Paniekvoetbal
Op de gemeenteraad van dinsdagavond hebben we unaniem beslist om één miljoen steun te geven aan Excelsior Essen en SV Wildert. Unaniem, maar zonder het Vlaams Belang : die haalden twee zetels bij de verkiezingen, maar één is al enkele jaren niet meer bezet en de andere was nog met vakantie. Geen idee dus of het VB de voetbalclubs had willen steunen of niet.
Volgens CD&V+Vooruit zit er een visie achter. Eén die ze plots hebben ontdekt, na jaren waarin het verenigingsleven vooral zijn eigen boontjes moest doppen. De visie is dat de verenigingen elk tot 600.000 EUR subsidies kunnen krijgen, volgens het 70/30-principe : 70% wordt gedragen door de gemeente, 30% door de vereniging zelf. Niet toevallig het principe dat Kalmthout hanteert én waar N-VA/PLE al een tijd voor pleit.
Die plotse “visie” werd niet onderbouwd in het financieel meerjarenplan, toch de belangrijkste verantwoordelijkheid van een schepencollege. Er is geen idee hoeveel verenigingen er gebruik van zouden willen maken, en wat dat dan gaan kosten. De voorwaarden en afspraken errond zijn onduidelijk – ze zullen “geval per geval” worden bekeken. Niet moeilijk dat de eerste gebruikers de twee grootste voetbalclubs zijn : goed georganiseerd en met een goede relatie met het gemeentebestuur. Zij krijgen terecht extra middelen, en we hebben die terecht me goedgekeurd, maar het hele verhaal ruikt toch wel héél veel naar paniekvoetbal. De media-aandacht errond doet hetzelfde vermoeden : plots moet CD&V+Vooruit geprofileerd worden als een coalitie die aan de verenigingen denkt. Niet dus. Ze denken vooral aan de verkiezingen.
Wie een beetje oplet, zag het verenigingenlandschap in Essen al jaren veranderen. En zelfs wie de ogen half dicht had, kon er tijdens Covid niet onderuit. Het wordt moeilijker om vrijwilligers te vinden, en wie wel bijspringt doe dat dikwijls voor een kortere periode of voor een meer afgebakende taak. Veel zaken die de verenigingen vroeger deden worden geprofessionaliseerd, ook wel omdat we als “consument” meer kwaliteit verwachten. Iets organiseren werd moeilijker, om dezelfde reden en omdat ook de overheid meer regels oplegt. En niet onbelangrijk : een grote steunpilaar van veel verenigingen, de parochie, trekt zich terug (lees voor “parochie” ook de socialistische zuil, al blijkt die alleszins in Essen wat duurzamer). Net omdat de verenigingen zo belangrijk zijn, moet je als lokale overheid er alles aan doen om de gaten op te vullen.
Wat de parochies deden moet je gewoon volledig overnemen als dat nodig is : de parochie was voor de vereniging een “overheid” die even goed met gemeenschapsmiddelen werkte, al kwamen die dat uit de schaal en de kas van de parochiefeesten in plaats van uit de belastinginkomsten. Dat is een zware dobber, want de parochies zorgden vaak ook voor administratieve en andere ondersteuning, maar het kan niet anders. Ook de andere veranderingen moet je mee opvangen. Financieel, maar zeker niet alleen zo. De gemeente heeft wel professionals in huis -en indien niet moet ze die vinden- die de verenigingen met raad en daad kunnen bijstaan. Dat is zonder meer een kerntaak voor wie een gemeenschap als Essen leefbaar wil houden. Dat alles vraagt om een visie die niet snel en met de dreigende stembusslag in het vooruitzicht in elkaar wordt geknutseld. Het vraagt om een plan, dat vertrekt van algemene principes en maatwerk toelaat. Het vraagt ook om een duurzame houding die vertrekt van “verenigingen eerst”. Daarvoor gaat een ander bestuur en een andere coach nodig zijn dan vandaag. Paniekvoetbal levert soms ook goals op, maar kampioen word je er niet mee*.