Lopen over eieren of lopen over water ?

Lopen over eieren of lopen over water ?

Het was een bijzondere gemeenteraad vorige dinsdag. De eerste zonder Bob, en daardoor ook met Katrien opnieuw in de raad. Maar de raad werd ook om andere redenen speciaal. Ik begreep het al toen ik uit de trein stapte en een reeks tractors van Hoek naar Essen reden. Eentje met een zwarte vlag stopte netjes om mij over te laten steken – al goed, want ik was gehaast om me naar het gemeentehuis te begeven. De tractor had nog wat meer tijd, maar de bestemming was dezelfde : het Heuvelplein werd het toneel van een heus boerenprotest. Waar naar verluidt niet alleen Essense boeren, maar ook collega’s uit de omgeving op af zijn gekomen.

Eerst woonden ze de gemeenteraad bij, tot en met de bespreking van het beleidsplan ruimte.  Ik ben eerlijk gezegd bijzonder opgelucht dat dat plan goedgekeurd geraakte : de schade die de voorganger, het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, heeft aangericht is moeilijk te overschatten. Met het nieuwe plan is er een kader dat tenminste toelaat om te proberen het plattelandskarakter van Essen opnieuw te versterken.

Jammer dat de aanwezige landbouwers dat zo niet zagen. Ik denk dat iedereen begreep dat hun protest eigenlijk ook maar in beperkte mate tegen het plan gericht was. Ze focusten op de “valleilandschappen”, die dan maar snel door CD&V werden omgedoopt door “beekdallandschappen” waar wat meer water zal moeten worden opgevangen en daardoor mogelijk de aard van de landbouw zal veranderen. Dat is iets heel anders dan “landbouwgrond afpakken” zoals het door sommigen werd voorgesteld. Maar het protest kaderde vooral in een algemene ontevredenheid van “de boeren”. Die begrijpelijk is, maar ook mee gedreven wordt door een ander belang dan dat van de individuele landbouwer die terecht voor de toekomst vreest, en waar niet echt een economisch en ecologisch leefbaar landbouwmodel achter steekt. Ik ben als volgt tussengekomen in het debat :

We hebben met N-VA/PLE de voorlopige vaststelling van dit beleidsplan goedgekeurd en we gaan dat nu ook met de definitieve vaststelling doen. Dat stond in geen geval vast bij het begin van het lange proces in 2019, en we zijn bij elke stap kritisch blijven toekijken. Dat we vandaag toch ja zullen stemmen is de verdienste van de schepen en de diensten, van de Gecoro ook, maar zeker ook van het studiebureau Omgeving dat zonder meer uitstekend werk heeft afgeleverd.

We staan achter de grote keuzes die zijn gemaakt en de evenwichten die werden gevonden, maar dat betekent niet dat we alles even goed vinden. We hebben wat bedenkingen bij de aanpassingen die op het laatst zijn gebeurd. Het minder scherp maken van de bepalingen over wat “status quo” betekent lijkt ons toch iets te veel op maat van inventieve projectontwikkelaars te zijn gebeurd. En de vervanging van “vallei” door “beekdal” is ongetwijfeld een grote overwinning voor de landbouwschepen, maar volgens het woordenboek zijn een dal en een vallei hetzelfde. Mogelijk moet een geoloog het hier eens komen uitleggen.

Het ziet ernaar uit dat het beekdaltruukje ook de bezwaren vanuit de landbouw niet wegneemt.  Uiteraard begrijpen we dat. Het is moeilijk om in een plan als dit mee te gaan voor wie onvoldoende bij het proces is betrokken. De bezwaren vanuit de landbouw, en ook een aantal van de andere bezwaren die werden ingediend, tonen vooral aan dat dit college “horen” en  “luisteren” al te vaak door elkaar haalt  – en dat zijn ook volgens het woordenboek geen synoniemen. Mensen om hun mening vragen creëert nog geen draagvlak. Begrip opbrengen en vervolgens constructief in dialoog gaan is iets anders dan een formeel proces opzetten, of dat nu online is of met hoorzittingen. En iedereen de kans geven om iets te zeggen is iets anders dan adviesraden te respecteren in hun rol en hen op tijd en oprecht bij het beleid te betrekken en ze zo tot co-producent van dat beleid te maken. Het is wel heel ironisch dat dit college de Landbouwadviesraad heeft opgericht en die vervolgens niet actief bij dit verhaal betrekt, maar de landbouwers kunnen gerust zijn : hun raad wordt door dit college even stiefmoederlijk behandeld als  de cultuurraad, de jeugdraad of de raad voor lokale economie.

Het heeft overigens geen zin om nu met één groep nog in één richting te gaan bijsturen : wat er aan de ene kant zo bijkomt gaat er aan de andere kant terug af. Het draagvlak had er beter vooraf geweest, maar het zal nu na de goedkeuring van het plan moeten worden uitgebouwd, en als grootste partij vandaag en als beleidspartij morgen willen wij ons daar alvast voor engageren. Het uitgangspunt is uiteindelijk helder : als we het plattelandskarakter van Essen veilig willen stellen moet het versterken van de natuur samen gaan met kansen voor de landbouw. Vanuit die overtuiging beginnen we in december van dit jaar vanuit een college met N-VA/PLE met een dialoog, op basis van dit beleidsplan. En we beginnen ook meteen met een plan voor de hele waterhuishouding van deze gemeente, met de landbouwadviesraad en de MINA-raad en vele anderen.  Valleien, beekdalen, riolen, grachten… het hangt allemaal samen en deze dagen loopt het allemaal over. Dat is dus een topprioriteit, toch voor de toekomstige bestuurders op deze banken.

Onze belangrijkste kritiek op dit plan tenslotte is vooral een reden om vandaag vóór te stemmen. Er had hier minstens zes jaar eerder een beleidsplan ruimte moeten liggen. Dat zo lang gewacht is heeft het uitzicht van onze gemeente met name in de dorpskernen geen goed gedaan, en dat is een zware verantwoordelijkheid.

Ik hoop dat ik daar mee de weg voor een dialoog heb geopend, want daar heeft iedereen belang bij. Nadat het beleidsplan werd goedgekeurd verlieten de landbouwers de zaal, om het protest op het Heuvelplein verder te zetten. Dat ze vervolgens beslisten om de ramen van het gemeentehuis met eieren te besmeuren is jammer, ook wel omdat het protest verder best beleefd en netjes verliep. Vandalisme, zelfs als het afwasbaar is, valt nooit goed te praten. Intimidatie, zelfs met broze eieren tegen stevige ruiten, ook niet. Maar eigenlijk was het vooral jammer omdat ze het vervolg van de raad niet bijwoonden. Het ging daarna immers over de wateroverlast die onze gemeente teistert. Zoals ik zelf al had benadrukt bleek ook uit de toelichting van Brigitte Quick en Helmut Jaspers dat alles samenhangt en dat er een waterbeleid voor de hele gemeente nodig is. Dat de beekvalleien daarbij een rol te spelen hebben, en dus de landbouwers die er het landschap mee beheren, lijkt me ook vrij evident.

Ook vanuit het ondergelopen Woonbos zaten er behoorlijk wat mensen in het publiek. Eigenlijk hadden zij ook het gesprek met de landbouw kunnen voeren : hoe houden we Essen ook in tijden van klimaatverandering leefbaar ? Ik ben ervan overtuigd dat het beleidsplan ruimte daarvoor een eerste stap is, en hoop dat we met vele samen nog vele stappen kunnen zetten.

In memoriam Bob Konings

In memoriam Bob Konings

Toen ik jong was, was Bob Konings een scoutsleider van een generatie vóór de mijne – als je jong bent, is vijf jaar een generatie. En hij was dus van de scouts, en ik van de KSJ/KSA. Hij was ook de vriend van Ann, natuurlijk. Die was wel “van ons”. Bob kwam zeer regelmatig in café Den Block, als voetballer bij het “huisteam” FC Pedro. Desalniettemin, ik kende Bob niet echt. Ik denk ook niet dat ik toen wist dat hij eigenlijk Johan heette.

Ik leerde hem pas later beter kennen, toen hij bij N-VA/PLE actief werd. “Actief” mag je in zijn geval letterlijk nemen : Bob was geen man van heel veel woorden, maar stond altijd klaar om voor wat dan ook mee te zorgen. Hij werd onze penningmeester en samen zetelden we in de Raad van Bestuur van het Algemeen Gemeentebedrijf. Bob kende de Essense sportclubs en had een goed oog voor al wat er praktisch fout liep. Hij kon -terecht- hard zijn in zijn kritiek, maar stond altijd klaar om mee te denken en mee te werken aan praktische oplossingen. Toen het gemeentebestuur het reservatiesysteem voor de sporthallen maar niet goed kreeg, is hij gewoon een paar uur naast de verantwoordelijke gaan zitten om het probleem op te lossen. Zodat de sportclubs verder konden.

Die praktische instelling bracht hij ook mee naar de gemeenteraad. De sport- en jeugdverenigingen konden op hem rekenen, en hij hechtte ook veel belang aan verkeersveiligheid ging, zeker voor de fietsers. De juiste lijn, het juiste bord : daar kan al veel mee opgelost worden. Bob was in onze fractie vaak de meest kritische over het beleid van de meerderheid, maar bleef nooit stilstaan bij de kritiek en zocht meteen waar het beter kon, goed wetende dat er daar vaak niet naar zou worden geluisterd. Dat rekende hij dan aan de meerderheidspartijen aan, maar eigenlijk nooit aan de mensen in die partijen. Want Bob hield van mensen.

Bob was sporter, en een gedreven volleybalcoach. Samen met Geert bracht hij vaak een stevige scheut “Dosko” in de voor- en nabesprekingen van onze gemeenteraadsfractie. Ik heb niet zo heel veel met volleybal en ken de ploegen, spelers noch competities waar ze het vaak over hadden. En toch voelde ik het enthousiasme, het inzicht en de kracht waarmee hij coachte.

Bob was geen klager, en misschien daardoor werd het pas op het einde duidelijk dat zijn ziekte hem te veel aan het worden was. Onze fractie verliest een onmisbare schakel, die sterk verbindend werkte. Een passeur heet dat dan, geloof ik. Het komt heel hard aan, ook al omdat we acht maanden na Guy een tweede fractielid moeten afgeven. Zijn vrouw, dochters en familie verliezen natuurlijk veel meer dan dat. Ik hoop dat ze zich kunnen optrekken aan heel veel mooie herinneringen.

Bob, je bent veel te jong, veel te snel van ons heengegaan. We gaan goed voor de verenigingen en de fietsers in onze gemeente zorgen. En doorzetten, ook als het eens wat moeilijker gaat. Want zo heb je het ons geleerd.

Voorzitter

Voorzitter

Het is natuurlijk veel te stil op deze site – met mijn excuses. Het komt door het Belgisch EU-Voorzitterschap. Vanaf morgen zit ons land zes maanden lang de Raad van de Europese Unie voor. Professioneel ben ik afdelingshoofd internationale relaties en socio-economische studies bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Een hele mondvol, maar het betekent dat ik sterk betrokken ben bij de Voorzitterschap, op ons domein (dat van de werkgelegenheid en het sociaal beleid).

Bovendien liggen de Belgische ambities -terecht- hoog. Ons Voorzitterschap zit op het scharnierpunt tussen twee Europese bestuursperiodes : het huidige Europese Parlement en de huidige Europese Commissie ronden hun werk af, en bij de Europese verkiezingen van begin juni worden hun opvolgers aangeduid. De derde partner, de Raad, die de Lidstaten verenigd, blijft gewoon verder werken – daar zijn het de nationale verkiezingen in elk van de 27 landen afzonderlijk die de koers bepalen. Maar de Raad is ook betrokken bij het aanstellen van de nieuwe Commissie, en het is gebruikelijk dat de Raad ook een strategische agenda opstelt voor de nieuwe Commissie, en daarmee voor de nieuwe legislatuur. En dat proces, het maken van die agenda, dat moeten wij dus in goede banen leiden.

Ook de nog lopende wetgevende dossiers moeten zo veel mogelijk worden afgesloten, vooraleer het Europees Parlement in reces gaat. We hebben ook nog enkele specifieke thema’s die we op de agenda willen zetten. Tenslotte zijn er nog een reeks vergaderingen waarvoor we de komende zes maanden gastheer spelen.

Het Voorzitterschap werkt via een beurtol. Vandaag is de laatste dag voor Spanje, waarmee we overigens uitstekend hebben samengewerkt. Na ons komt Hongarije. Ons vorig Voorzitterschap was in 2010. Wanneer we terug aan de beurt zijn hangt af van de uitbreiding van de Unie (en van eventuele vertrekkers, al neem ik aan dat zelfs Geert Wilders wel twee keer zal nadenken vooraleer hij de grenspost in de Nieuwstraat en op de Ring heropent – hij moet dat dan zelf maar met Kees Carnaval onderhandelen). Wellicht komen we dan al dicht bij 2040.

Voor iets dat zo weinig frequent voorkomt kan je natuurlijk niet echt structureel de nodige middelen voorzien, en bovendien kan je ook maar weinig lessen trekken uit de vorige ervaring – de tijden zijn per definitie veranderd. Ook al is het de 13e keer dat België aan de beurt is, het blijft een avontuur. Eén waar ik veel zin in heb, maar dat wel veel tijd en energie vergt. Hoewel volgens collega’s die het kunnen weten de maanden vóór het Voorzitterschap de ergste zijn, wordt het de komende maanden toch ook nog erg druk. We beginnen er ook heel vroeg aan : onze “informele ministerraad” staat al op 11 en 12 januari gepland. Mogelijk blijft het hier dus nog wat stiller. Desalniettemin mijn allerbeste wensen voor een gezond, gelukkig, vredevol 2024, waarin er meer opgebouwd dan afgebroken wordt.

Eilandgevoel

Eilandgevoel

Ik heb deze zomer zes eilanden bezocht.  Schiermonnikoog, Borkum, Sifnos, Milos, Egina en Salamina.  Niet enkel Griekse eilanden dus, maar ook een Nederlands eiland en zowaar een Duits Insel.

Schiermonnikoog was het tweede van de Friese waddeneilanden waar ik ben geweest, na enkele jaren geleden Vlieland te hebben aangedaan.  Het deelt daarmee dezelfde charme, rust en natuur.  We namen de bus uit Groningen, waar we verbleven, tot in Lauwersoog, en van daaruit de ferry naar Schiermonnikoog.  We vonden er het meest noordelijke kerkje van Nederland, veel vakantiehuisjes en een gezellig dorpje.  Ideaal om in alle rust even uit te waaien en iets bij te leren over de geschiedenis van de wadden, of over de walvisvaart.

Twee dagen later bracht de trein (niet die van de NS, maar van privébedrijf Arriva) ons vanuit het station van Groningen naar Eemshaven, waar we de ferry namen naar het meest westelijke van de Duitse waddeneilanden, Borkum, waar zich ook het meest noordwestelijke punt van Duitsland bevindt.  Ondanks de zeer Nederlands/Friese naam bleek dat eiland vervolgens ook echt wel 100% in Duitsland te liggen.  Van bij het inschepen werd het Duits zowat de enige voertaal, en ook op het eiland bleek het erg moeilijk om in een andere taal dan het Duits (of het daaraan enigszins verwante Pfaffnederlands) te woord te worden gestaan.  Een beetje verbazend, en toch weer niet.  Zoals ook betalen met de kaart plots niet meer mogelijk bleek.  Wél leuk en praktisch is dat je vanuit de haven meteen met een treintje naar het centrale stadje van het eiland wordt vervoerd.  Van daaruit wandelden we naar het strand, langs een op Duitse wijze gründlich verknalde zeedijk, met licht pompeuze gebouwen die doen denken aan wat Leopold II voor Oostende had gewild, maar dan met veel minder geld en -zou ik het durven zeggen- met minder smaak ook.  Omdat het erg slecht weer was, is het moeilijk om het strand objectief te beoordelen, maar de charme van Schiermonnikoog ontbrak.  Een beetje te veel Belgisch kust dus, met vanzelfsprekend ook veel Duitse bezoekers, die op vakantie waren of zich zo waanden.  En we moeten daar eerlijk in zijn, Duitsers op vakantie zijn niet noodzakelijk het meest aangename gezelschap.  Onze wens om iets te drinken op een rustig terrasje werd dan ook enigszins verknald door een bende zeer jolige Duitsers die schlagermuziek meezongen.  Genre “Griechischer wein” van Udo Jürgens.  Niet dat ze die dronken – naast literglazen bier werd er tussendoor hoogstens een glaasje van de plaatselijke sleedoornlikeur naar binnen gekapt – maar ze deden ons ondanks hun beperkte zangkunsten wel dromen van betere oorden.

Dat pakte goed uit, want een week of twee later zaten we op Sifnos.  Een Cycladisch eiland dat niet volloopt met toeristen – en die er wel waren hadden naast een Griekse vooral een Franse of een Italiaanse achtergrond.  Veel Duits heb ik er niet gehoord, en één keer ving ik wat flarden van een gesprek in het Nederlands op.  Het tv-programma “Viva la feta”, dat ik overigens maar één keer gezien heb, bleek dan toch niet te volstaan om heel veel Vlamingen te lokken.  Ten onrechte, want Sifnos heeft de charme van de Cycladen heel sterk behouden en biedt naast mooie stranden ook typische dorpjes en lekker eten.  Zelfs de pizzeria aan de haven, zowat de meest toeristische plek van het hele eiland, staat bij de plaatselijke bevolking hoog aangeschreven.  Faut le faire, om het met de zoals al vermeld redelijk talrijk aanwezige Fransen te zeggen.  In plaats van pizza kozen wij voor “Bostani“, met een keuken die een Michelinster zou hebben als de inspecteurs in Griekenland zich buiten Athene zouden wagen, op een locatie en met een uitzicht waar zowat elke Vlaamse sterrenchef wellicht een moord voor zou willen begaan.  Een absolute aanrader.  Sifnos stond in de oudheid bekend als vindplaats van goud, zilver en lood.  De mijnbouw trok veel meer inwoners aan dan er vandaag wonen, en die moesten uiteraard ook gevoed worden.  Dat laat zijn sporen na op het zeer bergachtige eiland, waar ongeveer elke bergflank met terrassen werd aangelegd, om zo voldoende gewassen te kunnen kweken.  Dat creëert een uniek landschap.  Sifnos telt daarnaast ook 360 kerken, met het schilderachtige Chrisopigiklooster als meest bekende.  Op enkele meters van het klooster kan je er zonnebaden en zwemmen, maar er zijn kerken die nog beter doen en waar je van de kerktrappen eigenlijk recht in zee kan duiken.

Van Sifnos trokken we naar het nabijgelegen Milos (in het Nederlands ook wel Melos), bekend van de daar opgegraven armloze Venus (eigenlijk Aphrodite natuurlijk) die zich in het Louvre bevindt.  Milos bleek meteen een stuk toeristischer, zonder evenwel het massatoerisme aan te trekken dat wel de weg naar Mykonos en Santorini vindt.  Maar toch : er klonk meer Duits en Engels, al had dat laatste ook te maken met het feit dat het eiland een grote aantrekkingskracht uitoefent op Australiërs van Griekse origine – waarvan de oudere generatie ook nog naar het Grieks kan overschakelen.  En ik hoorde er ook al wat meer Nederlands (één gezin sprak duidelijk Oost-Vlaams, maar daar wil ik niet moeilijk over doen).  Milos is een vulkanisch eiland, en dat maakt het erg mooi en geologisch interessant.  Waar de edelmetalen in Sifnos al in de oudheid uitgeput raakten, bleef de mijnbouw in Milos tot op vandaag bestaan, al is de hoogtijd van obsidiaan al voorbij sinds de metaalbewerking werd uitgevonden.  Maar onder meer kaolin, mangaan, bariet, zwavel en bentoniet werden er tot in meer recente tijden of zelfs tot op vandaag nog gewonnen.  De vulkanische oorsprong vormde ook het Sarakinikostrand : zo zou een strand op de maan eruitzien, en als je het water wegdenkt had hier dus perfect de maanlanding kunnen worden opgenomen.  Ook in de zee vind je er grillige rotsformaties en grotten, al konden we ze niet allemaal bekijken : de strakke Meltemiwind maakte het onmogelijk om het hele eiland rond te varen, enkel het zuiden bleek veilig genoeg.  Geen klachten over die Meltemi, overigens : als noordenwind koelt hij traditioneel de Cycladen in augustus af tot erg aanvaardbare temperaturen tussen de 23 en 28 graden.  Ook belangrijk in deze tijden ! Milos telt wat minder kerken dan Sifnos, maar dat wordt voor de religieus geïnteresseerden moeiteloos gecompenseerd door de catacomben die de eerste christenen er uitkerfden in het zachte rotsgesteente om er de eredienst te vieren en de doden te begraven.  Alleen de catacomben in Rome en in Jeruzalem zouden groter zijn dan deze ! Ze bevinden zich overigens vlak bij de plaats waar de beroemde Venus werd opgegraven, en waar ook een mooi bewaard theater kan worden bezocht.  Tenslotte vind je in Milos enkele mooie oude visserdorpjes, waarvan Klima wellicht met meest schilderachtige is, en waar de zee (en de vis) bijna letterlijk tot in de huizen komt.

Na een tussenstop in Athene brachten we nog enkele dagen door in Egina, op een uurtje varen van Piraeus, wat het eiland uiteraard aantrekkelijk maakt.  Het is ook een mooi groen eiland, met een eerder neoklassieke bouwstijl dan de strak witte Cycladische woningen die we in Sifnos en Milos vonden.  We bezochten de kerk en het klooster van de Heilige Nektarios, waar de (uiteraard orthodoxe) heilige uit het begin van de twintigste eeuw zelf ook verbleef.  Nektarios heeft met “onze” heilige uit de vorige eeuw, Damiaan, een zekere opstandigheid tegenover het kerkelijke gezag gemeen, maar verder zijn de gelijkenissen eerder beperkt en hebben vooral een zeer vroom leven en een aantal “wonderen” hem tot de eer van de altaren verheven (een procedure die in de orthodoxe kerk overigens een stuk democratischer verloopt dan in het Vaticaan : heilig is wie door de gelovigen als heilig wordt aanzien).  Omwille van Nektarios is de belangrijkste taal die naast het Grieks te horen valt op Egina overigens het Roemeens : de orthodoxe heilige wordt er sterk aanbeden, en een bedevaart combineren met een uitstapje naar een strand en de Griekse keuken is uiteraard ideaal – ook Meerseldreef zou niet zijn wat het is zonder speeltuin en terras ! Egina staat trouwens bekend voor zijn uitstekende pistachenoten, die er dan ook in allerlei vormen worden verkocht.

Tenslotte brachten we een blitzbezoek aan Salamina, met de ferry op tien minuten van Athene.  Met een groot gebrek aan eerbied voor de belangrijke plaats van het eiland in de geschiedenis heb ik het wel eens vergeleken met het Zilvermeer of… Sint-Anneke : het is de plek waar de Atheners op zondag even gaan uitwaaien en een terrasje gaan doen, een beetje zoals de Antwerpenaar op Linkeroever dus.  Vorig jaar was er een (heruitgebrachte) Griekse zomerhit die de keuze tussen het mondaine Mykonos en “Salamykonos” scherpstelde, en die mij erg deed denken aan het door de Strangers aan Sint-Anneke gewijde muziekstuk.  Om bij dat laatste te blijven : wie graag mosselen met friet eet is eigenlijk vaak net zo goed af in een Griekse taverne als hier.  Goede vers gesneden Griekse frieten zijn in de regel van een stuk betere kwaliteit dan de diepvriesproducten die hier al te dikwijls ook bij dure mosselen worden geserveerd, en de zeevruchten zelf worden in de regel uitstekend bereid, weze het met een licht van de bij ons gebruikelijke verschillende mengeling van groenten en kruiden.  Ook te vinden in Athene (tip : Barbounaki – en bonustip : Griekse gerookte forel is vele keren beter dan degene die hier wordt verkocht) en uiteraard in Salamina !

In memoriam Guy Van den Broek

In memoriam Guy Van den Broek

In 1989 verscheen de 100e Jodela, het maandblad van KSJ (nu KSA) Heidebloempje Essen.  Wie het bedacht had, weet ik niet meer, maar als 17-jarige werd ik op pad gestuurd om interviews af te nemen, samen met Guy Van den Broek, papa van enkele KSJ-ers, en journalist bij De (toen nog Financieel-Economische) Tijd.  Op ons interviewlijstje stond onder meer Cecile, moeder van Dirk, Rudi, Tom en Ann Smout en kookmoeder op het KSJ-kamp.  Ze verklapte het recept voor de unieke soldatenpap – voor mij de eerste primeur, voor Guy uiteraard niet.

Later ging Guy zelf mee koken.  Ik werd leider van Dries en Steven en ging dus bij hem voor lidgeld en kampgeld langs.  Maar het waren vooral de plannen voor het eeuwfeest van het Heidebloempje waarvoor Rudi Smout ons samenbracht en die leidden tot het jubileumboek in 1997 waar we met Wim Besters het auteurskwartet van vormden.  In 2005 schreef Guy ook het verhaal van de studentenvereniging Heidebrand uit, en van dat boek verzorgde ik de lay-out.  We studeerden allebei voor economist aan “Sint-Ignatius”, met enkele decennia verschil weliswaar, maar uiteindelijk waren het toch de letteren -en KSJ/KSA- die ons samenbrachten.

Voor de Tijd schreef Guy over de chemie, de farmaceutische sector, over landbouw en milieu.  Hij was één van Vlaanderens eerste milieujournalisten, en geloofde dat er geen tegenspraak hoefde te zijn tussen economie en ecologie, tussen de natuur en de agrarische sector – al zaten daarvoor wel de commerciële ambities van de Boerenbond in de weg.  Toen al.

Vóór ik hem leerde kennen zat Guy ook al in de gemeenteraad, voor de CVP.  Hij vertelde er wel eens over, over wat hij er bereikte en over de keren dat hij er tegen een muur liep, wegens te veel visie en te veel begrip voor wie een andere mening had.  De politiek liet hem niet los, en toen hij zijn journalistenpen opborg zette hij in 2012 opnieuw de stap naar de lokale politiek, nu voor N-VA/PLE.  Hij bracht in onze fractie zijn ervaring in, zijn inzicht in hoe een meerderheid (of toch de Essense variant daarvan) denkt en zijn plannen voor een ambitieuzer Essen, vooral in en rond de erfgoedsite aan Hemelrijk.

Waar hij, in het Heemhuis, ook de pen terug oppikte en hoofdredacteur werd van De Spycker, één van Vlaanderens meest succesvolle heemkundige jaarboeken.  Dat we samen op de foto staan van de auteurs van het jaarboek 2023 maakt de cirkel rond die met die Jodela begon.  Een vervolg komt er inderdaad niet meer.  Vorige week overleed Guy.  De kanker die lange tijd heel mild leek, maar die zich niet liet bestrijden, ging de voorbije weken plots heel snel.  Zijn stem verzwakte, en op onze fractievergadering vóór de gemeenteraad van april ging hij vroeger weg, wegens te moe.  Op de raad was hij er wel opnieuw bij.  Het zou zijn laatste worden.

Guy was één van de bezielers van zijn volleybalclub en zijn fietsclubs.  Hij schreef ook nog mee aan het lokale krantje van Horendonk, kookte voor zijn kinderen en kleinkinderen – en ook nog steeds op het KSA-kamp, genoot van zijn pensioen.  Iedereen zou hem nog zoveel mooie jaren hebben gegund, maar zijn familie en wij allemaal hebben hem veel te vroeg moeten loslaten.  Gelukkig resten ons mooie verhalen, herinneringen en veel teksten.

Bakermat

Bakermat

Verkiezingen zijn altijd interessant, waar ook ter wereld, maar verkiezingen in Griekenland zijn dat voor mij natuurlijk nog net iets meer : ik ken het land en kan er het politieke debat ook redelijk goed volgen.  Toch blijft de Griekse politiek begrijpen een uitdaging : de impact van de geschiedenis op de politieke verhoudingen is erg groot, wat zich ook vertaalt in generaties van politici die van vader op zoon/dochter (of via zijtakken) dezelfde partijen mee aanvoeren.  De familie De Croo (of Tobback, of…) is er niets tegen.  Het land heeft ook een grote traditie van (vooral links, maar niet uitsluitend) populisme, met radicale en onmogelijke beloften, die dan in de beleidspraktijk worden ingeslikt, zonder dat de retoriek wordt aangepakt.

De verkiezingsuitslag van zondag stond min of meer vast : de centrum-rechtse partij Nea Dimokratia van premier Mitsotakis zou de grootste worden, de radicaal-linkse partij van zijn voorganger Tsipras zou tweede worden, op plaats drie zou de traditioneel socialistische PASOK eindigen – de partij die ooit absolute meerderheden haalde, maar vooral sinds de financiële zijn plaats had moeten afstaan aan het Syriza van Tsipras.  Daarnaast zouden de traditionele stalinistische (in zowat alle betekenissen van het woord) KKE en enkele andere zeer rechtse of linkse partijtje het parlement halen.

En zo geschiedde.  Toch worden de verkiezingen nu al historisch genoemd, omdat Mitsotakis veel ruimer won dan voorzien, en vooral omdat de afstand met Syriza zeer groot bleek.  Griekenland koos er daarmee voor om de discussie over de crisis en de memoranda achter zich te laten, en te kiezen voor de partij en de premier die de voorbije jaren economische stabiliteit en zowat de sterkste groei in de EU brachten.  En die natuurlijk niet alles perfect deed, maar daarbij valt het mij toch op dat wat in onze media verschijnt over Griekenland soms sterk wordt geïnterpreteerd vanuit het (in Griekenland zeer aanwezige) uiterst linkse denkkader – wat op zich niet betekent dat de informatie onwaar is, evenwel, het gaat over de interpretatie.  Zo wordt de klacht over de persvrijheid zelden geduid : het klopt dat de meeste commerciële tv-zenders zich eerder (tot zeer) rechts profileren, al lijkt me dat niet iets waar de regering eigenlijk veel aan kan doen – ook onder Tsipras’ bewind was dat zo.  En in de krantenkiosk kan je alleszins een veel grotere bandbreedte aan publicaties vinden dan hier of in onze buurlanden : Solidair en ’t Pallieterke zijn in vergelijking eerder gematigd.  De recente treinramp was uiteraard het gevolg van jarenlang politiek wanbestuur bij de Griekse spoorwegen, waarbij de NMBS een baken van perfect corporate management is.  Maar de Griekse kiezer besefte wellicht dat daarbij al wie ooit het land regeerde boter op het hoofd heeft, niet alleen de laatste regering. En de manier waarop Griekenland de vluchtelingen die er massaal aankomen (minstens gedeeltelijk bewust gestuurd door Turkije) worden er inderdaad verre van correct behandeld, maar dat is toch vooral een gevolg van het feit dat de EU-landen hun gezamenlijke verantwoordelijkheid niet opnemen.

Neem bij de sterke positie van de premier de onmacht van de oppositie, en je kunt de uitslag verklaren.  Tsipras die er vooral op uit bleek om de discussie uit 2015 (uit de euro stappen of niet, de hervormingsplannen van IMF, ECB en de Commissie aanvaarden of niet ?) over te doen, op beschuldigende toon, en daarbij (van de wal in de sloot) werd geholpen door Yianis Varoufakis die weliswaar zijn eigen partij(tje) leidt maar nog steeds herinneringen oproept aan de dramatische maanden waarin hij minister van financiën was.  Voeg nog een PASOK toe dat vooral zijn plaats als tegenhanger voor rechts wilde heroveren eerder dan zelf aan zet te komen – en dat in dat licht zijn relatief goede resultaat (12%) als een overwinning vierde.  En je krijgt dus een rechtse overwinning waar ook veel links denkende Grieken blij mee zijn, wegens de terugkeer naar normaliteit en stabiliteit die ze inhoudt.

Omwille van een eigenaardigheid in het stemsysteem weigerde Mitsotakis formeel om een regering te vormen.  Hij haalde net geen 150 zetels in de 300 zetels tellende Vouli, en bij nieuwe verkiezingen geldt een bonus voor de grootste partij.  Dus gaan de Grieken op 25 juni opnieuw naar de stembus.  Waarbij de winnaar vaststaat, maar de strijd om de tweede plaats open lijkt, en daarmee de vraag of de linkse oppositie wordt aangevoerd door de sociaal-democraten of de radicaal-populisten.  Het Griekse antwoord op die vraag is ook ver van de Egeïsche Zee interessant, natuurlijk.  Maar ook rond de Akropolis is ze niet zonder belang, want Mitsotakis mag dan wel uit liberaal-democratisch hout gesneden zijn, ook meer rechts-autoritaire tendensen vinden een plaats in zijn partij, en een sterke maar realistische en toekomstgerichte oppositie kan hem alleen maar helpen om die onder controle te houden.

Auteursrecht

Auteursrecht

Ik mag me vandaag, Tweede Paasdag, een beetje meer auteur noemen dan gisteren.  Er verscheen nog eens een tekst van mijn hand in De Spycker, het jaarboek van de Essense Heemkundige Kring.  Bij de voorstelling van dat jaarboek gaf Thomas Dekkers aan dat het Essense jaarboek tot de top-3 in Vlaanderen behoort, rekening houdend met oplage, lay-out en diversiteit van onderwerpen en auteurs.  Met die diversiteit van auteurs valt het wel mee – er schreef één vrouw mee, en de rest behoort tot wat een beetje woke medemens als witte mannen van een zekere leeftijd zou beschouwen.  Maar de inhoudelijk gaat het van zestiende eeuwse waterlopen en dysenterie naar voetbal, socialisme, corona en de Ronde van Essen.  Dat ik het over dat laatste had, kon u natuurlijk al raden.  Het stuk in De Spycker is in essentie een beknoptere versie van de tekst die ik in de zomer schreef voor de Jubileumuitgave van de Ronde van Essen, aangevuld met wat extra informatie over de jubileumviering zelf.  Niet meteen de allermoeilijkste opgave, maar de volledige versie heeft me natuurlijk wel wat meer inspanning gekost.  Desalniettemin, had ik meer tijd, ik zou meer schrijven voor De Spycker.  Quod non, helaas.

Thomas Dekkers mocht het volledige nummer voorstellen, en daarnaast ook vertellen over drie pandemieën die onze gemeente hebben geteisterd : de pest, dysenterie en corona.  Ondanks het onderwerp werd het een erg onderhoudende vertelling, met talloze parallellen tussen de drie episodes en met als terechte besluit nihil novi sub sole.  Thomas had het ook over het belang van de heemkunde als gemeenschapsvormend en verbindend element.  Ik kon het niet laten om daar even met een politieke bril naar te kijken, en dan blijkt de Essense Heemkundige Kring wonderwel te slagen in een moeilijk opzet – de partijgrenzen overbruggen, met auteurs uit (en zelfs bijdragen over) alle politieke stromingen die onze gemeente rijk is.  Maar gelukkig is een gemeenschap veel meer dan die politiek, en is de geschiedenis van een gemeenschap die van mensen die hun brood verdienden (zoals de onfortuinlijke molenaar die ten tijde van pest bij de Abdij van Tongerlo aanklopte voor wat we vandaag het overbruggingsrecht voor zelfstandigen zouden noemen, of de sigarenmakers die zich ook wel niet zullen hebben kunnen voorstellen dat hun vakwerk ooit zo goed als in de ban zou worden geslagen) of zich inzetten voor allerlei verenigingen en sportieve activiteiten, van schaken tot -uiteraard- voetbal.

Maar terug naar de Ronde.  Ludo Kerstens scande de voorbije maanden alle Ronde-Echo’s in, en daarvan maak ik nu pdf-bestanden, zodat ze online gelezen kunnen worden.  Voor wie maar niet genoeg kan krijgen van de Ronde, of de live-verslaggeving van toen verkiest boven mijn achterafversie…

Volgens plan

Volgens plan

Tijdens de gemeenteraad van maart werd het publiek vervoegd door enkele middelbare scholieren, wellicht in het kader van de klassieke schoolopdracht om eens een gemeenteraad te volgen.  Ik weet niet of ze het beseft hebben, maar deze keer zagen ze geen raad waarvan de uitkomst bij voorbaat vaststond.  Bij minstens drie punten verliep de besluitvorming anders dan de verschillende fracties vooraf voorzien hadden – wij weken twee keer af van wat in het verslag van onze fractievergadering stond, de meerderheidspartijen hielden zich minstens één keer niet aan het plan.  Waardoor de besluitvorming uiteindelijk voor elk punt unaniem gebeurde.  Ondanks heel wat irritatie en hier en daar wat harde woorden.  Het was moeilijk om er als deelnemer een goed gevoel aan over te houden, maar eigenlijk was de raad een mooi voorbeeld van democratische besluitvorming, waarbij discussie tot besluiten leidt.

Met ruime voorsprong het belangrijkste agenda-item was de „voorlopige vaststelling” van het beleidsplan ruimte.  Ik hoop dat Cois Veraart die naast de scholieren zat er de -veel te late- erfenis van zijn zoon in herkende, die nu door Arno Aerden wordt gerealiseerd.  Aerden gebruikte hetzelfde trucje dat zijn partijgenoot Helmut Jaspers een maand eerder had aangewend : proberen eenparigheid te krijgen door te wijzen op het belang van het draagvlak.  Maar zo’n draagvlak komt niet vanzelf, daar moet hard aan gewerkt worden.  Dat gebeurde de voorbije maanden eigenlijk onvoldoende : wie een plan wil dat door de hele raad gedragen wordt zou gerust wat mogen investeren in overleg met de grootste fractie.  Maar het resultaat is desalniettemin goed genoeg.  Vooral dankzij een sterk studiebureau, maar goede ondersteuning kiezen is natuurlijk óók essentieel voor bestuurders.

Het beleidsplan tekent niet mijn ideale Essen uit.  Ik zou met name de nabijheid van de Kalmthoutse Heide nog sterker hebben laten doorwegen, en nog meer op de natuur- en landschapswaarde hebben ingezet.  En uiteraard zou ik het geheel met een mobiliteitsplan hebben geïntegreerd dat de auto niet als vertrekpunt maar als sluitpost gebruikt.  Voorbij de inhoudelijke oriëntaties zou ik een stuk meer richting hebben gegeven aan de nog op te maken ruimtelijke uitvoeringsplannen, om te vermijden dat die de gemaakte keuzes nog al te veel onderuit halen.

Misschien kunnen enkele gebreken nog worden weggewerkt, ook de meer concrete die we in de raad aanbrachten, zoals de keuze om Heikant te veel met het Centrum te verbinden en daardoor onvoldoende duidelijkheid te creëren over de (on)wenselijkheid van verdere verdichting.  Maar belangrijker nog is dat de bezwaarprocedure die nu in gang gezet wordt niet (zoals op Vlaams niveau in het stikstofdossier) als excuus wordt gebruikt om in de naam van het compromis de gemaakte keuzes terug in vraag te stellen.

Jeremiade voor het boerenbedrijf

Jeremiade voor het boerenbedrijf

Ik heb geen Netflix, maar wel Amazon Prime.  Of dat verstandig is, laat ik even in het midden.  Het heeft wel als consequentie dat ik onlangs het tweede seizoen van Clarcson’s Farm heb bekeken, waarin Jeremy Clarkson -enfant terrible dat al herhaaldelijk werd buiten gesmeten, met name bij het BBC-programma “Top Gear” dat hij groot maakt- de boerderij die hij voorheen verpachtte zelf overneemt.  Van veel sympathie voor de mens Clarkson wens ik niet verdacht te worden, maar als televisiemaker heb ik hem eigenlijk altijd wel kunnen waarderen.

De Farm waarvan sprake, met de naam Diddly Squat (zoiets als “noppes”) is een grote, prachtige boerderij in de Engelse Cotswolds, met uitgestrekte velden, stukken natuur, water en enkele gebouwen, waar boer Jeremy (flink geholpen door een aantal anderen die de stiel wél kennen) allerlei gewassen en bloemenzaad verbouwt, alsook schapen (in seizoen 1), koeien (in seizoen 2), bijen en kippen erop nahoudt.  In seizoen 1 opende hij een boerderijwinkeltje met zijn en nog wat andere producten, in seizoen 2 probeert hij ook een restaurant te openen.  Daarbij wordt hij flink tegengewerkt door de lokale overheid, die de parkerende auto’s bij de winkel niet kan aanzien en de restaurantplannen tracht te fnuiken door de nodige vergunningen te weigeren.  Waarna er via een gaatje in de wet in de laatste aflevering alsnog aan tafel wordt gegaan.  Als er een seizoen 3 komt, zal de lokale overheid wellicht opnieuw de rol van boeman krijgen, want voor zover ik begrijp is het restaurant in tussentijd opnieuw dicht.  Ondertussen onderwerpt Clarkson zich overigens wel gedwee aan reeksen andere reglementeringen, waarvan ik vermoed dat ze de Vlaamse landbouwer zouden doen steigeren.

In de reeks zit ook de behandeling van de bouwaanvraag voor het restaurant door een lokale “council”, en daar kon ik me uiteraard wel mee identificeren.  Die council stemde in grote meerderheid tegen de aanvraag.  Op basis van de informatie die ik in de reeks kreeg (niet het hele dossier, uiteraard) zou ik vóór hebben gestemd.  De restaurantplannen van Clarkson waren een verdienstelijke poging om de rendabiliteit te verhogen van een boerderij zoals ik zou willen dat ze er in Essen uitzagen.

Want uiteraard wil ik het hier over onze landbouwers hebben, en hun verzet tegen de stikstofplannen, Natuurpark de Kalmthoutse Heide en meer in het algemeen tegen alles wat naar natuur ruikt, met inbegrip van een Horendonks veld van door schoolkinderen pas aangeplante bomen dat onlangs met kruisen tot een soort modern Golgotha werd herschapen.  Waar Clarkson in essentie vooral het landschap van de Cotswolds vormgeeft en onderhoudt, en probeert daar wat winst uit te halen (die hijzelf, laten we wel wezen, niet nodig heeft, maar dat is het punt niet) is de landbouw bij ons verworden tot een industriële sector met de nadruk op intensieve veeteelt en het voorzien van voedsel voor het vee dat wordt geteeld.  Dat is het gevolg van een economisch model waar met name de Boerenbond voor verantwoordelijk is en dat geen regering in de voorbije decennia heeft durven aanpakken, omdat die Boerenbond nu eenmaal verweven is met een politieke partij die altijd aan de knoppen van de macht zat – en die de andere partijen tolereren omwille van de coalitievrede of het opportunistische geloof dat ze misschien ook wel een graantje (een maïskolf, wellicht) zouden kunnen meepikken van het landbouwelectoraat.  Quod non, geen trouwer CD&V-stemmer dan de boer.

De individuele landbouwer is daar uiteraard even goed slachtoffer van dan Clarkson van het argument dat het licht van zijn restaurant mogelijk de sterrenhemel boven Oxfordshire wat minder zichtbaar zou maken, en die Essense of bij uitbreiding Vlaamse landbouwer is bovendien door de band genomen ook een beter mens dan de bullebak die doorgaans in veel te dure, snelle en luidruchtige auto’s rondscheurt, samen met zijn kompanen Hammond en May – die laatste maakt uitstekende reisprogramma’s voor Prime, doch dit geheel terzijde.  Ik heb dus best sympathie voor de boer die in een groeimodel werd opgesloten -in feite een soort pyramideschema- en op de economische en ecologische grenzen daarvan stuit.

Maar waar die landbouwer dus enig mededogen verdient, zoals pakweg de eveneens door de katholieke zuil opgelichte Arcocoöperant, geldt dat jammer genoeg niet voor de Vlaamse landbouw als sector en voor het agro-industriële complex dat daar zijn rijk op heeft gebouwd.  Daarbij maakt het niet eens zoveel uit of het nu omwille van stikstof, mest of wat dan ook is : de landbouw in Vlaanderen zoals ze vandaag bestaat gaat de draagkracht van ons land ruim te boven én vervult zijn kerntaak niet : die van het beheer van een groot stuk van ons plattelandslandschap.

Het tegenargument dat we voor ons eigen voedsel zouden moeten kunnen instaan is daarbij lachwekkend, vooral als het wordt gebruikt om te verantwoorden waarom er op Vlaamse grond voor elke inwoner continu een volledig varken moet rondlopen.  Het klinkt zoals de Britse politici die op het tekort aan sinaasappelen als gevolg van Brexit reageerde met de goede raad om meer rapen te eten : de internationalisering van de economie maakt dat we nu eenmaal toegang hebben tot lekkere dingen die worden geproduceerd waar ze het best gedijen.  Daarvan willen afstappen is geen decennia maar honderden jaren achteruitgang, naar de tijd toen onze voorouders voor het eerst een glas wijn proefden.  Uiteraard wordt die handel soms verstoord (zoals nu door de oorlog in Oekraïne), maar dat is dan een reden om die verstoring aan te pakken, niet om plots over autarchie à la Noord-Korea te gaan dromen.  En dat beseft die landbouwsector maar al te goed, want die miljoenen varkens houden ze uiteraard niet voor ons, maar voor de Aziatische markt.  Het dan over “voedselveiligheid” hebben klinkt wat tegenstrijdig.

Natuurlijk is er wel toekomst voor een landbouw in Vlaanderen, die de overheid wellicht niet minder gaat kosten dan die van vandaag.  Maar dan één die vergoed wordt voor de publieke taak die ze vervult – het landschap mee beheren en het karakter van het Vlaamse platteland mee instandhouden.  En die daar uiteraard ook een economische opbrengst uit mag halen.  Voor de landbouw zoals ze vandaag functioneert, zie ik evenwel evenveel toekomst in Vlaanderen als voor de mijnbouw en de scheepsbouw.  Noteer overigens dat ook die teloorgang niet zonder slag of stoot verliep, dat de sociale gevolgen ervan terecht opgevangen werden, en dat niemand het betreurt dat we onze steenkool of schepen niet meer ter plaatse produceren.

Onrustige verjaardag

Onrustige verjaardag

Een jaar geleden viel Rusland Oekraïne binnen.  Vandaag is in de eerste plaats een dag om stil te staan bij al wie in het oorlogsgeweld het leven verloor, verminkt raakte of zijn familie, vrienden of kameraden nooit meer terug zal zien.  Rusland valt ook bewust burgers, appartementsgebouwen, scholen en hospitalen aan, in een poging om terreur te zaaien.  Poetin was al een dictator, meer dan ooit is hij ook een oorlogsmisdadiger geworden die een enkele reis richting het Internationaal Strafhof in Den Haag verdient.

Het is gelukkig ook een dag om verheugd vast te stellen dat Oekraïne niet heeft opgegeven.  Integendeel, het heeft dapper teruggevochten en heel wat van het verloren terrein heroverd.  Ook de Europese steun is sterk gebleken : het was niet altijd eenvoudig om iedereen op één lijn te houden, maar in grote lijnen is het wel gelukt, met ongeziene (maar desalniettemin ontoereikende) wapenleveringen naar Oekraïne als gevolg.  Ook VS-president Biden en het Verenigd Koninkrijk (onder impuls van -horresco referens- Boris Johnson) hebben Oekraïne voluit gesteund, zodat niet Poetin maar Biden de verjaardag van de inval in Kyiv kon gedenken.  De pro-Russische krachten in de Westerse politiek kunnen daar voorlopig niets aan veranderen.  Dat neemt niet weg dat de coalitie van rechts-extremisten (FVD in Nederland, het Vlaams Belang bij ons, een aantal Republikeinen in de VS), populisten als Orban en Berlusconi en links-extremisten (ook de PVDA bij ons suggereert regelmatig dat de NAVO eigenlijk nog erger is dan de Russen) een factor blijft waar we erg voorzichtig mee moeten zijn.  De lakmoesproef voor de keuze tussen democratie en dictatuur vertaalt zich in steun voor Kyiv of voor Moskou.

Met de komst van Oekraïense vluchtelingen kwam het conflict ook fysiek dichtbij.  We zijn daarbij niet tekortgeschoten, ook in Essen niet.  Maar het blijft natuurlijk een werk van lange adem, en Rusland volledig terugdrijven gaat -ook economisch- nog inspanningen van ons vergen.  Waarbij de beslissing over de voorwaarden waaronder eventueel vrede kan worden gesloten in handen ligt en moet liggen van president Zelensky en zijn regering.  Wie vindt dat het nu wel genoeg geweest is met die oorlog -en wie vindt dat niet…- moet daarvoor de voorwaarden scheppen.

Слава Україні – meer dan ooit !