Archief van
Categorie: Geen categorie

Budgetcontrole

Budgetcontrole

Enige tijd geleden werd ik opgenomen in de steekproef voor de Enquête naar de Arbeidskrachten. Omdat de resultaten daarvan voor mij professioneel een belangrijk werkinstrument zijn (dat is nogal onvermijdelijk voor wie op een ministerie van werkgelegenheid ook de directie van de studies en statistieken leidt) deed ik daar met graagte aan mee. Veel tijd kroop er ook niet in. Na afloop kreeg ik de vraag of ik ook aan het Huishoudbudgetonderzoek wilde meedoen. Ook dat leek me een vorm van burgerplicht : statistieken zijn belangrijk voor onze maatschappij. Dus mocht ik onlangs gedurende veertien dagen alle inkomsten en uitgaven van mijn „huishouden” bijhouden. Dat lijkt niet zo moeilijk : een bankrekening, kassatickets en af en toe beroep doen op het geheugen lijken te volstaan. Maar dat is toch enigszins buiten de statistici gerekend. Die hebben (zeer terecht) de details nodig. Twee paprika’s gekocht ? Hoeveel wogen die ? Die plantaardige melk, was die bio ? Van soja, amandel, rijst of haver ? Van hazelnoot zegt u ? Dat staat niet in ons systeem, zoekt u gerust nog wat verder. Een brood ? Wat voor brood ? Hoeveel woog dat brood ? Koffiecapsules ? Maar hoeveel gram koffie zit daar dan in ? Ik ben eerder vaak van mijn computer naar de keuken moeten gaan. En gelukkig kan je op de website van de supermarkt vaak ook terugvinden hoeveel een product juist weegt, bijvoorbeeld. Al volstaat ook die techniek niet altijd. We kochten yoghurt ? Erg gezond. Hoeveel liter ? Op het pakje staat alleen een gewicht. Maar als de computer de inhoud wil, wie ben ik dan om tegen te spreken. Iets op internet kopen is ook al niet evident, want in welk land bevindt de winkel zich dan eigenlijk ? En Netflix kent het systeem wel, maar laat ik toevallig Amazon Prime hebben : „computer says no”.

Al na twee dagen zeiden we lachend tegen elkaar dat we beter op restaurant konden gaan : dan volstaat één bedrag voor een „maaltijd”. Ook gemengde sla kopen bleek een oplossing die groentenwegingen vermijdt. Maar natuurlijk is het niet de bedoeling om het gedrag aan de enquête aan te passen…

Invullen kan overigens ook op papier. Dat is wellicht gemakkelijker, omdat je dan de omschrijving zo kan geven als je wil en ze het bij de verwerking maar moeten uitzoeken. Maar wegens een onleesbaar geschrift en ook wel omdat het mij een betrouwbaarder systeem leek met het oog op de resultaten heb ik toch maar voor de papieren versie gekozen. Hopelijk zijn ze voldoende bruikbaar en leiden ze niet tot een al te grote afwijking wanneer de indexkorf opnieuw moet worden samengesteld, want ook daarvoor wordt deze enquête gebruikt. Een juiste meting van de inflatie blijkt de laatste maanden immers jammer genoeg van groot belang !

Mocht ik binnen een paar jaar opnieuw de vraag krijgen, ik zou wellicht wel opnieuw meedoen. Iemand moet het doen. En ik raad het dus ook iedereen aan. Maar vergeet dan toch niet om je limoenen te wegen – citroenen daarentegen komen per stuk in het systeem, maar dat ontdek je natuurlijk ook pas nadat je ze hebt gekocht…

Dagvers

Dagvers

Gedichtendag

Lees kinderen vandaag
gedichten voor
en fluister zachtjes
verzen in hun oor.

De tijd is rijp,
dus bloemlees en begin.
Niet alles wat geen nut heeft,
heeft geen zin.

Stijn De Paepe

Op de wijze van Y.S.

Waar ik ook heen reis Griekenland verwondt mij.
Op de Pilion onder kastanjebomen gleed het hemd
van de Kentaur tussen het loof en sloeg zich om mijn lijf
terwijl ik de helling besteeg en de zee mij volgde
zelf ook stijgend als kwik in een thermometer
tot wij de wateren van de berg vinden zouden.Op Santorini eilanden beroerend die verzinken
een fluit beluisterend die ergens op de puimsteen speelt
werd mijn hand aan het dolboord genageld
door een pijl plotseling afgeschoten
van de grenzen van een voorbije jeugd.In Mycene tilde ik de grote stenen op en de schatten der Atriden
en sliep met hen in hotel ‘Schone Helena van Menelaos’;
ze verdwenen pas ’s morgens toen Kassandra kraaide
met een haan die aan haar donkere hals hing.
Op Spetses op Poros en op Mykonos
ergerde ik mij aan de zeemansliedjes.

Wat willen al degenen die beweren
dat ze in Athene of in Piraeus zijn?
De een komt uit Salamina en vraagt de ander
of hij ‘van Omonia komt’. ‘Nee van Syntagma’
antwoordt die en is vergenoegd
‘Ik trof Yannis, hij bood me een ijsje aan’.
Intussen reist Griekenland
wij weten niets weten niet allen ontscheept te zijn
weten niet hoe droef de haven is na het vertrek van alle boten
we lachen hen die begrijpen uit.

Jorgos Seferis (vertaling Hans Warren en Mario Molengraaf – met enkele aanpassingen

Με τον τρόπο του Γ. Σ

Όπου και να ταξιδέψω η Ελλάδα με πληγώνει.
Στο Πήλιο μέσα στις καστανιές το πουκάμισο του Κενταύρου
γλιστρούσε μέσα στα φύλλα για να τυλιχτεί στο κορμί μου
καθώς ανέβαινα την ανηφόρα κι η θάλασσα μ’ ακολουθούσε
ανεβαίνοντας κι αυτή σαν τον υδράργυρο θερμομέτρου
ώσπου να βρούμε τα νερά του βουνού.Στη Σαντορίνη αγγίζοντας νησιά που βουλιάζαν
ακούγοντας να παίζει ένα σουραύλι κάπου στις αλαφρόπετρες
μου κάρφωσε το χέρι στην κουπαστή
μια σαΐτα τιναγμένη ξαφνικά
από τα πέρατα μιας νιότης βασιλεμένης.Στις Μυκήνες σήκωσα τις μεγάλες πέτρες και τους θησαυρούς των Ατρειδών
και πλάγιασα μαζί τους στο ξενοδοχείο της «Ωραίας Ελένης του Μενελάου»·
χάθηκαν μόνο την αυγή που λάλησε η Κασσάντρα
μ’ έναν κόκορα κρεμασμένο στο μαύρο λαιμό της.
Στις Σπέτσες στον Πόρο και στη Μύκονο
με χτίκιασαν οι βαρκαρόλες.

Τι θέλουν όλοι αυτοί που λένε
πως βρίσκουνται στην Αθήνα ή στον Πειραιά;
O ένας έρχεται από τη Σαλαμίνα και ρωτάει τον άλλο μήπως «έρχεται εξ Oμονοίας»
«Όχι έρχομαι εκ Συντάγματος» απαντά κι είν’ ευχαριστημένος
«βρήκα το Γιάννη και με κέρασε ένα παγωτό».
Στο μεταξύ η Ελλάδα ταξιδεύει
δεν ξέρουμε τίποτε δεν ξέρουμε πως είμαστε ξέμπαρκοι όλοι εμείς
δεν ξέρουμε την πίκρα του λιμανιού σαν ταξιδεύουν όλα τα καράβια·
περιγελάμε εκείνους που τη νιώθουν.

Γιώργος Σεφέρης

Een beetje Puur(s) Geluk in 2022 ?

Een beetje Puur(s) Geluk in 2022 ?

2021 was het jaar van de hoop.  Hoop dat het vaccin een einde zou maken aan de Coronapandemie, vooral.  Hoop ook dat het einde van het Trump-bewind de wereld weer wat veiliger zou maken, en het klimaatbeleid op een juister spoor zou zetten.  Hoop dat het Brexitproces kon worden afgesloten en de rust in de relatie tussen het VK en  de EU zou weerkeren.  Om er maar een paar te noemen.

Maar 2021 bleek een jaar waarvan we te veel verwachtten.  Covid bleef hoogstens enkele dagen uit het nieuws, in de zomer.  De delta- en omikronvariant zorgden enkel voor blijdschap omdat ze de aandacht op het Griekse alfabet richtten, maar ik kan het niemand kwalijk nemen dat dit wel een erg magere troost is.  De vaccins bleken heel veel te helpen om de pandemie enigszins binnen de perken te houden, maar het rijk van de vrijheid brak ng niet meteen aan.  De klimaattop in Glasgow (met Essense burgemeester) zette wel stappen vooruit, maar het had toch nog méér mogen zijn.  En het lijstje met teleurstellingen kan nog wel wat langer.

Op persoonlijk vlak was het ook geen gemakkelijk jaar voor mij, al zijn er veel mensen met veel meer redenen om te klagen.  Ik ben ook de hele pandemie nogal beu, maar ook op dat vlak moet ik eigenlijk heel tevreden zijn dat de impact in mijn omgeving eerder beperkt is gebleven.  En het jaar bracht ook  enkele leuke ontwikkelingen en momenten.  Met dank aan al wie daar een rol in speelde.

Desalniettemin lijkt het me best om niet te veel verwachten van 2022.  Wat minder pandemie, een paar stapjes in de richting van een wat koelere en betere wereld, hier en daar een duidelijke en goede beleidskeuze, een (wel alleen figuurlijk dus) nog warmer Essen, en een beetje geluk en vreugde voor al de mensen waar ik om geef.  En als ik dan dit jaar niet per ongeluk in Puurs beland terwijl ik in Antwerpen moet zijn, dan is dát alvast beter dan dit jaar.

Mocht ik dus opnieuw dezelfde foto maken dit jaar, dan hoop ik dat het is omdat op wonderbaarlijke wijze Puurs plots een doel werd.  Ik laat me graag verrassen.

Op het programma

Op het programma

Ik heb leren programmeren toen ik een jaar of elf was.  Misschien wel vooral omdat de computer die mijn vader had gekocht me mateloos fascineerde, en programmeren zowat het boeiendste was dat je daar toen mee kon doen.  Ik leerde BASIC uit een boek, en ook uit de Engelstalige handleiding die bij de computer was bijgeleverd – niet dat ik ooit Engels had geleerd, maar dat maakte niet zoveel uit blijkbaar.  BASIC was een erg flexibele en weinig formeel gestructureerde programmeertaal, die daarmee aanzette tot grote slordigheid.  Ik ben er een slordig programmeur door gebleven.  Gelukkig heb ik zo goed als altijd programma’s afgeleverd die alleen ik zelf moest begrijpen.  Maar zelfs dat bleek nadien niet altijd evident.  Zodat het bijstellen van een programma soms veel tijd vergde.  Want ik had best wel serieuze dingen gemaakt voor mijn vader, zoals een toepassing voor zijn facturatie.

In de middelbare school leerden we TurboPascal, waar ik voordien ook zelf al enkele stappen in had gezet.  Het was veel meer écht programmeren dan BASIC, maar uiteindelijk kon je er niet echt iets meer mee.  En omdat ik mijn succesvolle toepassingen nu eenmaal in die taal had ontworpen, leerde ik het niet echt goed.  Al haalde ik wel goede punten, want de opdrachten die we kregen waren niet zo moeilijk.  Aan de unief kregen we het vak programmeren in zijn meest theoretische vorm : we moesten algoritmes kunnen schrijven, maar ik herinner me niet dat we die ook echt op een computer moesten kunnen laten werken.  Een beetje zoals theoretische zwemlessen toch wel.  Heel veel deed ik er niet mee.

Pas later, toen de websites ontstonden, pakte ik de draad echt terug op.  In de mate dat HTML een programmeertaal is, leerde ik daarvan wat ik nodig had om de code aan te passen die FrontPage of andere toepassingen voor mij ontwierpen.  Ik leerde mijn plan trekken met het aanpassen van door anderen gecreëerde JavaScripts, en als ik niet vond wat ik zocht maakte ik er ook wel eentje zelf – dat dan vaak ingewikkelder was dan die gezochte, want anders had ik het wel kant-en-klaar gevonden, natuurlijk.  Maar uiteindelijk was het de combinatie PHP/MySQL die me opnieuw echt aan het “coderen” kreeg.  Dat mag nét iets slordiger dan TurboPascal, al vergeeft het je niet als je een puntkomma vergeet.  En vooral, het bleek een zeer krachtige tool om websites net iets meer te laten zijn dan een visueel uithangbord.  De site van Essen in Beeld is een product daarvan.

De meeste websites die ik ontworpen had raakten de laatste jaren stilaan “uit de mode”, bijvoorbeeld omdat ze zich niet aanpassen aan smartphones en tablets.   Dat deed eerst degenen voor wie ik ze had ontwerpen en later mijzelf overstappen naar content management systemen zoals WordPress, waarop deze site nu draait, en waarbij de PHP door het systeem zelf gemaakt wordt en goed verborgen zit, zodat er alleen uitzonderlijk nog geprogrammeerd moet worden.  Dat maakt ook dat ik altijd wat bang ben als ik aan Essen in Beeld toch iets moet veranderen, want hoe zat dat ook alweer in elkaar ? Maar de site hermaken zit er voorlopig niet in : de Heemkundige Kring plant een nieuwe website en daar wacht ik op.

Ondertussen ontdekte ik wel een andere omgeving.  Eigenlijk moet je er niet eens voor kunnen programmeren : IFTTT laat je toe om allerlei toepassingen aan elkaar te koppelen, volgens het basisprincipe “if that then that”, één van de meest zinvolle maar ook één van de meest basale programmeercommando’s .  Wil je een sms ontvangen wanneer je het licht aandoet ? Dat kan geregeld worden.  En dat is maar één van de talloze mogelijkheden.  Omdat ik in mijn huis enkele (kleine) “smart”-systemen heb, vind ik het wel leuk om daarmee wat te experimenteren – als die systemen bijvoorbeeld “scènes” of “routines” mogelijk maken, wordt het arsenaal van mogelijke koppeling meteen uitgebruid.  Maar ook wie dat niet heeft en bijvoorbeeld zijn Facebook- en Twitteraccounts aan elkaar wil linken kan IFTTT gebruiken.  Wie het allemaal nog wat meer programmeerbaar wil, kan de link maken met Apilio, en ook echte variabelen maken bijvoorbeeld.  Wat ik dus ook doe : zo bepaalt de buitentemperatuur in de namiddag mee of mijn verwarming al dan niet opgeladen wordt ’s nachts.

Of hoe het programmeerbloed toch een beetje kruipt waar het niet kan gaan.  Wat ook maakt dat ik soms net iets verder met ICT’ers of andere programmerenden kan meepraten dan ze voorzien hadden.  Zo heb ik ooit voorgesteld om een toepassing die volgens ICT weken lang ontwikkelingstijd nodig had in een dag of twee zelf te maken.  Toen bleek het plots toch niet zó moeilijk meer…

Hooglied

Hooglied

Het zal voor velen niet anders zijn : het stukje muziek dat ik het eerst en gedurende jaren ook het meest als „Grieks” identificeerde, het stukje muziek dat Griekenland belichaamt, is de „Sirtaki”.  Dat lijkt een traditionele volksdans.  Daar is het wel op gebaseerd (het gaat om een variant op de chasapiko) maar het stuk werd wel degelijk gecomponeerd.  In 1964, voor de film „Zorba de Griek”.  Zodat ook het stukje muziek soms als „de Zorba” bekend staat.  Componist : Mikis Theodorakis.

Die componeerde meer dan 1.000 stukken.  Waarmee hij de meest diverse teksten op muziek zette, zoals de gedichten van Nobelprijswinnaars Seferis en Elitis.  Tot voor een aantal jaren kende ik hem als componist vooral van naam, en van de sirtaki, maar door zijn taal te leren ontdekte ik ook veel van die muziek.  Met enkele liederen die ondertussen in mijn geheugen gegrift staan, en/of waarbij ik elke keer dat ik ze hoor een krop in de keel krijg.  Zoveel méér dan de sirtaki, al denk ik niet dat hij het erg vond dat bij sommigen alleen met dat stukje muziek wordt geïdentificeerd.  Zoals ik vandaag ergens las : Beethoven had vier noten nodig, Theodorakis twee.  Twee noten en een boezoeki, en iedereen herkent zijn muziekstuk.  En zijn land.  Faut le faire.

Theodorakis was wellicht de grootste figuur in de Griekse muziek in de 20e eeuw.  Maar hij oversteeg ook de muziek, wat mee verklaart waarom zijn overlijden binnen enkele uren tot de afkondiging van drie dagen nationale rouw door de eerste minister leidde.  Theodorakis was één van de grote symbolen van het verzet tegen de militaire dictatuur.  Hij was ook een politicus – een communist die uiteindelijk op een centrum-rechtse lijst en daarna in de regering belandde, en de controverse niet altijd schuwde.  En die desondanks de Grieken verenigde.  Een Griekse patriot, een nationalist, met een brede blik op Europa en de wereld.  Mijn favoriete lied, „Omorfi Poli (Όμορφη πόλη)”, met een tekst geschreven door zijn broer, klinkt bij Edith Piaf als „Les amants de Teruel” .  Liesbeth List zong in het Nederlands een plaat vol met zijn liederen, vooral die van de Mauthausen-cyclus, naar het gelijknamige concentratiekamp.  En waarvan de uitvoering door Maria Farantouri -met alle respect voor List- onnavolgbaar blijft.  “O Antonis (Ο Αντώνης)” uit diezelfde cyclus werd als “Watan” zowat het nationale lied van het (nu voormalige) vrije Afghanistan**.  En hij zette ook de “Canto General” van Pablo Neruda (magistraal) op muziek.

Toen we trouwden in het Essense gemeentehuis mochten we drie liedjes kiezen.  Het werden „Omorfi Poli”, „De Avond” van Boudewijn De Groot en Lennart Nijgh en „Als je trouwen wilt met mij” van List en Theodorakis.  Zelf verkoos Theodorakis „Sto perigali to krifo (Στο περιγιάλι το κρυφό) ” op tekst van Seferis, een lied dat een symbool werd van het verzet tegen de junta.  Het meest indrukwekkende werkstuk was wellicht de Axion Esti (Άξιον Εστί), met de epische (en vrij hermetische) gedichten van Elitis als basis.  Met „Ena to helidoni (Ένα Το Χελιδόνι)” en vooral „Tis dikeosinis ilie noite (Της δικαιοσύνης ήλιε νοητέ)” als hoogtepunten.  Dat laatste lied is ook zonder meer één van de nationale symbolen geworden, dat door de Grieken met respect wordt behandeld – wie als zanger ernstig genomen wil worden, moet een respectabele versie kunnen brengen.  En door ze niet op te sommen doe ik veel meesterwerken oneer aan.

Theodorakis was een groot kunstenaar met een groot maatschappelijk engagement.  Hij werd al bij leven een icoon, groter dan de mens die hij kon zijn.  Griekenland verloor vandaag een stuk van zijn ziel, maar krijgt er de herinnering en een onvergelijkbaar oeuvre voor in de plaats.

*Eerste minister Mitsotakis kondigde die rouw aan met de woorden „Η Ρωμιοσύνη σήμερα κλαίει.”. Letterlijk : „de Romeinse wereld huilt vandaag”.  Een verwijzing naar het lied dat Theodorakis vaak zélf bracht, hoewel hij geen heel groot zanger was.  Maar natuurlijk ook opmerkelijk omwille van die verwijzing naar Rome, die voor ons vreemd mag lijken.  Maar na de val van Rome bestond het (Oost-)Romeinse Rijk -als een Griekstalige, orthodox-christelijke, staat- nog tot de val van Constantinopel nog tot in 1453 verder.  En ook daarna, in het Ottomaanse Rijk (waarvan de sultan ook gewoon de titel „keizer van Rome” droeg) werden de veelal Griekstalige orthodoxe christenen ook gewoon als „Romeinen” omschreven.  Rare jongens, die Grieks-Romeinen…
**De video waarnaar ik link werd op 29 juli op YouTube geplaatst.  Een lied voor een Afghanistan dat een maand later niet meer zou bestaan, veroverd door de Taliban, in de steek gelaten door de VS en Europa.
Landschap

Landschap

Vooruit dan maar.  Enkele weken geleden dook plots het thema “politieke herverkaveling” weer op in de actualiteit.  Deze keer was het Bart De Wever die wel brood bleek te zien in een brede centrum-rechtse partij, met CD&V, al wie niet te links is in Open Vld en mogelijk enkele VB’ers die er in tegenstelling tot de meeste van hun partijgenoten fatsoenlijke denkbeelden op nahouden (het zou best kunnen dat er zo zijn).  En aan de linkerkant probeert Conner Rousseau zijn partij (die zo niet meer mag heten) te positioneren als een brede linkse verzamelbeweging, met een potentiële reikwijdte van niet-dogmatische PvdA’ers (alweer een zeldzame soort) tot de Open Vld’ers die bij De Wever niet welkom zijn.  Als ze in hun objectieve bondgenootschap zouden slagen, dan blijft Vlaanderen achter met twee grote partijen, een centrum-rechtse en een centrum-linkse, en twee extremistische franjes.

Het is niet de eerste keer dat dit soort ideeën geopperd worden.  Het voordeel zou dan de duidelijkheid zijn, want de kiezer weet waarvoor zij of hij stemt.  De bedoeling is namelijk dat er dan geen coalities meer moeten worden gevormd na de verkiezingen.  Een beetje zoals in Groot-Brittanië, waar de nieuwe eerste minister in principe de dag na de verkiezingen de zaak overneemt.  Daarbij wordt dan vergeten dat elke partij zelf een veel bredere coalitie wordt, waar onvermijdelijk een strijd tussen strekkingen ontstaat, en waarbij een kleine minderheid soms een hele partij op sleeptouw kan nemen.  Het beste voorbeeld daarvan is de kleine groep extreme anti-Europeanen in de Britse Conservatieve partij, die de hele partij al enkele decennia gijzelt.  Maar ook de “overname” van Labour door Jeremy Corbyn, een aantal jaren geleden, toont het probleem aan.  Je zal maar Bart Somers of Kristof Calvo zijn in een brede “Vooruit”, om dan te zien dat de leden Peter Mertens als voorzitter verkiezen – en voor Mertens geldt natuurlijk de andersomme redenering.  Soortgelijke voorbeelden op rechts zijn niet zo moeilijk te zoeken.  Dit soort brede partijen worden al snel een nieuwe CVP, waar alles intern tussen enkele “standen” of vleugels wordt afgewogen, en waar de kiezer dan eigenlijk nog minder te kiezen heeft dan vandaag.

Een ander probleem is natuurlijk dat de politieke stabiliteit erg afhankelijk wordt van die twee partijen : als één van beide zijn geloofwaardigheid verliest, is er een ernstig probleem.  Denk aan de Republikeinen die hun ziel verkocht hebben aan Trump, maar ook aan de neergang van veel klassieke sociaal-democratische partijen in Europa, waar niet altijd een stabiele vervanger voor klaarstaat (de Franse PS is een goed voorbeeld, of eerder ook de Italiaanse en Griekse socialistische partijen).

Uiteraard speelt in ons land ook een communautaire dimensie mee; een Franstalig tweepartijenstelsel zou als een tang op een varken van het Vlaamse passen, en een federale regering vormen zou nog moeilijker worden.  Wat wellicht één van de (legitieme) drijfveren van De Wever is.  Maar daar wil ik graag even abstractie van maken om alleen naar Vlaanderen te kijken.  En dan verkies ik al bij al het Nederlandse systeem.  In Nederland werden vorige week 17 partijen in de Tweede Kamer verkozen.  Dat maakt dat de coalitievorming even zal duren, maar elk van de partijen heeft wel een duidelijk profiel.  Wie links-liberaal wil stemmen moet er geen rechts-liberalen bijnemen, wie zeer rechts wil stemmen kon kiezen uit een economisch eerder links of een uitgesproken liberaal programma (en uit virusontkenners, die ook).  En ja, dat leidt ook wel tot wat vreemde clubjes in het parlement, maar ook bij ons raakt de occasionele rare snuiter daar wel binnen – om dan binnen een bepaalde partij de dissident te gaan uithangen, terwijl hij in Nederland gewoon de fractievoorzitter van zijn eigen clubje kan zijn.  Een zekere correctie om grotere partijen te bevoordelen (zoals die bestaat bij onze gemeenteraadsverkiezingen) vind ik nog aanvaardbaar, maar de mogelijkheid om gewoon een nieuwe partij op te richten als de andere het “rechte pad” kwijt is, vind ik een erg nuttige correctie tegenover ons systeem waar het kiesstelsel -en de partijfinanciering- de gevestigde partijen net iets te zeker maken van hun stuk, en net daardoor meer gericht op zelfbehoud bij de vólgende verkiezingen dan op het realiseren van hun programma na de vórige.

Mijn voorkeur daarvoor heeft natuurlijk ook te maken met mijn eigen ervaring.  In 2009 probeerden we met de SLP (Sociaal-Liberale Partij) voet aan de grond te krijgen.  Maar een kiesdrempel van 5% en een pers die ingesteld is op “we hebben al te veel partijen” hielden dat tegen.  Het succes van D66 in Nederland bewijst dat er wel ruimte kan zijn voor een dergelijke partij – ook al haalde die partij begin deze eeuw op een bepaald ogenblik ook maar 1,5% van de stemmen.  Met dat percentage overleef je bij ons niet.  Maar ook los van die vaststelling vind ik een parlement met 17 partijen veel gezonder én duidelijker voor de kiezer dan één met twee.  Dat neemt niet weg dat ik lossere of tijdelijke samenwerkingsverbanden wel nuttig vind, zeker op lokaal niveau, maar ook nationaal zou het me niet storen dat partijen bij sommige verkiezingen meer samen zouden optrekken.  Niet noodzakelijk met het einddoel om ook in elkaar op te gaan.

Met dit alles wil ik niet gezegd hebben dat De Wever of Rousseau niet zouden doorhebben dat er in “hun” brede partijen geen divergenties zouden zijn, dat ze niet doorhebben dat ze een grotere slagkracht zouden bekopen met een verminderde duidelijkheid en met de opkomst van interne “stromingen” die elkaar achter de schermen bekampen.  Daar zijn ze beiden te verstandig voor. Maar veel commentatoren van de Vlaamse politiek lijken niet altijd te beseffen dat de grote Vlaamse centrum-rechtse “CSU” (naar het Beierse voorbeeld)  onvermijdelijk een enerzijds-anderzijds partij zou zijn.  Wat meteen ook de niet-afwijzende reactie van CD&V-voorzitter Coens verklaart, natuurlijk.  Tegelijk -en enigszins paradoxaal- zou de tweedeling onvermijdelijk de polarisatie in de samenleving versterken (en die neemt sowieso als onrustbarend toe), zoals we die zo uitgesproken in de VS kunnen zien, waarbij zelfs een poging tot staatsgreep wordt vergoelijkt, als die voor de “goede zaak” is.  Neen, laat Vooruit maar vooral de nieuwe sp.a zijn (en snel een wat donkerder rood als partijkleur kiezen, want deze lijkt wel oranje) en laat N-VA en Open Vld maar naast elkaar bestaan.  Want zelfs de Beierse kiezer heeft de voorbije jaren begrepen dat een wat diverser parlement ook een zegen kan zijn…

Er is een vaccin ! Vanaf vandaag wordt het ook bij ons uitgedeeld. Het einde van het coronaverhaal is in zicht. De wetenschap en de farmaceutische industrie hebben zich in de voorbije maanden vierdubbel geplooid om een vaccin tegen Covid-19 te ontwikkelen. Het is nog net voor het jaareinde gelukt om de procedure helemaal te voltooien en ook formeel groen licht te krijgen. Dat was verhoopt, maar het blijft een onwaarschijnlijke prestatie, als we weten hoe lang er voor sommige ziektes aan een vaccin werd gewerkt – of nog wordt gewerkt. De omvang van de Covid-pandemie en de disruptie van onze samenleving die het heeft meegebracht verantwoorden uiteraard de gigantische inspanning, maar ook dan bleef het tot voor enkele weken of maanden afwachten of ze ook resultaat zouden opleveren.

De snelheid waarmee dit medische wonder gerealiseerd werd heeft ook het nadeel dat ze bij sommigen wantrouwen wekt – samen met de complottheorieën die de coronapandemie van bij het begin geteisterd hebben en de (levensgevaarlijke en volstrekt onverantwoorde) “anti-vaxx” beweging die al jaren actief is, mee gevoed door hier en daar een onvermijdelijke nevenwerking van elk spuitje. Dat is begrijpelijk, maar we moeten er alles aan doen om dat wantrouwen weg te nemen. Want alleen als er voldoende mensen zich laten inenten kunnen de huidige beperkingen op onze vrijheid -ter herinnering, die zijn ongezien en draconisch, hoe sterk we er ook enigszins aan gewend raken- echt worden teruggeschroefd. Dus hoop ik echt dat iedereen op haar of zijn eigen niveau probeert om mee het voortouw te nemen om mensen te overtuigen om zich te laten vaccineren. Alleen zo wordt het grootste deel van 2021 terug “normaal” !

Een kommisseke mjer of minder…

Een kommisseke mjer of minder…

Ik heb nog niets geschreven over de twee vorige gemeenteraden. Ook de Nieuwsflits is tot op vandaag nog niet verschenen. Het schrijven van die laatste Flits van het jaar is altijd een beetje een lijdensweg. Dat komt onder meer omdat op het einde van het jaar het meerjarenplan of budget op de agenda staat, en dat leent zich niet zo goed tot een opdeling in korte “flitsende” stukjes. De volgende Nieuwsflits wordt daarentegen ongetwijfeld gemakkelijker, ook al omdat ik ernaar uitkijk om “jaargang 20” te mogen schrijven. Toch wel een mijlpaal voor een elektronische nieuwsbrief !

Maar die laatste Flits van 2020 komt er onvermijdelijk toch aan deze week, dus moet ik hier ook niet alles beschrijven wat er op die twee raden gebeurd is. Ik ga er daarom één fenomeen uitpikken : er wordt de laatste tijd in onze raad vrij regelmatig een punt naar de commissie verwezen. Dat gebeurt op initiatief van meerderheid en oppositie. Wij dienen al eens een voorstel in dat expliciet een (verdere) bespreking in de commissie vraagt, de collega’s van de overzijde doen dat soms ook met voorstellen of vragen waar dat niet meteen onze bedoeling was. Maar meestal aanvaarden we die uitkomst. Omdat het vaak een betere besluitvorming oplevert, want in de commissies is een meer open bespreking mogelijk, met meer inbreng van zowel de bevoegde schepenen, externe deskundigen of belanghebbenden, de ambtenaren als de raadsleden. Zo werkt het niet altijd; soms zijn commissies een verplicht nummer, een soort generale repetitie voor het (slechte) theater dat de gemeenteraad af en toe ook wel eens is. Maar vaak werkt het wel. En -opmerkelijk genoeg- in coronatijden lijkt het zelfs beter te werken dan anders. Het lijkt erop dat we digitaal op kortere tijd meer kunnen bespreken. Er pikken ook meer raadsleden die geen commissielid zijn aan, want ook wel te maken kan hebben met het stilliggen van alle mogelijke andere tijdsbestedingen op een doordeweekse avond.

Al die vaststellingen werpen een wat ironisch licht op het verloop van de vorige gemeenteraad. Op vraag van het schepencollege werd het ene punt na het andere naar de commissie verwezen. Telkens met onze instemming. Maar die ene keer dat wij de verwijzing naar een commissie vroegen was dat voor hetzelfde college niet nodig. Het was nochtans een schoolvoorbeeld van een punt waar een rustige discussie het draagvlak had kunnen vergroten en allerlei schoonheidsfoutjes had kunnen wegwerken. Het ging over de oprichting van een Landbouwadviesraad. Daar is de voorbije maanden klaarblijkelijk hard aan gewerkt, maar er werd nooit over teruggekoppeld naar de gemeenteraad. Het voorstel dat voorlag was daardoor inventief, maar riep ook daardoor heel veel vragen op. Van de uitgangsvraag (“Waarom een afzonderlijke Landbouwadviesraad ?”) tot heel praktische vragen over de samenstelling, de financiering… waaruit bleek dat de opgestelde statuten niet helemaal waterdicht waren. De verschillen met de bestaande adviesraden werden wel even impressionistisch geduid, maar niet echt uitgesproken. En op de praktische vragen kwam ook geen sluitend antwoord. Het was dus bijna een evidentie dat de vraag voor een verwijzing naar de commissie kwam. Het verbaast mij dan ook enigszins dat de collega’s van CD&V daar een probleem in zagen. Waarom moest het punt zo nodig nu goedgekeurd worden ? Zeker toen ze doorhadden dat ze daarmee ook de eigen coalitiegenoten van sp.a aan het forceren waren. Het vertrouwen in het voorstel kan toch niet zo klein zijn dat ze vrezen dat het de commissiebespreking niet kan doorstaan ? Nu kregen wij de indruk dat er een stevige adder onder het gras moet zitten. Dat zou veel minder het geval zijn geweest als ze meteen met de commissieverwijzing hadden ingestemd.

Was het dan echt puur een kwestie van laten zien “wie er baas is” ? Dat is dan goed misgegaan, want iedereen zag aankomen dat sp.a-collega Jokke Hennekam ging instemmen met de verwijzing naar de commissie die ik voorstelde. Net omdat de prijs minimaal is : je kan sp.a niet echt een paar weken uitstel kwalijk nemen voor iets dat toch niet dringend is. Zo kwam dus een wisselmeerderheid tot stand. De eerste in deze legislatuur. Eentje van 14-11, wat de wisselmeerderheid zonder CD&V plots groter maakte dan de meerderheid mét CD&V die het meerjarenplan goedkeurde. Goed dat er toch af en toe nog eens aan de verkiezingsuitslag wordt herinnerd.

Ik heb op de raad begrepen dat collega Liesje Van Loon veel tijd en energie in de Landbouwadviesraad heeft gestoken. Voor haar vind ik het wel jammer dat het dossier nu een beetje “ontspoord” lijkt – haar schepenen en fractievoorzitter hadden moeten weten dat er géén draagvlak voor was gecreëerd binnen de raad . Maar ik hoop dat ze nu de kans grijpt om het gewoon zelf in de commissie toe te lichten.

En zo werd de bespreking over de Landbouwadviesraad plots interessanter dan die over het meerjarenplan, die ik nochtans (uiteraard) veel beter had voorbereid. Gelukkig maar, want ik begon erg vermoeid aan de gemeenteraad, omdat ik de hele dag vergaderd had over een… meerjarenplan ! Met een hoger budget dan dat van Essen, en waarbij ik voor een goedgekeurd plan instond. Die vermoeidheid leidde er even toe dat ik tijdens de raad dacht dat het eind juni was, in plaats van december. En nu lijken alle coronamaanden wel een beetje op elkaar, maar de zomer is duidelijk niet in het land. Gelukkig maar, want anders zouden de landbouwers geen tijd hebben voor adviesraden – ze zouden moeten oogsten wat ze gezaaid hebben, of hoe landbouw en politiek toch ook iets gemeen hebben…

Flaneur

Flaneur

Eén van de gevolgen van de “lockdowns” waaraan we sinds half maart periodiek worden onderworpen is uiteraard dat we minder “buiten komen”. Dat is namelijk ook expliciet de bedoeling van de maatregel. Om dat te compenseren ben ik wellicht niet de enige die een poging doet om regelmatig een wandeling te maken. Als ik een lockdowndag in Brussel doorbreng, dan leidt die mij sinds maart telkens opnieuw langs ongeveer dezelfde weg, waarmee ik op een afstand van 3 km uitkom. Ik vertrek aan het Europese hoofdkwartier van Scientology. Dat klinkt indrukwekkend, en het gebouw is dat ook best wel. Alleen is er eigenlijk zeer zelden beweging te zien, behalve dan van een televisie die de hele tijd dezelfde beelden toont, van een brandend vuur. Ik denk dat het de hel is, maar ik wil het eigenlijk niet weten. Aan de overkant van de straat is het hoofdkwartier van de MR gevestigd. Daar is af en toe wat meer beweging te zien, bijvoorbeeld als een nieuwbakken staatssecretaris (en broer van de Europese president) er zijn auto fout parkeert. Maar ik blijf aan de Scientologykant van de straat. Die leidt me langs de “voortuin” van het Justitiepaleis, sowieso het dominante gebouw van de omgeving. In die voortuin staan enkele fitnesstoestellen en er is ook een petanquebaan. In sommige fases van de lockdown hingen er linten aan de toestellen zodat ze niet konden worden gebruikt, op andere ogenblikken dan weer niet. Ik heb de logica niet goed begrepen : fitnessen in de openlucht lijkt me één van de meest coronaveilige activiteiten die ik me kan indenken. Aan de straatkant van het kleine parkje bevindt zich het monument voor de slachtoffers van het eerste Belgische schoolschip, dat klaarblijkelijk op 19 april 1906 de ondergang vond. Eén keer per jaar worden er kransen neergelegd (ik weet het niet zeker, maar ik neem aan op 19 april).

De weg vervolgt langs het Centraal Strafregister (waar ik hoop onbekend te zijn) naar het Louizakruispunt. Eens dat gepasseerd volgt de ene dure winkel de andere op. Wegens niet meteen noodzakelijk voor het overleven van de mensheid zijn ze nu allemaal dicht, de Louis Vuittons, Cartiers, Gucci’s, Delvaux… De eerste dag na de lente-lockdown stond er overigens bij Vuitton een lange rij aan te schuiven, dus voor sommige is een dure handtas toch minder misbaar dan men zou denken. De etalages in de juwelenzaken zijn leeg (zoals eigenlijk altijd als de winkel niet open is), in de kledingzaken blijven de kleren zoals ze zijn, zolang de zaak dicht is. Wat ik vreemd vind, want de etalage aanpassen kost niet zo veel tijd en mogelijk zijn er ook (online) klanten die er regelmatig passeren. Ook als niet-klant zou ik enige afwisseling kunnen waarderen. De winkelreeks wordt onderbroken door het voormalige Hiltonhotel, dat bij de overname in 2010 moet besloten hebben dat de enige naam die nog pretentieuzer klinkt dan “Hilton” kortweg “The Hotel” was. Het is gelukkig groot genoeg, want vraag anders als verdwaalde reiziger maar eens de weg naar hotel The Hotel. Verder heeft BMW hier een toonzaal, en eens ook Versace voorbij kom ik aan het kruispunt Naamsepoort. Aan de overkant bevindt zich dan Matonge, maar daar ga ik niet heen en wandel verder langs het Axagebouw, dat bestaat uit een ouder en een modern gedeelte. Ik vind het al bij al architecturaal aanvaardbaar, en dat is meer dan kan gezegd worden van enkele andere bankgebouwen aan de overkant van de straat. Al past de felle verlichting van de ING-vestiging, in flitsend oranje en groen (die kleur hebben ze wellicht nog van de BBL geërfd die hier ooit zat), misschien nog wel bij de functie van informeel skatepark dat het voorplein van het gebouw vervult.

Ik blijf aan de Axakant, waar mijn weg vervolgens naar het standbeeld van Leopold II leidt. Ik maakte dezelfde wandeling ook de dag na de “Black Lives Matter”-betoging, en het standbeeld stond er toe ongeschonden bij. Opvallend, want de ruiten van enkele luxewinkels op mijn route waren wel gesneuveld, waar wellicht minder betogers spontaan waren voorbijgekomen dan aan dit beeld. Enkele dagen nadien werd het beeld wel beklad. Een tijd lang was er een cyclus van bekladding en reiniging, maar de protesterenden hielden het minder lang vol dan de stadsdiensten. Zodat het beeld er alweer onaangeroerd bijstaat. Met als enige opschrift “Leopoldo II Regi Belgorum 1865-1909 Patria Memor”. Niets geen toelichting bij ’s mans wandaden, hier zo vlak bij het familieverblijf van zijn opvolgers. Langs de zijkant van het Academiënpaleis (wie herinnert zich nog dat premier Verhofstadt zijn kantoor hier wilde vestigen, in plaats van in de Wetstraat 16) en de achterkant van het Koninklijk Paleis maak ik rechtsomkeer, om langs alweer de achterzijde van het Axagebouw in de Naamsestraat te belanden. Een straat met een pittige helling, waar desondanks relatief veel fietsers doorheen rijden, vooral veel fietskoeriers van Deliveroo, UberEats en andere TakeAways. Aan wie in Brussel een maaltijd bestelt die de levering onvermijdelijk langs hier stuurt, zou misschien verplicht een “Naamsestraattoeslag” moeten worden opgelegd – en moet alleszins een paar minuten extra tellen. De winkels in de Naamsestraat zijn van het net iets minder dure type, maar ik laat de straat desondanks snel voor wat ze is om de Karmelietenstraat in te draaien. Aan mijn linkerkant kom ik dan voorbij de Griekse ambassade. Niet zo lang geleden gidste ik een zichtbaar gedesoriënteerd Grieks koppel vanuit de metro naar hier. Onderweg hadden we het even over de Belgische kolonisering van Congo. Interessant thema, maar ik verbaas me er nog altijd over dat ze me niet gevraagd hebben waar ik de kennis van hun moedertaal vandaan had gehaald. Aan de rechterkant van de straat bevindt zich de FOD Buitenlandse Zaken, waarnaar ik toen overigens op weg was. Een gebouw waar ik normaal regelmatig voor een vergadering heen moet, maar dat is dus ondertussen ook alweer van februari geleden.

Ik stel vervolgens vast dat de vlaggen aan de Prins Albertkazerne al maanden lang aan vernieuwing toe zijn en daal de trap af die min of meer doorheen de FOD-gebouwen loopt. Zo kom ik uit in de Regentschapstraat, tegenover de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Zavelkerk. Maar ik laat de “Sablon” voor wat ze is, en ga richting Justitiepaleis. De weg leidt me eerst langs het parkje met de standbeelden van de graven van Egmont en Hoorn. Dat is al sinds half maart voor het publiek afgesloten. Jammer, want het is een klein maar mooi parkje. Ik zie bovendien ook niet in waarom de betrokken graven nog tegen Covid zouden moeten worden beschermd, gezien ze van brons zijn en bovendien wegens onthoofding geen virussen meer van hun neus of mond in hun longen kunnen krijgen. Maar ik zie wellicht iets over het hoofd. Zonder dus in het park te verwijlen om over de wandaden van de Spaanse vorsten te mijmeren vervolg ik mijn weg langs het Koninklijk Conservatorium en dan langs de Grote Synagoge van Brussel. Waarvan ik tot in maart niet wist dat die zich hier bevond, en het nochtans grote gebouw zou me architecturaal wellicht ook nooit zijn opgevallen. Bij gelegenheid zou ik er wel eens binnen willen gaan, maar zoals dat jammer genoeg met synagoges gaat is het wellicht alleen mits een strikte veiligheidsprocedure toegankelijk. Aan de overkant bevindt zich het hoofdkwartier van de Benelux. Een organisatie die er terecht prat op gaat dat ze voorloper was van de Europese Unie. En bij elke verdere integratie van die Unie dan ook alsmaar meer overbodig is geworden, vrees ik. Maar niemand heeft dat tot op heden formeel durven vaststellen.

Ik kom aan het Poelaertplein, genoemd naar de “Skieven Architek” Joseph Poelaert. Soms ga ik er even van het uitzicht over Brussel genieten, maar meestal steek ik meteen over naar het Justitiepaleis, de reden waarom Poelaert zijn bijnaam kreeg. Het gebouw is al zo lang in restauratie dat de stellingen errond ondertussen méé als monument zouden kunnen worden geklasseerd – een paar jaar geleden moesten ze trouwens ook zelf al gerestaureerd worden. Een gruwelijk lelijk pompeus gebouw. Eigenlijk kunnen de beelden van Leopold II ook om die reden overal weg : zijn “suikertaart” is sowieso voor altijd een schandvlek voor de stad. Al zou ik ook hier wel eens binnen willen gaan – wie zou ik een proces kunnen aandoen ? Op mijn wandeling ga ik er langsheen, en ga vervolgens een klein stukje door de Marollen, de oude volkswijk van Brussel. Het is ook het enige stukje van mijn tripje waar enig onveiligheidsgevoel soms de kop op steekt – en waar, zoals dat in Brussel past, dus ook nooit een patrouillewagen van de politie kan worden opgemerkt, dit in tegenstelling tot het Louizakruispunt dat hier hoop en al enkele tientallen meters vandaag ligt. Maar voor ik me al die vragen kan stellen ben ik terug bij mijn vertrekpunt aanbeland. Tijd om mezelf te ontmaskeren.

Foto 22 mei 2020