Archief van
Categorie: Buitenland algemeen

Los de vergelijking op

Los de vergelijking op

Ik kom vaak en graag in Salamina, het Griekse eiland waar mijn vrouw van afkomstig is. Uiteraard is er ook daar een gemeentebestuur. En dan vergelijk je wel eens. Alleszins zijn de resultaten in Essen veel beter dan daar. De afvalophaling, zoals zowat overal in Griekenland, is problematisch, met grote containers waar min of meer alles in of naast wordt gedumpt, en die per definitie nooit frequent genoeg worden opgehaald. De gaten in de wegen zijn veelvuldig en de onveiligheid op de weg in het algemeen is onvergelijkbaar groter dan bij ons. Er zijn ook veel kansen om de open ruimte te verfraaien.

Natuurlijk, het archeologisch museum declasseert alles wat we in Essen hebben op dat vlak, maar dat is eerder dankzij de Oude dan de Nieuwe Grieken. Qua beroemde inwoners gaan een mythische Ajax en een echte filosoof Euripides wellicht boven de bekendste Essenaren, en ze dateren allebei van heel lang voor er sprake was van onze gemeente. Er staat een 2.500 jaar oude olijfboom – daar kan geen bomenteller tegenop – en de natuur bezorgde het eiland prachtige bossen en kusten. Het 17e eeuwse klooster is een verborgen parel. Desondanks, naar zo goed als alle objectieve maatstaven doet het Essense gemeentebestuur het ongetwijfeld beter.

Over de huidige burgemeester van Salamina zijn de meningen verdeeld, maar van één van de vorige lijkt nochtans zowat iedereen te vinden dat hij uitstekend werk deed. Toch loste hij al die problemen ook niet op. Maar hij zette stappen vooruit, en in de ogen van veel bewoners zo veel als hij kon. De huidige doet ook wel goede dingen, maar er is grote eensgezindheid dat ze meer zou kunnen doen. Zelfs met de beperkte middelen en het wettelijk kader waar ze niets aan kan veranderen.

Waar ik naartoe wil… Vooral cd&v-mandatarissen en -kandidaten gebruiken het argument dat het in Essen in vergelijking (zonder te zeggen met wie) niet zo slecht gaat nogal snel als reden om aan de Essenaar te vragen om dan maar op de zittende coalitie te stemmen. Dat mag, uiteraard, maar de vraag is niet of het elders slechter gaat (natuurlijk) maar of in alle redelijkheid alle stappen vooruit worden gezet die kunnen worden gezet. En daar is het antwoord voor mij dat er meer inzit. Betekent dat ook dat burgemeester Van Tichelt en zijn schepenen „slechte” bestuurders zijn ? Neen, natuurlijk, dat ga je mij niet horen zeggen. Maar ik denk dat er meer visie en daadkracht mogelijk zijn. En om dat te realiseren zou het goed zijn dat er een nieuwe wind waait, dat decennialange denkpatronen worden doorbroken. Dat is wat ik met “Verstandig Veranderen” bedoel. Of zoals Euripides het zou uitdrukken : “μεταβολὴ πάντων γλυκύ”.

Bij de Donau

Bij de Donau

Het kwam in volle verkiezingscampagne niet zo heel goed uit, natuurlijk, maar de Management Board van ELA bracht me naar Bratislava, en een vergadering in het kader van het Hongaarse Voorzitterschap, dat begin juli de fakkel van ons heeft overgenomen, leidde me vervolgens naar Boedapest. Tussen beide in nam ik de trein, gedeeltelijk langsheen de Donau, die op een aantal plekken flink breder was geworden dan normaal, door de recente overvloedige regenval in Midden-Europa.

Van Boedapest heb ik naast de vergaderzaal niet zo veel gezien (ik ben er gelukkig al enkele keren geweest), maar in Bratislava kregen we de kans om het museum „Danubiana” te bezoeken, bij valavond dan nog. Het museum is een architecturale parel op een unieke ligging, omringd door de Donau. Met een indrukwekkende collectie – met aandacht voor Cobra en Karel Appel, om redenen die ik nog zal verduidelijken – en enkele tijdelijke tentoonstellingen die zeer de moeite waren. Het was een beetje een blitzbezoek, maar het gaf veel zin om er nog eens naartoe te gaan.

Het museum bleek bovendien een sterke link te hebben met ons eigen Brabant. Een Slovaakse advocaat kreeg de naam Vincent (Polakovič) mee van zijn ouders, en dat leverde een fascinatie voor Van Gogh op – en voor kunst in het algemeen. Na de val van het communisme droomde hij van een museum voor moderne en eigentijdse kunst in Slovakije, en hij vond een geestesverwant in de streek van Van Gogh, met name in Eindhoven. De kunstverzamelaar Gerard Meulensteen bleek bereid mee te investeren in het museum en er een deel van zijn collectie onder te brengen. Samen kozen ze de locatie en de naam, geïnspireerd door het „Louisiana”-museum bij Kopenhagen (overigens ook de moeite waard).

Ik vind niet alle hedendaagse kunst noodzakelijk „mooi”, maar hier lag de verhouding zeer goed. Bovendien kwamen de werken in het gebouw uitstekend tot hun recht. Wie ooit in Bratislava belandt en van natuur, architectuur en/of kunst houdt, zet „Danubiana” best op het „te bezoeken”-lijstje.

Foto van eigen hand, buiten aan het museum.
Door de woestijn

Door de woestijn

Ik ben net terug uit Griekenland. Het was er warm de voorbije weken. Het is er eigenlijk al van in juni te warm, ook voor de Grieken die toch wel wat gewoon zijn. Maar de warmte van de mensen compenseert die van de zon, samen met de zee – en ventilatoren en airconditioning, die ook. We brachten veel tijd door in Athene en Salamina, bij de familie van mijn vrouw. Maar we vonden ook de tijd voor een uitstap naar Egina, waar we ook vorig jaar al enkele dagen hadden doorgebracht. En naar Limnos (Λήμνος) – in het Nederlands soms ook “Lemnos” geschreven : de uitspraak van de Griekse letter η veranderde in de loop der tijden van “e” naar “i”, vandaar.

Limnos is een bijzonder eiland. Het ligt ver naar het noorden, in de Egeïsche zee. Vanuit Limnos kan je de berg Athos zien, de “Heilige Berg”, die op het gelijknamige schiereiland ligt dat al van oudsher uitsluitend door kloosterlingen wordt bevolkt. Mannelijke kloosterlingen : het gebied is niet toegankelijk voor al wat vrouwelijk is – enkel voor katten wordt in principe een uitzondering gemaakt, want iemand moet de muizen vangen. Onder meer daardoor heeft de berg ook een bijzonder statuut binnen de Europese Unie, en in de orthodoxe kerkorde waar het rechtstreeks onder de Patriarch van Constantinopel valt. Het staat op het lijstje van de plaatsen waar ik wel eens wil komen, maar dat vergt enige organisatie.

Limnos zelf is gemakkelijker toegankelijk, met de boot of het vliegtuig. Het is een vrij groot eiland, met niet zo heel veel toeristische activiteit, ondanks de prachtige stranden. Het is al lang bewoond, met een vrij goed bewaarde archeologische site waarvan geclaimd wordt dat het de eerste georganiseerde nederzetting in Europa zou zijn geweest, met waterafvoer en openbare gebouwen. Ze ligt net tegenover de plek op het Turkse vasteland waar ooit de stad Troje moet zijn geweest. De Etrusken, de historische buren van de Romeinen in Italië, passeerden mogelijk hier, of ze hadden er alleszins familiebanden.

De hoofdstad Myrina, ook de belangrijkste haven van Limnos, wordt overschaduwd door de indrukwekkende ruïnes van een Venetiaans kasteel, dat herinnert aan de tijden toen die Venetianen met de Ottomanen wedijverden voor de heerschappij in dit stuk van Europa. Echt heel “bezig” is Myrina niet, al komt het ’s avonds tot leven : zelfs de souvenirswinkels sluiten de deuren voor een “midddagpauze” tussen 14u30 en 19u30… Tijd om te gaan zwemmen, of iets te eten. Zoals dat hoort in een haven is de vis er uitstekend – en het eiland staat ook bekend voor zijn lekkere kreeft.

Het eiland gaat er ook prat om dat het “de enige woestijn in Europa” herbergt. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik die toch vooral als een mooi duinengebied zou omschrijven. Zoals er nog wel wat in Europa zijn. Heel ver moet je ze niet gaan zoeken hier in Essen… Wat het eiland nog meer gemeen heeft met Vlaanderen zijn een reeks graven uit de Eerste Wereldoorlog. De slag bij Galipoli werd inderdaad voor een belangrijk deel vanuit Limnos aangestuurd, en de wapenstilstand tussen de Ottomanen en de Geallieerden werd op het eiland ondertekend.

Een interessante geschiedenis, mooie natuur en cultuur, de zon en de zee, lekker eten en een aangename sfeer. Meer moet dat niet zijn tijdens de vakantie. Griekenland dus.

Eilandgevoel

Eilandgevoel

Ik heb deze zomer zes eilanden bezocht.  Schiermonnikoog, Borkum, Sifnos, Milos, Egina en Salamina.  Niet enkel Griekse eilanden dus, maar ook een Nederlands eiland en zowaar een Duits Insel.

Schiermonnikoog was het tweede van de Friese waddeneilanden waar ik ben geweest, na enkele jaren geleden Vlieland te hebben aangedaan.  Het deelt daarmee dezelfde charme, rust en natuur.  We namen de bus uit Groningen, waar we verbleven, tot in Lauwersoog, en van daaruit de ferry naar Schiermonnikoog.  We vonden er het meest noordelijke kerkje van Nederland, veel vakantiehuisjes en een gezellig dorpje.  Ideaal om in alle rust even uit te waaien en iets bij te leren over de geschiedenis van de wadden, of over de walvisvaart.

Twee dagen later bracht de trein (niet die van de NS, maar van privébedrijf Arriva) ons vanuit het station van Groningen naar Eemshaven, waar we de ferry namen naar het meest westelijke van de Duitse waddeneilanden, Borkum, waar zich ook het meest noordwestelijke punt van Duitsland bevindt.  Ondanks de zeer Nederlands/Friese naam bleek dat eiland vervolgens ook echt wel 100% in Duitsland te liggen.  Van bij het inschepen werd het Duits zowat de enige voertaal, en ook op het eiland bleek het erg moeilijk om in een andere taal dan het Duits (of het daaraan enigszins verwante Pfaffnederlands) te woord te worden gestaan.  Een beetje verbazend, en toch weer niet.  Zoals ook betalen met de kaart plots niet meer mogelijk bleek.  Wél leuk en praktisch is dat je vanuit de haven meteen met een treintje naar het centrale stadje van het eiland wordt vervoerd.  Van daaruit wandelden we naar het strand, langs een op Duitse wijze gründlich verknalde zeedijk, met licht pompeuze gebouwen die doen denken aan wat Leopold II voor Oostende had gewild, maar dan met veel minder geld en -zou ik het durven zeggen- met minder smaak ook.  Omdat het erg slecht weer was, is het moeilijk om het strand objectief te beoordelen, maar de charme van Schiermonnikoog ontbrak.  Een beetje te veel Belgisch kust dus, met vanzelfsprekend ook veel Duitse bezoekers, die op vakantie waren of zich zo waanden.  En we moeten daar eerlijk in zijn, Duitsers op vakantie zijn niet noodzakelijk het meest aangename gezelschap.  Onze wens om iets te drinken op een rustig terrasje werd dan ook enigszins verknald door een bende zeer jolige Duitsers die schlagermuziek meezongen.  Genre “Griechischer wein” van Udo Jürgens.  Niet dat ze die dronken – naast literglazen bier werd er tussendoor hoogstens een glaasje van de plaatselijke sleedoornlikeur naar binnen gekapt – maar ze deden ons ondanks hun beperkte zangkunsten wel dromen van betere oorden.

Dat pakte goed uit, want een week of twee later zaten we op Sifnos.  Een Cycladisch eiland dat niet volloopt met toeristen – en die er wel waren hadden naast een Griekse vooral een Franse of een Italiaanse achtergrond.  Veel Duits heb ik er niet gehoord, en één keer ving ik wat flarden van een gesprek in het Nederlands op.  Het tv-programma “Viva la feta”, dat ik overigens maar één keer gezien heb, bleek dan toch niet te volstaan om heel veel Vlamingen te lokken.  Ten onrechte, want Sifnos heeft de charme van de Cycladen heel sterk behouden en biedt naast mooie stranden ook typische dorpjes en lekker eten.  Zelfs de pizzeria aan de haven, zowat de meest toeristische plek van het hele eiland, staat bij de plaatselijke bevolking hoog aangeschreven.  Faut le faire, om het met de zoals al vermeld redelijk talrijk aanwezige Fransen te zeggen.  In plaats van pizza kozen wij voor “Bostani“, met een keuken die een Michelinster zou hebben als de inspecteurs in Griekenland zich buiten Athene zouden wagen, op een locatie en met een uitzicht waar zowat elke Vlaamse sterrenchef wellicht een moord voor zou willen begaan.  Een absolute aanrader.  Sifnos stond in de oudheid bekend als vindplaats van goud, zilver en lood.  De mijnbouw trok veel meer inwoners aan dan er vandaag wonen, en die moesten uiteraard ook gevoed worden.  Dat laat zijn sporen na op het zeer bergachtige eiland, waar ongeveer elke bergflank met terrassen werd aangelegd, om zo voldoende gewassen te kunnen kweken.  Dat creëert een uniek landschap.  Sifnos telt daarnaast ook 360 kerken, met het schilderachtige Chrisopigiklooster als meest bekende.  Op enkele meters van het klooster kan je er zonnebaden en zwemmen, maar er zijn kerken die nog beter doen en waar je van de kerktrappen eigenlijk recht in zee kan duiken.

Van Sifnos trokken we naar het nabijgelegen Milos (in het Nederlands ook wel Melos), bekend van de daar opgegraven armloze Venus (eigenlijk Aphrodite natuurlijk) die zich in het Louvre bevindt.  Milos bleek meteen een stuk toeristischer, zonder evenwel het massatoerisme aan te trekken dat wel de weg naar Mykonos en Santorini vindt.  Maar toch : er klonk meer Duits en Engels, al had dat laatste ook te maken met het feit dat het eiland een grote aantrekkingskracht uitoefent op Australiërs van Griekse origine – waarvan de oudere generatie ook nog naar het Grieks kan overschakelen.  En ik hoorde er ook al wat meer Nederlands (één gezin sprak duidelijk Oost-Vlaams, maar daar wil ik niet moeilijk over doen).  Milos is een vulkanisch eiland, en dat maakt het erg mooi en geologisch interessant.  Waar de edelmetalen in Sifnos al in de oudheid uitgeput raakten, bleef de mijnbouw in Milos tot op vandaag bestaan, al is de hoogtijd van obsidiaan al voorbij sinds de metaalbewerking werd uitgevonden.  Maar onder meer kaolin, mangaan, bariet, zwavel en bentoniet werden er tot in meer recente tijden of zelfs tot op vandaag nog gewonnen.  De vulkanische oorsprong vormde ook het Sarakinikostrand : zo zou een strand op de maan eruitzien, en als je het water wegdenkt had hier dus perfect de maanlanding kunnen worden opgenomen.  Ook in de zee vind je er grillige rotsformaties en grotten, al konden we ze niet allemaal bekijken : de strakke Meltemiwind maakte het onmogelijk om het hele eiland rond te varen, enkel het zuiden bleek veilig genoeg.  Geen klachten over die Meltemi, overigens : als noordenwind koelt hij traditioneel de Cycladen in augustus af tot erg aanvaardbare temperaturen tussen de 23 en 28 graden.  Ook belangrijk in deze tijden ! Milos telt wat minder kerken dan Sifnos, maar dat wordt voor de religieus geïnteresseerden moeiteloos gecompenseerd door de catacomben die de eerste christenen er uitkerfden in het zachte rotsgesteente om er de eredienst te vieren en de doden te begraven.  Alleen de catacomben in Rome en in Jeruzalem zouden groter zijn dan deze ! Ze bevinden zich overigens vlak bij de plaats waar de beroemde Venus werd opgegraven, en waar ook een mooi bewaard theater kan worden bezocht.  Tenslotte vind je in Milos enkele mooie oude visserdorpjes, waarvan Klima wellicht met meest schilderachtige is, en waar de zee (en de vis) bijna letterlijk tot in de huizen komt.

Na een tussenstop in Athene brachten we nog enkele dagen door in Egina, op een uurtje varen van Piraeus, wat het eiland uiteraard aantrekkelijk maakt.  Het is ook een mooi groen eiland, met een eerder neoklassieke bouwstijl dan de strak witte Cycladische woningen die we in Sifnos en Milos vonden.  We bezochten de kerk en het klooster van de Heilige Nektarios, waar de (uiteraard orthodoxe) heilige uit het begin van de twintigste eeuw zelf ook verbleef.  Nektarios heeft met “onze” heilige uit de vorige eeuw, Damiaan, een zekere opstandigheid tegenover het kerkelijke gezag gemeen, maar verder zijn de gelijkenissen eerder beperkt en hebben vooral een zeer vroom leven en een aantal “wonderen” hem tot de eer van de altaren verheven (een procedure die in de orthodoxe kerk overigens een stuk democratischer verloopt dan in het Vaticaan : heilig is wie door de gelovigen als heilig wordt aanzien).  Omwille van Nektarios is de belangrijkste taal die naast het Grieks te horen valt op Egina overigens het Roemeens : de orthodoxe heilige wordt er sterk aanbeden, en een bedevaart combineren met een uitstapje naar een strand en de Griekse keuken is uiteraard ideaal – ook Meerseldreef zou niet zijn wat het is zonder speeltuin en terras ! Egina staat trouwens bekend voor zijn uitstekende pistachenoten, die er dan ook in allerlei vormen worden verkocht.

Tenslotte brachten we een blitzbezoek aan Salamina, met de ferry op tien minuten van Athene.  Met een groot gebrek aan eerbied voor de belangrijke plaats van het eiland in de geschiedenis heb ik het wel eens vergeleken met het Zilvermeer of… Sint-Anneke : het is de plek waar de Atheners op zondag even gaan uitwaaien en een terrasje gaan doen, een beetje zoals de Antwerpenaar op Linkeroever dus.  Vorig jaar was er een (heruitgebrachte) Griekse zomerhit die de keuze tussen het mondaine Mykonos en “Salamykonos” scherpstelde, en die mij erg deed denken aan het door de Strangers aan Sint-Anneke gewijde muziekstuk.  Om bij dat laatste te blijven : wie graag mosselen met friet eet is eigenlijk vaak net zo goed af in een Griekse taverne als hier.  Goede vers gesneden Griekse frieten zijn in de regel van een stuk betere kwaliteit dan de diepvriesproducten die hier al te dikwijls ook bij dure mosselen worden geserveerd, en de zeevruchten zelf worden in de regel uitstekend bereid, weze het met een licht van de bij ons gebruikelijke verschillende mengeling van groenten en kruiden.  Ook te vinden in Athene (tip : Barbounaki – en bonustip : Griekse gerookte forel is vele keren beter dan degene die hier wordt verkocht) en uiteraard in Salamina !

Un château, des châteaux

Un château, des châteaux

Versailles.  Ooit was ik er wel geweest, in de Spiegelzaal waar geschiedenis geschreven is, en de tuinen waar koninginnen en prinsessen van intrige naar partijtje wandelden.  Maar dat was van de middelbare school geleden.  Voor een plek die zo dichtbij is, zou dat niet mogen, natuurlijk.  Mijn vrouw was er zelfs nooit geweest – voor wie opgroeide in Attica is dat al wat vergeeflijker.  Dus trokken we op een koude winterdag naar het kasteel van Lodewijk XIV en zijn familieleden.  Het bleek nog altijd even indrukwekkend, maar ook nog altijd even zielloos.  Als er ooit enige huiselijkheid in de kamers van het kasteel heeft gehangen, dan is die wellicht met de meubelroof van de Franse Revolutie mee verdwenen.  Wat overleef aan marmer, bladgoud, spiegels, schilderijen en wandtapijten schittert en maakt indruk, maar doet nauwelijks denken aan de mensen die er ooit moeten hebben rondgelopen.

Ondanks de koude vonden we ook de weg naar de twee “Trianons”, de “buitenverblijven” die op het domein werden gerealiseerd, en daar was ik écht nog nooit geweest.  Vooral le Petit Trianon had wel iets van de gezelligheid die het kasteel moet ontberen, misschien omdat je ook de keuken en andere soortgelijke vertrekken te zien krijgt.  En omdat het ook gewoon kleiner is, natuurlijk.  Le Grand Trianon is daarvoor zelf iets te veel kasteel; het werd door Napoleon als verblijf aangewend, en ook Charles De Gaulle overwoog om er in te trekken.

Toch wel een aanrader voor wie Versailles bezoekt, die extra kastelen in de tuin.  We reden er overigens naartoe met een soort golfkarretje, een elektrische wagen die net iets sneller gaat dan een voetganger, maar waar het gemiddelde paard van Lodewijk nummer zoveel ongetwijfeld eens mee gelachen zou hebben.  Ik moest er wel mijn rijbewijs voor kunnen tonen; wie mijn rijgewoontes kent, vraagt zich af hoe de Gendarmerie dat risico heeft kunnen nemen…

Eerste hulp bij grensgevallen

Eerste hulp bij grensgevallen

Vorige week vergaderde de Management Board van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) in Bratislava.  Die werd drie jaar geleden opgericht om het vrij verkeer van werknemers en de arbeidsmobiliteit in de Europese Unie in goede banen te leiden, via onder meer het ondersteunen van samenwerking tussen arbeidsinspecties en het verbeteren van de informatie over rechten en plichten van werknemers en ondernemingen die in andere EU-landen actief zijn.  Ik mocht van bij de opstart de Board voorzitten, en dat gaf me de unieke kans om een agentschap van een beslissing op papier te zien uitgroeien tot een slagvaardige autoriteit met 130 personeelsleden die dag na dag gezamenlijke inspecties, seminaries, gevensuitwisselingen… organiseert.  De Board heeft me nu herkozen voor een nieuwe termijn van drie jaar, en ik kijk ernaar uit om ELA met zijn volledige capaciteit te zien werken.  Dat zal dan met wat minder personeel*, maar een groter budget dan de gemeente Essen zijn.

Die gemeente Essen werkt samen met Klina aan de uitbouw van een „Zorgpunt”, gevestigd in de voormalige OCMW-gebouwen (en nog meer voormalige douanegebouwen) aan Kerkeneind.  Daar ging maandag de gemeenteraadscommissie Welzijn door, en meer dan de nostalgie die als voormalig OCMW-raadslid natuurlijk niet te vermijden was, overheerste de bewondering voor wat er werd gerealiseerd en -vooral- voor de heldere visie en praktische mentaliteit van Dr. Baert en zijn collega’s.

Daarbij werd ook gesproken over de samenwerking met Bravis.  Dat andere ziekenhuis in onze buurt, dat niet 22 maar slechts 8 km van Essen vandaan ligt.  In situaties waarin afstand tijd wordt, en tijd een kwestie van leven en dood kan zijn, niet zomaar een triviale vaststelling.  Toch loopt de samenwerking met Bravis moeilijk, omdat de regels aan weerszijden van de grens slecht op elkaar zijn afgestemd.  Er wordt met gouverneur Berx en de Benelux aan afspraken gewerkt, maar ik maakte me toch de bedenking dat we op het domein van de arbeidsmarkt een heel stuk verder staan dan in de gezondheid, ondanks het succes van de EU-vaccinaankoop.  De arbeidsrechtelijke en sociale zekerheidssituatie van de ambulancier die zich over de grens waagt is alleszins een stuk duidelijker, en de mechanismen doorzichtiger, dan die van de patiënt die in de ambulance over de grens zou worden gevoerd.  Heel goed ken ik het domein niet, maar ik ben er redelijk zeker van dat dat niet aan de Europese Commissie ligt, maar aan de lidstaten, die iets te angstvallig aan hun eigen prerogatieven vasthouden.  Misschien kunnen Vlaanderen en Nederland, Essen en Roosendaal, en Klina en Bravis, nog een voorbeeldrol spelen.  Iets wat Europa ongetwijfeld zou toejuichen.

Ook Bratislava is een grensgeval.  Niet zo sterk als Essen, maar het is de EU-hoofdstad die het dichtst bij de (in dit geval Oostenrijkse) grens is gelegen.  Waar vroeger niet alleen douanekantoren, maar heuse wachtposten stonden, wegens IJzeren Gordijn.  Helemaal aan de andere kant van Slovakije begint dan weer Oekraïne.  Daarmee is Bratislava een goede plek om ons te herinneren van waar we komen, maar ook hoeveel weg er nog af te leggen is.  Ook heel concreet voor de gezondheidszorg in ons eigen kleine Essen.

*Hopelijk toch, wat aan het huidige ritme van de leegloop bij de gemeente Essen lijkt dat niet zó zeker…
Madrid-Toledo

Madrid-Toledo

Ik ben niet zo vaak in Spanje geweest.  Wel in Madrid, maar verder alleen in Oviedo en Barcelona – allebei voor een professionele opdracht, al heb ik in die laatste stad nog enkele uren kunnen rondwandelen.  Ook Madrid was altijd voor mijn werk, maar daar heb ik er een paar keer één of twee extra vrije dagen aan gekoppeld.   Een mooie en interessante stad, maar toch was ik een beetje teleurgesteld toen mijn werkgever me toch weer naar de Spaanse hoofdstad stuurde.

Tot ik op het idee kwam om uit te zoeken waar je van daaruit op relatief korte termijn kan geraken om er zo Allerheiligen door te brengen.  En zo viel de keuze al gauw op Toledo.  De stad van Bahamontes, voor de wat oudere wielerliefhebber (hij heeft er een standbeeld).  En de stad van Domenikos Theotokopoulos – El Greco, de Kretenzer die van klassieke Byzantijnse iconen over indrukwekkende monumentale werken in de kerken van Toledo evolueerde naar schilderijen die Picasso drie eeuwen later zouden inspireren.  Uiteraard is mijn waardering voor zijn werk gelinkt aan zijn Griekse herkomst, maar ook los daarvan is zijn kunst zeer bijzonder.  Ik ben niet snel echt ontroerd door een schilderij.  Een aantal werken van Monet, Guernica (in Madrid !) van Picasso, veel langer is het lijstje niet.  Maar toen ik de sacristie van de (zeer impressionante) kathedraal van Toledo binnenwandelde, werd mijn adem echt even afgesneden.  El Expolio (dat de episode verbeeldt waarbij Christus op Golgotha van zijn kleding wordt beroofd), met een in het typische rood van El Greco geklede Christus, trekt onmiddellijk alle aandacht naar zich toe.  Van de andere schilderijen in de zaal worden alleen die van El Greco zelf (waaronder één van zijn series met de twaalf apostelen) en één van Goya er niet door weggeblazen.

Ook elders in de stad zijn veel van zijn werken te vinden, met de Begrafenis van de Graaf van Orgaz in een kleine kerk als ander topstuk.  Er is ook een aan hem gewijd museum, dat (naast een andere serie twaalf apostelen) vooral interessant is als historische getuige van hoe het concept „museum” groeide.  Het bevat een huis dat niet het huis van wel Greco is, maar het wel had kunnen zijn…  En ook in andere musea en kerken in de stad hangen er werken van de Griek – zijn bijnaam is trouwens gebaseerd op het Italiaans en niet het Spaans voor „de Griek” – hij kreeg die tijdens zijn periode in Venetië.  Alleszins zal in beide landen „Δομήνικος Θεοτοκόπουλος” als wat moeilijk te onthouden zijn beschouwd.

Overigens hangen er in Toledo, zoals het in Spanje betaamt, ook heel wat Vlaamse meesters – telkens zonder uitzondering van hogere kwaliteit dan de Spaanse tijdgenoten.  En naast de zowel van buiten als binnenin imposante kathedraal heeft de stad ook verder een rijk architecturaal en religieus erfgoed, met naast christelijke ook islamitische en veel joodse elementen, waaronder enkele synagogen.  Waaruit de joden na de Reconquista werden verjaagd (en die dus tot kerken werden omgebouwd), om zo in het Ottomaanse Rijk en met name in „Salonica” te belanden.  Of hoe alle wegen… En hoe het Griekse ministerie van Cultuur een kans mist om in Toledo een Grieks Instituut op te zetten dat het dubbele verhaal vertelt van de schilder uit Heraklion en zijn Byzantijnse achtergrond en de Sefardische joden en hun taal (het van het Spaans afgeleide Ladino) die gedurende eeuwen de voertaal was van Thessaloniki.

Met de hogesnelheidstrein ligt Toledo een half uur sporen van Madrid.  Boek het ticket wel vooraf en niet zoals ik op de dag zelf, want dat kostte mij twee uur extra wachttijd.

Tinos

Tinos

Van Thessaloniki leidde de weg via Athene naar Tinos, één van de eilanden van de Cycladen.  De hoofdplaats van het eiland (zoals op veel Griekse eilanden Chora genoemd – de beste vertaling vind ik nog het Essense carnavalswoord Torrep…) staat bekend als het belangrijkste Mariabedevaartsoord van Griekenland.  De Onze-Lieve-Vrouwekerk (Panagia Evangelistria) trekt inderdaad veel pelgrims aan, die er het icoon komen groeten waaraan wonderen worden toegeschreven.  Veel bedevaarders gaan vanaf de zee op de knieën naar de kerk, waarvoor op de straat speciaal een tapijt werd aangebracht.  In de omliggende straten worden uiteraard iconen, kaarsen (tot meer dan 1,50m groot), votieven en ook allerlei lekkers aan de man gebracht.  De gelijkenis met Scherpenheuvel kon me alleszins niet ontgaan.  Het is alleszins een zeer mooie kerk, Cycladisch wit en binnen naar Orthodox gebruik rijkelijk versierd.  We waren er enkele dagen voor 15 augustus, wanneer Maria-Tenhemelopneming er uitgebreid wordt gevierd, zodat we het elke dag drukker zagen worden.  Die viering heeft naast een religieuze overigens ook een civiele kant : op 15 augustus 1940 brachten de Italianen bij Tinos het fregat Ellis tot zinken, de eerste oorlogsdaad in WO II tegen Griekenland.  De dubbele viering/herdenking wordt traditioneel door een hooggeplaatst politicus bijgewoond (dit jaar premier Mitsotakis, die ook een buitenverblijf heeft op het eiland) en rechtstreeks op tv uitgezonden.

Maar Tinos bleek ook veel meer te bieden te hebben.  De dorpen die we bezochten waren zonder meer schilderachtig, met de typische Cycladische wit-blauwe huizen en kerken.  De marmerwinning op het eiland maakt bovendien dat dit gesteente zeer veel gebruikt wordt in allerlei decoratieve toepassingen.  Een taxichauffeur vertelde ons dat het dorpsplein van Pyrgos door Vogue werd uitgeroepen door één van de mooiste pleintjes ter wereld, en dat verbaasde niet (si non e vero…).  Het eten is er erg lekker en de “meltemi”-wind zorgt er bovendien voor dat het klimaat er aangenamer is dan op het Griekse vasteland – en op het ogenblik dat we er waren zelfs aangenamer dan zowat heel Europa.  Op het terras van een taverne in een wat hoger gelegen dorp durfden we ons niet echt beklagen dat we geen trui hadden meegebracht – goed wetend dat zeer velen graag met ons hadden willen ruilen.

Het eiland staat ook vol met… duivenkoten.  Weliswaar niet meteen naar Vlaams model, maar geconcipieerd door de Venetiërs.  Die de beestjes ook niet hielden met het oog op vluchten vanuit Quiévrain, maar eerder om ze bij het avondmaal te serveren.  En omwille van de mest.

Vanuit Tinos maakten we ook één dagje de oversteek naar het nabijgelegen Mykonos, bekend als vakantie- en feestverblijf van celebrities en miljonairs allerhande.  Een must-see, maar geen plek waar ik veel langer dan een dag zou willen doorbrengen.  Dan liever de relatieve rust en authenticiteit van Tinos !

Thessaloniki

Thessaloniki

Ὡς οὐδείς ἂπολις, μέχρις ἂν ἡ τῶν Θεσσαλονικέων ᾖ πόλις – Niemand zal zonder vaderland zijn zolang Thessaloniki bestaat.  Een 14e eeuwse versregel die op de kruispunt rol van de stad waar ik eindelijk ben geraakt wijst.  De op één na grootste en belangrijkste Griekse stad, die voordien zo lang de op één na grootste en belangrijkste stad van het Romeinse (Byzantijnse) Rijk was, na Constantinopel.  Een stad die na de stichting ervan altijd belangrijk is gebleven en een centrale rol speelde in het Romeinse Rijk.  De stad waar de oudste delen van het Nieuwe Testament naar verwijzen (de twee brieven van Paulus aan de christenen van Thessaloniki) met een zeer rijk Byzantijns-christelijk erfgoed, met een aantal zeer oude en indrukwekkende kerken.  De stad die na de val van Constantinopel een metropool van het Ottomaanse Rijk werd.  Die tijdens die moslimheerschappij de joden opving die door de christelijke Reconquista uit Spanje werden verjaagd en bij de Sultan een vaderland vonden.  Waardoor Thessaloniki op een bepaald moment de meest joodse stad ter wereld was, met bijna de helft joodse inwoners, waar daardoor de meest gesproken taal Ladino was, de joodse variant van het Spaans.  De opeenvolgende oorlogen van de 20e eeuw beslisten over het lot van de stad -die op het nippertje in Griekse en niet in Bulgaarse handen viel- en onvermijdelijk ook over het lot van de joden.  De geboorteplaats, tenslotte, van Kemal Ataturk, de stichter van het moderne Turkije – die wellicht ook daarom af en toe door Turkije geclaimd wordt.

Vandaag is het een Griekse metropool aan de zee, hoofdstad van Macedonië, meer op mensenmaat van Athene, en die ook iets van het kruispunt van culturen dat de Balkan is bewaard heeft.  Een havenstad met een trotse Witte Toren als merkpunt.  Een beetje een Antwerpen aan de Middellandse Zee, compleet met een hoorbaar accent in de spreektaal.

Ze stond al erg lang op mijn verlanglijstje, en ik ben er dus eindelijk eens geraakt.  In de zomer, hoewel wellicht een citytrip in de lente of de herfst meer een aanrader is.  Het was er warm, maar dat was het ongeveer overal in Europa.  En musea hebben airconditioning.  Ik bezocht met name het Byzantijns Museum, waar een vriendin van mijn vrouw werkt, en was behoorlijk onder de indruk : het bevindt zich in een erg mooi gebouw en geeft de geschiedenis van de stad weer vanaf de vroeg-christelijke periode tot de val van het Romeinse (Byzantijnse) Rijk in de 15e eeuw, en vervolgens het verhaal van het christendom in de Ottomaanse periode.  Het vlakbij gelegen Archeologisch Museum vult mooi aan, met de meer Hellenistische en Romeinse geschiedenis van de stad.  Jammer genoeg bleek het joods museum niet alleen op zaterdag (dat had ik moeten weten) maar uitzonderlijk ook op zondag gesloten.  Dan heb ik maar een extra wandeling gemaakt en een terrasje aan de waterkant gedaan…

Van Thessaloniki nam ik de trein naar Athene.  Een goede keuze, wat al is het Griekse spoorwegnet behoorlijk onderontwikkeld, deze lijn brengt je relatief snel en comfortabel naar de andere kant van het land.

Bruxelles pas belle ?

Bruxelles pas belle ?

Een bloemenwinkel in Athene, Eerste Paasdag (uiteraard volgens de orthodoxe kalender).  Het feest van het jaar in Griekenland.  In een bloemenwinkel op het middaguur staan mijn vrouw en ik wat besluiteloos te bekijken wat voor ruiker bloemen we willen.  Een dame komt binnen en weet meteen dat ze tien rode rozen wil, en krijgt dus voorrang.  Aan het kruispunt naast de winkel staat ondertussen een auto te wachten voor het rode licht, met de geluidsinstallatie en de ramen volop open.  De dame ergert zich er sterk aan : “we zijn hier toch geen Arabieren.”  De winkelbediende vindt het minder storend : “het is maar één keer per jaar Pasen.”  Vervolgens zegt de dame dat ze in Brussel woont en dat daar enkel “Arabieren” dit soort gedrag vertonen.  Wij geven even aan dat we ook in België wonen, maar veel verder gaat het gesprek niet : ze is gehaast want er wordt op haar gewacht met het eten.  Wat overigens niet super geloofwaardig klonk : in de meeste Griekse families wordt gewoon de hele Paasdag gegeten en wordt er op niemand en iedereen gewacht…  Of hoe iemand zich in het soms behoorlijk oosters aandoende Athene zich plots nog oostelijker waande; in Brussel dan met name.

Twee dagen later sta ik in het gemeentehuis van Sint-Joost-ten-Node.  Voor haar werkgever moet mijn vrouw een adres in het Brussels Gewest hebben, en ze had een document van de gemeente nodig.  Omdat ik terug moest komen uit Athene voor de gemeenteraad bood ik me in het gemeentehuis aan.  Bij het onthaal en in de gang van het aftandse gebouw werd ik twee keer doorgestuurd tot ik bij de loketten van de dienst bevolking kwam.  Die meteen in een museum van de jaren 1960 of 1970 kunnen – als armste gemeente van het land zal renovatie van de lokettenzaal wel niet bij de prioriteiten van Sint-Joost horen.  Naast mij wachtten mensen met een duidelijk erg diverse herkomst.  Ik zag allerlei kleuren, klederdrachten en ving diverse talen op.  Al dan niet met hulp van meegekomen familieleden werden ze allemaal snel en klaarblijkelijk adequaat verder geholpen in het Frans.  Behalve ik dan, want ik bood me (uiteraard) in het Nederlands aan.  Aan loket 2 lukte het nog net om me met een handgebaar en het woord “vijf” duidelijk te maken dat ik beter naar loket 5 kon gaan.  Waar ik snel en wel degelijk in mijn eigen taal werd verder geholpen, voor wat toch niet helemaal een standaardvraag was, door iemand waarvan de moedertaal vermoedelijk noch Nederlands, noch Frans was.  Dat het gevraagde document alsnog in het Frans werd afgeleverd zag ik pas nadien, maar de oorzaak daarvan ligt wellicht bij de taalkeuze van de werkgever van mijn vrouw.  Terwijl het document werd afgedrukt stonden naast mij twee jongemannen aan loket 4, die onderling denk ik Turks spraken.  Ze begonnen hun uitleg in het Frans, maar kenden de loketbediende duidelijk en schakelden na een tijd over op het Nederlands met zwaar Brussels accent voor enige “smalltalk”.

Een paar weken geleden had mijn vrouw overigens een ander document nodig (een formeel bewijs van de derde vaccinatie), waarvoor ze in het vaccinatiecentrum moest zijn.  Ik was meegegaan, maar ze had me vooraf gevraagd om niets te zeggen omdat ze haar Nederlands wilde oefenen.  Waarna ze er door Georgios werd ontvangen, die in het Griekse uitlegde dat hij veel Nederlands (zijn vierde taal) bijleerde door in het centrum mensen verder te helpen, omdat er zich veel Nederlandstaligen aanboden.  De oefenkans voor mij vrouw viel natuurlijk wel in het water !

Wie in een winkel langs de Louizalaan of in het Zuidstation probeert om in datzelfde Nederlands geholpen te worden, krijgt overigens geheid antwoord in het… Engels.  Met dat Engels kan je ook bij het gemeentebestuur van Brussel-stad terecht en bijvoorbeeld ook bij de diensten van Financiën die “expats” opvolgen, zij het niet officieel, maar in Sint-Joost toch niet zo eenvoudig, want daar wordt het niet echt gebezigd.  Dat zal in Molenbeek en Schaarbeek ook wel zo zijn.  Niet zo slim van de winkel op de Louizalaan, want wie rondloopt in Brussel hoort veel meer Nederlands dan je zou denken, ook waar je dat niet zo verwacht, bijvoorbeeld tussen familieleden die onderling ook Turks of Arabisch spreken.  Of toch, want wie er winkelt kent ongetwijfeld of Frans, of Engels.  In Sint-Joost en elders zijn er natuurlijk ook buurtwinkels waar alléén het Frans kan, naast de moedertaal van de uitbater.  Ik ken er ook, meer naar de Europese kant toe, waar Frans behalve bonjour en merci eigenlijk niet lukt (!) en alleen Engels wordt gebezigd – naast Urdu bijvoorbeeld.

Maar eigenlijk ken ik Brussel niet zo goed.  In Schaarbeek of Molenbeek ben ik hoogstens enkele keren haastig doorgestapt.  Van een paar delen van de stad houd ik, andere vind ik lelijk en op sommige plaatsen voel ik me niet veilig.  Behalve uiteraard achter de voordeur van het appartement van mijn vrouw voel ik me er nergens echt thuis, maar ook op weinig plekken echt vreemd.  Een beetje zoals in Athene – omdat ik de taal spreek.  Ik moest hier uiteraard aan denken naar aanleiding van de uitspraak van Conner Rousseau over Molenbeek en de reactie vanuit Brussel dat Rousseau niet weet waarover hij het heeft.  Dat geldt wellicht ook voor mij, dus ga ik me op de vlakte houden.  Over het belang van talen heeft hij alleszins gelijk.  Maar net op dat vlak is Brussel ook echt ingewikkeld, waarbij het Nederlands minstens even veel baat heeft bij een reële meertaligheid dan de bestaande formele tweetaligheid.  Misschien zou de erkenning van het Engels als derde officiële taal daarom wel goed zijn voor onze moedertaal in onze hoofdstad.