Le plat pays, μην τη κλαις
Onze vierde huwelijksverjaardag vierden we het voorbije weekend met een dubbele portie cultuur – en een enkele portie gastronomie. In het Concertgebouw in Brugge traden op 11 november zowel Filip Jordens als Maria Farantouri op. Jordens uiteraard met de muziek van Jacques Brel, Farantouri met liederen van Mikis Theodorakis. We zagen twee uitstekende concerten.
Zoals mijn broer die hem eerder zag het had gezegd is Jordens het dichtst dat je op Aarde bij Brel kan raken. Hij brengt de liederen zoals ze ook in mijn geheugen gegrift staan. Ik heb altijd van Brel gehouden – bij mijn tweede bezoek aan Parijs, met de middelbare school, kocht ik een CD van hem – de tekst van Le Plat Pays kende ik toen ook uit het hoofd, wat op een examen Frans wel eens goed uitkwam. Het viel me wel op dat de emoties op een podium veel sterker overkomen dan alleen de muziek ze kan meegeven. Dat komt uiteraard ook door de grote theatraliteit van Brel/Jordens. Maar een lied als „les vieux” dat ik altijd redelijk mild vond klinken werd veel bijtender en cynischer. Ongetwijfeld zoals le Grand Jacques het had bedoeld.
Toen ik in de Griekse les aanhaalde dat ik naar Farantouri was geweest, was het antwoord „leeft die nog ?”. Ze is wat op jaren, maar haar stem is nog even indrukwekkend als altijd. Van een belangrijk deel van het repertoire van Theodorakis is haar uitvoering de standaard, en dat was zeer merkbaar. Bovendien werd ze omringd door uitstekende muzikanten, waaronder een boezoekispeler die zelf ook enkele liederen bracht. Dat deed hij uitstekend (met een indrukwekkende Φτωχογειτονιά) en zo gunde hij de zangeres ook een adempauze. Dat mocht ook wel tijdens een concert dat bijna twee uur duurde. Farantouri miste de laatste regel van haar tweede bisnummer, en net die misser onderlijnde de perfectie van de rest van haar optreden.
Na ons culinaire intermezzo (waarbij we eveneens voor ervaring kozen) trokken we naar Antwerpen en vonden we de weg naar het vernieuwde KMSKA. Ik denk niet dat ik daar voordien ooit was geweest, maar ik zou er ook mijn hand niet voor in het vuur durven steken (schoolreizen leidden al eens naar Antwerpen, meer dan naar Parijs alleszins). Het museum is absoluut de moeite waard. Soms zelfs iets te veel; in sommige zalen hangen meer werken dan de bezoeker aankan. Met Rubens, Ensor, Van Der Weyden, Jordaens… is vooral de kunst van eigen bodem zeer sterk vertegenwoordigd, maar dat volstaat uiteraard om toch een museum op wereldniveau uit te bouwen. Een revelatie bleek voor mij Rik Wouters. Niet dat ik die niet kende, maar de vele werken in het KMSKA toonden een completer en boeiender kunstenaar dan ik in mijn gedachten had.
We genoten van het weekend. Een minpunt ? De NMBS uiteraard, die er niet in slaagt om iemand gewoon volgens het boekje van A naar B te brengen – en ook al niet van B(rugge) naar A(ntwerpen). Waardoor we veel tijd en het begin van het optreden van Jordens verloren zagen gaan. Brel vergat onze spoorwegen te vermelden in zijn Plat Pays (”avec des trains si lents qu’il faut les éviter”) en Farantouri besloot wijselijk om het lied „De trein vertrekt om 8 uur” (Το τρένο φεύγει στις οχτώ) achterwege te laten : een lied met een exact vertrekuur past niet in ons land. Zelfs op de (ene) Delvaux in het KMSKA stond geen trein. Spoorloos.