Archief van
Jaar: 2022

Bye bye Boris

Bye bye Boris

Boris Johnson stapt op.  Na iets meer dan een dag ongekend politiek drama.  De voorbije maanden en weken was al duidelijk geworden dat hij niet eenvoudig weg te krijgen was : het ene schandaal na het anderen, een nipte vertrouwensstemming, verloren tussentijdse verkiezingen… het leek hem allemaal niet te deren.  Maar het bleken uiteindelijk druppels die de emmer vulden, en plots liep die over.  Het ontslag van topministers Javid en Sunak leidde tot een lawine van ontslagen binnen de regering.  Op een bepaald ogenblik schreven vijf regeringsleden zelfs een gezamenlijke ontslagbrief, wellicht om papier te besparen.  Johnson benoemde vervangers, maar toen de vertrekken sneller bleken te gaan dan hij nieuwelingen kon benoemen trok hij uiteindelijk de onvermijdelijke conclusie en kondigde zijn vertrek aan.  Maar niet onmiddellijk, want eerst moet er een vervanger gevonden worden.  Daarmee houdt hij een slag om de arm, en het blijft spannend om te zien hoe dat de komende dagen zal uitpakken : heel wat van zijn partijgenoten willen zo snel mogelijk van hem af, wegens een totaal verlies van alle geloofwaardigheid.

De opstap is uiteraard opmerkelijk voor een eerste minister die in 2019 zijn partij naar een zeer ruime verkiezingsoverwinning leidde.  Maar al bij al is hij ook weer niet zo verrassend : eigenlijk wist iedereen dat Johnson het niet zo nauw neemt met de waarheid, zich niet verlaagt tot het instuderen van dossiers en altijd denkt dat hij daar dan wel mee wegkomt.  Dat is hem eigenlijk sinds 2016 ook voortdurend gelukt, maar de kruik gaat zo lang te water tot ze breekt.  Sinds 2016 inderdaad.  Johnson schreef toen krantencolumns.  Het verhaal gaat dat hij in de aanloop naar het referendum over de Brexit twee teksten had voorbereid : één om uit te leggen waarom hij wilde dat het Verenigd Koninkrijk in de EU zou blijven, en één waarin hij pleitte voor de uitstap.  Op het laatste besliste hij die tweede versie te publiceren, werd daarmee de feitelijke aanvoerder van het Brexitkamp en zette de weg in naar Downing Street 10.  Redelijk cynisch, en dat cynisme bleef hij volhouden : toen Theresa May een akkoord voorbereidde met de EU over Noord-Ierland verwierp hij dat genadeloos.  Hij koos voor een andere piste en loog dat die niet tot grensformaliteiten tussen Noord-Ierland en Groot-Brittanië zou leiden.  Hij sloot een akkoord met de EU en bestempelt dat nu als een slecht akkoord, dat heronderhandeld moet worden.  Wat de EU uiteraard niet zo ziet zitten : pacta sunt servanda heet dat.

Johnson was geen slechte burgemeester van Londen, maar achteraf blijkt dat hij ook daar een rolletje speelde om zo snel als dat hem goed uitkwam zijn liberale opvattingen in te ruilen voor een autocratische stijl.  Met hem verdwijnt -na Trump- opnieuw minstens tijdelijk een populistische bedreiging in een grote westerse democratie, maar uiteraard is het gevaar daarmee lang niet geweken.  Bovendien laat dit soort bewind onvermijdelijk sporen na, in de manier waarop politiek bedreven wordt, maar ook in het eruit resulterende beleid.  Zo zijn de recente beslissingen van het Amerikaanse Hooggerechtshof ondenkbaar zonder de door Trump benoemde rechters, en blijft de manier waarop Brexit vorm kreeg -en het risico dat het vroeg of laat tot een stevig handelsconflict komt tussen de EU en het VK- een gevolg van de aanpak van Johnson.  Nu we ons terecht sterker wapenen tegen externe bedreigingen -zie Poetin- moet het denkproces over interne bedreigingen ook opgevoerd worden : hoe versterken we de democratie en de rechtstaat en verminderen we de kwetsbaarheid voor (rechts, links en nog andersoortig) extremisme en populisme ? Net zoals we overigens nog steeds rekening moeten houden met Trump blijft Johnson ook na zijn vertrek uit Downing Street 10 daarbij jammer genoeg een factor.  Waarbij we niet mogen vergeten dat hij wel heel wat gemeen heeft met Trump, maar wel een héél stuk intelligenter is.  Bye bye Boris… for now.

Terug in de tijd

Terug in de tijd

Bokrijk.  Het moet zo’n jaar of 40 geleden zijn dat ik het openluchtmuseum nog had bezocht.  En mijn vrouw was zelfs nog nooit in (de Vlaamse kant van) Limburg geweest.  Dus boekten we een weekendje Hasselt met een bezoek aan Bokrijk.  De huisjes die er stonden beantwoordden aan mijn verwachtingen, al bleek het stuk “Haspengouw” in restauratie.  De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat het uiteindelijk toch vooral de Kempen zijn die het best in beeld worden gebracht in het domein – en dat zeg ik niet alleen als Kempenaar.  Met name Oost- en West-Vlaanderen komen er daarentegen redelijk bekaaid vanaf – voor wie een volledig beeld van Vlaanderen wil zoals het er pakweg 100 à 150 jaar geleden uitzag volstaat Bokrijk dus eigenlijk niet.  Dat neemt niet weg dat het een prachtig domein blijft.  Ik was eigenlijk vooral onder de indruk van de (moes)tuinen, de planten en de dieren.  Er moet ongelooflijk veel werk kruipen in het onderhouden van al die flora en fauna, maar die maakt natuurlijk – samen met allerlei activiteiten en ambachten – dat het domein blijft leven.  Alleszins een bezoek meer dan waard, en best iets frequenter dan om de 40 jaar.

De rest van het weekend brachten we dus in Hasselt door.  Ook daar was ik eigenlijk nog nooit echt lang geweest.  Het imago van zeer gezellige stad werd alleszins bevestigd, al droeg het zonnige weer daar ongetwijfeld ook veel aan bij.  En het zeer verkeersvrije centrum, waar veel andere plekken in Vlaanderen nog iets van kunnen leren.

“Mijn Rijk is niet van deze wereld”

“Mijn Rijk is niet van deze wereld”

(Ἡ βασιλεία ἡ ἐμὴ οὐκ ἔστιν ἐκ τοῦ κόσμου τούτου – Johannes 18,36)

Ik ben naar de kleuterschool geweest bij de zusters van Mariaberg – waar er toen ook effectief nog zusters waren. Daarna heb ik negen jaar op de „Broederschool” doorgebracht. De laatste broeders verlieten die weliswaar na mijn eerste studiejaar, maar in de middelbare school was de directeur een priester. De laatste drie jaar van het secundair onderwijs ging ik naar het Klein Seminarie, waar toen ook nog redelijk wat priesters lesgaven – aan mij met name wiskunde ! Mijn universitaire studies heb ik aan UFSIA, bij de jezuïeten dus, doorgebracht – en ook daarvan liepen er aan de Prinsstraat op dat moment nog steeds enkele reële exemplaren rond. Ik ben een onmiskenbaar product van het katholiek onderwijs, en zoals ik al eens heb geschreven heb ik daar geen blijvende trauma’s aan overgehouden. Daarnaast ben ik ook gedoopt, heb ik mijn eerste en plechtige communie gedaan en ben ik uiteindelijk ook voor de kerk getrouwd. Weliswaar voor de orthodoxe kerk, maar netjes met de formele toestemming van de (katholieke) Antwerpse bisschop. Je kan er ook nog heel wat jaren in een jeugdbeweging met een „K” aan toevoegen. Hoewel ik het lastig zou vinden om mezelf als “gelovig” te omschrijven, ben ik onmiskenbaar minstens cultureel een katholiek, en zo benoem ik mezelf ook.

Daarnaast kan ik uiteraard niet ontkennen dat ik ook een band heb met de Grieks-orthodoxe Kerk (voor wie de kerkelijke actualiteit niet volgt : die is al enkele jaren overigens niet meer echt „in communie” met de Russisch-orthodoxe Kerk, al wordt de schijn af en toe opgehouden). Ik waardeer ook de vanzelfsprekendheid van die kerk in de Griekse samenleving, die naar mijn aanvoelen ook door niet-gelovigen als onderdeel van de eigen cultuur wordt aanzien en die in de praktijk (zij het niet altijd in de retoriek) die plaats ook gemakkelijker aanvaardt. Dat heeft ook te maken met gehuwde priesters (waarvan er dus ook minder tekort zijn). En met kleinere kerkgebouwen.

Een lange inleiding omdat ik het over die kerkgebouwen wil hebben, met name die in Essen. In de gemeenteraad bespraken we het Kerkenbeleidsplan. De kerken zijn voor mij openbare gebouwen, gezet met gemeenschapsgeld en eigendom van de gemeenschap, de „oikoumene”. Dat geldt wat mij betreft eigenlijk ook voor alle „private” eigendommen van de Kerk (in welke juridische vorm die zich ook manifesteert) : scholen, jeugdlokalen, gildenhuizen…. Ze zijn allemaal gebouwd met gemeenschapsgeld, vaak in een tijd dat parochie en lokale gemeenschap quasi-synoniemen waren. Ze zijn -misschien niet juridisch, maar wel rechtmatig- van de hele gemeenschap. Die uiteraard niet de engagementen kan negeren die de Kerk met die gebouwen is aangegaan : onderwijs, zorg, ontspanning…. Dat betekent dat, als het moet, de gemeenschap (in casu vaak de gemeente) die engagementen moet overnemen, bijvoorbeeld als er een nieuw jeugdlokaal moet worden gebouwd. Maar het betekent ook dat diezelfde gemeenschap er geen tweede keer voor moet betalen, en dat gebeurt nu al te vaak. De gemeente die een gebouw of grond van de Kerk koopt is voor mij in de meeste gevallen een contradictio in terminis (een vleugje Latijn leek me hier wel gepast).

Natuurlijk is de gemeenschap ook een engagement aangegaan tegenover de kerkelijken, en moeten er ook gebouwen voor de eredienst zijn. Daar zijn er objectief minder van nodig dan vroeger, wegens minder kerkbezoekers. Maar dorpen -parochies- zijn vaak aan hun eigen kerk gehecht geraakt. Het zijn grote, beeldbepalende, dikwijls ook gewoon mooie gebouwen. Afbreken is zelden een logische optie. Bovendien maakt de geschiedenis dat de begraafplaatsen aansluiten bij het kerkgebouw, wat uiteraard ook respect vereist. De discussie is niet gemakkelijk. Daarom moet in elke gemeente een kerkenbeleidsplan worden opgesteld. Ook in Essen. En daarover hadden we het dus in de raad. In het plan zoals dat voorligt wordt de Onze-Lieve-Vrouwekerk in de Nieuwstraat als „A-kerk” bestempeld, die voor de eredienst behouden moet blijven. De andere kerken zijn B-kerken, waarvoor een nevenbestemming kan worden gezocht. Die keuzes lijken me toch wat meer discussie waard, ook in de gemeenteraad, en daarom heb ik gisteren gevraagd om een wat uitgebreidere bespreking in een commissie. Ik zou met name willen weten waarom precies de OLV-Kerk die A-kerkstatus moet krijgen, en niet de Sint-Antoniuskerk. Daar moeten wellicht religieuze argumenten voor zijn, maar die zie ik niet, en ik wil ze dus graag leren. Ruimtelijk en architecturaal zou ik eerder voor de Sint-Antoniuskerk kiezen. En ik vind dat die argumenten vanuit de gemeenschap moeten worden afgewogen tegenover de eventuele argumenten vanuit kerkelijk perspectief. Daarnaast wil ik meer weten over het proces waarbij die B-kerken gaan worden ingevuld, want grote en dure openbare gebouwen moeten optimaal worden gebruikt. Met respect voor hun (uitdovende) religieuze functie, maar wel met oog voor de realiteit.

Het katholicisme is een belangrijk deel van de Vlaamse geschiedenis, zoals het voor mij een belangrijk deel van mijn persoonlijkheid is. Een stuk geschiedenis dat in ere moet worden gehouden. Maar dat kan niet betekenen dat elke steen die ooit in de naam des Heren op een andere gezet werd ook voor eeuwig aan de Aardse vertegenwoordigers van de Heer toebehoort.  De beslissingen daarover komen de hele gemeenschap toe.

In die dagen…

In die dagen…

25 jaar geleden vierden we 100 jaar Heidebloempje. In 1897 werd in Nieuwmoer, waar nu café Den Engel is, de Studentenbond „Heidebloempje” gesticht, en die groeide uit tot KSA, daarna KSJ en nu opnieuw KSA Heidebloempje Essen. In 1997 schreef ik mee die geschiedenis uit en zette mee de viering op. Het was één van de hoogtepunten van een jeugdbewegingsleven dat begon in de houten barak achter de Oude Pastorij in 1978, en eindigde in een vergadering van een „Groep van Wijzen” in de Vooruitgangstraat in Brussel in 2009. De meest intense periode was ongetwijfeld die in de leiding van KSJ Heidebloempje Essen van 1990 tot 1998. KSJ bepaalde het ritme van mijn leven, van mijn studies, van wie ik wel en niet was. Dat zorgde uiteraard voor veel mooie herinneringen, vrienden en lessen voor het leven. Het lied dat het meest die herinneringen oproept is het (voor het overige nogal clichématige, maar het zij zo) nummer van Brian Adams, Summer of 69. Vooral de zomers duurden eindeloos, met elke dag wel een dosis KSJ.

Gisteren vierde KSA Essen (want het werk van die „Raad van Wijzen” leidde tot een traject dat uiteindelijk de naamkwestie van onze jeugdbeweging beslechtte in het voordeel van „KSA”) dus 125 jaar Heidebloempje. Met een stuk minder „pump and circumstance” dan we dat in 1997 deden, maar elke generatie is anders. Het was in elk geval leuk om de beweging nog eens in actie te zien, in de zon te zitten die als ze schijnt op het Jeugdheem altijd harder schijnt dan elders, met een biertje en een bord pasta. En om in lokalen rond te lopen die we 25 jaar geleden beter hadden moeten achterlaten (sorry voor de vloer die onmogelijk schoon te maken is) en die nu echt wel aan vernieuwing toe zijn. En om het „Heidebloempje” te zingen, waarvan het ritme klaarblijkelijk in 25 jaar tijd enigszins versneld werd – we hadden als oud-leiding allemaal moeite om te volgen.

Maar het groeit en gedijt alleszins nog steeds in het magere zand, dat Heidebloempje. Niet zoveel verschillend van 25 jaar geleden. En eigenlijk ook niet van 25 jaar daarvoor. Als ik nu op de geschiedenis van de beweging terug bekijk, dan komen de breuklijnen in 1945 en in 1968 – wat niet wegneemt dat sommige lijnen ook gewoon doorgetrokken kunnen worden. We gaven ons boek over 100 jaar Heidebloempje in 1997 de ondertitel „Een Spiegel van Vlaanderen”, en zeker die twee data weerspiegelen inderdaad de Vlaamse geschiedenis. Voor, tussen en na die data was de verandering veel geleidelijker en soms misschien nauwelijks op te merken. Zoals het zangtempo dat versnelde. Maar in 1945 veranderde de studentenbond onmiskenbaar in een jeugdbeweging, en in 1968 veranderde een elitaire studentikoze jeugdbeweging in één voor iedereen (met het gemengd worden 13 jaar later als gevolg). Zoals ik die dus altijd heb gekend.

En zo was gisteren dus een dag voor een dosis nostalgie. Those were the best days of my life.

A nation once again ?

A nation once again ?

De verkiezingen in Noord-Ierland hebben een historisch resultaat opgeleverd. Het links-nationalistische pro-Ierse Sinn Féin werd de grootste partij in het parlement van Stormont, daarmee een einde makend aan de dominantie van de pro-Britse unionistische partijen die in de Noord-Ierse politiek 100 jaar lang de leidende positie hebben ingenomen. Weliswaar dankt Sinn Féin die positie wat minder aan eigen groei dan aan afkalving van de grootste unionistische partij, de DUP, die stemmen verloor aan de radicalere TUV én aan de Alliance die een neutrale positie inneemt tussen de pro-Ierse en pro-Britse kampen. Waardoor het verhaal niet zo eenduidig is dan sommige kranten lijken te suggereren.  Maar historisch blijft het wel.

De nederlaag van de DUP heeft overigens veel te maken met Brexit : het bijzondere protocol voor Noord-Ierland dat tussen de EU en het VK in dat kader werd gesloten bleek van bij het begin omstreden. In die mate dat een aantal van de Britten die het onderhandelden of goedkeurden vanaf dag één hebben gezegd dat het moest herzien worden. Het „Northern Ireland Protocol” voorziet met name dat er geen strenge grensregels zijn voor goederen die van Noord-Ierland naar de Ierse Republiek worden uitgevoerd, op voorwaarde dat in Noord-Ierland een aantal EU-regels worden gevolgd. Wat betekent dat er bepaalde controles nodig zijn tussen de rest van het Verenigd Koninkrijk (Engeland, Wales en Schotland) en Noord-Ierland. En dat stoort de unionisten -en ook premier Johnson- geweldig. Maar de EU, Ierland en de Noord-Ierse nationalisten willen dat het protocol gewoon wordt uitgevoerd zoals afgesproken : Pacta sunt servanda – al kan er uiteraard over de modaliteiten worden gesproken. Het verzet tegen het Protocol wordt door veel Noord-Ieren (die in meerderheid tegen Brexit stemden) een stuk minder gedeeld dan de DUP had gewenst.

Met de verkiezingen begint een schaakspel tussen de partijen, de Britse en Ierse regeringen (met Sinn Féin als grootste oppositiepartij in de Ierse Republiek…) en ook de EU. De kans op allerlei blokkeringen lijkt daarbij zeker op kortere termijn heel groot : de DUP gaat niet zomaar een „First minister” van Sinn Féin aanvaarden zonder wijzigingen aan het protocol. Dat het hele spel gaat leiden tot een referendum over een Ierse hereniging, lijkt mij niet zo waarschijnlijk, zeker op kortere termijn. Maar uitgesloten is het ook niet, met een Boris Johnson en zijn partij die zich in Noord-Ierland al sinds de aankondiging van het Brexitreferendum als een olifant in de porseleinkast hebben gedragen.

Overigens zijn die Noord-Ierse verkiezingen ook interessant omwille van het kiessysteem, de Single Transferable Vote. In elk kiesdistrict worden zes parlementsleden verkozen. De kiezers rangschikken de kandidaten. Als je eerste keuze het niet haalt, gaan je stemmen naar je tweede keuze. En als een kandidaat te veel stemmen haalt om verkozen te worden, gaat de overschot ook naar de tweede keuze. En vervolgens de derde, de vierde…. Die stemmenoverdracht leidt tot een tactisch spel tussen partijen, bijvoorbeeld omdat je beter niet te véél eigen kandidaten voordraagt in één district, maar uiteraard ook niet te weinig.   Het combineert wel goed de mogelijkheden voor kleine partijen om bestaansrecht te verwerven, en het behoud van bestuurbaarheid doordat de stemmen niet verloren gaan maar worden overgedragen. Met een dergelijk systeem zou Frankrijk zowel zijn presidentsverkiezingen als zijn parlementsverkiezingen in één ronde kunnen houden, en zou het resultaat daarvan minder extreem zijn. Ook bij ons zou de kiezer de partijen kunnen rangschikken. Wat de herverkaveling van het politieke landschap tot een wat eenvoudiger proces zou maken : de laatste CD&V-kiezers zouden dan zelf kunnen duidelijk maken waar ze hun stem in tweede instantie naartoe zouden willen sturen, zonder de partij zelf de doodsteek te moeten geven.  En een stem voor bijvoorbeeld Vista zou niet verloren zijn als die partij uiteindelijk niet in het parlement geraakt.  Misschien moeten we toch wat vaker richting Belfast kijken.

Bruxelles pas belle ?

Bruxelles pas belle ?

Een bloemenwinkel in Athene, Eerste Paasdag (uiteraard volgens de orthodoxe kalender).  Het feest van het jaar in Griekenland.  In een bloemenwinkel op het middaguur staan mijn vrouw en ik wat besluiteloos te bekijken wat voor ruiker bloemen we willen.  Een dame komt binnen en weet meteen dat ze tien rode rozen wil, en krijgt dus voorrang.  Aan het kruispunt naast de winkel staat ondertussen een auto te wachten voor het rode licht, met de geluidsinstallatie en de ramen volop open.  De dame ergert zich er sterk aan : “we zijn hier toch geen Arabieren.”  De winkelbediende vindt het minder storend : “het is maar één keer per jaar Pasen.”  Vervolgens zegt de dame dat ze in Brussel woont en dat daar enkel “Arabieren” dit soort gedrag vertonen.  Wij geven even aan dat we ook in België wonen, maar veel verder gaat het gesprek niet : ze is gehaast want er wordt op haar gewacht met het eten.  Wat overigens niet super geloofwaardig klonk : in de meeste Griekse families wordt gewoon de hele Paasdag gegeten en wordt er op niemand en iedereen gewacht…  Of hoe iemand zich in het soms behoorlijk oosters aandoende Athene zich plots nog oostelijker waande; in Brussel dan met name.

Twee dagen later sta ik in het gemeentehuis van Sint-Joost-ten-Node.  Voor haar werkgever moet mijn vrouw een adres in het Brussels Gewest hebben, en ze had een document van de gemeente nodig.  Omdat ik terug moest komen uit Athene voor de gemeenteraad bood ik me in het gemeentehuis aan.  Bij het onthaal en in de gang van het aftandse gebouw werd ik twee keer doorgestuurd tot ik bij de loketten van de dienst bevolking kwam.  Die meteen in een museum van de jaren 1960 of 1970 kunnen – als armste gemeente van het land zal renovatie van de lokettenzaal wel niet bij de prioriteiten van Sint-Joost horen.  Naast mij wachtten mensen met een duidelijk erg diverse herkomst.  Ik zag allerlei kleuren, klederdrachten en ving diverse talen op.  Al dan niet met hulp van meegekomen familieleden werden ze allemaal snel en klaarblijkelijk adequaat verder geholpen in het Frans.  Behalve ik dan, want ik bood me (uiteraard) in het Nederlands aan.  Aan loket 2 lukte het nog net om me met een handgebaar en het woord “vijf” duidelijk te maken dat ik beter naar loket 5 kon gaan.  Waar ik snel en wel degelijk in mijn eigen taal werd verder geholpen, voor wat toch niet helemaal een standaardvraag was, door iemand waarvan de moedertaal vermoedelijk noch Nederlands, noch Frans was.  Dat het gevraagde document alsnog in het Frans werd afgeleverd zag ik pas nadien, maar de oorzaak daarvan ligt wellicht bij de taalkeuze van de werkgever van mijn vrouw.  Terwijl het document werd afgedrukt stonden naast mij twee jongemannen aan loket 4, die onderling denk ik Turks spraken.  Ze begonnen hun uitleg in het Frans, maar kenden de loketbediende duidelijk en schakelden na een tijd over op het Nederlands met zwaar Brussels accent voor enige “smalltalk”.

Een paar weken geleden had mijn vrouw overigens een ander document nodig (een formeel bewijs van de derde vaccinatie), waarvoor ze in het vaccinatiecentrum moest zijn.  Ik was meegegaan, maar ze had me vooraf gevraagd om niets te zeggen omdat ze haar Nederlands wilde oefenen.  Waarna ze er door Georgios werd ontvangen, die in het Griekse uitlegde dat hij veel Nederlands (zijn vierde taal) bijleerde door in het centrum mensen verder te helpen, omdat er zich veel Nederlandstaligen aanboden.  De oefenkans voor mij vrouw viel natuurlijk wel in het water !

Wie in een winkel langs de Louizalaan of in het Zuidstation probeert om in datzelfde Nederlands geholpen te worden, krijgt overigens geheid antwoord in het… Engels.  Met dat Engels kan je ook bij het gemeentebestuur van Brussel-stad terecht en bijvoorbeeld ook bij de diensten van Financiën die “expats” opvolgen, zij het niet officieel, maar in Sint-Joost toch niet zo eenvoudig, want daar wordt het niet echt gebezigd.  Dat zal in Molenbeek en Schaarbeek ook wel zo zijn.  Niet zo slim van de winkel op de Louizalaan, want wie rondloopt in Brussel hoort veel meer Nederlands dan je zou denken, ook waar je dat niet zo verwacht, bijvoorbeeld tussen familieleden die onderling ook Turks of Arabisch spreken.  Of toch, want wie er winkelt kent ongetwijfeld of Frans, of Engels.  In Sint-Joost en elders zijn er natuurlijk ook buurtwinkels waar alléén het Frans kan, naast de moedertaal van de uitbater.  Ik ken er ook, meer naar de Europese kant toe, waar Frans behalve bonjour en merci eigenlijk niet lukt (!) en alleen Engels wordt gebezigd – naast Urdu bijvoorbeeld.

Maar eigenlijk ken ik Brussel niet zo goed.  In Schaarbeek of Molenbeek ben ik hoogstens enkele keren haastig doorgestapt.  Van een paar delen van de stad houd ik, andere vind ik lelijk en op sommige plaatsen voel ik me niet veilig.  Behalve uiteraard achter de voordeur van het appartement van mijn vrouw voel ik me er nergens echt thuis, maar ook op weinig plekken echt vreemd.  Een beetje zoals in Athene – omdat ik de taal spreek.  Ik moest hier uiteraard aan denken naar aanleiding van de uitspraak van Conner Rousseau over Molenbeek en de reactie vanuit Brussel dat Rousseau niet weet waarover hij het heeft.  Dat geldt wellicht ook voor mij, dus ga ik me op de vlakte houden.  Over het belang van talen heeft hij alleszins gelijk.  Maar net op dat vlak is Brussel ook echt ingewikkeld, waarbij het Nederlands minstens even veel baat heeft bij een reële meertaligheid dan de bestaande formele tweetaligheid.  Misschien zou de erkenning van het Engels als derde officiële taal daarom wel goed zijn voor onze moedertaal in onze hoofdstad.

 

Frisse wind

Frisse wind

Een korte gemeenteraad verhinderde me gisteren om Derde Paasdag in Griekenland door te brengen.  In plaats van met een goed glas wijn op een zonnig terras bracht ik de avond door in een goed geventileerde en dus koude raadszaal, met een glas bruiswater.  Toch ben ik niet geheel ontevreden.  Het voorstel van mij en Robin om het college formeel mee verantwoordelijk te stellen voor de problemen bij het Sociaal Verhuurkantoor die de afgelopen maanden aan het licht kwamen haalde het niet, maar dat had ik ook niet meteen verwacht.  Ik zou vooraf hebben getekend voor een onthouding op één van de meerderheidsbanken, en die kwam er ook.  De discussie tussen de burgemeester, Robin en mij verliep zoals ik had vermoed, in die mate dat ik mijn vooraf voorbereide weerwoord na de repliek van Gaston ook voor 90% kon gebruiken.  Ik had daar ook meer tijd in gestoken dan in mijn eigenlijke verdediging van het voorstel : wat er gebeurt is bij het SVK is vooral problematisch omdat het past in een patroon, waarbij de samenwerking tussen administratie en college niet optimaal loopt en waarbij er te veelvuldig iets misloopt.    Dit college speelt minder kort op de bal dan de voorgangers, al geldt dat niet voor iedereen, zoals ik ook uitdrukkelijk heb gezegd.  Alle fouten, vergissingen, slordigheden die onder meer daardoor gebeuren zijn op zich niet dramatisch.  Fouten gebeuren inderdaad overal, zoals de burgemeester terecht stelde.  Maar ze gebeuren gewoon te veel en te vaak om ze onder de mat te vegen.  En dan is het de democratische plicht van de oppositie om daar aandacht voor te vragen.  Dat leverde een toneelstukje op dat volgens het script verliep, waarbij ik de burgemeester ook correct vond in zijn rol.  Dat ik als het moet ook opnieuw zal opvoeren, maar toch liever niet !

Maar eigenlijk stond de gemeenteraad vooral in het teken van twee vervangingen op de CD&V-banken.  In het bijzonder comité ruimt Anneleen Van Loon plaats voor Imelda Schrauwen, die daarmee een opmerkelijk comeback maakt.  Het hoe en waarom ontgaat me, maar veel inloopperiode zal ze alleszins niet nodig hebben.  In de gemeenteraad moest Liesje Van Loon vervangen worden, die na de vorige raad ontslag nam.  Om zowel privé- als om politieke redenen.  Het is niet aan mij om over de interne keuken van CD&V te oordelen, en de privéredenen van Liesje kunnen uiteraard alleen maar op begrip rekenen.  Toch vind ik haar vertrek een verlies; ze bood een meerwaarde aan de gemeenteraad.  Vervolgens zegden acht potentiële opvolgers bij CD&V neen tegen een zitje in de raad.  Dat is toch wel opmerkelijk : samen met Ludwig Caluwé die zijn zetel al vanaf dag één weigerde vormen ze een volledige schaduwfractie van CD&V die niet wel mag maar niet wil zetelen.  Daar zal elk van hen wel goede redenen voor hebben, maar een goede zaak voor de gemeentepolitiek is het alleszins niet.  Hopelijk wordt er in het debat over het versterken van de lokale democratie nog eens nagedacht over hoe het mandaat van raadslid -in meerderheid en oppositie- aantrekkelijker kan worden gemaakt.

Als tiende opvolgster aanvaardde Kirsten Tobback het zitje wel en zo legde ze dus gisteren de eed af.  Haar vader zou trots zijn geweest op haar – terecht.  Ze gaat dat goed doen.

My home is my castle

My home is my castle

Een kasteel ! In Essen ! Er werd al lang over gespeculeerd. De naam „Kasteelbeemd” bevatte een aanwijzing. Maar dat volstaat natuurlijk niet : in de Postbaan zal nooit een postkantoor worden opgegraven. Hoogstens een oude brievenbus. Het bleef dus bij die aanwijzing in oude geschriften. Tot Thomas Dekkers besloot om archeoloog te worden. Enkele maanden geleden vroeg hij me on het proefschrift waarmee hij die titel van master in de archeologie behaalde op de website van de Heemkundige Kring te zetten. Waarna ik tien minuten heb besteed aan het online zetten. En een uur of twee aan het lezen van de thesis, al heb ik daarbij de meest technische stukken wel overgeslagen : archeologie gaat natuurlijk ook over grondsoorten en allerlei C14-laboratoriumonderzoeken, en die zijn niet zo aan mij besteed. Na die lectuur was ik er evenwel van overtuigd dat er wel degelijk een (vorm van) kasteel had gestaan.

De thesis begint overigens als een spannend archeologenverhaal. Bij een toevallige (?) dronevlucht vanuit de tuin wordt een mysterieuze cirkel in de vegetatie zichtbaar. In tegenstelling tot een astroloog of complottheoreticus denkt een archeoloog daarbij meteen aan iets dat er ooit zou kunnen gestaan hebben. En wat zou er in vredesnaam in de Kasteelbeemd hebben kunnen staan ? Géén postkantoor, uiteraard. Maar het blijft een heel puzzelwerk om vervolgens echt aan te tonen dat er in de weinig vergeeflijke Kempense zandgronden in de volle middeleeuwen een gracht werd uitgegraven, waarmee een vorm van „mottekasteel” werd omringd. Wellicht opgetrokken door de een telg uit het geslacht van Rijsbergen, dat Essen later aan de abdij van Tongerlo zou schenken, en daarmee onze (per definitie geschreven) geschiedenis in liet gaan.

Nu is zo’n mottekasteel niet helemaal wat vandaag aan het clichébeeld van een kasteel beantwoordt (de foto bij dit stukje moet dan ook als licht misleidend worden beschouwd). Het gaat om een verhoogde versterking (wellicht een ringwal) binnen een cirkelvormige gracht, naast een neerhof met woonvertrekken en schuren waarin de oogst kon worden bewaard. Of hoogstens, maar wellicht dus niet, om een toren op een kunstmatige heuvel. Het bouwwerk moest wellicht dienen om de macht van de plaatselijke heer over de omgeving te benadrukken, en moet dus alleszins voldoende indrukwekkend zijn geweest om te imponeren.

Thomas heeft het hele verhaal samengevat voor De Spycker, die vandaag na twee jaar onderbreking ook nog eens „live” in het gemeentehuis kon worden voorgesteld. Waarbij zijn promotor, prof. Annaert, andere -eerder vroeg-middeleeuwse- vondsten in de Kempen kwam toelichten, en in hun context kwam plaatsen. Voor mij alvast interessant, omdat die nadagen van het Romeinse Rijk en de Frankische periode mij nu eenmaal boeien, onder meer omwille van de Frankische taal die evolueerde naar het Nederlands (De dictator-fantast die zich ooit in onze streken zou ophouden : Karel De Grote was meer „Groot-Nederlander” dan „Fransman”, hoewel de Fransen hun naam van ons gestolen hebben. Die vaststelling levert uiteraard een legitieme claim op tot minstens in Noord-Italië, of eventueel op al wat ooit rechtstreeks of onrechtstreeks tot het Heilig Roomse Rijk heeft behoord. Men denke aan pakweg de Baltische landen – daar is het wel opletten voor die andere dictator-fantast, natuurlijk).

Men leze De Spycker dus. En zo staat meteen ook wetenschappelijk en dus tot bewijs van het tegendeel vast dat er in Essen wel degelijk een kasteel heeft gestaan. Mocht de klimaatverandering de betrokken weide ooit geschikt laken voor de wijnbouw (laten we toch maar hopen van niet), dan kan die met recht en reden als bijvoorbeeld „Château des Seigneurs des Montagnes Elévées” op de markt worden gebracht. In afwachting daarvan is het alleszins een mooi stuk Essense geschiedschrijving !

De Franse slag

De Franse slag

Ik was de voorbije dagen in Parijs. Om over de Belgische economie te discussiëren. Toch ging het in de wandelgangen natuurlijk meer over het gastland. De Franse verkiezingen zijn belangrijk voor Europa. En voor Frankrijk, uiteraard. In het straatbeeld zag ik nochtans weinig directe verwijzingen naar de verkiezingen. Één poster van Macron, en tijdschriften in de krantenkiosken met diezelfde Macron en zijn tegenstander Le Pen. Een herkansing voor de vorige verkiezingen. Omdat Frankrijk zich nu eenmaal een slecht systeem heeft aangemeten.

Op het eerste gezicht lijkt het nochtans niet zo onlogisch. In de eerste ronde kan iedereen meedoen (mits een reeks handtekeningen), in de tweede ronde komen de kandidaten met de meeste stemmen tegen elkaar uit. Daarna volgen de parlementsverkiezingen, en omdat de Cinquième République een sterke president wil, krijgt diens partij daarbij in de regel veel stemmen – in een kiessysteem waarbij de twee ronden lokaal nog eens worden herhaald. Waarna een regering gaat zetelen die ten gronde een kwart tot een derde van de kiezers vertegenwoordigd. In het beste geval nadat de linkse democratische kandidaat de rechtse democraat heeft verslagen. In het minst slechte geval nadat de democraat de extremist heeft geklopt. En in het slechtste geval… wel, dat willen we dus niet meemaken.

In een tweepartijenstelsel, zoals het Amerikaanse, is zo’n alles-of-nietsmodel al een probleem, in een Europees land waar het kiespubliek erg geschakeerd is en dat ook graag uitdrukt is het dramatisch. Als Frankrijk zijn parlement op zijn Duits of Nederlands zou kiezen (en vervolgens dat parlement de president zou aanstellen), dan zou Macron wellicht verkozen worden tot leider van een coalitie van liberalen en socialisten, aangevuld met de conservatieven en/of de groenen. Een Ampelkoalition. Of Vivaldi, jawel. Niet gemakkelijk, maar met een duidelijke meerderheid, en met een door de coalitiegenoten begrensde macht.

Maar Frankrijk meent al jaren dat het een ander systeem nodig heeft. Waarbij de president een halfgod à la De Gaulle (of minstens Mitterand) moet zijn, en die in ruil daarvoor te veel macht krijgt. Omdat halfgoden zeldzaam zijn verliest men zich snel in populisten die tenminste de hemel belóven. Zodat het kon gebeuren dat Poetinadepten (Le Pen, Mélenchon, Zemmour) samen meer dan de helft van de stemmen behaalden in de eerste ronde. Omdat sociaal-democraten niet voor Hidalgo maar voor Mélenchon kozen, die immers een reële kans maakte om in de tweede ronde te raken en inderdaad de línkse autoritaire Poetinstrekking vertegenwoordigd, terwijl Le Pen voor de rechtse autoritaire Poetinstrekking staat. Tja.

Voor een democraat, voor iemand die niet het einde van de EU wenst, voor iemand die Poetin geen overwinning gunt die groter zou zijn dan alles wat hij op het slagveld de voorbije jaren heeft bereikt, waren er in de eerste ronde voldoende legitieme kandidaten. Pécresse op rechts, Macron in het centrum, Hidalgo en Jadot op links. In de tweede ronde schiet er maar één over, en die moet dus winnen. President Le Pen zou voor de EU en voor ons land een véél grotere ramp zijn dan Trump en Brexit samen. Het is dan ook erg Frans, maar volstrekt onverantwoord en dwaas dat sommigen, vooral uit linkse hoek, nu oproepen om niet te stemmen of de legitimiteit van de verkiezingen zelf in vraag stellen. Een houding die onvermijdelijk naar de doodlopende straat van „wir haben es nicht gewusst” leidt, maar dan in de taal van Molière. Maar dat Frankrijk zijn kiessysteem moet aanpassen lijkt me een absolute prioriteit voor president Macron, na(ast) het verslaan van Poetin, uiteraard.

Budgetcontrole

Budgetcontrole

Enige tijd geleden werd ik opgenomen in de steekproef voor de Enquête naar de Arbeidskrachten. Omdat de resultaten daarvan voor mij professioneel een belangrijk werkinstrument zijn (dat is nogal onvermijdelijk voor wie op een ministerie van werkgelegenheid ook de directie van de studies en statistieken leidt) deed ik daar met graagte aan mee. Veel tijd kroop er ook niet in. Na afloop kreeg ik de vraag of ik ook aan het Huishoudbudgetonderzoek wilde meedoen. Ook dat leek me een vorm van burgerplicht : statistieken zijn belangrijk voor onze maatschappij. Dus mocht ik onlangs gedurende veertien dagen alle inkomsten en uitgaven van mijn „huishouden” bijhouden. Dat lijkt niet zo moeilijk : een bankrekening, kassatickets en af en toe beroep doen op het geheugen lijken te volstaan. Maar dat is toch enigszins buiten de statistici gerekend. Die hebben (zeer terecht) de details nodig. Twee paprika’s gekocht ? Hoeveel wogen die ? Die plantaardige melk, was die bio ? Van soja, amandel, rijst of haver ? Van hazelnoot zegt u ? Dat staat niet in ons systeem, zoekt u gerust nog wat verder. Een brood ? Wat voor brood ? Hoeveel woog dat brood ? Koffiecapsules ? Maar hoeveel gram koffie zit daar dan in ? Ik ben eerder vaak van mijn computer naar de keuken moeten gaan. En gelukkig kan je op de website van de supermarkt vaak ook terugvinden hoeveel een product juist weegt, bijvoorbeeld. Al volstaat ook die techniek niet altijd. We kochten yoghurt ? Erg gezond. Hoeveel liter ? Op het pakje staat alleen een gewicht. Maar als de computer de inhoud wil, wie ben ik dan om tegen te spreken. Iets op internet kopen is ook al niet evident, want in welk land bevindt de winkel zich dan eigenlijk ? En Netflix kent het systeem wel, maar laat ik toevallig Amazon Prime hebben : „computer says no”.

Al na twee dagen zeiden we lachend tegen elkaar dat we beter op restaurant konden gaan : dan volstaat één bedrag voor een „maaltijd”. Ook gemengde sla kopen bleek een oplossing die groentenwegingen vermijdt. Maar natuurlijk is het niet de bedoeling om het gedrag aan de enquête aan te passen…

Invullen kan overigens ook op papier. Dat is wellicht gemakkelijker, omdat je dan de omschrijving zo kan geven als je wil en ze het bij de verwerking maar moeten uitzoeken. Maar wegens een onleesbaar geschrift en ook wel omdat het mij een betrouwbaarder systeem leek met het oog op de resultaten heb ik toch maar voor de papieren versie gekozen. Hopelijk zijn ze voldoende bruikbaar en leiden ze niet tot een al te grote afwijking wanneer de indexkorf opnieuw moet worden samengesteld, want ook daarvoor wordt deze enquête gebruikt. Een juiste meting van de inflatie blijkt de laatste maanden immers jammer genoeg van groot belang !

Mocht ik binnen een paar jaar opnieuw de vraag krijgen, ik zou wellicht wel opnieuw meedoen. Iemand moet het doen. En ik raad het dus ook iedereen aan. Maar vergeet dan toch niet om je limoenen te wegen – citroenen daarentegen komen per stuk in het systeem, maar dat ontdek je natuurlijk ook pas nadat je ze hebt gekocht…