Archief van
Categorie: Politiek algemeen

Van 11, 14 en 21 juli – en nog wel wat data

Van 11, 14 en 21 juli – en nog wel wat data

Een zichzelf respecterende nationale gemeenschap heeft één (of enkele) nationale feestdagen nodig.  Daarvoor moet dan een datum worden gekozen.  Dat gebeurt dan op basis van een historische aanleiding.  Maar het belang daarvan moet niet overschat worden : het belangrijkste is om de gemeenschap, de natie, te vieren.  De precieze dag is eigenlijk een kwestie van toeval, en de historische gebeurtenis mag het feest niet overschaduwen.  Het feit dat er op 14 juli 1789 in de Bastille alleen wat kleine criminelen opgesloten zaten, die daar beter zouden zijn gebleven, of zelfs de vaststelling dat de Franse Revolutie een aantal jaren later de opmaak bleek voor een onvervalste dictatuur, doet geen afbreuk aan de Franse feestvreugde op 14 juli.

De Belgische nationale feestdag is ook al een rariteit : veel bureaucratischer dan een “eedaflegging” wordt het niet.  Van een toevallige koning, die de Belgische troon boven de Griekse verkoos – anders hadden ze in Athene misschien 21 juli moeten vieren.  Hoe die datum tot stand kwam, is wellicht ook een totaal toevallige beslissing.  Ik beeld me in dat er in het Voorlopig Bewind een agendapunt “eedaflegging” was, met het voorstel voor de 19e juli.  Maar één of andere baron moest die dag al naar receptie bij een collega, dus dat kon niet.  En op 20 juli verjaarde de vrouw van een andere notabele.  Tegen de 21e had niemand bezwaar.  Welaan dan.

Nu ik het toch al over Griekenland had… Eén van de nationale dagen aldaar is 28 oktober.  Die datum is gekozen door… Benito Mussolini, die net op die dag besloot om het land binnen te vallen.  Om vervolgens een luid “όχι” te horen te krijgen, gevolgd door een flink pak slaag dat pas ophield toen zijn goede collega Adolf Hitler tussenkwam.

En Vlaanderen viert 11 juli.  Het is uiterst terecht dat Vlaanderen een nationale feestdag heeft vastgelegd.  Daarvoor moet dan een dag worden gekozen.  Dat  had bijvoorbeeld de eerste zitting van het Vlaams Parlement, of één van de formele of historische voorlopers kunnen zijn.  Maar 11 juli had in Vlaanderen een grotere traditie, en dus viel de keuze terecht daarop : er is geen reden om een andere dag te kiezen als er al één is.  De precieze aanleiding daarvoor is zo goed als elke andere : de in 1302 bij Kortrijk gewonnen slag tegen de Franse koning.  Als je dieper gaat graven, dan is dat natuurlijk niet zo’n perfecte keuze, net zoals de inname van de Bastille dat niet is.  De slag was min of meer een Pyrrusoverwinning, en aan beide kanten stonden strijders die we vandaag als Vlaming zouden omschrijven (en overigens eveneens anderen die we vandaag Walen zouden noemen) – en in het grootste deel van het Vlaanderen van vandaag, in Antwerpen, Mechelen of zeker Limburg zal de slag niet veel belangstelling hebben opgewekt.  En dat is geen enkel probleem : 11 juli is de Vlaamse feestdag, los van de realiteit van de Guldensporenslag.  Net daarom vind ik het jammer dat al te vaak veel moeite wordt gestoken in het toch maar verbinden van de wereld van vandaag met die van 1302, in navolging van vooral Hendrik Conscience.  Daarmee doen we noch de opstandelingen van destijds, noch de Vlamingen van vandaag een plezier.  Op 11 juli vieren we het Vlaanderen van vandaag – en ook wel een beetje dat van gisteren en van morgen.

In Essen werd de viering van die 11e juli een aantal jaren geleden omgedoopt tot “’t Park Zomert”.  Dat gaat dan over het Park achter de Oude Pastorij, waar niemand eigenlijk ooit als “het park” naar verwijst.  Zomeren deed het er dit jaar wel, en de keuze voor de muziek van Boudewijn De Groot als hoofdact aan de Pastorij was alleszins een voltreffer.  De Groot, en daarmee ook tekstschrijver Lennaert Nijgh,  is voor mij mogelijk één van de allergrootsten uit de Lage Landen – die tegelijk poëet en protestzanger kon zijn en die met het Land van Maas en Waal ook het alternatieve Groot-Nederlandse volkslied vertolkt.  Dat jammer genoeg niet gespeeld werd in Essen, waardoor 11 juli er helemaal zonder volkslied voorbij ging.  Dat zal de Fransen op de 14e dan weer niet overkomen.

Index librorum prohibitorum

Index librorum prohibitorum

Een voorstel doen in de gemeenteraad en dat dan bij de stemming zien sneuvelen, het is niet meteen een nieuwe ervaring voor mij.  In mijn eerste gemeenteraad overkwam het me al.  Dat is geen reden om het om te geven.  Overigens, dat voorstel dat toen die eerste keer sneuvelde werd later gewoon uitgevoerd.  Te vroeg gelijk gehad, heet dat dan.

Dat zal nu onvermijdelijk ook zo zijn.  Het voorstel van Kevin en van mij (en eerlijk is eerlijk : het idee kwam van hem) op de gemeenteraad van juni vroeg om de subsidies van de Essense verenigingen te indexeren.  Dat gaat onvermijdelijk gebeuren.  Maar wanneer ? Wat ons betreft liefst meteen, want de extra kosten voelen de verenigingen nu.  En die komen bovenop het leed dat in de voorbije twee jaar door corona werd veroorzaakt.  We vonden een elegante manier om die onmiddellijke aanpassing technisch te vertalen door gewoon alle bedragen “automatisch” aan te passen.  Zo werken heel wat indexeringsmechanismen, maar de rechtstreekse inspiratie haalden we gewoon bij de collega’s van CD&V en Vooruit.  Die hebben de voorbije jaren alle retributies die de gemeente heft ook van een automatische indexclausule voorzien.  Tot verbazing van de burgemeester zelf, die er in de gemeenteraad van overtuigd bleek dat de tarieven voor infrastructuur waar de verenigingen gebruik van maken niet geïndexeerd worden.  Anne vond het bewijs van het tegendeel zowaar in de stukken van de vergadering terwijl die nog aan de gang was.  Dus : de inkomsten van de gemeente worden geïndexeerd.  Niet alleen de retributies, maar eigenlijk zo goed als alle inkomsten, want door de inflatie stijgen ook de belastinginkomsten in de praktijk automatisch.

Maar CD&V en Vooruit weigerden het voorstel.  Ze kondigden wel aan dat ze het later, bij de opmaak van het Meerjarenplan, opnieuw gingen bekijken.  In december dus wellicht.  Daarmee lopen ze achter de feiten aan, en dan is minstens een deel van het leed al geleden. Waarom toch ? De beslissing om de indexaanpassing niet door te voeren maar ze samen met het Meerjarenplan te bekijken klonk overigens zéér bizar omdat tijdens dezelfde raad twee fikse budgetverhogingen werden voorgelegd door CD&V en Vooruit zonder dat de inpassing in hetzelfde Meerjarenplan duidelijk werd.  Daarbij ging het over véél grote bedragen.

Eigenlijk blijft er maar één reden over waarom ons voorstel niet gewoon werd goedgekeurd : we mochten niet “scoren”.  Dat wij daar het slachtoffer van zijn, tot daaraan toe – al ben ik ervan overtuigd dat de mentaliteit in de politiek dat het belangrijker is dan een ander niets realiseert dan zélf iets te kunnen doen op termijn dodelijk is voor de democratie.  Maar moest dat echt ten koste van de verenigingen gaan ?

De voorbije dagen ontdekte ik overigens een advies van de Vlaamse Jeugdraad dat ons voorstel ondersteunt.  En daarmee ingaat tegen de Vlaamse regering.  Terecht.  Soms hebben politici gelijk, soms hebben ze ongelijk.  Dat hangt niet altijd met hun partij samen.  Ook dat zouden we af en toe wat meer moeten durven zeggen.

“Mijn Rijk is niet van deze wereld”

“Mijn Rijk is niet van deze wereld”

(Ἡ βασιλεία ἡ ἐμὴ οὐκ ἔστιν ἐκ τοῦ κόσμου τούτου – Johannes 18,36)

Ik ben naar de kleuterschool geweest bij de zusters van Mariaberg – waar er toen ook effectief nog zusters waren. Daarna heb ik negen jaar op de „Broederschool” doorgebracht. De laatste broeders verlieten die weliswaar na mijn eerste studiejaar, maar in de middelbare school was de directeur een priester. De laatste drie jaar van het secundair onderwijs ging ik naar het Klein Seminarie, waar toen ook nog redelijk wat priesters lesgaven – aan mij met name wiskunde ! Mijn universitaire studies heb ik aan UFSIA, bij de jezuïeten dus, doorgebracht – en ook daarvan liepen er aan de Prinsstraat op dat moment nog steeds enkele reële exemplaren rond. Ik ben een onmiskenbaar product van het katholiek onderwijs, en zoals ik al eens heb geschreven heb ik daar geen blijvende trauma’s aan overgehouden. Daarnaast ben ik ook gedoopt, heb ik mijn eerste en plechtige communie gedaan en ben ik uiteindelijk ook voor de kerk getrouwd. Weliswaar voor de orthodoxe kerk, maar netjes met de formele toestemming van de (katholieke) Antwerpse bisschop. Je kan er ook nog heel wat jaren in een jeugdbeweging met een „K” aan toevoegen. Hoewel ik het lastig zou vinden om mezelf als “gelovig” te omschrijven, ben ik onmiskenbaar minstens cultureel een katholiek, en zo benoem ik mezelf ook.

Daarnaast kan ik uiteraard niet ontkennen dat ik ook een band heb met de Grieks-orthodoxe Kerk (voor wie de kerkelijke actualiteit niet volgt : die is al enkele jaren overigens niet meer echt „in communie” met de Russisch-orthodoxe Kerk, al wordt de schijn af en toe opgehouden). Ik waardeer ook de vanzelfsprekendheid van die kerk in de Griekse samenleving, die naar mijn aanvoelen ook door niet-gelovigen als onderdeel van de eigen cultuur wordt aanzien en die in de praktijk (zij het niet altijd in de retoriek) die plaats ook gemakkelijker aanvaardt. Dat heeft ook te maken met gehuwde priesters (waarvan er dus ook minder tekort zijn). En met kleinere kerkgebouwen.

Een lange inleiding omdat ik het over die kerkgebouwen wil hebben, met name die in Essen. In de gemeenteraad bespraken we het Kerkenbeleidsplan. De kerken zijn voor mij openbare gebouwen, gezet met gemeenschapsgeld en eigendom van de gemeenschap, de „oikoumene”. Dat geldt wat mij betreft eigenlijk ook voor alle „private” eigendommen van de Kerk (in welke juridische vorm die zich ook manifesteert) : scholen, jeugdlokalen, gildenhuizen…. Ze zijn allemaal gebouwd met gemeenschapsgeld, vaak in een tijd dat parochie en lokale gemeenschap quasi-synoniemen waren. Ze zijn -misschien niet juridisch, maar wel rechtmatig- van de hele gemeenschap. Die uiteraard niet de engagementen kan negeren die de Kerk met die gebouwen is aangegaan : onderwijs, zorg, ontspanning…. Dat betekent dat, als het moet, de gemeenschap (in casu vaak de gemeente) die engagementen moet overnemen, bijvoorbeeld als er een nieuw jeugdlokaal moet worden gebouwd. Maar het betekent ook dat diezelfde gemeenschap er geen tweede keer voor moet betalen, en dat gebeurt nu al te vaak. De gemeente die een gebouw of grond van de Kerk koopt is voor mij in de meeste gevallen een contradictio in terminis (een vleugje Latijn leek me hier wel gepast).

Natuurlijk is de gemeenschap ook een engagement aangegaan tegenover de kerkelijken, en moeten er ook gebouwen voor de eredienst zijn. Daar zijn er objectief minder van nodig dan vroeger, wegens minder kerkbezoekers. Maar dorpen -parochies- zijn vaak aan hun eigen kerk gehecht geraakt. Het zijn grote, beeldbepalende, dikwijls ook gewoon mooie gebouwen. Afbreken is zelden een logische optie. Bovendien maakt de geschiedenis dat de begraafplaatsen aansluiten bij het kerkgebouw, wat uiteraard ook respect vereist. De discussie is niet gemakkelijk. Daarom moet in elke gemeente een kerkenbeleidsplan worden opgesteld. Ook in Essen. En daarover hadden we het dus in de raad. In het plan zoals dat voorligt wordt de Onze-Lieve-Vrouwekerk in de Nieuwstraat als „A-kerk” bestempeld, die voor de eredienst behouden moet blijven. De andere kerken zijn B-kerken, waarvoor een nevenbestemming kan worden gezocht. Die keuzes lijken me toch wat meer discussie waard, ook in de gemeenteraad, en daarom heb ik gisteren gevraagd om een wat uitgebreidere bespreking in een commissie. Ik zou met name willen weten waarom precies de OLV-Kerk die A-kerkstatus moet krijgen, en niet de Sint-Antoniuskerk. Daar moeten wellicht religieuze argumenten voor zijn, maar die zie ik niet, en ik wil ze dus graag leren. Ruimtelijk en architecturaal zou ik eerder voor de Sint-Antoniuskerk kiezen. En ik vind dat die argumenten vanuit de gemeenschap moeten worden afgewogen tegenover de eventuele argumenten vanuit kerkelijk perspectief. Daarnaast wil ik meer weten over het proces waarbij die B-kerken gaan worden ingevuld, want grote en dure openbare gebouwen moeten optimaal worden gebruikt. Met respect voor hun (uitdovende) religieuze functie, maar wel met oog voor de realiteit.

Het katholicisme is een belangrijk deel van de Vlaamse geschiedenis, zoals het voor mij een belangrijk deel van mijn persoonlijkheid is. Een stuk geschiedenis dat in ere moet worden gehouden. Maar dat kan niet betekenen dat elke steen die ooit in de naam des Heren op een andere gezet werd ook voor eeuwig aan de Aardse vertegenwoordigers van de Heer toebehoort.  De beslissingen daarover komen de hele gemeenschap toe.

A nation once again ?

A nation once again ?

De verkiezingen in Noord-Ierland hebben een historisch resultaat opgeleverd. Het links-nationalistische pro-Ierse Sinn Féin werd de grootste partij in het parlement van Stormont, daarmee een einde makend aan de dominantie van de pro-Britse unionistische partijen die in de Noord-Ierse politiek 100 jaar lang de leidende positie hebben ingenomen. Weliswaar dankt Sinn Féin die positie wat minder aan eigen groei dan aan afkalving van de grootste unionistische partij, de DUP, die stemmen verloor aan de radicalere TUV én aan de Alliance die een neutrale positie inneemt tussen de pro-Ierse en pro-Britse kampen. Waardoor het verhaal niet zo eenduidig is dan sommige kranten lijken te suggereren.  Maar historisch blijft het wel.

De nederlaag van de DUP heeft overigens veel te maken met Brexit : het bijzondere protocol voor Noord-Ierland dat tussen de EU en het VK in dat kader werd gesloten bleek van bij het begin omstreden. In die mate dat een aantal van de Britten die het onderhandelden of goedkeurden vanaf dag één hebben gezegd dat het moest herzien worden. Het „Northern Ireland Protocol” voorziet met name dat er geen strenge grensregels zijn voor goederen die van Noord-Ierland naar de Ierse Republiek worden uitgevoerd, op voorwaarde dat in Noord-Ierland een aantal EU-regels worden gevolgd. Wat betekent dat er bepaalde controles nodig zijn tussen de rest van het Verenigd Koninkrijk (Engeland, Wales en Schotland) en Noord-Ierland. En dat stoort de unionisten -en ook premier Johnson- geweldig. Maar de EU, Ierland en de Noord-Ierse nationalisten willen dat het protocol gewoon wordt uitgevoerd zoals afgesproken : Pacta sunt servanda – al kan er uiteraard over de modaliteiten worden gesproken. Het verzet tegen het Protocol wordt door veel Noord-Ieren (die in meerderheid tegen Brexit stemden) een stuk minder gedeeld dan de DUP had gewenst.

Met de verkiezingen begint een schaakspel tussen de partijen, de Britse en Ierse regeringen (met Sinn Féin als grootste oppositiepartij in de Ierse Republiek…) en ook de EU. De kans op allerlei blokkeringen lijkt daarbij zeker op kortere termijn heel groot : de DUP gaat niet zomaar een „First minister” van Sinn Féin aanvaarden zonder wijzigingen aan het protocol. Dat het hele spel gaat leiden tot een referendum over een Ierse hereniging, lijkt mij niet zo waarschijnlijk, zeker op kortere termijn. Maar uitgesloten is het ook niet, met een Boris Johnson en zijn partij die zich in Noord-Ierland al sinds de aankondiging van het Brexitreferendum als een olifant in de porseleinkast hebben gedragen.

Overigens zijn die Noord-Ierse verkiezingen ook interessant omwille van het kiessysteem, de Single Transferable Vote. In elk kiesdistrict worden zes parlementsleden verkozen. De kiezers rangschikken de kandidaten. Als je eerste keuze het niet haalt, gaan je stemmen naar je tweede keuze. En als een kandidaat te veel stemmen haalt om verkozen te worden, gaat de overschot ook naar de tweede keuze. En vervolgens de derde, de vierde…. Die stemmenoverdracht leidt tot een tactisch spel tussen partijen, bijvoorbeeld omdat je beter niet te véél eigen kandidaten voordraagt in één district, maar uiteraard ook niet te weinig.   Het combineert wel goed de mogelijkheden voor kleine partijen om bestaansrecht te verwerven, en het behoud van bestuurbaarheid doordat de stemmen niet verloren gaan maar worden overgedragen. Met een dergelijk systeem zou Frankrijk zowel zijn presidentsverkiezingen als zijn parlementsverkiezingen in één ronde kunnen houden, en zou het resultaat daarvan minder extreem zijn. Ook bij ons zou de kiezer de partijen kunnen rangschikken. Wat de herverkaveling van het politieke landschap tot een wat eenvoudiger proces zou maken : de laatste CD&V-kiezers zouden dan zelf kunnen duidelijk maken waar ze hun stem in tweede instantie naartoe zouden willen sturen, zonder de partij zelf de doodsteek te moeten geven.  En een stem voor bijvoorbeeld Vista zou niet verloren zijn als die partij uiteindelijk niet in het parlement geraakt.  Misschien moeten we toch wat vaker richting Belfast kijken.

Bruxelles pas belle ?

Bruxelles pas belle ?

Een bloemenwinkel in Athene, Eerste Paasdag (uiteraard volgens de orthodoxe kalender).  Het feest van het jaar in Griekenland.  In een bloemenwinkel op het middaguur staan mijn vrouw en ik wat besluiteloos te bekijken wat voor ruiker bloemen we willen.  Een dame komt binnen en weet meteen dat ze tien rode rozen wil, en krijgt dus voorrang.  Aan het kruispunt naast de winkel staat ondertussen een auto te wachten voor het rode licht, met de geluidsinstallatie en de ramen volop open.  De dame ergert zich er sterk aan : “we zijn hier toch geen Arabieren.”  De winkelbediende vindt het minder storend : “het is maar één keer per jaar Pasen.”  Vervolgens zegt de dame dat ze in Brussel woont en dat daar enkel “Arabieren” dit soort gedrag vertonen.  Wij geven even aan dat we ook in België wonen, maar veel verder gaat het gesprek niet : ze is gehaast want er wordt op haar gewacht met het eten.  Wat overigens niet super geloofwaardig klonk : in de meeste Griekse families wordt gewoon de hele Paasdag gegeten en wordt er op niemand en iedereen gewacht…  Of hoe iemand zich in het soms behoorlijk oosters aandoende Athene zich plots nog oostelijker waande; in Brussel dan met name.

Twee dagen later sta ik in het gemeentehuis van Sint-Joost-ten-Node.  Voor haar werkgever moet mijn vrouw een adres in het Brussels Gewest hebben, en ze had een document van de gemeente nodig.  Omdat ik terug moest komen uit Athene voor de gemeenteraad bood ik me in het gemeentehuis aan.  Bij het onthaal en in de gang van het aftandse gebouw werd ik twee keer doorgestuurd tot ik bij de loketten van de dienst bevolking kwam.  Die meteen in een museum van de jaren 1960 of 1970 kunnen – als armste gemeente van het land zal renovatie van de lokettenzaal wel niet bij de prioriteiten van Sint-Joost horen.  Naast mij wachtten mensen met een duidelijk erg diverse herkomst.  Ik zag allerlei kleuren, klederdrachten en ving diverse talen op.  Al dan niet met hulp van meegekomen familieleden werden ze allemaal snel en klaarblijkelijk adequaat verder geholpen in het Frans.  Behalve ik dan, want ik bood me (uiteraard) in het Nederlands aan.  Aan loket 2 lukte het nog net om me met een handgebaar en het woord “vijf” duidelijk te maken dat ik beter naar loket 5 kon gaan.  Waar ik snel en wel degelijk in mijn eigen taal werd verder geholpen, voor wat toch niet helemaal een standaardvraag was, door iemand waarvan de moedertaal vermoedelijk noch Nederlands, noch Frans was.  Dat het gevraagde document alsnog in het Frans werd afgeleverd zag ik pas nadien, maar de oorzaak daarvan ligt wellicht bij de taalkeuze van de werkgever van mijn vrouw.  Terwijl het document werd afgedrukt stonden naast mij twee jongemannen aan loket 4, die onderling denk ik Turks spraken.  Ze begonnen hun uitleg in het Frans, maar kenden de loketbediende duidelijk en schakelden na een tijd over op het Nederlands met zwaar Brussels accent voor enige “smalltalk”.

Een paar weken geleden had mijn vrouw overigens een ander document nodig (een formeel bewijs van de derde vaccinatie), waarvoor ze in het vaccinatiecentrum moest zijn.  Ik was meegegaan, maar ze had me vooraf gevraagd om niets te zeggen omdat ze haar Nederlands wilde oefenen.  Waarna ze er door Georgios werd ontvangen, die in het Griekse uitlegde dat hij veel Nederlands (zijn vierde taal) bijleerde door in het centrum mensen verder te helpen, omdat er zich veel Nederlandstaligen aanboden.  De oefenkans voor mij vrouw viel natuurlijk wel in het water !

Wie in een winkel langs de Louizalaan of in het Zuidstation probeert om in datzelfde Nederlands geholpen te worden, krijgt overigens geheid antwoord in het… Engels.  Met dat Engels kan je ook bij het gemeentebestuur van Brussel-stad terecht en bijvoorbeeld ook bij de diensten van Financiën die “expats” opvolgen, zij het niet officieel, maar in Sint-Joost toch niet zo eenvoudig, want daar wordt het niet echt gebezigd.  Dat zal in Molenbeek en Schaarbeek ook wel zo zijn.  Niet zo slim van de winkel op de Louizalaan, want wie rondloopt in Brussel hoort veel meer Nederlands dan je zou denken, ook waar je dat niet zo verwacht, bijvoorbeeld tussen familieleden die onderling ook Turks of Arabisch spreken.  Of toch, want wie er winkelt kent ongetwijfeld of Frans, of Engels.  In Sint-Joost en elders zijn er natuurlijk ook buurtwinkels waar alléén het Frans kan, naast de moedertaal van de uitbater.  Ik ken er ook, meer naar de Europese kant toe, waar Frans behalve bonjour en merci eigenlijk niet lukt (!) en alleen Engels wordt gebezigd – naast Urdu bijvoorbeeld.

Maar eigenlijk ken ik Brussel niet zo goed.  In Schaarbeek of Molenbeek ben ik hoogstens enkele keren haastig doorgestapt.  Van een paar delen van de stad houd ik, andere vind ik lelijk en op sommige plaatsen voel ik me niet veilig.  Behalve uiteraard achter de voordeur van het appartement van mijn vrouw voel ik me er nergens echt thuis, maar ook op weinig plekken echt vreemd.  Een beetje zoals in Athene – omdat ik de taal spreek.  Ik moest hier uiteraard aan denken naar aanleiding van de uitspraak van Conner Rousseau over Molenbeek en de reactie vanuit Brussel dat Rousseau niet weet waarover hij het heeft.  Dat geldt wellicht ook voor mij, dus ga ik me op de vlakte houden.  Over het belang van talen heeft hij alleszins gelijk.  Maar net op dat vlak is Brussel ook echt ingewikkeld, waarbij het Nederlands minstens even veel baat heeft bij een reële meertaligheid dan de bestaande formele tweetaligheid.  Misschien zou de erkenning van het Engels als derde officiële taal daarom wel goed zijn voor onze moedertaal in onze hoofdstad.

 

Goede raad is duur

Goede raad is duur

Na meer dan twee jaar afwezigheid vond de gemeenteraad terug in de raadzaal plaats.  Dat was zowaar even wennen, ook al hebben we in tussentijd zowel in zaal Rex als in de Heuvelhal af en toe toch nog fysiek vergaderd.  Voor mij was het alleszins een raad waar ik tevreden over ben.  Ik probeer vooraf altijd één doelstelling te kiezen die ik zeker wil bereiken, maar deze keer bleek er meer uit te halen.  Ik kan me wel voorstellen dat de “neutrale” toeschouwer zich de vraag zou stellen waarom ik doorging op een retributiereglement voor de bibliotheek dat al bij al redelijk triviaal was, en ook in de commissie werd besproken.  Maar kleine onzorgvuldigheden die leiden tot onduidelijke prijzen -zelfs al gaat het over enkele eurocenten verschil- en de invoering van (ook kleine) retributies met terugwerkende kracht is wat symptomatisch voor het nogal onachtzaam omgaan met de principes van “goed bestuur”.  Dat het reglement er kwam op een moment dat er teveel kleine en grote dossiers op de agenda stonden of hangende zijn waar ook haken en ogen aanzitten maakte dat ik het de moeite vond om er toch op te wijzen.

Belangrijker was de gedeeltelijke goedkeuring van ons voorstel rond vuurwerk, met name de verplichting om bij elk verkocht stuk vuurwerk een folder te voegen.  Ik weet ook wel dat daarmee niet alle problemen opgelost worden – daarvoor zijn de gemeentelijke bevoegdheden omtrent vuurwerk ook iets te beperkt.  Maar ik denk wel dat het kan helpen.  Ik ben blij dat ook de meerderheidspartijen het daarmee eens waren, ook al zou ik het voorstel zonder hun steun even goed hebben ingediend.

Dat geldt niet voor het andere voorstel waar mijn naam mee onder stond : samen met de collega-fractievoorzitters van de tweede en derde grootste partij in de raad heb ik ook het voorstel over de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan voor Essen ingediend.  Ik heb daartoe het initiatief genomen, maar zonder de voorafgaande steun van Steff en Jokke zou ik niet hebben doorgezet; die steun, en een actieve inbreng vanuit hun fracties, kwam er wel, zodat we tot een unaniem besluit kwamen in de raad.  Het schepencollege deed de voorbije weken uitstekend werk om de opvang van Oekraïense vluchtelingen en andere vormen van ondersteuning in goede banen te leiden, maar het is belangrijk dat ook de gemeenteraad als hoogste bestuursorgaan zich in belangrijke kwesties uitspreekt.  Persoonlijk vond ik vooral de verwijzing naar de gemeentebesturen in Oekraïne belangrijk : hun wil om verder te blijven functioneren, soms ondanks Russische bezetting en intimidatie, verdient vanuit een collega-gemeentebestuur in een ander democratisch Europees land expliciete waardering.

Dat het besluit unaniem was, betekent dat ook het Vlaams Belang het mee ondersteunde.  Dat had nochtans een eigen voorstel ingediend, om de zitpenningen van de raad weg te schenken aan de lokale steunactie voor Oekraïne.  Een sympathiek doel, uiteraard.  Toch vond ik het geen goed voorstel.  Nochtans vind ik principieel dat voorstellen, van wie ze ook komen, op hun waarde moeten worden beoordeeld.  Ook voorstellen van het Vlaams Belang, zelfs al is dat in deze wel erg hypocriet : na jaren met Poetin te hebben gedweept, die er ook duidelijk dezelfde opvattingen als het Belang op nahoudt, probeert de partij snel de kar te keren.  Al lukt dat niet overal even goed : in het Europees Parlement en ook in sommige gemeenteraden kunnen de Belangers moeilijk verbergen naar wie hun echte sympathie uitgaat.  En als oud-raadslid Patrick Van Ginneken niet zou zijn verhuisd om zo de VB-fractie te halveren vermoed ik dat hij  ook in de Essense gemeenteraad de Russische kleuren hoog zou hebben gehouden.  Maar ik vond het voorstel geen goed voorstel omdat ik het wegschenken van zitpenningen nooit een goed idee vind.  Dat geeft namelijk een verkeerde boodschap : het geeft de indruk dat die zitpenningen eigenlijk niet nodig zijn, dat ze een “extraatje” zijn voor een raadslid.  Terwijl ze een uitdrukking van maatschappelijke waardering zijn en een (beperkte) compensatie voor het werk dat al wie de gemeenteraad ernstig neemt daarin steekt.  Omdat het ook nooit samengaat met het voorstel om een deel van de schepenwedde weg te schenken benadrukt het ook nog maar eens het onevenwicht tussen het college (“dat is een echte baan”) en de raad (“dat is een hobby”).  Eigenlijk gaat het ook uit van onmacht van de gemeenteraad : in plaats van goede beslissingen te nemen geven we geld weg, zoals ook elke burger dat kan doen.  Waarom zou er dan een gemeenteraad moeten zijn ? Los daarvan is de aanpak die het VB voorstelde terecht niet wettelijk : de gemeenteraad mag uiteraard niet zomaar bij meerderheid beslissen om zitpenningen weg te schenken.  Als dat kan, dan zou de raad even goed een deel van de wedde van het personeel kunnen wegschenken.  Quod non.  Dat bekent uiteraard niet dat elk raadslid, zoals iedereen, perfect zelf kan beslissen of en hoe zij of hij de Oekraïense vluchtelingen of net de achtergeblevenen in het oorlogsgebied wil steunen.  Maar dat hoeft niet zonodig aan de grote klok te worden gehangen.

Doorgeefluik

Doorgeefluik

Als je doorritten met de trein niet meerekent -en die mag je niet tellen- dan was ik ooit één keer in Luik geweest. In 2001, voor de informele EPSCO-ministerraad van het Belgische EU-Voorzitterschap. Ik vond dat toen een indrukwekkend spektakel, en had me ongetwijfeld niet kunnen voorstellen dat ik op relatief veel van die EPSCO-vergaderingen nog het woord zou voeren. Maar van Luik heb ik niet veel gezien die dag : ik herinner me dat ik een beetje heb rondgewandeld, maar weet niet eens meer of dat was om even rond te kijken, of omdat ik niet zo meteen de weg vond. Het was de tijd vóór Google Maps, en oriëntatie is nooit mijn sterkste kant geweest.

Nadien kwam ik er niet meer, in Luik. Toch wel redelijk schandalig voor een zo nabijgelegen stad. Zodat ik blij ben dat dit weekend de gelegenheid bood om er toch eens rond te wandelen. We gingen er naartoe voor een concert met muziek van Mikis Theodorakis, gebracht door het Philharmonisch Orkest, ter gelegenheid van 200 jaar Griekse onafhankelijkheid. In de mooie zaal waar dat orkest thuis is. Het eerste optreden sinds de uitbraak van de Covidpandemie, dus ook daarom bijzonder. Maar uiteraard ook omwille van de muziek, met twee kortere stukken en nadien „Axion Esti”, dat ik nog nooit volledig had gehoord. Theodorakis kloeg er wel eens over dat zijn stukken voor Philharmonische orkesten niet vaak werden uitgevoerd. Het moet hem bijzonder plezier hebben gedaan het Philharmonisch Orkest van Luik in 2019 het eerste dergelijke stuk dat hij ooit schreef bracht – in wereldpremière. Theodorakis stuurde het stuk op 21-jarige leeftijd naar dirigent Dimitris Mitropoulos. Het werd nooit gespeeld, maar bleef in de archieven van de man zitten. Zijn assistent bij de New York Philharmonic efde dat archief en nam het mee naar, zowaar, Luik. Waar het enkele jaren geleden boven water kwam. En zo werd het zondag voor de tweede keer ooit opgevoerd. Als tweede stuk stond het Kretenzisch Concertino op het programma, met een magistrale saxofoon. En dan de onnavolgbare Axion Esti, een klassiek stuk, een Byzantijnse hymne en gebed, maar ook een stuk met bouzoukis en populaire liederen die elk wie zich zanger wil noemen in Griekenland ooit gebracht moet hebben. Ik weet niet of een Philharmonisch orkest vaak bisnummers speelt, maar ze waren zonder meer terecht – al zal de grote Griekse aanwezigheid in de zaal ook het enthousiasme aangewakkerd hebben.

Daarnaast namen we dus de tijd om Luik te verkennen : de kerken, pleinen, het prinsbischoppelijk paleis, het perron, de Maas. En het Musée La Boverie, met een mooie vaste collectie en interessante tijdelijke tentoonstellingen. De stad was ongeveer zoals ik me had ingebeeld, maar iets Duitser van bouwstijl, al had mijn vluchtige herlezing van de geschiedenis van de „Vurige Stede” me daar wellicht wel op moeten voorbereiden. Alleszins een stad om nog eens naar terug te gaan.

We hoorden vele talen in Liège, Luik, Lüttich. Frans, uiteraard, en wellicht ook Waals. Italiaans, onvermijdelijk. Limburgs en andere vormen van Nederlands. Duits. En Grieks, niet alleen in de concertzaal : we lunchten (zeer lekker) in een Libanees restaurant, waar we in het Grieks werden aangesproken. Door een Palestijn uit Gaza, die jaren in Griekenland had gewerkt, in Λιέγη belandde maar samen met zijn familie droomt van een restaurant in Griekenland, op een paar meter van de Middellandse Zee. Ik wens hem zijn droom toe, en de verse vis die hij er wil bereiden. Maar achter de heimwee naar Athene en Rhodos zat er ongetwijfeld ook één naar Palestina, waar een militaire bezetting al decennia het leven bemoeilijkt. Vóór het concert verwees de Griekse ambassadeur naar Marioepol (Μαριούπολη) waar een belangrijke etnisch-Griekse minderheid mee het slachtoffer is van de Russische waanzin. Ik dacht ook aan de Oekraïners die in Essen of elders in Europa aankomen, maar ook aan wie hier al eerder belandde, uit Syrië of waar dan ook. Mensen die hun land ontvluchten hebben elk hun verhaal, hun heimwee en hun dromen. En neen, we kunnen niet iedereen van overal opvangen. Maar begrip opbrengen en mededogen tonen, dat kunnen we wel.

Op deze wereldpoëziedag passen de woorden van dit lied van Luka Bloom :

You must go, follow your star
No matter where you go, there you are
No matter where you go, there are you
So don’t let go of what you know to be true

Μη παρακαλώ Σας, μη λησμονάτε την χώρα μου. Και την χώρα τους. – Слава Україні !

De verkeerde kant van de geschiedenis

De verkeerde kant van de geschiedenis

De Wet van Godwin stelt dat in een discussie op het internet die lang genoeg duurt altijd wel iemand de vergelijking met Hitler zal maken.  Dat is zo goed als altijd onterecht, omdat een misdaad met de omvang en de systematiek van de Holocaust nu eenmaal niet meer is voorgekomen sinds de Holocaust zelf.  De vergelijking tussen het Covid Safe en Ticket en het dragen van een jodenster, bijvoorbeeld, is dan ook zo grotesk dat ze ontoelaatbaar en onaanvaardbaar wordt.  Maar het Hitlerregime had nog een ander aspect, dat het overigens gemeen had met de geestesgenoten in fascistisch Italië en Japan : een onbedwingbare neiging om buurlanden binnen te vallen onder het voorwendsel dat er allerlei belangen geschonden werden of dat het betrokken land(je) een bedreiging vormde.  En die vergelijking is wel relevant.  De inval van Poetin in Oekraïne is perfect vergelijkbaar met die van Nazi-Duitsland in Polen in 1939 (en die van de Sovjetunie langs de andere kant), of met pakweg de Italiaanse aanval op Griekenland.  Neem daarbij dat het Poetinregime alle kenmerken heeft van een rechtse dictatuur onder een paranoïde dictator, en wellicht voor het eerst sinds 1945 gaat de vergelijking tussen een Europees regime en het Hitlerregime wel degelijk op, zei het dan dat deze zich “beperkt” tot de aard van het regime en imperialistische kijk op andere landen.

De Europese reactie is dan ook terecht zéér hard.  De status van kernmacht maakt dat een directe confrontatie met Rusland onverstandig zou zijn, maar de EU heeft de voorbije dagen zowat alles ingezet wat het kon zonder die confrontatie aan te gaan.  Daarbij zijn een reeks taboes gesneuveld.  Enkele die ik had verwacht, zoals de toenadering van Finland en Zweden tot de NAVO, of zelfs het opgeven van het NordStream 2 project, de gasleiding doorheen Duitsland en het uitsluiten van Rusland uit Swift.  Maar dat de EU zou beslissen om wapens te leveren, dat Duitsland zou beslissen om het defensiebudget fors op te trekken, dat we ons luchtruim volledig zouden sluiten, Zwitserland de facto zouden dwingen om ook te volgen, daar had ik niet helemaal op gerekend.  Dat de EU sneller en krachtiger reageerde dan het “soevereine” Groot-Brittanië is ook een vaststelling die onder “ironie van de geschiedenis” kan worden gerangschikt.

Dat er ruimte was voor die reactie, is dan weer helemaal aan het Oekraïense volk, zijn regering en zijn leger te danken.  In Poetins plan zou Kyiv op dag één of twee gevallen zijn, de regering zoals die van Afghanistan gevlucht en een marionettenregime geïnstalleerd dat een akkoord met Rusland zou hebben gesloten.  Daarbij zouden wat gebieden aan de “onafhankelijke republieken” in Oost-Oekraïne zijn toegevoegd en een corrupt en Moskougezind bewind in de rest van het land gegarandeerd zijn.  De misrekening bleek dat het Oekraïense volk de leugens van Poetin -in tegenstelling tot de man zelf en een groot deel van het Russische volk- niet blijkt te geloven, en dat president Volodimir Zelensky zijn functiebeschrijving wel heeft gelezen en bovendien zijn rol verstandig en met gusto invult.  Dat is een tegenvaller voor het Kremlin, dat volledig buiten alle verwachting zeer hard getroffen wordt door de opgelegde sancties en zich bovendien vastrijdt in een bloedige oorlog tegen mensen van wie het altijd gezegd heeft dat ze op de Russische bevrijders zaten te wachten.

Dat het niet volgens (Russisch) plan verloopt houdt uiteraard ook gevaren in.  Het is zeer duidelijk dat deze Poetin niet de rationele KGB-agent meer is voor wie we hem ooit hebben aangezien, maar een paranoïde dictator die zelfs zijn “naaste” medewerkers op vele meters afstand houdt.  Er is ook niet meteen een helder “exit plan” dat zijn tegenstanders hem kunnen aanbieden : een volledige terugtrekking uit de Oekraïne is het absolute minimum, maar in ruil voor wat dan wel ? Het einde van de meeste sancties kan nog worden overwogen, maar dan eindigt de oorlog minder gunstig voor Rusland dan ze begonnen was.  De neiging om dat te voorkomen door nog meer militaire middelen in te zetten moet groot zijn.  En levensgevaarlijk.  In de eerste plaats voor de Oekraïners, die mogelijk nog maar aan het begin staan van hun beproeving.  Maar een kat in het nauw maakt gekke sprongen.

Eigenlijk is de beste hoop dat het Russische leger het gevaar inziet, en Poetin afzet.  Dat zou het nieuwe regime, zelfs als dat niet meteen van een verschillende allooi zou zijn, enige speelruimte geven om tot een akkoord te komen dat het ook in Rusland verkocht zou krijgen.  Maar evident is die piste uiteraard ook niet.

Ondertussen is de hele situatie een behoorlijke tegenvaller voor de politici in West-Europa die zich vele jaren lang aan Poetin gespiegeld hebben, in de gedachte dat de dictator waarmee ze zo graag zoete broodjes bakten nooit écht op grote schaal geweld zou gebruiken tegen andere Europeanen.  Dat sommigen nu proberen, al dan niet halfslachtig, afstand te nemen is niet verrassend, maar behoorlijk hypocriet : ze wisten met wie ze in zee gingen.  En dat geldt even goed voor wie nu de drogreden van Poetin napraat dat de NAVO Rusland zou hebben bedreigd en dat Oekraïne daar op één of andere manier ook mee schuld aan zou hebben.  Uiteraard hebben de VS, gevolgd door de NAVO, in de loop der decennia veel fout gedaan, en daar mag gerust enige discussie over zijn.  Maar géén van die fouten is ook maar van ver een reden om de invasie in Oekraïne of de dictatoriale aard van het Poetinregime in het algemeen te vergoelijken.  Le Pen, Zemmour, Baudet, Salvini en een reeks anderen die zich altijd als de redders van het Avondland opwierpen blijken aan de andere kant te staan.  De resolutie in het Europees Parlement die vandaag werd goedgekeurd met 637 stemmen op 676 werd niet gesteund door het Vlaams Belang en de PVDA, twee partijen die de voorbije dagen (om verschillende redenen – ik ga niet de fout maken om ze zomaar in één zak te steken) er niet in slaagden om zich consequent tegen de Russische agressor en voor Oekraïne uit te spreken.  Hopelijk trekken de andere partijen, N-VA, Open Vld, CD&V, Vooruit en Groen, daar ook hun les uit.

Ondertussen kunnen we alleen maar hopen dat iedereen er alles aan doet opdat de nachtmerrie langs de E40 zo snel mogelijk ophoudt.  Leve Europa. Слава Україні!

Help, de dokter verzuipt !

Help, de dokter verzuipt !

“Is er een dokter in de zaal ?”. Letterlijk was dat op de gemeenteraad eergisteren alvast niet het geval. Er was geen dokter, want het is alweer vele jaren geleden dat er nog eens een medicus raadslid was (dr. Sonia Schellens zetelde een tijdje voor CD&V). En er was ook geen zaal, want wegens Covid-omikron zou dat medisch (!) niet verantwoord zijn geweest. Desalniettemin stond de huisdokter wel degelijk hoog op de agenda van de gemeenteraad. Of toch de afwezigheid van die huisdokter…

Essen kampt immers met een huisartsentekort. Eigenlijk kampt heel Vlaanderen met een dergelijk tekort, maar bij ons werd het plots erg acuut wegens vertrek en pensionering van enkele huisartsen. De volledige analyse van de oorzaken van dat tekort kan ik niet maken, maar de veranderde relatieve maatschappelijke positie van meneer doktoor speelt zeker een rol. Het belangrijkste aspect is niet dat de job zoveel zwaarder is geworden, al zal er wel iets veranderd zijn : patiënten die veeleisender en mondiger geworden zijn (met hulp van dokter Google), de samenleving is diverser geworden… Zeker nu in Covidtijden „verzuipt” de dokter ongetwijfeld in het werk, maar de vraag is of dat pakweg 30 jaar geleden zoveel anders was. Anderzijds is de medische wetenschap wel gevorderd en helpt de technologie ook de arts zelf.  Ook de verloning is niet echt achteruitgegaan, natuurlijk. Maar in vergelijking met veel andere beroepen was de vooruitgang beperkter, en dat vermindert ongetwijfeld de bereidheid om altijd beschikbaar te zijn en zeer hard te werken voor wat anderen in minder zware beroepen ook kunnen verdienen. Daarmee samenhangend speelt ook de vervrouwelijking van het artsenberoep een rol – een complexe rol van oorzaken, gevolgen en correlatie zonder causaliteit.

De gelijkenis met onderwijzers en leerkrachten is daarbij opvallend. Ook de meester moest wat prestige inleveren en kreeg te maken met „lastiger klanten”, maar de verandering is toch ook vooral relatief. Was het onderwijs vroeger een uitweg voor wie uit een dorp kwam en studerend hogerop wilde raken, die rol is al enkele decennia uitgespeeld.  Zodat de intellectueel die vroeger voor de klas zou hebben gestaan nu ergens als onderzoeker werkt, bijvoorbeeld.

Maar huisarts of onderwijzer worden, is dat dan geen roeping ? Dat brengt me bij mijn derde beroep in dezelfde categorie. Pastoor is ook al een knelpuntberoep geworden. Voor minstens een deel om soortgelijke redenen.  En als de katholieke kerk niet zo koppig zou zijn, zou het beroep ook al lang veel meer vrouwen dan mannen hebben aangetrokken. Natuurlijk zijn veel beroepen ook een beetje een roeping, maar zelfs in de bijbel ontkiemt het zaad niet dat op de rotsen valt. De medische roepingen worden eerder arts-specialist, en de Heer lijkt er zich mee te hebben verzoend dat wie destijds zijn priesterkorps versterkte nu eerder maatschappelijk werker of manager zal willen worden. In elk geval dringt Hij niet sterk aan…

De geneeskunde heeft met de kerk gemeen dat de organisatie ervan zich moeilijk aan de nieuwe realiteit aanpast. Het onderwijs lijkt wat flexibeler, met alle voor- en nadelen van dien. Wellicht kan de rol van de huisarts wat worden ingeperkt, zowel administratief als (para-)medisch. Waarmee ik niet pleit voor een al te eenvoudige directe toegang tot specialisten, want dat leidt dan weer tot medische overconsumptie. Maar de arbeidsvoorwaarden moeten ook anders kunnen. Er lijkt mij meer ruimte voor huisartsen die in een vorm van loondienst werken, van 9 tot 5 (en af en toe met een wachtdienst), en die verbonden zijn aan een grotere praktijk waar alle patiënten gedeeld worden. Specialisten in ziekenhuizen kunnen misschien ook een dag per week of zo in een dergelijk systeem worden ingeschakeld. Het staat het me wel voor dat het denkproces over noodzakelijke aanpassingen eerder traag op gang komt, want deze evolutie ziet iedereen toch al wel enige jaren aankomen – het lijkt me allemaal nogal kortzichtig, al geef ik toe dat ongetwijfeld toch iets sneller gaat of zal gaan dan in het Vaticaan. Maar wellicht zie ik niet wat er gebeurt en ook niet helemaal wat er moet en kan gebeuren, en ontbreekt het mij aan voldoende kennis van zaken hierover…

Die kennis van zaken heb ik ook niet echt nodig, want de organisatie van de geneeskunde is geen gemeentelijke bevoegdheid. Mee een oplossing zoeken voor het plaatselijke huisartsentekort is dat wel. In de verkiezingscampagne van 2018 hebben wij alvast heel hard gepleit voor een huisartsenwachtpost in Essen. Jammer genoeg hebben CD&V en Vooruit bij het uitdenken en opzetten van het Zorgpunt dat de Polykliniek gaat vervangen daar onvoldoende prioriteit aan gegeven. Toegegeven, het was niet bij voorbaat zeker of het wel zou gelukt zijn, want er zou veel samenwerking en overleg noodzakelijk zijn geweest. Maar het zou voor Essen wel belangrijker zijn geweest dan het voorzien van sommige medische specialiteiten in het Zorgpunt. Wat hebben we er tenslotte aan dat we in Essen naar de cardioloog kunnen als we naar Brasschaat moeten voor de huisarts ?

(G)een groentje

(G)een groentje

De samenwerking binnen N-VA/PLE is zo hecht dat het voor de buitenwereld soms lijkt dat het eigenlijk maar om één partij gaat.  Dat komt natuurlijk ook omdat de fractie in de gemeenteraad wel degelijk één en ondeelbaar is.  Maar de twee partijen zijn wel degelijk ook gewoon allebei afzonderlijk actief.  We houden allebei bestuursvergaderingen (weliswaar wat minder frequent dan het gezamenlijk N-VA/PLE-bestuur) en ledenvergaderingen.  Dat kon het voorbije jaar natuurlijk niet fysiek, zodat er in 2020 geen N-VA-ledenvergadering was.  Maar dit weekend kon de Essense N-VA-afdeling dus wel nog eens verzamelen blazen in de Oude Pastorij.

De banden zijn wel zo sterk dat er vaak ook uitnodigingen voor elkaars vergaderingen worden gestuurd.  En zo werd het PLE-bestuur dus uitgenodigd voor de N-VA-vergadering.  Eén met een feestelijk tintje, want de nationale N-VA bestaat 20 jaar en daarbij horen niet alleen politieke evaluaties.  Een huldiging van de lokale N-VA-pionier, Bart Van Esbroeck, mocht daarbij uiteraard niet ontbreken.  Daarnaast had de vergadering ook een groen tintje – met een kleine “G” maar toch zeer uitgesproken, want milieuminister Zuhal Demir was de gastspreker.  Demir is immers zonder enige discussie de meest uitgesproken verdediger van een open en groen Vlaanderen die na Jef Tavernier op die post heeft gezeten.  En bovendien wellicht de eerste minister van milieu of energie die de strijd tegen de klimaatverandering echt ernstig neemt.  Op een pragmatische en realistische manier, met aandacht voor het (ook economische) draagvlak.  Maar onmiskenbaar.

Toegegeven, voor mij mag het nóg meer zijn.  Maar de trendbreuk was levensnoodzakelijk en is onmiskenbaar.  Dat Demir bovendien haar verhaal zeer onbevangen en toch overtuigend kan brengen, met een no-nonsense stijl waar ze zelfs haar “baas” Jan Jambon mee op het verkeerde been zette in de 3M-affaire, wist ik al veel langer dan vandaag, maar het maakt haar verhaal ook erg aangenaam om te beluisteren.  In de discussie over de gascentrales en het gebruik van kernenergie vind ik overigens dat ze -tegen Groen in- gelijk heeft : kernenergie is onmisbaar in de strijd tegen de klimaatopwarming, als we niet willen dat letterlijk het licht uitgaat – met name voor de laagste inkomensgroepen.  Natuurlijk zijn er risico’s aan kernenergie verbonden en moeten die zo veel mogelijk ingeperkt worden, inderdaad ook door oude centrales te sluiten.  Uiteraard moet er verder onderzoek gebeuren naar nog veiliger methodes om kernenergie op te wekken, en misschien valt op termijn de vergelijking tussen voor- en nadelen wel in het nadeel van de kerncentrales uit.  Ik ben niet principieel voor of tegen.  Ik zie alleen in dat het nu zonder meer het minste kwaad is.  En dat uitleggen dat die gascentrales geen probleem zijn (bijvoorbeeld via het verhandelen van emissierechten) zuiver sofisme is.

Demirs milieubeleid maakt ook duidelijk welke partij zich zo sterk aan de industriële landbouw en andere belangen heeft gebonden dat ze alleen als “anti-milieupartij” kan worden weggezet, als partij die kiest vóór de opwarming van het klimaat.  Een CD&V, want daar gaat het over, die het enerzijds nog altijd moeilijk heeft om te definiëren waar ze juist voor staat, maar anderzijds in de praktijk altijd kiest voor de belangen van de organisaties waarmee ze zich ooit heeft verbonden.  En die bovendien Demir  niet kan wegzetten als links-progressieve “naïeveling”, zoals ze dat destijds met de ministers van Groen wel kon.  Onterecht, overigens, maar het liet wel toe om te doen alsof ze ook op milieuvlak de “kerk in het midden” hield – quod non.  Het leidt tot een vaststelling die in het politieke landschap zowel Bart als Anuna De Wever (bien étonnés de se trouver ensemble) niet zou mogen ontgaan : de zogenaamde links/rechts-breuklijn is een kronkellijn die niet alleen een ethische en een economische component heeft, maar ook een ecologische, en wie het goed voorheeft met het leefmilieu en de ruimtelijke ordening in Vlaanderen, zit klaarblijkelijk een stuk beter bij N-VA dan bij de “centrumpartij” CD&V.