Archief van
Categorie: Buitenland politiek

De Franse slag

De Franse slag

Ik was de voorbije dagen in Parijs. Om over de Belgische economie te discussiëren. Toch ging het in de wandelgangen natuurlijk meer over het gastland. De Franse verkiezingen zijn belangrijk voor Europa. En voor Frankrijk, uiteraard. In het straatbeeld zag ik nochtans weinig directe verwijzingen naar de verkiezingen. Één poster van Macron, en tijdschriften in de krantenkiosken met diezelfde Macron en zijn tegenstander Le Pen. Een herkansing voor de vorige verkiezingen. Omdat Frankrijk zich nu eenmaal een slecht systeem heeft aangemeten.

Op het eerste gezicht lijkt het nochtans niet zo onlogisch. In de eerste ronde kan iedereen meedoen (mits een reeks handtekeningen), in de tweede ronde komen de kandidaten met de meeste stemmen tegen elkaar uit. Daarna volgen de parlementsverkiezingen, en omdat de Cinquième République een sterke president wil, krijgt diens partij daarbij in de regel veel stemmen – in een kiessysteem waarbij de twee ronden lokaal nog eens worden herhaald. Waarna een regering gaat zetelen die ten gronde een kwart tot een derde van de kiezers vertegenwoordigd. In het beste geval nadat de linkse democratische kandidaat de rechtse democraat heeft verslagen. In het minst slechte geval nadat de democraat de extremist heeft geklopt. En in het slechtste geval… wel, dat willen we dus niet meemaken.

In een tweepartijenstelsel, zoals het Amerikaanse, is zo’n alles-of-nietsmodel al een probleem, in een Europees land waar het kiespubliek erg geschakeerd is en dat ook graag uitdrukt is het dramatisch. Als Frankrijk zijn parlement op zijn Duits of Nederlands zou kiezen (en vervolgens dat parlement de president zou aanstellen), dan zou Macron wellicht verkozen worden tot leider van een coalitie van liberalen en socialisten, aangevuld met de conservatieven en/of de groenen. Een Ampelkoalition. Of Vivaldi, jawel. Niet gemakkelijk, maar met een duidelijke meerderheid, en met een door de coalitiegenoten begrensde macht.

Maar Frankrijk meent al jaren dat het een ander systeem nodig heeft. Waarbij de president een halfgod à la De Gaulle (of minstens Mitterand) moet zijn, en die in ruil daarvoor te veel macht krijgt. Omdat halfgoden zeldzaam zijn verliest men zich snel in populisten die tenminste de hemel belóven. Zodat het kon gebeuren dat Poetinadepten (Le Pen, Mélenchon, Zemmour) samen meer dan de helft van de stemmen behaalden in de eerste ronde. Omdat sociaal-democraten niet voor Hidalgo maar voor Mélenchon kozen, die immers een reële kans maakte om in de tweede ronde te raken en inderdaad de línkse autoritaire Poetinstrekking vertegenwoordigd, terwijl Le Pen voor de rechtse autoritaire Poetinstrekking staat. Tja.

Voor een democraat, voor iemand die niet het einde van de EU wenst, voor iemand die Poetin geen overwinning gunt die groter zou zijn dan alles wat hij op het slagveld de voorbije jaren heeft bereikt, waren er in de eerste ronde voldoende legitieme kandidaten. Pécresse op rechts, Macron in het centrum, Hidalgo en Jadot op links. In de tweede ronde schiet er maar één over, en die moet dus winnen. President Le Pen zou voor de EU en voor ons land een véél grotere ramp zijn dan Trump en Brexit samen. Het is dan ook erg Frans, maar volstrekt onverantwoord en dwaas dat sommigen, vooral uit linkse hoek, nu oproepen om niet te stemmen of de legitimiteit van de verkiezingen zelf in vraag stellen. Een houding die onvermijdelijk naar de doodlopende straat van „wir haben es nicht gewusst” leidt, maar dan in de taal van Molière. Maar dat Frankrijk zijn kiessysteem moet aanpassen lijkt me een absolute prioriteit voor president Macron, na(ast) het verslaan van Poetin, uiteraard.

Goede raad is duur

Goede raad is duur

Na meer dan twee jaar afwezigheid vond de gemeenteraad terug in de raadzaal plaats.  Dat was zowaar even wennen, ook al hebben we in tussentijd zowel in zaal Rex als in de Heuvelhal af en toe toch nog fysiek vergaderd.  Voor mij was het alleszins een raad waar ik tevreden over ben.  Ik probeer vooraf altijd één doelstelling te kiezen die ik zeker wil bereiken, maar deze keer bleek er meer uit te halen.  Ik kan me wel voorstellen dat de “neutrale” toeschouwer zich de vraag zou stellen waarom ik doorging op een retributiereglement voor de bibliotheek dat al bij al redelijk triviaal was, en ook in de commissie werd besproken.  Maar kleine onzorgvuldigheden die leiden tot onduidelijke prijzen -zelfs al gaat het over enkele eurocenten verschil- en de invoering van (ook kleine) retributies met terugwerkende kracht is wat symptomatisch voor het nogal onachtzaam omgaan met de principes van “goed bestuur”.  Dat het reglement er kwam op een moment dat er teveel kleine en grote dossiers op de agenda stonden of hangende zijn waar ook haken en ogen aanzitten maakte dat ik het de moeite vond om er toch op te wijzen.

Belangrijker was de gedeeltelijke goedkeuring van ons voorstel rond vuurwerk, met name de verplichting om bij elk verkocht stuk vuurwerk een folder te voegen.  Ik weet ook wel dat daarmee niet alle problemen opgelost worden – daarvoor zijn de gemeentelijke bevoegdheden omtrent vuurwerk ook iets te beperkt.  Maar ik denk wel dat het kan helpen.  Ik ben blij dat ook de meerderheidspartijen het daarmee eens waren, ook al zou ik het voorstel zonder hun steun even goed hebben ingediend.

Dat geldt niet voor het andere voorstel waar mijn naam mee onder stond : samen met de collega-fractievoorzitters van de tweede en derde grootste partij in de raad heb ik ook het voorstel over de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan voor Essen ingediend.  Ik heb daartoe het initiatief genomen, maar zonder de voorafgaande steun van Steff en Jokke zou ik niet hebben doorgezet; die steun, en een actieve inbreng vanuit hun fracties, kwam er wel, zodat we tot een unaniem besluit kwamen in de raad.  Het schepencollege deed de voorbije weken uitstekend werk om de opvang van Oekraïense vluchtelingen en andere vormen van ondersteuning in goede banen te leiden, maar het is belangrijk dat ook de gemeenteraad als hoogste bestuursorgaan zich in belangrijke kwesties uitspreekt.  Persoonlijk vond ik vooral de verwijzing naar de gemeentebesturen in Oekraïne belangrijk : hun wil om verder te blijven functioneren, soms ondanks Russische bezetting en intimidatie, verdient vanuit een collega-gemeentebestuur in een ander democratisch Europees land expliciete waardering.

Dat het besluit unaniem was, betekent dat ook het Vlaams Belang het mee ondersteunde.  Dat had nochtans een eigen voorstel ingediend, om de zitpenningen van de raad weg te schenken aan de lokale steunactie voor Oekraïne.  Een sympathiek doel, uiteraard.  Toch vond ik het geen goed voorstel.  Nochtans vind ik principieel dat voorstellen, van wie ze ook komen, op hun waarde moeten worden beoordeeld.  Ook voorstellen van het Vlaams Belang, zelfs al is dat in deze wel erg hypocriet : na jaren met Poetin te hebben gedweept, die er ook duidelijk dezelfde opvattingen als het Belang op nahoudt, probeert de partij snel de kar te keren.  Al lukt dat niet overal even goed : in het Europees Parlement en ook in sommige gemeenteraden kunnen de Belangers moeilijk verbergen naar wie hun echte sympathie uitgaat.  En als oud-raadslid Patrick Van Ginneken niet zou zijn verhuisd om zo de VB-fractie te halveren vermoed ik dat hij  ook in de Essense gemeenteraad de Russische kleuren hoog zou hebben gehouden.  Maar ik vond het voorstel geen goed voorstel omdat ik het wegschenken van zitpenningen nooit een goed idee vind.  Dat geeft namelijk een verkeerde boodschap : het geeft de indruk dat die zitpenningen eigenlijk niet nodig zijn, dat ze een “extraatje” zijn voor een raadslid.  Terwijl ze een uitdrukking van maatschappelijke waardering zijn en een (beperkte) compensatie voor het werk dat al wie de gemeenteraad ernstig neemt daarin steekt.  Omdat het ook nooit samengaat met het voorstel om een deel van de schepenwedde weg te schenken benadrukt het ook nog maar eens het onevenwicht tussen het college (“dat is een echte baan”) en de raad (“dat is een hobby”).  Eigenlijk gaat het ook uit van onmacht van de gemeenteraad : in plaats van goede beslissingen te nemen geven we geld weg, zoals ook elke burger dat kan doen.  Waarom zou er dan een gemeenteraad moeten zijn ? Los daarvan is de aanpak die het VB voorstelde terecht niet wettelijk : de gemeenteraad mag uiteraard niet zomaar bij meerderheid beslissen om zitpenningen weg te schenken.  Als dat kan, dan zou de raad even goed een deel van de wedde van het personeel kunnen wegschenken.  Quod non.  Dat bekent uiteraard niet dat elk raadslid, zoals iedereen, perfect zelf kan beslissen of en hoe zij of hij de Oekraïense vluchtelingen of net de achtergeblevenen in het oorlogsgebied wil steunen.  Maar dat hoeft niet zonodig aan de grote klok te worden gehangen.

Doorgeefluik

Doorgeefluik

Als je doorritten met de trein niet meerekent -en die mag je niet tellen- dan was ik ooit één keer in Luik geweest. In 2001, voor de informele EPSCO-ministerraad van het Belgische EU-Voorzitterschap. Ik vond dat toen een indrukwekkend spektakel, en had me ongetwijfeld niet kunnen voorstellen dat ik op relatief veel van die EPSCO-vergaderingen nog het woord zou voeren. Maar van Luik heb ik niet veel gezien die dag : ik herinner me dat ik een beetje heb rondgewandeld, maar weet niet eens meer of dat was om even rond te kijken, of omdat ik niet zo meteen de weg vond. Het was de tijd vóór Google Maps, en oriëntatie is nooit mijn sterkste kant geweest.

Nadien kwam ik er niet meer, in Luik. Toch wel redelijk schandalig voor een zo nabijgelegen stad. Zodat ik blij ben dat dit weekend de gelegenheid bood om er toch eens rond te wandelen. We gingen er naartoe voor een concert met muziek van Mikis Theodorakis, gebracht door het Philharmonisch Orkest, ter gelegenheid van 200 jaar Griekse onafhankelijkheid. In de mooie zaal waar dat orkest thuis is. Het eerste optreden sinds de uitbraak van de Covidpandemie, dus ook daarom bijzonder. Maar uiteraard ook omwille van de muziek, met twee kortere stukken en nadien „Axion Esti”, dat ik nog nooit volledig had gehoord. Theodorakis kloeg er wel eens over dat zijn stukken voor Philharmonische orkesten niet vaak werden uitgevoerd. Het moet hem bijzonder plezier hebben gedaan het Philharmonisch Orkest van Luik in 2019 het eerste dergelijke stuk dat hij ooit schreef bracht – in wereldpremière. Theodorakis stuurde het stuk op 21-jarige leeftijd naar dirigent Dimitris Mitropoulos. Het werd nooit gespeeld, maar bleef in de archieven van de man zitten. Zijn assistent bij de New York Philharmonic efde dat archief en nam het mee naar, zowaar, Luik. Waar het enkele jaren geleden boven water kwam. En zo werd het zondag voor de tweede keer ooit opgevoerd. Als tweede stuk stond het Kretenzisch Concertino op het programma, met een magistrale saxofoon. En dan de onnavolgbare Axion Esti, een klassiek stuk, een Byzantijnse hymne en gebed, maar ook een stuk met bouzoukis en populaire liederen die elk wie zich zanger wil noemen in Griekenland ooit gebracht moet hebben. Ik weet niet of een Philharmonisch orkest vaak bisnummers speelt, maar ze waren zonder meer terecht – al zal de grote Griekse aanwezigheid in de zaal ook het enthousiasme aangewakkerd hebben.

Daarnaast namen we dus de tijd om Luik te verkennen : de kerken, pleinen, het prinsbischoppelijk paleis, het perron, de Maas. En het Musée La Boverie, met een mooie vaste collectie en interessante tijdelijke tentoonstellingen. De stad was ongeveer zoals ik me had ingebeeld, maar iets Duitser van bouwstijl, al had mijn vluchtige herlezing van de geschiedenis van de „Vurige Stede” me daar wellicht wel op moeten voorbereiden. Alleszins een stad om nog eens naar terug te gaan.

We hoorden vele talen in Liège, Luik, Lüttich. Frans, uiteraard, en wellicht ook Waals. Italiaans, onvermijdelijk. Limburgs en andere vormen van Nederlands. Duits. En Grieks, niet alleen in de concertzaal : we lunchten (zeer lekker) in een Libanees restaurant, waar we in het Grieks werden aangesproken. Door een Palestijn uit Gaza, die jaren in Griekenland had gewerkt, in Λιέγη belandde maar samen met zijn familie droomt van een restaurant in Griekenland, op een paar meter van de Middellandse Zee. Ik wens hem zijn droom toe, en de verse vis die hij er wil bereiden. Maar achter de heimwee naar Athene en Rhodos zat er ongetwijfeld ook één naar Palestina, waar een militaire bezetting al decennia het leven bemoeilijkt. Vóór het concert verwees de Griekse ambassadeur naar Marioepol (Μαριούπολη) waar een belangrijke etnisch-Griekse minderheid mee het slachtoffer is van de Russische waanzin. Ik dacht ook aan de Oekraïners die in Essen of elders in Europa aankomen, maar ook aan wie hier al eerder belandde, uit Syrië of waar dan ook. Mensen die hun land ontvluchten hebben elk hun verhaal, hun heimwee en hun dromen. En neen, we kunnen niet iedereen van overal opvangen. Maar begrip opbrengen en mededogen tonen, dat kunnen we wel.

Op deze wereldpoëziedag passen de woorden van dit lied van Luka Bloom :

You must go, follow your star
No matter where you go, there you are
No matter where you go, there are you
So don’t let go of what you know to be true

Μη παρακαλώ Σας, μη λησμονάτε την χώρα μου. Και την χώρα τους. – Слава Україні !

De verkeerde kant van de geschiedenis

De verkeerde kant van de geschiedenis

De Wet van Godwin stelt dat in een discussie op het internet die lang genoeg duurt altijd wel iemand de vergelijking met Hitler zal maken.  Dat is zo goed als altijd onterecht, omdat een misdaad met de omvang en de systematiek van de Holocaust nu eenmaal niet meer is voorgekomen sinds de Holocaust zelf.  De vergelijking tussen het Covid Safe en Ticket en het dragen van een jodenster, bijvoorbeeld, is dan ook zo grotesk dat ze ontoelaatbaar en onaanvaardbaar wordt.  Maar het Hitlerregime had nog een ander aspect, dat het overigens gemeen had met de geestesgenoten in fascistisch Italië en Japan : een onbedwingbare neiging om buurlanden binnen te vallen onder het voorwendsel dat er allerlei belangen geschonden werden of dat het betrokken land(je) een bedreiging vormde.  En die vergelijking is wel relevant.  De inval van Poetin in Oekraïne is perfect vergelijkbaar met die van Nazi-Duitsland in Polen in 1939 (en die van de Sovjetunie langs de andere kant), of met pakweg de Italiaanse aanval op Griekenland.  Neem daarbij dat het Poetinregime alle kenmerken heeft van een rechtse dictatuur onder een paranoïde dictator, en wellicht voor het eerst sinds 1945 gaat de vergelijking tussen een Europees regime en het Hitlerregime wel degelijk op, zei het dan dat deze zich “beperkt” tot de aard van het regime en imperialistische kijk op andere landen.

De Europese reactie is dan ook terecht zéér hard.  De status van kernmacht maakt dat een directe confrontatie met Rusland onverstandig zou zijn, maar de EU heeft de voorbije dagen zowat alles ingezet wat het kon zonder die confrontatie aan te gaan.  Daarbij zijn een reeks taboes gesneuveld.  Enkele die ik had verwacht, zoals de toenadering van Finland en Zweden tot de NAVO, of zelfs het opgeven van het NordStream 2 project, de gasleiding doorheen Duitsland en het uitsluiten van Rusland uit Swift.  Maar dat de EU zou beslissen om wapens te leveren, dat Duitsland zou beslissen om het defensiebudget fors op te trekken, dat we ons luchtruim volledig zouden sluiten, Zwitserland de facto zouden dwingen om ook te volgen, daar had ik niet helemaal op gerekend.  Dat de EU sneller en krachtiger reageerde dan het “soevereine” Groot-Brittanië is ook een vaststelling die onder “ironie van de geschiedenis” kan worden gerangschikt.

Dat er ruimte was voor die reactie, is dan weer helemaal aan het Oekraïense volk, zijn regering en zijn leger te danken.  In Poetins plan zou Kyiv op dag één of twee gevallen zijn, de regering zoals die van Afghanistan gevlucht en een marionettenregime geïnstalleerd dat een akkoord met Rusland zou hebben gesloten.  Daarbij zouden wat gebieden aan de “onafhankelijke republieken” in Oost-Oekraïne zijn toegevoegd en een corrupt en Moskougezind bewind in de rest van het land gegarandeerd zijn.  De misrekening bleek dat het Oekraïense volk de leugens van Poetin -in tegenstelling tot de man zelf en een groot deel van het Russische volk- niet blijkt te geloven, en dat president Volodimir Zelensky zijn functiebeschrijving wel heeft gelezen en bovendien zijn rol verstandig en met gusto invult.  Dat is een tegenvaller voor het Kremlin, dat volledig buiten alle verwachting zeer hard getroffen wordt door de opgelegde sancties en zich bovendien vastrijdt in een bloedige oorlog tegen mensen van wie het altijd gezegd heeft dat ze op de Russische bevrijders zaten te wachten.

Dat het niet volgens (Russisch) plan verloopt houdt uiteraard ook gevaren in.  Het is zeer duidelijk dat deze Poetin niet de rationele KGB-agent meer is voor wie we hem ooit hebben aangezien, maar een paranoïde dictator die zelfs zijn “naaste” medewerkers op vele meters afstand houdt.  Er is ook niet meteen een helder “exit plan” dat zijn tegenstanders hem kunnen aanbieden : een volledige terugtrekking uit de Oekraïne is het absolute minimum, maar in ruil voor wat dan wel ? Het einde van de meeste sancties kan nog worden overwogen, maar dan eindigt de oorlog minder gunstig voor Rusland dan ze begonnen was.  De neiging om dat te voorkomen door nog meer militaire middelen in te zetten moet groot zijn.  En levensgevaarlijk.  In de eerste plaats voor de Oekraïners, die mogelijk nog maar aan het begin staan van hun beproeving.  Maar een kat in het nauw maakt gekke sprongen.

Eigenlijk is de beste hoop dat het Russische leger het gevaar inziet, en Poetin afzet.  Dat zou het nieuwe regime, zelfs als dat niet meteen van een verschillende allooi zou zijn, enige speelruimte geven om tot een akkoord te komen dat het ook in Rusland verkocht zou krijgen.  Maar evident is die piste uiteraard ook niet.

Ondertussen is de hele situatie een behoorlijke tegenvaller voor de politici in West-Europa die zich vele jaren lang aan Poetin gespiegeld hebben, in de gedachte dat de dictator waarmee ze zo graag zoete broodjes bakten nooit écht op grote schaal geweld zou gebruiken tegen andere Europeanen.  Dat sommigen nu proberen, al dan niet halfslachtig, afstand te nemen is niet verrassend, maar behoorlijk hypocriet : ze wisten met wie ze in zee gingen.  En dat geldt even goed voor wie nu de drogreden van Poetin napraat dat de NAVO Rusland zou hebben bedreigd en dat Oekraïne daar op één of andere manier ook mee schuld aan zou hebben.  Uiteraard hebben de VS, gevolgd door de NAVO, in de loop der decennia veel fout gedaan, en daar mag gerust enige discussie over zijn.  Maar géén van die fouten is ook maar van ver een reden om de invasie in Oekraïne of de dictatoriale aard van het Poetinregime in het algemeen te vergoelijken.  Le Pen, Zemmour, Baudet, Salvini en een reeks anderen die zich altijd als de redders van het Avondland opwierpen blijken aan de andere kant te staan.  De resolutie in het Europees Parlement die vandaag werd goedgekeurd met 637 stemmen op 676 werd niet gesteund door het Vlaams Belang en de PVDA, twee partijen die de voorbije dagen (om verschillende redenen – ik ga niet de fout maken om ze zomaar in één zak te steken) er niet in slaagden om zich consequent tegen de Russische agressor en voor Oekraïne uit te spreken.  Hopelijk trekken de andere partijen, N-VA, Open Vld, CD&V, Vooruit en Groen, daar ook hun les uit.

Ondertussen kunnen we alleen maar hopen dat iedereen er alles aan doet opdat de nachtmerrie langs de E40 zo snel mogelijk ophoudt.  Leve Europa. Слава Україні!

Riskant

Riskant

Oekraïne binnenvallen.  In het gezelschapsspel Risk (toch in sommige versies) is het een zet die regelmatig voorkomt; hoewel er in het spel wat een loopje met de geografie wordt genomen is Oekraïne er de moeilijkst te verdedigen toegangspoort tot Europa, vanuit het altijd roerige want met geen mogelijkheid echt bezet te houden Azië.  Het ziet er naar uit dat Vladimir Poetin een Riskliefhebber is en de komende dagen gaat proberen om de dobbelstenen in zijn richting te doen rollen.  Hoe de invasie eruit zal zien valt moeilijk te zeggen : alle scenario’s van een beperkte actie aan de grenzen van de gebieden die Rusland nu al bezet tot een volledige invasie om het regime in Kiev omver te werpen liggen nog op tafel.  Dat dit laatste niet uitgesloten is, zegt al veel : dat zou zonder meer de omvangrijkste militaire actie in Europa zijn sinds 1945.  Het feit dat daar voldoende troepen voor klaar staan, en iedereen dat weet, betekent ook dat de invasie politiek gezien eigenlijk al half gebeurd is.  Zoals wanneer op het Riskbord ergens 40 legers staan aan een grens van een continent met aan de overzijde een leger of 5 : dat continent is in het hoofd van de spelers al weggestreept.

Dat Poetin zijn binnenlandse wanbeleid graag verbergt onder een nationalistisch-imperialistische saus -recht uit het receptenboek van de Tsaren en Tsalin- is niet nieuw.  De oorlogen in Tsjetsjenië (maar dat is internationeel tenminste erkend als Russisch grondgebied) in Georgië en ook eerder al in Oekraïne (met de annexatie van de Krim) maken dat de sporen ervan van de wereldkaart kunnen worden afgelezen, maar eigenlijk zijn de pogingen om de democratie in Europa en Amerika te ondermijnen nog duidelijker en verontrustender.  De Russische steun aan Trump, Brexit, Orban en extreem-rechtse partijen in de EU maken heel duidelijk waar het om gaat : democratie en zeker de samenwerking tussen democratische landen discrediteren, om zo te vermijden dat de Russen ook via de stembus de controle over hun eigen land zouden terug willen.  Oekraïne is daarbij -Riskgewijs- een sluitstuk : het land is deel van de geschiedenis van Rusland, een Slavisch land dat als spiegelbeeld dient.  Wanneer net dat land het recht opeist om zichzelf te besturen en zich daarbij op Europa te richten, is dat inherent gevaarlijk.  Dat valt moeilijk uit te leggen, en dus moeten er drogredenen worden verzonnen.  Dat de NAVO of de EU Rusland zouden bedreigen, bijvoorbeeld.  In het totalitaire Rusland verspreiden officiële nieuwszenders berichten dat er tienduizenden Britse troepen zouden klaarstaan in de Baltische landen – met meer soldaten dan het totale Britse leger.  Binnenkort gaan ze in Moskou nog zeggen dat er een Belgisch vliegdekschip voor anker ligt in Riga.

Laat het duidelijk zijn : Poetin is de enige verantwoordelijke voor de huidige situatie.  Toch had het zo ver niet hoeven te komen, als Europa en de VS in de voorbije pakweg twintig jaar wat duidelijker waren geweest.  Maar de Russische dictatuur is te vaak met fluwelen handschoenen aangepakt, omwille van commerciële en particuliere geostrategische belangen.  Vaak behoorlijk kortzichtig : terwijl Griekenland en Cyprus te vaak op Rusland hebben gerekend om die andere dictator -de Turkse president Erdogan- die graag nationale problemen wegmoffelt achter oorlogsretoriek brachten andere landen begrip op voor Turkije.  En andersom, al is er een zekere omslag in de Griekse houding merkbaar.  Een duidelijk en gezamenlijk neen tegen beide zou veel consequenter en efficiënter zijn geweest.  En ja, dat zou wat marktaandeel hebben gekost.  Tja.

Ook de VS heeft boter op het hoofd.  De onverantwoorde terugtrekking uit Afghanistan is duidelijk als een teken van zwakte geïnterpreteerd in Moskou.  Maar voorlopig blijft het VS-leiderschap in deze crisis wel overeind – en mogen we ons gelukkig prijzen dat niet Trump maar Joe Biden het land leidt.  Toch onderlijnt de nakende invasie ook de noodzaak voor een sterkere Europese gezamenlijke defensie.  Ik heb me altijd geërgerd aan het blinde verzet tegen het uittrekken van middelen voor een operationeel leger; dat lijkt me te veel op het niet willen betalen van de brandverzekering omdat je huis de laatste tien jaar niet is afgebrand.  Maar natuurlijk betekent de defensie-inspanning van het gros van de Europese landen weinig als die niet ingepast wordt in een breder kader.  Het loutere bestaan van een volwaardig EU-leger zou wellicht de huidige crisis hebben kunnen voorkomen, zonder met meteen ook te moeten inzetten in Oekraïne zelf.

Kiev en Lviv zijn Europese steden.  Het land is zeker geen perfecte democratie, maar het heeft een democratische roeping.  En  het volste recht om op termijn bij de EU en de NAVO te willen aansluiten.  Wat mij betreft zijn ze bovendien ook welkom.  Hopelijk klinkt er de komende dagen een voldoende duidelijk “tot hier en niet verder” dat in Moskou begrepen wordt.  Van Brussel naar Lviv is het overigens 15 uur rijden.  Gewoon de E40 volgen.

Catastrofe

Catastrofe

Vorig jaar vierde Griekenland de tweehonderdste verjaardag van het begin van de onafhankelijkheidsstrijd tegen het Ottomaanse Rijk, dit jaar wordt een zwarte bladzijde in de geschiedenis herdacht : de Klein-Aziatische Catastrofe (Μικρασιατική Καταστροφή) van 1922.  De naam toont uiteraard al aan dat het niet meteen iets is waar licht overheen wordt gegaan.  De afwikkeling ervan heeft bovendien een belangrijke precedentwaarde gehad in de Europese geschiedenis van de voorbije eeuw.

1922 staat niet los van 1821.  Griekenland startte als klein staatje met de Peloponnesos, Attica en de rest van Roumeli en Evia, maar met de ambitie om alle Griekssprekende gebieden te verenigen.  De geschiedenis had het Grieks echter wijd verspreid rond de hele Middellandse en Zwarte Zee (en Alexander De Grote ging nog een heel eind verder, met Grieks-Indische koninkrijken als gevolg).  En ook al werd in Marseille en Syracuse al lang geen Grieks meer gesproken, in de 19e eeuw ging het nog steeds om een zeer uitgestrekt gebied – maar wel vaak om taalgemengde gebieden of Griekstalige enclaves te midden van territoria met anderstalige meerderheden.  Geleidelijk breidde Griekenland zich uit, vooral in noordelijke richting en met de vele eilanden die het land nu rijk is, maar waar de grens moest liggen was niet zo evident.  De voorstanders van het “Grote Idee” (Μεγάλη Ιδέα) zagen het in elk geval groots, en wilden minstens ook Oost-Thracië (huidig Europees Turkije) en Ioania, het gebied rond Izmir (Smyra in het Grieks – aan de Westkust van Klein-Azië) aan het land toevoegen.  En als het even kon nog wat Zwarte Zeekust en een deel van -of liever nog heel- Constantinopel/Istanboel.

Ze zagen hun kans schoon toen als gevolg van de Eerste Wereldoorlog het Ottomaanse Rijk instortte, en Griekenland de kans kreeg om een aantal van de gewenste gebieden te bezetten.  Er was ook wel reden om militair aanwezig te willen zijn in Anatolië, want tijdens de Balkanoorlogen die aan WO I voorafgingen hadden de Ottomanen een beleid van etnische zuivering en genocide gevoerd tegenover de Grieken.  Het Griekse leger landde in Smyrna, en vocht zich een weg in de richting van Ankara, in een poging om een verdedigbaar gebied te creëren.  Dat bleek hubris, want de Turkse Republiek die uit de ineenstorting van het Ottomaanse Rijk ontstond vocht terug en verdreef uiteindelijk het Griekse leger uit Klein-Azië.

De oorlogen hadden uiteraard aanleiding gegeven tot vluchtelingenstromen waarbij etnische Grieken (en ook een aantal Armeniërs) de weg vonden naar de Griekse staat, overigens niet alleen uit Klein-Azië maar ook uit andere Balkanlanden.  Maar de afwikkeling zou voor een echte volksverhuizing zorgen : in het Verdrag van Lausanne (1923) werd vastgelegd dat 1,2 miljoen Grieks-orthodoxen moesten vertrekken uit wat Turks grondgebied was geworden, en 400.000 moslims moesten Griekenland verlaten.  Samen met de eerdere vluchtelingenbeweging deed de uitwisseling de Griekse bevolking in enkele jaren tijd toenemen van 4 tot 6 miljoen.  Helemaal voorbij was het daarmee nog niet : de Grieken in Istanboel mochten blijven, maar werden in de jaren 1950 op hun beurt grotendeels verdreven.  Daarbij ging het echter om veel kleinere aantallen.

De massale toevloed van vluchtelingen had uiteraard een gigantische impact op Griekenland.  Wie zich afvraagt hoe de verhuis van pakweg 3 miljoen Nederlanders naar Vlaanderen zou uitpakken kan zich een idee vormen : uiteraard ging het om mensen die dezelfde godsdienst beleden en dezelfde taal spraken, maar daar hield de affiniteit vaak op.  En omdat niet de taal maar de godsdienst het criterium was ging het laatste zelfs niet helemaal op, want ook Turkstalige christenen belandden in een hen vreemd Balkanland.  Uiteraard zorgde de situatie voor grote spanningen, maar ze gaf ook een gigantische nieuwe impuls aan de Griekse samenleving.  De Klein-Aziatische Grieken, zeker die uit Istanboel en Smyrna, waren vaak veel kosmopolitischer gericht dan men in de Balkan gewoon was.  Ze zorgden voor een culturele impuls (met de rebetiko als muzikale uitdrukking, maar ook met een grote invloed op de literatuur).  Ze veranderden ook de Griekse keuken van een eenvoudige Balkankeuken naar één met veel meer vis en zeevruchten en sterke oosterse invloeden : de film “A Touch of Spice” (Πολίτικη Κουζίνα) vertelt dat verhaal -en het bredere verhaal van de vlucht uit Istanboel in de jaren 1950- virtuoos.  Ze veranderden de Griekse steden (waarbij niet meteen de meest esthetische urbanistische keuzes werden gemaakt), de economie en de politiek.  Zodat de Catastrofe vandaag heel ambivalent wordt bekeken : als een gebeurtenis die even veel als 1821 het huidige Griekenland vormde, als een militaire nederlaag tegen Turkije, maar ook als het verlies van een veel grotere (zei het gedeeltelijk mythische) Griekse “samenleving”, waarbij steden als Constantinopel, Smyrna, Trabzon of Alexandrië (in Egypte) even goed deel uitmaakten van de Griekse wereld als Athene of Thessaloniki.

Tenslotte werd met het Verdrag van Lausanne ook ook het principe van etnische homogeniteit ingebed in het Europese denken.  De overeenkomst die Kemal Ataturk en Elefteros Venizelos afsloten doet daarmee tot op vandaag zijn invloed gelden : wie de situatie in Bosnië-Herzegovina, de Servischsprekende gemeenten in Kosovo en zelfs de spanningen in Oekraïne wil begrijpen kan er alvast niet omheen.

Danke schön

Danke schön

Sehr geehrte Frau Bundeskanzlerin,
Beste Angela Merkel,

Velen hebben de voorbije weken iets geschreven naar aanleiding van uw afscheid. Ik wil daarbij uiteraard niet achterblijven, maar wist al vooraf dat ik op uw Großer Zapfenstreich zou wachten. Een mooie traditie om op een waardige manier afscheid te nemen van toppolitici in uw Bondsrepubliek.

Ik heb u in de voorbije zestien jaar dat u Duitsland leidde -het éne Duitsland, wat voor u een enorme betekenis moet hebben gehad als oud-DDR-burger- één keer in het echt ontmoet. U bent toen, bovendien, zowaar náást mij komen zitten. Een chef protocol had die dag in Milaan wellicht niet helemaal goed zijn huiswerk gemaakt. Het bordje waar ik achter zat had ongetwijfeld een bank naar achter geschoven moeten worden voor dat deel van de vergadering waar de staatshoofden en regeringsleiders aanschoven. Maar het was blijven staan. En dus zat ik naast de toenmalige voorzitter van het Europees Parlement, uw landgenoot (en latere onsuccesvolle tegenkandidaat bij de verkiezingen) Martin Schulz. Die stond op een bepaald moment op om druk te gaan telefoneren. En u profiteerde daarvan om naast mij te komen zitten ! Toegegeven, dat was vooral om met de man aan de andere kant van Schulz’ zitje te overleggen : mijn landgenoot Herman Van Rompuy, toen voorzitter van de Europese Raad. En met José Manuel Barroso die nog een plaatsje verder zat en voorzitter was van de Europese Commissie. Desalniettemin. Ik geef toe dat ik nadien heb nagevraagd of er foto’s waren, maar dat bleek niet het geval. En het was niet de setting voor een selfie. Zo moeten we het dus met onze herinnering stellen. Althans : ik weet het nog. En koester het een beetje, want ik ben een fan van u.

Als u mij een beetje kende zou u nochtans weten dat ik het niet zo heb voor de christen-democratie. Ooit is dat wellicht een betekenisvolle ideologie geweest. Maar ze is al lang verworden tot een lege doos (een kwal, naar het gevleugelde woord van Louis Tobback) die althans in West-Europa nergens meer voor staat – de hardnekkige verdediging van de industriële landbouw uitgezonderd. Het enige wat de christen-democraten bindt is de overtuiging dat ze beter besturen dan de anderen. De macht dus. Dat neemt uiteraard niet weg dat vele christen-democraten ook inderdaad goede bestuurders zijn, maar de kans daarop is niet groter dan elders in het politieke landschap. Velen hebben ook een degelijk moreel kompas, maar ook dat is niet gegarandeerd. En niet weinigen nemen als het moet wel degelijk hun verantwoordelijkheid. Net zoals vele (neen, ook niet alle) liberalen of socialisten dat doen, maar die hebben dan bovendien ook nog een visie.

Maar die vaststellingen, samen met een historisch sterke positie in het Rijnland dat ons bindt, maken ook dat de christen-democratie een aantal grote staatsmannen heeft voortgebracht. Zoals Jean-Luc Dehaene bij ons, die de problemen áls ze zich stelden wel aanpakte. Uw grote voorgangers Konrad Adenauer en Helmut Kohl, uiteraard. In dat laatste rijtje mag uw naam wat mij betreft worden bijgeschreven. Nadat de titel is veranderd : staatsman/vrouw. Ook voor het doorbreken van dat „glazen plafond” hebt u zonder feministisch tafelspringer te zijn zéér veel betekend. Uw opvolger voerde campagne met de slogan dat hij ook een goede Bundeskanzlerin zou zijn. In het vrouwelijk, dus. Hij moet het nog maar eens bewijzen.

Uiteraard kan er kritiek op u worden gegeven. In die zestien jaar waren niet al uw beslissingen even verstandig. En voor velen „merkelde” u soms te veel : blijven weifelen tot het probleem onontkoombaar is. Ik kreeg er professioneel soms mee te maken; er is een voorstel van de Commissie uit 2008 waarvan gezegd wordt dat we zullen weten welke kant de besluitvorming uitgaat eens Duitsland heeft beslist. Dat zeggen we nu wel al dertien jaar…  En inderdaad, soms nam u uw tijd, maar dat onderscheidde u meteen ook van veel politici die meegaan met de waan van de dag.

Ik waardeer daarnaast het grote respect dat u altijd hebt gehad voor wie het niet met u eens was. U zal wel eens uw geduld verloren hebben, maar werd zeer zelden persoonlijk. Hoogstens kon er eens een wanhopige blik af. In tijden van al te grote polarisatie een groot goed.

Het lijkt erop dat de nieuwe Duitse regering een frisse wind wil doen waaien, en -toegegeven- op een aantal vlakken mag dat ook wel. Desondanks gaan ze in de Bondsrepubliek, en wij in Europa al helemaal, uw leiderschap, uw moreel gezag, uw wijsheid en uw minzaamheid missen.

Herzlichen Dank, Frau Merkel. Het ga u goed. En als we elkaar nog eens tegenkomen, opnieuw in Milaan of elders, moeten we misschien toch eens bijpraten.

Schot in de (rode) roos

Schot in de (rode) roos

Een Essense socialist als burgemeester.  Ik heb lang geloofd dat het de kortste weg was naar een bestuur zonder CD&V in onze gemeente, maar dat geloof ben ik in verschillende fasen helemaal kwijtgeraakt.  En in een bestuur met CD&V is voor de socialisten alleen de tweede viool weggelegd.  Maar wat in Essen niet kan, bleek zowaar elders wel mogelijk.  Neen, niet in een buurgemeente of wat verderop in Vlaanderen.  Geen sant in eigen land.  Zelfs niet over de Nederlandse grens.  Wel, zowaar, in de grootste stad van Schotland – en de op vier na grootste van het (vooralsnog Verenigde) Koninkrijk aan de andere kant van de Noordzee.  Philip Braat is de Lord Provost van Glasgow.  De burgemeester dus.  Maar hij groeide hier op, voetbalde zoals het een socialist betaamt bij Excelsior Essen, noemt zichzelf een trotse Essenaar en in zijn Nederlands klinken de lokale klanken alleszins nog door.  Hij mag dan wel stellen dat hij premier De Croo in het Nederlands heeft begroet, ik ga ervan uit dat hij eigenlijk in het Essens sprak.  Gelukkig voor De Croo is dat een minder zwaar accent dan het Schots voor de Engelsen – Schotland is de enige plaats ter wereld waar ik ooit in het Engels de weg heb gevraagd en het antwoord vervolgens niet heb begrepen, ook niet na het twee keer opnieuw te vragen.

Braat, die sinds 2007 voor Scottish Labour in de gemeenteraad van Glasgow zetelt, nam de functie van Lord Provost vorig jaar over, nadat zijn voorgangster moest aftreden na een dispuut over haar onkostenvergoeding.  En zo kreeg de oud-leerling van de Erasmusschool én het College in Essen de kans om als burgemeester de groten der aarde in zijn stad te ontvangen tijdens de klimaattop COP26.  Dat hij zelf ook veel belang hecht aan klimaatbeleid heeft hij overigens met die andere Essense socialisten -die in ons wat meer bescheiden gemeentehuis aan het Heuvelplein- én met mij gemeen.  Het past natuurlijk ook wel voor de stad die de klimaattop ontvangt.  Of die top een succes of een mislukking moet worden genoemd, daarover is nog wat discussie mogelijk.  Mij lijkt het een stap vooruit (pun not intended) maar er zal nog meer nodig zijn om de opwarming van het klimaat af te toppen.  Dezelfde vaststelling geldt overigens ook voor de klimaatplannen die hier ten lande werden opgemaakt.  Maar voor Glasgow en zijn burgemeester is het alleszins een goede zaak geweest om gastheer te kunnen spelen.

We mogen er best wel trots op zijn, vind ik, op “onze” burgemeester bij de Schotten.  Hopelijk slagen we erin om hem snel eens naar hier te halen.

De informatie uit mijn stukje komt van het internet, onder meer van dit artikel, maar ook uit het artikel dat Guy Van den Broek in 2017 in De Spycker over Braat schreef.
Don’t leave me this way

Don’t leave me this way

Twintig jaar geleden vielen de Twin Towers.  Zelfmoordterroristen van Al Qaeda vlogen twee vliegtuigen in het World Trade Centre in New York.  Een ander raakte het Pentagon, een vierde bereikte het doel niet doordat de passagiers dat -ten koste van hun eigen leven- verhinderden.  Een aanslag die het feitelijke begin van de 21e eeuw inluidde, en die ons voor het eerst echt deed nadenken over het terrorisme van radicale moslims, waar de wereld nadien nog vaak mee zou kampen, zij het gelukkig niet vaak op dezelfde schaal als die nine-eleven.

Al Qaeda werd geholpen (vooral “verborgen”) door het toenmalige regime in Afghanistan, dat van de Taliban.  Dat de Verenigde Staten dat regime een ultimatum stelde om die Al Qaedaleiders uit te leveren, was een zeer logische reactie.  Dat ze vervolgens Afghanistan binnenvielen toen dat regime daar niet op wilde ingaan, vind ik ook vandaag nog steeds volledig verdedigbaar.  Maar al vrij snel bleek dat de invasie onvoldoende voorbereid en doordacht was.  Zo kan Afghanistan niet zomaar los worden gezien van buurland Pakistan, en dat werd niet genoeg ingecalculeerd.  Bovendien is een invasie niet “vrijblijvend”, het houdt een verplichting in tegenover het land en de bevolking wiens leven wordt overhoop gegooid.  In 1945 begreep de VS dat nog goed, toen sterk in de heropbouw van vooral Duitsland en Japan werd geïnvesteerd.  Met geld, maar ook met muurvaste principes over democratie en goed bestuur.  Daar liep het in Afghanistan al snel mis : er werd te veel beroep gedaan op het lokale netwerk van potentaten en krijgsheren, corruptie werd als noodzakelijk kwaad aanvaard, verkiezingsvervalsing werd in naam van de stabiliteit voor lief genomen.

Na twintig jaar aanmodderen, waarbij de Taliban zelfs militair nooit helemaal werden uitgeschakeld, nu zomaar vertrekken vind ik onaanvaardbaar.  Wie als democratisch land, als democratische wereldmacht ergens binnenvalt neemt de plicht op zich om een leefbare, democratische staat op poten te zetten.  Dat is niet eenvoudig, maar wel een morele plicht.  Wie Kaboel na het vertrek van de VS-troepen zag veranderen, wie de video bekijkt waarnaar ik hieronder in het stukje over Mikis Theodorakis heb verwezen, kan overigens alleen maar vaststellen dat het leven in Afghanistan beter was mét dan zonder het Amerikaanse leger.  Dat zou al moeten volstaan om niet zomaar weg te trekken.  De Amerikaanse presidenten Trump en Biden maken een fout, en jammer genoeg kon of wilde de Europese Unie die niet zomaar rechtzetten (het had gekund, maar het zou veel van onze militaire capaciteit hebben gevergd – en de fouten van de voorbije twintig jaar rechtzetten zou ook niet zomaar snel-snel gelukt zijn, natuurlijk).

En zo zijn de Taliban terug.  Die gaan niet zo snel meer hun handen verbranden aan Al Qaeda en consoorten, want zij hebben die twintig jaar wel gebruikt om bij te leren.  Dat volstaat misschien voor de VS, maar de gewone Afghaan heeft er geen boodschap aan.

Het moet overigens vreemd zijn voor al diegenen die “US go home” als een universele slogan zagen, altijd bruikbaar om zich tegen het imperialisme van de Amerikanen te keren, om nu vast te stellen dat ze eigenlijk óók vinden dat die VS niet ook niet zomaar naar huis mag gaan.  Het vergde de voorbije weken ingewikkeld politiek bochtenwerk om tegelijk de Amerikaanse bezetting te veroordelen en bijvoorbeeld de rechten van de Afghaanse vrouwen te bepleiten.  Zoals het ook bochtenwerk vergt om de Amerikanen te verdedigen, tegelijk de Taliban te verketteren en mordicus de deuren te willen sluiten voor degenen die ervan wegvluchten, bijvoorbeeld omdat ze jarenlang Westerse troepen hebben geholpen.

Moge tenslotte al wie slachtoffer werd van de aanslagen van elf september, van alle terrorisme dat de wereld de voorbije twintig jaar trof en van de oorlogen in Afghanistan, Irak en Syrië die eruit voortvloeiden in onze herinnering blijven.

200 jaar later

200 jaar later

Εάν αποσυνθέσεις την Ελλάδα, στο τέλος θα δεις να σου απομένουν μια ελιά, ένα αμπέλι κι ένα καράβι. Που σημαίνει: με άλλα τόσα την ξαναφτιάχνεις.

Οδυσσέας Ελύτης

Vandaag viert Griekenland de 200e verjaardag van zijn onafhankelijkheid.  Of eigenlijk van het begin van de opstand tegen het Ottomaanse Rijk.  Een symbolisch begin dan nog, want de Grieken kenden en lange traditie van opstand tegen de Ottomanen, die rond de jaren 1920 verhevigden en uiteindelijk succesvol zouden worden.   De dag van Maria Boodschap in 1821 werd vooral gekozen om zo de religieuze betekenis (de aankondiging van de geboorte van Christus) te doen samenvallen met de nationale betekenis van de opstanden voor de Grieken.  Ze leidde dankzij steun van Frankrijk, Groot-Brittanië en Rusland eind jaren 1820 tot de vorming van een eigen Griekse staat – voor het eerst sinds de val van Constantinopel in 1453.  Een staat die in 1828 door de Ottomanen werd erkend, en in 1832 ook formeel door het Congres van Londen.  In de geest van de tijd werd een koning gezocht, en nadat ene Leopold van Saksen-Coburg had geweigerd (hij vond een andere baan in Brussel) bedankte ook Frederik der Nederlanden voor de eer.  Zodat er toch nog een Duitser met de kroon ging lopen, met name Otto van Beieren.  Puur dynastiek bekeken een goede zet van Leopold, want het Belgische koningshuis bleek alleszins stabieler dan het Griekse, waar de koningen kwamen en gingen op het ritme van een bewogen geschiedenis waarbij het land uitbreidde en (na de “Klein-Aziatische Catastrofe” van 1921-1922 ook weer inkrimpte – toen de pas verworven gebieden in Klein-Azië verloren gingen en anderhalf miljoen Grieks-Orthodoxen Turkije moesten verlaten (en een half miljoen Turkse moslims uit Griekenland moesten vertrekken).  Het huidige grondgebied kwam pas definitief vast te liggen in 1947, toen Italië de eilanden van de Dodekanesos (met Rhodos als grootste eiland) aan Griekenland afstond.  Voor wie graag meer leest over de opstand, en over Griekenland in het algemeen, kan ik over de “Parakalo”-blog aanraden.

Vandaag wordt dus de 200e verjaardag gevierd.  Met een militaire parade, zoals altijd op 25 maart, maar die vandaag natuurlijk wat extra aandacht kreeg, ook al hield Corona de toeschouwers weg en bleek het meest constante attribuut in de verschillende kleurrijke militaire uniformen het mondmasker.  Met een galadiner waarbij Prins Charles (die Griekse grootouders heeft) en vertegenwoordigers van Frankrijk en Rusland aanzaten.  En met de heropening van de Nationale Pinacotheek, een gebouw waar ik de voorbije jaren vaak voorbij ben gekomen – het ligt tussen de plek waar de bus stopt vanuit de luchthaven en het huis van mijn vrouw in Athene.  Ik heb het de voorbije jaren alleen verstopt achter panelen gezien – het museum was dan ook zeven jaar gesloten, nadat er een schilderij van Picasso uit ontvreemd werd.  Ik zal moeten opletten bij een volgend bezoek, want de panelen waren een herkenningspunt.  Maar ik kijk wel uit naar een bezoek aan het museum, ook al omdat de collectie enkele Vlaamse meesters bevat.

De 200e verjaardag komt er op een ogenblik dat de spanningen met Turkije opnieuw oplopen.  Het is ook de relatie met die buur (nochtans mede-NAVO-lid) die -in combinatie met de zeer maritieme ligging- verklaart waarom Griekenland er in verhouding een erg groot leger op nahoudt.  Naar mijn gevoel kijkt Europa te veel weg van de Turkse provocaties en verdienen Griekenland en Cyprus een wat krachtiger houding, waar vooralsnog eigenlijk alleen de Franse president Macron toe bereid blijkt.  De Griekse en Cypriotische grenzen zijn de EU-grenzen, onze grenzen dus, ook als ze tussen Kastellorizo en Kas liggen (een half uurtje varen met een klein bootje).  Al moet ik erbij zeggen dat hetzelfde wat mij betreft geldt voor Rusland, waar de Baltische staten en Polen terecht óók een wat strakkere lijn zouden willen trekken, en waar de historische banden de Grieken dan weer wat tegen houden om hen daarin te volgen.

Ook economisch komt de 200e verjaardag op een moeilijk moment, want net nadat de heropleving na de diepe financiële crisis (waarbij op een bepaald moment de Griekse uittrede uit de euro dreigde) werd ingezet sloeg Corona toe, waarbij uiteraard de belangrijke toeristische sector zwaar werd getroffen.  En een heel reeks structurele problemen dreigen ook de komende jaren de heropleving niet te vergemakkelijken.

Toch straalt de 200-jaarviering zelfverzekerdheid en vertrouwen in de toekomst uit.  Terecht, want Griekenland moet het echt niet alleen van een zeer rijk verleden hebben.  Maar wat zou ik anders durven zeggen over het land waar ik nu eenmaal mijn hart verloor, en waar ik heimwee naar krijg als ik er enkele maanden niet ben geweest (zoals nu dus) ? Vooralsnog vieren we dan maar van hieruit mee, met de traditionele kabeljauw met lookpuree op het menu.  Gelukkige verjaardag dus – Χρόνια Πολλά !