Het is volbracht
Het Belgisch Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie zit erop. Volgens de meeste binnen- en buitenlandse commentaren werd het een succes. Dat lag aan de timing : België kreeg de voorzittershamer net vóór de Europese verkiezingen, en dat is nu eenmaal het ideale moment om dossiers te sluiten die al enige tijd aanslepen. De Europese parlementsleden ronden hun werk graag af, of ze nu hopen terug te komen of niet. En wie Europese verkiezingen zegt, zegt ook een nieuwe Europese Commissie, en die kan altijd beslissen om een voorstel in te trekken of te herzien. Tenzij het afgerond is.
Maar er is natuurlijk meer dan geluk met de timing : je moet het ook effectief waarmaken. Ook daarin bleken we goed. Een combinatie van ervaring, gezonde ambitie en hier en daar een beetje geluk dat de politieke kaarten juist vielen. Naast dossiers afronden had het Belgisch Voorzitterschap nog een tweede doel : de agenda voor de komende jaren voorbereiden. Ook dat lijkt behoorlijk gelukt, al moet je dan nog maar afwachten wat er nadien mee gebeurt.
Ook op mijn domein, werkgelegenheid en sociaal beleid, hebben we op die twee aspecten ingezet : dossiers afronden en de verdere agenda voorbereiden. Eigenlijk was vooral het tweede mijn domein. Ik was sterk betrokken bij de organisatie van de informele raad van ministers van werk en sociale zaken in Namen in januari – en mijn poging om het nemen van een groepsfoto tijdelijk te verhinderen lukte dan wel maar half – ze haalde wel de Financial Times. De discussies in Namen waren een belangrijke stap op weg naar de Verklaring van La Hulpe, en ook in die verklaring en de bijhorende conferentie heb ik veel tijd gestoken. Het heeft wel iets om een tekst die op je pc begon uiteindelijk en na behoorlijk wat versies te hebben gekend te zien ondertekenen door de Europese politieke en socio-economische leiders.
Daarnaast heb ik meegewerkt aan de discussienota’s voor de formele ministerraden. Daarvan werd er ook één bij een ontbijt geserveerd, en één bij een lunch. Ze leverden alleszins voor mij interessante debatten op, ook al is discussiëren met in de ene hand een croissant en in de andere een nota niet voor iedereen zo eenvoudig.
Eén van onze prioriteiten we eerlijke en efficiënte mobiliteit op de Europese arbeidsmarkt, en dat in relatie tot de evaluatie van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA). Als voorzitter van de raad van bestuur van ELA uiteraard een belangrijk thema voor mij. We organiseerden een conferentie en schreven een rapport, dat erg goed onthaald werd. We werkten daarvoor als ambtenaren van verschillende overheidsdiensten samen, en hoewel we feedback kregen van enkele academici deden we het gewoon zelf, zonder studiebureaus of consultants. Best iets om trots op te zijn – ook de Europese Commissie werkt nu aan een soortgelijk rapport, maar zijn besteedden het wél uit…
De laatste loodjes van het Voorzitterschap brachten mij in juni naar Genève, voor de Internationale Arbeidsconferentie. De EU-voorzitter spreekt op dat wereldwijde, tripartite forum (met overheden, vakbonden en werkgevers) namens de EU en de EU-Lidstaten, en dat vraagt heel wat voorbereidend werk en coördinatie ter plaatse. Met werkdagen die vaak om 8u ’s morgens beginnen en al eens laat op de avond eindigen – met in het comité waar ik aan deelnam op het einde een nachtzitting tot 2u30. Met een voor de EU cruciale discussie rond 1u – ook dan moet je dus proberen scherp te blijven en je standpunt duidelijk te maken. Voor de volledigheid : we haalden in die nachtelijke uren enkele voor ons cruciale amendementen binnen – en ook een komma, die we belangrijk vonden (het duurde even eer iedereen wist waarom). Ik was niet voor het eerst op de conferentie en had er al eerder in andere hoedanigheden mee vergaderd, maar uiteraard niet in de rol van EU-voorzitter. Ik ben er vooral trots op dat we een mooie ploeg konden samenstellen om voluit voor die rol te gaan.
Het waren zes boeiende, maar drukke maanden. Met ook de nodige absurde momenten – ik ben even “hoofd protocol” van de Belgische ministers geweest, en heb me namens ons land bij een buitenlandse minister verontschuldigd voor iets dat de ambtenaren van dat land zelf fout hadden gedaan en dat die minister ook gewoon snel had kunnen rechtzetten. En we hebben ons het hoofd gebroken -en weten het nu nog niet- om te achterhalen wie in een bepaald EU-land eigenlijk echt besliste over een bepaald dossier. Ook dat is soms diplomatie…