De 35e Ronde van Essen zit er weer op . De 20e, 25e en 30e zijn speciaal gevierd, deze niet. Maar goed ook, zo zal de 50e de glans krijgen die hij verdient. Voor mij was het dit jaar nummer 20 : in 1988 werd ik voor het eerst tot medewerker gebombardeerd – zoals me nog meer zou overkomen lag Dirk Smout daarvan aan de basis. Ik ben vergeten in welke functie ik ben aangeworven : op Heikant om de rekken te verstevigen, of op Horendonk om als paal te dienen. In elk geval ben ik dat jaar ook op de redactie geweest, waar de uitslagen met de hand werden uitgeteld en vervolgens uitgetikt op een mechanische typmachine – voor de jongste lezers : dat is een toetsenbord waar een printer aan vasthangt. Om de haverklap vroeg er iemand om de Typp-Ex door te geven teneinde fouten recht te kunnen zetten. Lang geleden dat die vraag nog door een redactielokaal ging. Andere vragen van toen hadden dan weer even goed deze week op de redactie van de Ronde-Echo gesteld kunnen zijn : “weet iemand nog een wist-je-datje ?”, “suggesties voor de letter Q in het alfabet ?”, “hoeveel lopers hebben we al ?” of “rijdt er iemand om frietjes ?”…
1988 was het laatste jaar vooraleer een nieuw Jeugdraadbestuur de Ronde een tweede adem gaf. Dat blijkt ook uit de grafiek met de deelnemersaantallen. Onder impuls van Rudi Smout, Koen Cools en Cis Somers werden belangrijke vernieuwingen ingevoerd : de nevenactiviteiten, onder de naam “Week van de Jeugd”. En de computer deed zijn intrede : met een programma in dBase (het Access van de Late Middeleeuwen) verwerkte Leo Peeters de uitslagen in een mum van tijd. Zodra hij de toog achter zich had gelaten dan toch, wat er één keer toe leidde dat we om één uur ’s nachts in het redactielokaal nog op Leo zaten te wachten. “Nog vijf minuten, en dan maken we een boekje zonder uitslagen” hadden Wim Besters en ik net tegen elkaar gezegd. De flair waarmee hij kwam binnengewaaid maakte dat je er niet kwaad om kon worden, gelukkig maar. Met de computer kwam ook het tweede boekje op zaterdag. De eerste jaren absoluut gekkenwerk : de hele zaterdagnamiddag in het gemeentehuis van het ene trage kopieerapparaat naar het andere, tot ze allemaal in panne lagen. De eerste keer dat we daar zaten kregen we zelfs de politie op ons dak : weekendwerk in het gemeentehuis hadden ze zich (toen) niet kunnen voorstellen…
De jaren 1989, 1990, 1991 brachten ook het Ronde-debuut van mensen als Werner Janssens, Geert en Wim Vandekeybus, Leen Kerstens… . Later werd het groepje aangevuld met Gert Konings, die kwam toen vader Jos ging (vader van Gert, maar ook van de Ronde !). Goed voor jarenlange Rondecarrières, zolang we het zelf plezant vinden en de jongeren niet in de weg lopen (dat ze dat dan op tijd even zeggen !).
1989 was de tweede start, maar zeker geen breuk met het verleden. In Hoek, bij Willemsen, werd er gezakloopt, in Heikant aan de kapel stonden de rekken, bij de Chiromeisjes van Horendonk werd gezigzagd en aan het zwembad sjorden de scouts hindernissen zoals het altijd was geweest en altijd zal blijven. De Ronde zelf bleek een ijzersterke formule, en zoveel veranderde er niet aan. Op Wildert zochten we naar het juiste parkoers, en uiteindelijk trokken we met de zakken weg uit het dorpscentrum van Hoek, naar het College. En aan de Oude Pastorij of het Jeugdheem is het al jaren puzzelen om tussen de plassen een parkoers uit te stippelen. Daar zit de continuïteit in de jaarlijkse variatie…
Ook de organisatiestructuur varieerde, al zullen lopers noch ouders dat altijd hebben gemerkt. Soms heerste achter de schermen de absolute chaos. Geen speldjes op maandag, of geen enkele balpen aan de inschrijftafel. Gele truien te laat besteld en alleen nog in het wit of het blauw verkrijgbaar. Ik zou de opsomming erg lang kunnen maken, en heb vaak mee depanneur van dienst gespeeld . Het lijkt bijna onvoorstelbaar, voor wie de perfectie van de “methode-Annemie Van Loon” van de laatste jaren gewoon is. Die werd mogelijk gemaakt door in het nieuwe millennium de organisatie van de Ronde sterker los te koppelen van de Jeugdraad. Jammer voor die raad, goed voor de Ronde. Maar het zorgt wel voor een minder sterke band met de jeugdbewegingen en dus met de medewerkers. Al is dat wel vaker moeilijk geweest, en zeiden we jaar op jaar tegen elkaar dat het altijd dezelfden zijn die we in de Ronde zien. Dat doen we nu nog, alleen waren die “dezelfden” van nu nauwelijks uit de luiers in 1989. Blijkbaar zit er in elke nieuwe generatie jeugdleiders toch Rondebloed : soms net genoeg, soms erg veel. Volgend jaar weer eens een extra dosis ?
Dan zijn er de nevenactiviteiten : de gouden zet van 1989 bracht soms heel wat extra animo voor de Ronde mee. Het bleek een middel om veel mensen bij de organisatie te betrekken en om de Ronde levend te houden. Schitterende heksentochten of avondwandelingen (al dan niet met vervoer in kar of bus) of volle zwembaden waren het bewijs ervan. Maar het bleek vaak lastig om ze tijdig te vernieuwen. De kracht van de Ronde zit in zijn continuïteit, die van de nevenactiviteiten in regelmatige verandering. Zo is de tijd van activiteiten na het einde van het lopen misschien wel voorbij, al laat ik ook dat graag aan de wijsheid van de Stuurgroep over. Een stuurgroep die trouwens een schouderklopje verdient, en lang niet alleen van mij.
Als ik terugkijk, dan zie ik dat ik in al die jaren veel verschillende taken heb ingevuld. De algemene coördinatie, synoniem voor “alles en niets” – omdat het zo op papier stond, of omdat ter plekke bleek dat er niemand zich echt mee bezig hield. De eindredactie van de Echo, smekend bij Geert om eindelijk aan de poëzie-rubriek te beginnen en steevast zelf gedwongen om het meest stukje, het “redactioneel”, vol te pennen (hierbij mijn hulde aan al wie er zich ooit aan heeft gewaagd). Ik heb ingeschreven, boekjes verkocht, de drank mee aan- en afgevoerd, speldjes afgenomen, enkele keren de start gegeven, enkele uren in de ijscokraam gestaan, in een overmoedige bui het huidige computerprogramma in elkaar geknutseld, en ik maak en verwerk nu alweer heel wat jaren de foto’s – op papier en op het internet. Toch is het eigenlijk vreemd dat je 120 dagen aan de Ronde kan meewerken zonder ooit meer dan één reeks als omroeper of omroepassistent te dienen, zonder ooit achter de toog te hebben gestaan of zonder één keer de uitslag te noteren van de meer dan 1.500 reeksen die in al die tijd werden gelopen. Duidelijk specialistenwerk. Ook typisch voor de Ronde : als ik het goed voorheb is Werner de derde omroeper uit de Rondegeschiedenis, Geert de derde startmeester. Voor Koen Heryegers en Gert Konings stond Marc Nelen jarenlang achter de toog, en hoe lang heeft Danny Scheepers de boekjes niet verkocht ? Die routine maakt dat het er soms ook gemakkelijker uitziet dan het is, de Ronde : het blijft een reizend circus dat om 18u ergens neerstrijkt en enkele uren later alle sporen alweer uitwist. Het blijft een gedurfde zet van de pioniers van 1973, Frans Schrauwen op kop. Die later als schepen van jeugd en als burgemeester overigens sterk achter de Ronde is blijven staan, wat op sommige momenten ook nodig was. Nu, met Gino Veraart als bevoegde schepen is de Ronde ongetwijfeld nog steeds in goede gemeente-handen.
Waarheen leidt de weg ? Rechtdoor, of zig-zaggend en met hindernissen, naar de 50e Ronde in 2022, daar ben ik van overtuigd. Meelopen heb ik nooit veel gedaan, maar ik ga zeker nog een eindje mee.