doen als je voorstel door de meerderheid wordt weggestemd. Je kan vaak ook alleen maar vaststellen dat sommige persberichten niet in de krant komen, of dat een nochtans heel terechte vraag in dovemansoren valt. Het komt er voortdurend op aan om met de instrumenten die je hebt het maximale resultaat te bereiken.

Elk probleem vraagt om een verschillende aanpak, en sommige zijn ook eenvoudiger aan te pakken dan andere vanuit de oppositie. Iets onder de aandacht brengen, op de agenda zetten, is vaak redelijk eenvoudig. Eerder “technische” onderdelen van een besluit bijsturen is ook niet zo lastig. Om mee een visie uitzetten voor iets dat op wat langere termijn moet worden aangepakt, is er vaak meer ruimte dan je ook zelf zou denken. Een latent slecht beleid (de forfaitaire huisvuilbelasting zoals die tot voor enkele jaren bestond) kan je langzaam ondergraven in de hoop dat het bouwwerkje ooit instort. Een beslissing die men niet wil nemen kan je blijven onder de aandacht brengen (de sportvloer, bijvoorbeeld, maar ook de komst van windmolens in De Rijkmaker) totdat men door de knieën gaat.

Veel moeilijker is het ombuigen van een duidelijk voornemen, zoals de bouw van een sporthal in het Sportpark. Zelfs een goed onderbouwd en gedocumenteerd alternatief is dan meestal niet voldoende. Quasi onmogelijk wordt het wanneer het resultaat van dat soort voornemen dan ook juridisch vaststaat. Helemaal ondoenbaar, als het al wenselijk is, is het terugdraaien van de fysische realiteit : de heraanleg van het Heuvelplein is een slechte zaak geweest, maar het lijkt me niet zinvol energie te steken in een poging om het opnieuw uit te breken. De weekendzone was destijds beter bos gebleven, maar met die vaststelling kan je nu geen kant meer uit.

Sommige gereedschappen zitten niet in de kist, en een boom omhakken met een nijptang kost ontzettend veel tijd en verloren energie. Andere instrumenten hebben een terugslag : het is erg lastig om uit te leggen dat je vóór goedkope woningen bent maar toch tégen bepaalde appartementsgebouwen. Anderen kunnen dat heel gemakkelijk uitleggen alsof je tegen betaalbaar wonen bent. Voor je eraan begint, denk je dus best even na of je niet op je eigen vingers gaat slaan. Niet omwille van de pijn op zich. Maar als je in het gips zit, kan je helemaal niets meer.

Dat is niet altijd gemakkelijk om uit te leggen aan de burger-kiezer. Je kan als gemeenteraadslid heel hard pleiten om een bepaald verkeersbord te verplaatsen, maar als uiteindelijk het schepencollege beslist om dat niet te doen, dan kan je het niet uitgraven. De kans op een persartikel over dat ene bord is niet zo groot : voor de krant is het (wellicht volkomen terecht) geen prioriteit. Een petitie haalt misschien twintig handtekeningen, waarvan vijf “verdacht” omdat de betrokkenen helemaal niet in de buurt wonen. Tien brieven naar het college halen niet meer uit dan één, en zolang het bord een wettelijk type is kan je bij de gouverneur ook niet terecht. Maar de burgers kunnen wel de indruk krijgen dat je veel zegt of schrijft, maar niets voor hen hebt gedaan. Al heb je er alles samen uren tijd in gestopt (dat heb je wellicht graag gedaan, want zoals het invullen van de belastingaangifte me herinnerde : politiek is een hobby).

Maar de mensen zien vaak alleen dat je het bord niet hebben kunnen verplaatsen, terwijl dat voor hen nu net geen moeilijk verhaal leek. Dat gevoel versterkt nog, als je er de daaropvolgende maand wél in slaagt om een belasting te laten afschaffen. Dat ziet er veel moeilijker uit dan een verkeerbord verzetten, maar als je in je kistje wél een kettingzaag hebt zitten is een boom vellen ook relatief eenvoudig, terwijl je er geen schroefje mee kan losmaken. Je kan zelfs het verwijt krijgen dat je niet hebt geprobeerd om de schroef er maar met een hamer uit te draaien… Terwijl de politicus die bij de verkiezingen de schroevendraaier heeft gekregen (van diezelfde kiezer) soms zelfs aan de kritiek ontsnapt.

Het verhaal van de Heikantse frituur heeft me nog eens diep in mijn instrumentenkist doen kijken. We hebben er al veel uitgehaald in de loop der jaren. Geert is ook met een aantal mensen daar gaan praten, en we hebben hen allemaal een brief gestuurd om onze mening en onze acties toe te lichten. Ik zoek nog eens in het kistje, maar een kettingzaag of sloophamer ga ik zeker niet tegenkomen…

(PS aan een anonieme briefschrijver : ik wil gerust ook op een aantal andere vragen en voorbeelden ingaan ; stuur me bijvoorbeeld een mail via een anoniem hotmailadres, waarop ik dan kan antwoorden)

Lente

Lente

Mijn werkgever stuurde me naar Praag. Nu, dat klinkt wat onvrijwillig : laten we zeggen dat mijn werkgever en ik het erover eens waren dat ik dezer dagen in Praag moet zijn. Om alhier het aangename aan het nuttige te paren.

Ik was er nog nooit geweest en dus heeft de stad het effect dat ze op elke nieuwe bezoeker heeft : ik ben onder de indruk. Praag is een zeer Middeneuropese stad, die me aan Boedapest doet denken. Een ook aan Dresden, want de Moldau en haar oevers hebben meer het gezellige van de Elbe dan het majestatische van de Donau. Ik herken er ook iets van Wenen en van Krakau in : de Habsburgers zijn daar uiteraard niet vreemd aan. Zoals telkens in het voormalige Oostblok ben ik er trots op dat hier onze blauwe vlag met gele sterren wappert. Met de uitbreiding van de EU is een historische vergissing rechtgezet. Iemand zou het de Ieren moeten vertellen.

Alleen in een stad rondwandelen heeft natuurlijk nadelen : je kan je ervaringen niet echt delen, en een terrasje is om snel iets te drinken. Maar het heeft ook voordelen : je kan heel veel doen. Een museum/tentoonstelling of zes haal je wel op een dag. Waarbij zowel “must see” als het toeval een leidraad kan zijn. Dat laatste trok me naar een brochure met als titel “Bruselský sen”, waarbij het eerste woord inderdaad naar onze hoofdstad bleek te verwijzen. Een tentoonstelling in Praag over de Tsjechoslovaakse inbreng op Expo ’58. Terwijl dat hele Expogedoe me op zich niet zoveel zegt (eigenlijk moet ik nu schrijven : “niet zoveel zei”). Ik ken er de politieke betekenis voor België van, en dat leek me voldoende. Maar dat net die Expo blijkbaar ook elders niet zomaar onopgemerkt was voorbijgegaan, drong pas hier tot me door. Het maakte me nét nieuwsgierig genoeg om de bovenverdieping van de bibliotheek te gaan zoeken. Maar ik wist bijvoorbeeld niet dat de wereldtentoonstelling van 1958 de eerste na die van 1939 was – en vind het nu gek om dat niet weten toe te moeten geven.

In 1958 blaakten zowel de Belgische als de Tsjechoslowaakse eenheidsstaten (zaliger gedachtenis, beide) van zelfvertrouwen, dat een decennium later in de lente zou uiteenspatten in de straten van Praag en Leuven. Toch hielden de twee op de Expo ook al een stuk façade op. De ene voor mij zeer herkenbaar, met opschriften in een soort plechtstatig gekunsteld Nederlands, keurig na het Frans. Met een grondplan met alle Paviljoenen dat ik nog nooit voor me had gezien, maar dat een Belgique à papa opriep dat ook ik in de lagere school nog in de late jaren 1970 nog kreeg gepresenteerd – en dat ik niet verwachtte aan de Moldau te herontdekken.

Het andere, Tsjechoslovaakse, beeld dat ik uit de geschiedenisboeken van het communisme ken. En dat ondanks alles net iets meer op mensenmaat bleek dan het Sovjetpaviljoen. Met een jaren ’50-design dat Europa toen veel meer verenigde dan het wilde weten, overigens : de kopjes en de stoelen die in onze huizen (die van onze ouders) stonden, hadden soortgenoten achter het IJzeren Gordijn. De kunstwerken die in het Westen werden gemaakt, bleken perfect aan te sluiten bij de tijdelijke relatieve openheid van het Oost-Europese communisme. In die mate dat er sprake was van een “Brusselse stijl” in Tsjechoslovakije, compleet met ná de Expo gemaakte schilderijen van het Atomium.

Omwille van enkele technische hoogstandjes (en wat voor de Belgen wellicht ook sterk meetelde : het gewaardeerde restaurant) was het paviljoen van de Tsjechoslovaakse Socialistische Republiek een topper waar de Expobezoekers voor in de rij stonden. Gek genoeg blijkt na 50 jaar een stuk van die aantrekkingskracht te zijn behouden, zo heb ik ondervonden. Bevreemdend.

L’orange beu – Buigen of Basten

L’orange beu – Buigen of Basten

Ik heb er ongeveer 10 minuten van gezien, tot nu toe. Toch kan ik er moeilijk onderuit : het EK voetbal is volop aan de gang. Hoe komt het dat dat nu in Essen tot me doordringt, en nauwelijks enkele weken geleden in gastland Zwitserland veel minder sterk ? Al wie onze gemeente kent, zal het antwoord wel weten… De oranjegekte heeft ook onze grensgemeente een beetje mee in de ban. Waar de nummerplaat het verschil tussen een Essense Nederlander of een volbloed autochtoon al lang niet meer verraadt, doen allerlei attributen in de meest schreeuwerige aller kleuren dat nu wel. Neen, ik heb niets tegen de Essenaar wiens accent enige noordelijkheid verraadt, of dat nu een bekende Nispense of een exotisch Randstedelijke tongval is. De regelmatige lezer van dit stukje elektronische snelweg weet bovendien dat ik de Nederlandse politieke zeden over het algemeen wel kan waarderen, en dat enkele politici zoals Femke Halsema (GroenLinks), Alexander Pechtold (D66) maar ook wel een type als Frits Bolkestein (VVD) mijn favorietenlijstjes moeiteloos zouden halen. Maar ik geef het eerlijk toe : ik hou niet zo van oranje, zijn daden en zijn doen. Ik lijd aan plaatsvervangende schaamte wanneer ik volwassen mensen een trommel op hun eigen hoofd zie bespelen, wanneer overigens volstrekt normale burgers levensgrote wuppies in hun auto plaatsen of wanneer lieden die verbaal nochtans behoorlijk ad rem uit de hoek kunnen komen een ganse conversatie herleiden tot “hup, Holland, hup”. Ik kan de perscommentatoren die elke frons van de bondscoach of de topspits te pletter analyseren, aangevoerd door het onbegrijpelijke orakel dat ooit behoorlijk tegen een bal kon trappen, niet hóren. Ik hoop dat ze er snel uitliggen. Punt. Maar laat ik grootmoedig zijn… als ze toch zouden winnen (horresco referens), dan hebben ze wel recht om het te vieren. Ná de westrijd, en laat ons zeggen 24 uur lang. En daar weer netjes de oogjes dicht en de snaveltjes toe…

En toch kan ik het niet ontkennen. Ik heb maar twee samenvattingen van wedstrijden bewust gezocht, en zelfs als niet-kenner kan ik maar moeilijk ontkennen dat dit Nederlands elftal bijzonder mooie dingen laat zien. Stiekem ben ik bovendien ook wel jaloers op het oranjegevoel : ongecompliceerd en vooral onvoorwaardelijk hun ploeg steunen… ik zie ons Vlamingen er nooit echt toe in staat. Ja, in een WK-finale zouden we voor Rode of desgewenst Vlaamse Duivels wel 90 min. willen supporteren, zoals we in een grand slamfinale achter Kim gingen staan of zodra de spurt op gang trekt Tom Boonen wel over de lijn willen schreeuwen. Maar ze moeten al héél veel bewijzen vooraleer ze een beetje vertrouwen krijgen. Soms zou ik willen dat ik wel het noorderbuurse talent had voor irrationele gekte. Ergens diep in mij zit ondanks alles dus misschien toch een fanatiek orangist verscholen, die de klaarblijkelijk daartoe vereiste aanslag op de goede smaak er zelfs bij zou kunnen nemen. Zouden er pillen tegen bestaan ?

Laat ik uit zoveel inconsequentie alsnog een besluit trekken : ik wens de Essense oranjesupporters veel vreugde bij de overwinningen van Robben en C°, en de oranje-afkeerlingen veel leedvermaak als de nederlaag volgt. Elk nadeel heb zijn voordeel, inderdaad. Al hoef je volgens mij geen doctor in de hogere voetbalkunde te zijn om te vermoeden dat het wel eens de minderheid van onze gemeenteburgers zou kunnen zijn die aan het langste eind gaat trekken. Ik hoor in de verte al een welgemeend “Hein heeft gewonnen, de Zilvervloot…” weerklinken. Gruwelijk. Maar wel mooi.

Vereiste

Vereiste

Als ik een brief stuur naar het schepencollege, dan wil ik daar binnen de termijn, die één maand bedraagt, een antwoord op. Als ik vraag om stukken klaar te leggen, dan reken ik er ook op dat die -een uitzondering niet te na gesproken- op tijd worden klaargelegd. Als ik lees dat er iets ter inzage ligt, dan wil ik dat ook zonder al te veel zoeken kunnen inzien. Als ik een voorstel indien dat naar de commissie wordt verwezen, dan moet dat wat mij betreft ook op de agenda van die commissie staan en naar de leden worden verzonden. Als er in een reglement staat dat bepaalde verslagen naar mij moeten worden verstuurd, dan vind ik het niet normaal dat ik ernaar zou moeten vragen.

Ik kan natuurlijk wel begrijpen dat er af en toe iets tussen de mazen van het net ontsnapt, maar mijn geduld en begrip zijn verre van eindeloos. Ik kan me inbeelden dat die houding al eens arrogant kan overkomen, bij mijn collega-politici, maar vooral bij ambtenaren. Wat heb ik, die nu en dan in het gemeentehuis kom, immers de pretentie dat zij, die er elke dag werken, het mij zo gemakkelijk mogelijk te maken om me met hun werk te bemoeien ? Waar ik per definitie minder van afweet dan zij… Ik besef dat ik, en met mij ook een aantal actieve collega-raadsleden, dat effect al eens kunnen oproepen. In de vorige legislatuur heeft een schepen onze fractie zelfs verweten dat we zoveel stukken opvragen, want dat geeft alleen maar werk aan de mensen die ze moeten klaarleggen en achteraf terug moeten klasseren. Vanuit mijn professionele achtergrond kan ik me dat soort reacties zelfs goed voorstellen, en ik ben er ook zelf in die context niet immuun voor.

Maar ik kan het niet helpen. Meer nog, ik mág het niet helpen. Als ik stukken opvraag, brieven schrijf of met voorstellen aan de slag ga, dan doe ik dat in naam van de 17.000 Essenaren in het algemeen en de kiezers van N-VA/PLE in het bijzonder. Dat ik, Tom Bevers, niet zoveel noten op mijn zang moet hebben, vind ik zelf eerlijk gezegd ook af en toe. Zoals wellicht veel mensen streef ik persoonlijk naar enige bescheidenheid (en zoals bij wellicht veel mensen lukt dat niet altijd). Maar binnen de context van de gemeenteraad heeft de kiezer niet veel aan een raadslid dat niet op zijn of haar strepen staat. Als ik dus af en toe arrogant overkom, beste collega-politicus of collega-ambtenaar, dan doe ik dat min of meer tegen wil en dank. Maar ik kan moeilijk anders, omdat de Essenaar-kiezer uiteraard wél verdient dat het hele gemeentelijke apparaat voor haar of hem altijd klaarstaat en doet wat er wordt verwacht. En hun rechten opeisen heeft niets te maken met arrogantie, maar met een minimum aan respect. Dus vrees ik dat ik ook in de toekomst af en toe gezucht zal veroorzaken. Maar dat ligt, echt waar, niet aan mij. Ik kan niet anders. En ik zal proberen niet te overdrijven. Tenzij het niet anders kan. OK ?

Spoor van hoop

Spoor van hoop

Deze week kondigde de NMBS in de krant aan dat vanaf december op Lijn 12 comfortabele dubbeldektreinen zullen worden ingezet. Dat is goed nieuws. Het is vooral het bewijs dat de actie die we via www.lijn12.be opgezet hebben resultaten oplevert. We hebben trouwens ook het gerucht opgevangen dat de dienstregeling zou worden aangepast. Het Actiecomité heeft dan ook gereageerd met een persbericht.

De Spoorwegen zijn een taaie tegenstander, met een erg star communicatiebeleid. Dat maakt dat je de hele tijd het gevoel hebt van tegen de bierkaai te vechten. Maar zoals alle oppositiepolitici in hun hoofd moeten prenten : de bierkaai wint niet altijd.

We zijn er nog lang niet, en misschien zijn we wel blijgemaakt met een dode mus. Maar als dat zo is, dan zullen we dat beestje zo lang reanimeren tot het weer vrolijk rondvliegt…