Bij de Donau
Het kwam in volle verkiezingscampagne niet zo heel goed uit, natuurlijk, maar de Management Board van ELA bracht me naar Bratislava, en een vergadering in het kader van het Hongaarse Voorzitterschap, dat begin juli de fakkel van ons heeft overgenomen, leidde me vervolgens naar Boedapest. Tussen beide in nam ik de trein, gedeeltelijk langsheen de Donau, die op een aantal plekken flink breder was geworden dan normaal, door de recente overvloedige regenval in Midden-Europa.
Van Boedapest heb ik naast de vergaderzaal niet zo veel gezien (ik ben er gelukkig al enkele keren geweest), maar in Bratislava kregen we de kans om het museum „Danubiana” te bezoeken, bij valavond dan nog. Het museum is een architecturale parel op een unieke ligging, omringd door de Donau. Met een indrukwekkende collectie – met aandacht voor Cobra en Karel Appel, om redenen die ik nog zal verduidelijken – en enkele tijdelijke tentoonstellingen die zeer de moeite waren. Het was een beetje een blitzbezoek, maar het gaf veel zin om er nog eens naartoe te gaan.
Het museum bleek bovendien een sterke link te hebben met ons eigen Brabant. Een Slovaakse advocaat kreeg de naam Vincent (Polakovič) mee van zijn ouders, en dat leverde een fascinatie voor Van Gogh op – en voor kunst in het algemeen. Na de val van het communisme droomde hij van een museum voor moderne en eigentijdse kunst in Slovakije, en hij vond een geestesverwant in de streek van Van Gogh, met name in Eindhoven. De kunstverzamelaar Gerard Meulensteen bleek bereid mee te investeren in het museum en er een deel van zijn collectie onder te brengen. Samen kozen ze de locatie en de naam, geïnspireerd door het „Louisiana”-museum bij Kopenhagen (overigens ook de moeite waard).
Ik vind niet alle hedendaagse kunst noodzakelijk „mooi”, maar hier lag de verhouding zeer goed. Bovendien kwamen de werken in het gebouw uitstekend tot hun recht. Wie ooit in Bratislava belandt en van natuur, architectuur en/of kunst houdt, zet „Danubiana” best op het „te bezoeken”-lijstje.