Tinos
Van Thessaloniki leidde de weg via Athene naar Tinos, één van de eilanden van de Cycladen. De hoofdplaats van het eiland (zoals op veel Griekse eilanden Chora genoemd – de beste vertaling vind ik nog het Essense carnavalswoord Torrep…) staat bekend als het belangrijkste Mariabedevaartsoord van Griekenland. De Onze-Lieve-Vrouwekerk (Panagia Evangelistria) trekt inderdaad veel pelgrims aan, die er het icoon komen groeten waaraan wonderen worden toegeschreven. Veel bedevaarders gaan vanaf de zee op de knieën naar de kerk, waarvoor op de straat speciaal een tapijt werd aangebracht. In de omliggende straten worden uiteraard iconen, kaarsen (tot meer dan 1,50m groot), votieven en ook allerlei lekkers aan de man gebracht. De gelijkenis met Scherpenheuvel kon me alleszins niet ontgaan. Het is alleszins een zeer mooie kerk, Cycladisch wit en binnen naar Orthodox gebruik rijkelijk versierd. We waren er enkele dagen voor 15 augustus, wanneer Maria-Tenhemelopneming er uitgebreid wordt gevierd, zodat we het elke dag drukker zagen worden. Die viering heeft naast een religieuze overigens ook een civiele kant : op 15 augustus 1940 brachten de Italianen bij Tinos het fregat Ellis tot zinken, de eerste oorlogsdaad in WO II tegen Griekenland. De dubbele viering/herdenking wordt traditioneel door een hooggeplaatst politicus bijgewoond (dit jaar premier Mitsotakis, die ook een buitenverblijf heeft op het eiland) en rechtstreeks op tv uitgezonden.
Maar Tinos bleek ook veel meer te bieden te hebben. De dorpen die we bezochten waren zonder meer schilderachtig, met de typische Cycladische wit-blauwe huizen en kerken. De marmerwinning op het eiland maakt bovendien dat dit gesteente zeer veel gebruikt wordt in allerlei decoratieve toepassingen. Een taxichauffeur vertelde ons dat het dorpsplein van Pyrgos door Vogue werd uitgeroepen door één van de mooiste pleintjes ter wereld, en dat verbaasde niet (si non e vero…). Het eten is er erg lekker en de “meltemi”-wind zorgt er bovendien voor dat het klimaat er aangenamer is dan op het Griekse vasteland – en op het ogenblik dat we er waren zelfs aangenamer dan zowat heel Europa. Op het terras van een taverne in een wat hoger gelegen dorp durfden we ons niet echt beklagen dat we geen trui hadden meegebracht – goed wetend dat zeer velen graag met ons hadden willen ruilen.
Het eiland staat ook vol met… duivenkoten. Weliswaar niet meteen naar Vlaams model, maar geconcipieerd door de Venetiërs. Die de beestjes ook niet hielden met het oog op vluchten vanuit Quiévrain, maar eerder om ze bij het avondmaal te serveren. En omwille van de mest.
Vanuit Tinos maakten we ook één dagje de oversteek naar het nabijgelegen Mykonos, bekend als vakantie- en feestverblijf van celebrities en miljonairs allerhande. Een must-see, maar geen plek waar ik veel langer dan een dag zou willen doorbrengen. Dan liever de relatieve rust en authenticiteit van Tinos !