Archief van
Categorie: Geen categorie

Rollenspel

Rollenspel

Op 13 oktober was het duidelijk dat we met N-VA/PLE aan zet waren. Er zijn gesprekken met alle partijen gevoerd, en vorige week heeft dat geleid tot de afspraak met Vooruit om de komende zes jaar samen Essen te besturen. Ik ga niet verbergen dat ik erg tevreden ben met die keuze, het was de uitkomst waar ik vooraf op had gehoopt. Wat niet wegneemt dat ik het goed vind dat we een coalitie met cd&v ook een eerlijke kans hebben gegeven, en dat ik de constructieve opstelling van die partij bij de besprekingen waardeer. Maar een meerderheid van N-VA/PLE en Vooruit was om veel redenen logischer en kwam dus ook uit de bus.

Daarna moesten binnen N-VA/PLE de rollen worden verdeeld. Nogal wat mensen spraken mij aan met de hoop dat ik dan schepen dan zou worden. Met dank aan iedereen voor het vertrouwen. Ik heb nooit geantwoord, omdat ik het proces niet wilde verstoren. Maar ik wil er wel duidelijk over zijn : ik heb me geen kandidaat gesteld voor een schepenambt. Daar zijn veel redenen voor. Eén van de belangrijkste is dat we binnen N-VA/PLE terecht hebben afgesproken dat schepenen halftijds beschikbaar moeten zijn voor hun mandaat. Ik kan op dit moment mijn professionele loopbaan daar niet naar herschikken. Maar er zijn nog redenen voor. Het belangrijkste mandaat in de gemeente is dat van gemeenteraadslid. Het is de enige opdracht die rechtstreeks van de kiezer komt. Ik heb de gemeenteraad ook nooit beschouwd als “wachtkamer voor het schepencollege” – zoals het parlement ook niet de wachtkamer voor de regering mag zijn. Ik ben er dan ook trots op dat ik opnieuw de grootste fractie in de gemeenteraad mag voorzitten. Ik ben ook blij dat Dirk Smout die raad gaat voorzitten, als één van de meest ervaren raadsleden, en als iemand die ook niet van het belang van de gemeenteraad moet worden overtuigd.

Natuurlijk ben ik ook heel blij met de nieuwe burgemeester onze nieuwe schepenen, en trots dat ik hen mee op weg heb geholpen in de Essense gemeentepolitiek en hen mee heb ondersteund. Met Geert Vandekeybus, Robin Jacobs, Joris Brosens en Katrien Somers -en ook de twee Vooruitschepenen- gaat het nieuwe college heel hard aanvoelen als “mijn college”. Dat betekent ook wel dat ik er grote verwachtingen van heb, natuurlijk. Maar ik heb er vertrouwen in dat ze dat goed gaan doen.

Het is volbracht

Het is volbracht

Het Belgisch Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie zit erop. Volgens de meeste binnen- en buitenlandse commentaren werd het een succes. Dat lag aan de timing : België kreeg de voorzittershamer net vóór de Europese verkiezingen, en dat is nu eenmaal het ideale moment om dossiers te sluiten die al enige tijd aanslepen. De Europese parlementsleden ronden hun werk graag af, of ze nu hopen terug te komen of niet. En wie Europese verkiezingen zegt, zegt ook een nieuwe Europese Commissie, en die kan altijd beslissen om een voorstel in te trekken of te herzien. Tenzij het afgerond is.

Maar er is natuurlijk meer dan geluk met de timing : je moet het ook effectief waarmaken. Ook daarin bleken we goed. Een combinatie van ervaring, gezonde ambitie en hier en daar een beetje geluk dat de politieke kaarten juist vielen. Naast dossiers afronden had het Belgisch Voorzitterschap nog een tweede doel : de agenda voor de komende jaren voorbereiden. Ook dat lijkt behoorlijk gelukt, al moet je dan nog maar afwachten wat er nadien mee gebeurt.

Ook op mijn domein, werkgelegenheid en sociaal beleid, hebben we op die twee aspecten ingezet : dossiers afronden en de verdere agenda voorbereiden. Eigenlijk was vooral het tweede mijn domein. Ik was sterk betrokken bij de organisatie van de informele raad van ministers van werk en sociale zaken in Namen in januari – en mijn poging om het nemen van een groepsfoto tijdelijk te verhinderen lukte dan wel maar half – ze haalde wel de Financial Times. De discussies in Namen waren een belangrijke stap op weg naar de Verklaring van La Hulpe, en ook in die verklaring en de bijhorende conferentie heb ik veel tijd gestoken. Het heeft wel iets om een tekst die op je pc begon uiteindelijk en na behoorlijk wat versies te hebben gekend te zien ondertekenen door de Europese politieke en socio-economische leiders.

Daarnaast heb ik meegewerkt aan de discussienota’s voor de formele ministerraden. Daarvan werd er ook één bij een ontbijt geserveerd, en één bij een lunch. Ze leverden alleszins voor mij interessante debatten op, ook al is discussiëren met in de ene hand een croissant en in de andere een nota niet voor iedereen zo eenvoudig.

Eén van onze prioriteiten we eerlijke en efficiënte mobiliteit op de Europese arbeidsmarkt, en dat in relatie tot de evaluatie van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA). Als voorzitter van de raad van bestuur van ELA uiteraard een belangrijk thema voor mij. We organiseerden een conferentie en schreven een rapport, dat erg goed onthaald werd. We werkten daarvoor als ambtenaren van verschillende overheidsdiensten samen, en hoewel we feedback kregen van enkele academici deden we het gewoon zelf, zonder studiebureaus of consultants. Best iets om trots op te zijn – ook de Europese Commissie werkt nu aan een soortgelijk rapport, maar zijn besteedden het wél uit…

De laatste loodjes van het Voorzitterschap brachten mij in juni naar Genève, voor de Internationale Arbeidsconferentie. De EU-voorzitter spreekt op dat wereldwijde, tripartite forum (met overheden, vakbonden en werkgevers) namens de EU en de EU-Lidstaten, en dat vraagt heel wat voorbereidend werk en coördinatie ter plaatse. Met werkdagen die vaak om 8u ’s morgens beginnen en al eens laat op de avond eindigen – met in het comité waar ik aan deelnam op het einde een nachtzitting tot 2u30. Met een voor de EU cruciale discussie rond 1u – ook dan moet je dus proberen scherp te blijven en je standpunt duidelijk te maken. Voor de volledigheid : we haalden in die nachtelijke uren enkele voor ons cruciale amendementen binnen – en ook een komma, die we belangrijk vonden (het duurde even eer iedereen wist waarom). Ik was niet voor het eerst op de conferentie en had er al eerder in andere hoedanigheden mee vergaderd, maar uiteraard niet in de rol van EU-voorzitter. Ik ben er vooral trots op dat we een mooie ploeg konden samenstellen om voluit voor die rol te gaan.

Het waren zes boeiende, maar drukke maanden. Met ook de nodige absurde momenten – ik ben even “hoofd protocol” van de Belgische ministers geweest, en heb me namens ons land bij een buitenlandse minister verontschuldigd voor iets dat de ambtenaren van dat land zelf fout hadden gedaan en dat die minister ook gewoon snel had kunnen rechtzetten. En we hebben ons het hoofd gebroken -en weten het nu nog niet- om te achterhalen wie in een bepaald EU-land eigenlijk echt besliste over een bepaald dossier. Ook dat is soms diplomatie…

Lopen over eieren of lopen over water ?

Lopen over eieren of lopen over water ?

Het was een bijzondere gemeenteraad vorige dinsdag. De eerste zonder Bob, en daardoor ook met Katrien opnieuw in de raad. Maar de raad werd ook om andere redenen speciaal. Ik begreep het al toen ik uit de trein stapte en een reeks tractors van Hoek naar Essen reden. Eentje met een zwarte vlag stopte netjes om mij over te laten steken – al goed, want ik was gehaast om me naar het gemeentehuis te begeven. De tractor had nog wat meer tijd, maar de bestemming was dezelfde : het Heuvelplein werd het toneel van een heus boerenprotest. Waar naar verluidt niet alleen Essense boeren, maar ook collega’s uit de omgeving op af zijn gekomen.

Eerst woonden ze de gemeenteraad bij, tot en met de bespreking van het beleidsplan ruimte.  Ik ben eerlijk gezegd bijzonder opgelucht dat dat plan goedgekeurd geraakte : de schade die de voorganger, het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, heeft aangericht is moeilijk te overschatten. Met het nieuwe plan is er een kader dat tenminste toelaat om te proberen het plattelandskarakter van Essen opnieuw te versterken.

Jammer dat de aanwezige landbouwers dat zo niet zagen. Ik denk dat iedereen begreep dat hun protest eigenlijk ook maar in beperkte mate tegen het plan gericht was. Ze focusten op de “valleilandschappen”, die dan maar snel door CD&V werden omgedoopt door “beekdallandschappen” waar wat meer water zal moeten worden opgevangen en daardoor mogelijk de aard van de landbouw zal veranderen. Dat is iets heel anders dan “landbouwgrond afpakken” zoals het door sommigen werd voorgesteld. Maar het protest kaderde vooral in een algemene ontevredenheid van “de boeren”. Die begrijpelijk is, maar ook mee gedreven wordt door een ander belang dan dat van de individuele landbouwer die terecht voor de toekomst vreest, en waar niet echt een economisch en ecologisch leefbaar landbouwmodel achter steekt. Ik ben als volgt tussengekomen in het debat :

We hebben met N-VA/PLE de voorlopige vaststelling van dit beleidsplan goedgekeurd en we gaan dat nu ook met de definitieve vaststelling doen. Dat stond in geen geval vast bij het begin van het lange proces in 2019, en we zijn bij elke stap kritisch blijven toekijken. Dat we vandaag toch ja zullen stemmen is de verdienste van de schepen en de diensten, van de Gecoro ook, maar zeker ook van het studiebureau Omgeving dat zonder meer uitstekend werk heeft afgeleverd.

We staan achter de grote keuzes die zijn gemaakt en de evenwichten die werden gevonden, maar dat betekent niet dat we alles even goed vinden. We hebben wat bedenkingen bij de aanpassingen die op het laatst zijn gebeurd. Het minder scherp maken van de bepalingen over wat “status quo” betekent lijkt ons toch iets te veel op maat van inventieve projectontwikkelaars te zijn gebeurd. En de vervanging van “vallei” door “beekdal” is ongetwijfeld een grote overwinning voor de landbouwschepen, maar volgens het woordenboek zijn een dal en een vallei hetzelfde. Mogelijk moet een geoloog het hier eens komen uitleggen.

Het ziet ernaar uit dat het beekdaltruukje ook de bezwaren vanuit de landbouw niet wegneemt.  Uiteraard begrijpen we dat. Het is moeilijk om in een plan als dit mee te gaan voor wie onvoldoende bij het proces is betrokken. De bezwaren vanuit de landbouw, en ook een aantal van de andere bezwaren die werden ingediend, tonen vooral aan dat dit college “horen” en  “luisteren” al te vaak door elkaar haalt  – en dat zijn ook volgens het woordenboek geen synoniemen. Mensen om hun mening vragen creëert nog geen draagvlak. Begrip opbrengen en vervolgens constructief in dialoog gaan is iets anders dan een formeel proces opzetten, of dat nu online is of met hoorzittingen. En iedereen de kans geven om iets te zeggen is iets anders dan adviesraden te respecteren in hun rol en hen op tijd en oprecht bij het beleid te betrekken en ze zo tot co-producent van dat beleid te maken. Het is wel heel ironisch dat dit college de Landbouwadviesraad heeft opgericht en die vervolgens niet actief bij dit verhaal betrekt, maar de landbouwers kunnen gerust zijn : hun raad wordt door dit college even stiefmoederlijk behandeld als  de cultuurraad, de jeugdraad of de raad voor lokale economie.

Het heeft overigens geen zin om nu met één groep nog in één richting te gaan bijsturen : wat er aan de ene kant zo bijkomt gaat er aan de andere kant terug af. Het draagvlak had er beter vooraf geweest, maar het zal nu na de goedkeuring van het plan moeten worden uitgebouwd, en als grootste partij vandaag en als beleidspartij morgen willen wij ons daar alvast voor engageren. Het uitgangspunt is uiteindelijk helder : als we het plattelandskarakter van Essen veilig willen stellen moet het versterken van de natuur samen gaan met kansen voor de landbouw. Vanuit die overtuiging beginnen we in december van dit jaar vanuit een college met N-VA/PLE met een dialoog, op basis van dit beleidsplan. En we beginnen ook meteen met een plan voor de hele waterhuishouding van deze gemeente, met de landbouwadviesraad en de MINA-raad en vele anderen.  Valleien, beekdalen, riolen, grachten… het hangt allemaal samen en deze dagen loopt het allemaal over. Dat is dus een topprioriteit, toch voor de toekomstige bestuurders op deze banken.

Onze belangrijkste kritiek op dit plan tenslotte is vooral een reden om vandaag vóór te stemmen. Er had hier minstens zes jaar eerder een beleidsplan ruimte moeten liggen. Dat zo lang gewacht is heeft het uitzicht van onze gemeente met name in de dorpskernen geen goed gedaan, en dat is een zware verantwoordelijkheid.

Ik hoop dat ik daar mee de weg voor een dialoog heb geopend, want daar heeft iedereen belang bij. Nadat het beleidsplan werd goedgekeurd verlieten de landbouwers de zaal, om het protest op het Heuvelplein verder te zetten. Dat ze vervolgens beslisten om de ramen van het gemeentehuis met eieren te besmeuren is jammer, ook wel omdat het protest verder best beleefd en netjes verliep. Vandalisme, zelfs als het afwasbaar is, valt nooit goed te praten. Intimidatie, zelfs met broze eieren tegen stevige ruiten, ook niet. Maar eigenlijk was het vooral jammer omdat ze het vervolg van de raad niet bijwoonden. Het ging daarna immers over de wateroverlast die onze gemeente teistert. Zoals ik zelf al had benadrukt bleek ook uit de toelichting van Brigitte Quick en Helmut Jaspers dat alles samenhangt en dat er een waterbeleid voor de hele gemeente nodig is. Dat de beekvalleien daarbij een rol te spelen hebben, en dus de landbouwers die er het landschap mee beheren, lijkt me ook vrij evident.

Ook vanuit het ondergelopen Woonbos zaten er behoorlijk wat mensen in het publiek. Eigenlijk hadden zij ook het gesprek met de landbouw kunnen voeren : hoe houden we Essen ook in tijden van klimaatverandering leefbaar ? Ik ben ervan overtuigd dat het beleidsplan ruimte daarvoor een eerste stap is, en hoop dat we met vele samen nog vele stappen kunnen zetten.

Gedichtendag 2023

Gedichtendag 2023

Verder

Als verdergaan onmogelijk lijkt, kies dan één enkel
verdergaan, één heerlijke

hardnekkigheid, desnoods om drie uur elke nacht spuitwater
horen stukknappende bellen, een soort sterrenluisteren

in plaats van sterrenkijken. Als verdergaan onmogelijk
is, kies dan één teruggaan naar een toen dat alle ooits

die je beloofd waren plots nu werden, misschien wel naar
die ochtend dat ambitie och, wat willen groeien met

je was als grauwe schimmel doorheen
brood.

Ruth Lasters

 

Bij Noordwijk zwom een nat konijn
te midden van een school tonijn
‘Tja, sprak het beest,’dat komt er van
als men de ta niet zeggen tan’.

Kees Stip

Nu de dagen weer langer worden

Nu de dagen weer langer worden

Voor wie in Oekraïne niet zal opgeven tot het hele land terug vrij is
Voor wie in Iran de hoofddoek afgooit voor vrouwen, leven en vrijheid
Voor de vrouwen en meisjes van Afghanistan die naar school willen
Voor de scholieren in de VS die naar school gaan met de vrees om doodgeschoten te worden
Voor de bouwvakkers die de stadions in Qatar rechtzetten
Voor wie wegvlucht uit Syrië of elders waar het leven onmogelijk is geworden
Voor wie daar niet weg kan of niet weg wil
Voor wie ver van huis werkt of werk zoekt, soms in moeilijke omstandigheden
Voor wie al die mensen helpt, hier en elders, tegen wil en dank soms
Voor wie in moeilijke omstandigheden toch opkomt voor een betere wereld
Voor wie het alsmaar moeilijker heeft om de eindjes aan elkaar te knopen
Voor wie geliefden of vrienden moet missen
Voor al voor wie de zon even niet schijnt of achter dikke wolken zit
Voor wie ernstig ziek is

Voor hen steken we lichtjes aan in de Kerstboom
Voor hen herdenken we de geboorte van een kind op de vlucht in het Midden-Oosten
En wensen we elkaar vrede op Aarde toe

Voor hen gaan we er alles aan doen om van 2023 een beter jaar te maken

Καὶ τοῦτο ὑμῖν τὸ σημεῖον·
εὑρήσετε βρέφος ἐσπαργανωμένον, κείμενον ἐν τῇ φάτνῃ

En dit zal u het teken zijn:
Gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe

(Lukas 2:12)

Fox populi

Fox populi

Na de (goede) vergadering van de vzw Kobie besloot ik om alvast naar Brussel te gaan, waar ik ’s anderendaags ’s morgens op tijd moest zijn.  Ondanks pogingen van de NMBS om verwarring te zaaien in het station van Essen raakte ik daar ook.  Rond half twaalf liep ik dan ook door Sint-Joost-ten-Node, overigens zoals de kleinste (qua oppervlakte) als de armste (qua belastbaar inkomen) gemeente van België.  Waar een dier mijn pad kruiste.  Mijn biologisch niet erg getraind brein dacht even aan een grote kat, en vervolgens aan een kleine hond.  Maar de staart bracht me na een halve seconde alsnog op het goede spoor : het bleek om een vos te gaan.  Wat mij toch enigszins verbaasde.  Ik associeerde dat dier immers met bossen en desnoods het platteland, alwaar al eens een kip wordt geroofd.  Al denk ik eigenlijk niet dat ik er ooit echt één heb waargenomen.  Alleszins niet van zo dichtbij.  Maar Google leerde me al snel dat de vossen ook de weg naar onze steden hebben gevonden.  Blijkbaar is dat mede het gevolg van de vergroening van de steden, al denk ik niet dat de vos Sint-Joost verkiest op grond van de aanwezige groene ruimte (de Kruidtuin niet te na gesproken).  En wellicht loopt het dier hier al langer rond, zoals het Vossenplein in de Marollen lijkt te suggereren.

Dat levert me toch een wat dubbel gevoel op : bewondering voor het aanpassingsvermogen van de vossen – die dan toch iets van het opportunistische karakter blijken te hebben dat hen in de sprookjes en legenden wordt toegeschreven.  Maar ook een stukje weemoed over het toch meer gepaste territorium -het bos- dat we hen grotendeels ontnomen hebben.

Le plat pays, μην τη κλαις

Le plat pays, μην τη κλαις

Onze vierde huwelijksverjaardag vierden we het voorbije weekend met een dubbele portie cultuur – en een enkele portie gastronomie.  In het Concertgebouw in Brugge traden op 11 november zowel Filip Jordens als Maria Farantouri op.  Jordens uiteraard met de muziek van Jacques Brel, Farantouri met liederen van Mikis Theodorakis.  We zagen twee uitstekende concerten.

Zoals mijn broer die hem eerder zag het had gezegd is Jordens het dichtst dat je op Aarde bij Brel kan raken.  Hij brengt de liederen zoals ze ook in mijn geheugen gegrift staan.  Ik heb altijd van Brel gehouden – bij mijn tweede bezoek aan Parijs, met de middelbare school, kocht ik een CD van hem – de tekst van Le Plat Pays kende ik toen ook uit het hoofd, wat op een examen Frans wel eens goed uitkwam.  Het viel me wel op dat de emoties op een podium veel sterker overkomen dan alleen de muziek ze kan meegeven.  Dat komt uiteraard ook door de grote theatraliteit van Brel/Jordens.  Maar een lied als „les vieux” dat ik altijd redelijk mild vond klinken werd veel bijtender en cynischer.  Ongetwijfeld zoals le Grand Jacques het had bedoeld.

Toen ik in de Griekse les aanhaalde dat ik naar Farantouri was geweest, was het antwoord „leeft die nog ?”.  Ze is wat op jaren, maar haar stem is nog even indrukwekkend als altijd.  Van een belangrijk deel van het repertoire van Theodorakis is haar uitvoering de standaard, en dat was zeer merkbaar.  Bovendien werd ze omringd door uitstekende muzikanten, waaronder een boezoekispeler die zelf ook enkele liederen bracht.  Dat deed hij uitstekend (met een indrukwekkende Φτωχογειτονιά) en zo gunde hij de zangeres ook een adempauze.  Dat mocht ook wel tijdens een concert dat bijna twee uur duurde.  Farantouri miste de laatste regel van haar tweede bisnummer, en net die misser onderlijnde de perfectie van de rest van haar optreden.

Na ons culinaire intermezzo (waarbij we eveneens voor ervaring kozen) trokken we naar Antwerpen en vonden we de weg naar het vernieuwde KMSKA.  Ik denk niet dat ik daar voordien ooit was geweest, maar ik zou er ook mijn hand niet voor in het vuur durven steken (schoolreizen leidden al eens naar Antwerpen, meer dan naar Parijs alleszins).  Het museum is absoluut de moeite waard.  Soms zelfs iets te veel; in sommige zalen hangen meer werken dan de bezoeker aankan.  Met Rubens, Ensor, Van Der Weyden, Jordaens… is vooral de kunst van eigen bodem zeer sterk vertegenwoordigd, maar dat volstaat uiteraard om toch een museum op wereldniveau uit te bouwen.  Een revelatie bleek voor mij Rik Wouters.  Niet dat ik die niet kende, maar de vele werken in het KMSKA toonden een completer en boeiender kunstenaar dan ik in mijn gedachten had.

We genoten van het weekend.  Een minpunt ? De NMBS uiteraard, die er niet in slaagt om iemand gewoon volgens het boekje van A naar B te brengen – en ook al niet van B(rugge) naar A(ntwerpen). Waardoor we veel tijd en het begin van het optreden van Jordens verloren zagen gaan.  Brel vergat onze spoorwegen te vermelden in zijn Plat Pays (”avec des trains si lents qu’il faut les éviter”) en Farantouri besloot wijselijk om het lied „De trein vertrekt om 8 uur” (Το τρένο φεύγει στις οχτώ) achterwege te laten : een lied met een exact vertrekuur past niet in ons land.  Zelfs op de (ene) Delvaux in het KMSKA stond geen trein.  Spoorloos.

Zevenklapper

Zevenklapper

Zeven talen in zeven dagen.  Dat is de titel van het nieuwe boek van de Nederlandse taaljournalist Gaston Dorren.  Het belooft dat je -als Nederlandstalige met een basiskennis van het Engels, het Duits en het Frans- in zeven dagen zeven talen kan leren lezen : Fries, Deens/Noors/Zweeds en Italiaans/Spaans/Portugees.  Ik heb het boek gekocht omdat ik enkele andere boeken van Dorren gelezen heb, over taal, en die vond ik goed geschreven en interessant.  En ook wel omdat ik het uitgangspunt geloof en tegelijk toch nog intrigerend vond : ik wist natuurlijk wel dat je vaak van een Deense of Spaanse tekst wel iets kan maken als je je bestaande taalkennis toepast.  Maar het leek me interessant om dat basisconcept echt uitgewerkt te zien, en ik vroeg me ook af hoe gemakkelijk of moeilijk het precies zou zijn.

Ik heb het boek uitgelezen, maar niet zoals dat zou moeten.  Ik heb niet echt gestudeerd, en ook niet geoefend.  Ik heb er daardoor niet de “vereiste” 56 uur (7 dagen van 8 uur) ingestoken.  Daardoor heb ik nu wel een idee, maar beoordelen of het echt goed werkt, weet ik niet.  Ik heb wel veel interessante dingen gelezen over de zeven betrokken talen, en uiteraard een aantal zaken opgestoken die me gaan helpen wanneer ik de volgende keer probeer om een Italiaanse of Zweedse tekst te doorgronden. Of om te begrijpen waar een Spaanse of Italiaanse spreker het over heeft, want bij duidelijk en “officieel” taalgebruik (op een conferentie of zo) werkt het wat mij betreft in die talen ook voor de gesproken taal redelijk goed.  In het Portugees of Deens moet je daar dan weer niet aan denken.

Het boek probeert echt zo veel mogelijk te puren uit de taalkennis die veel Nederlandstaligen al hebben, en focust daarbij op patronen waarmee verbanden tussen talen kunnen worden gelegd.  Dat doet het taalonderwijs naar mijn aanvoelen veel te weinig : kapitaliseren op wat degene die de taal leert al weet.  Zo ben ik nog steeds de leraar Frans dankbaar die in één van zijn eerste lessen tussendoor uitlegde dat een accent circonflexe vaak staat op een plek waar in andere talen een s stond.  Wie weet wat een “venster” is, zal zo toch eenvoudiger begrijpen wat “fenêtre” betekent.  Dat helpt.  En dat een Nederlandse v vaak overeenkomt met een Engelse f is informatie die mensen die één van beide talen leren en de andere kennen kan helpen, maar die ik voor wat het Engels betreft, en mijn vraag voor het Nederlands, nooit in de les te horen kregen.

Het is met dat soort informatie, met een zo vereenvoudigd mogelijke grammatica en met allerlei wetenschappelijk verantwoorde of net uiterst praktische tips en tricks dat Dorren probeert om de lezer in één ruk zeven talen aan te leren.  Zoals hij zelf stelt had hij er ook nog het Afrikaans en het Catalaans bij kunnen nemen, maar veel andere talen kwamen niet meer in aanmerking – tenminste als je de grens tussen taal en dialect trekt waar dat meestal gebeurt.  Buiten de Germaanse en Romaanse talen zijn er sowieso geen die in aanmerking komen, en binnen die groep zijn Roemeens of IJslands wellicht te hoog gegrepen.  Maar zeven is al een mooi getal, uiteraard.  Wie het wil proberen, of gewoon een interessant boek over taal wil lezen, kan dus hier terecht.

Terug in de tijd

Terug in de tijd

Bokrijk.  Het moet zo’n jaar of 40 geleden zijn dat ik het openluchtmuseum nog had bezocht.  En mijn vrouw was zelfs nog nooit in (de Vlaamse kant van) Limburg geweest.  Dus boekten we een weekendje Hasselt met een bezoek aan Bokrijk.  De huisjes die er stonden beantwoordden aan mijn verwachtingen, al bleek het stuk “Haspengouw” in restauratie.  De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat het uiteindelijk toch vooral de Kempen zijn die het best in beeld worden gebracht in het domein – en dat zeg ik niet alleen als Kempenaar.  Met name Oost- en West-Vlaanderen komen er daarentegen redelijk bekaaid vanaf – voor wie een volledig beeld van Vlaanderen wil zoals het er pakweg 100 à 150 jaar geleden uitzag volstaat Bokrijk dus eigenlijk niet.  Dat neemt niet weg dat het een prachtig domein blijft.  Ik was eigenlijk vooral onder de indruk van de (moes)tuinen, de planten en de dieren.  Er moet ongelooflijk veel werk kruipen in het onderhouden van al die flora en fauna, maar die maakt natuurlijk – samen met allerlei activiteiten en ambachten – dat het domein blijft leven.  Alleszins een bezoek meer dan waard, en best iets frequenter dan om de 40 jaar.

De rest van het weekend brachten we dus in Hasselt door.  Ook daar was ik eigenlijk nog nooit echt lang geweest.  Het imago van zeer gezellige stad werd alleszins bevestigd, al droeg het zonnige weer daar ongetwijfeld ook veel aan bij.  En het zeer verkeersvrije centrum, waar veel andere plekken in Vlaanderen nog iets van kunnen leren.