Bruxelles pas belle ?
Een bloemenwinkel in Athene, Eerste Paasdag (uiteraard volgens de orthodoxe kalender). Het feest van het jaar in Griekenland. In een bloemenwinkel op het middaguur staan mijn vrouw en ik wat besluiteloos te bekijken wat voor ruiker bloemen we willen. Een dame komt binnen en weet meteen dat ze tien rode rozen wil, en krijgt dus voorrang. Aan het kruispunt naast de winkel staat ondertussen een auto te wachten voor het rode licht, met de geluidsinstallatie en de ramen volop open. De dame ergert zich er sterk aan : “we zijn hier toch geen Arabieren.” De winkelbediende vindt het minder storend : “het is maar één keer per jaar Pasen.” Vervolgens zegt de dame dat ze in Brussel woont en dat daar enkel “Arabieren” dit soort gedrag vertonen. Wij geven even aan dat we ook in België wonen, maar veel verder gaat het gesprek niet : ze is gehaast want er wordt op haar gewacht met het eten. Wat overigens niet super geloofwaardig klonk : in de meeste Griekse families wordt gewoon de hele Paasdag gegeten en wordt er op niemand en iedereen gewacht… Of hoe iemand zich in het soms behoorlijk oosters aandoende Athene zich plots nog oostelijker waande; in Brussel dan met name.
Twee dagen later sta ik in het gemeentehuis van Sint-Joost-ten-Node. Voor haar werkgever moet mijn vrouw een adres in het Brussels Gewest hebben, en ze had een document van de gemeente nodig. Omdat ik terug moest komen uit Athene voor de gemeenteraad bood ik me in het gemeentehuis aan. Bij het onthaal en in de gang van het aftandse gebouw werd ik twee keer doorgestuurd tot ik bij de loketten van de dienst bevolking kwam. Die meteen in een museum van de jaren 1960 of 1970 kunnen – als armste gemeente van het land zal renovatie van de lokettenzaal wel niet bij de prioriteiten van Sint-Joost horen. Naast mij wachtten mensen met een duidelijk erg diverse herkomst. Ik zag allerlei kleuren, klederdrachten en ving diverse talen op. Al dan niet met hulp van meegekomen familieleden werden ze allemaal snel en klaarblijkelijk adequaat verder geholpen in het Frans. Behalve ik dan, want ik bood me (uiteraard) in het Nederlands aan. Aan loket 2 lukte het nog net om me met een handgebaar en het woord “vijf” duidelijk te maken dat ik beter naar loket 5 kon gaan. Waar ik snel en wel degelijk in mijn eigen taal werd verder geholpen, voor wat toch niet helemaal een standaardvraag was, door iemand waarvan de moedertaal vermoedelijk noch Nederlands, noch Frans was. Dat het gevraagde document alsnog in het Frans werd afgeleverd zag ik pas nadien, maar de oorzaak daarvan ligt wellicht bij de taalkeuze van de werkgever van mijn vrouw. Terwijl het document werd afgedrukt stonden naast mij twee jongemannen aan loket 4, die onderling denk ik Turks spraken. Ze begonnen hun uitleg in het Frans, maar kenden de loketbediende duidelijk en schakelden na een tijd over op het Nederlands met zwaar Brussels accent voor enige “smalltalk”.
Een paar weken geleden had mijn vrouw overigens een ander document nodig (een formeel bewijs van de derde vaccinatie), waarvoor ze in het vaccinatiecentrum moest zijn. Ik was meegegaan, maar ze had me vooraf gevraagd om niets te zeggen omdat ze haar Nederlands wilde oefenen. Waarna ze er door Georgios werd ontvangen, die in het Griekse uitlegde dat hij veel Nederlands (zijn vierde taal) bijleerde door in het centrum mensen verder te helpen, omdat er zich veel Nederlandstaligen aanboden. De oefenkans voor mij vrouw viel natuurlijk wel in het water !
Wie in een winkel langs de Louizalaan of in het Zuidstation probeert om in datzelfde Nederlands geholpen te worden, krijgt overigens geheid antwoord in het… Engels. Met dat Engels kan je ook bij het gemeentebestuur van Brussel-stad terecht en bijvoorbeeld ook bij de diensten van Financiën die “expats” opvolgen, zij het niet officieel, maar in Sint-Joost toch niet zo eenvoudig, want daar wordt het niet echt gebezigd. Dat zal in Molenbeek en Schaarbeek ook wel zo zijn. Niet zo slim van de winkel op de Louizalaan, want wie rondloopt in Brussel hoort veel meer Nederlands dan je zou denken, ook waar je dat niet zo verwacht, bijvoorbeeld tussen familieleden die onderling ook Turks of Arabisch spreken. Of toch, want wie er winkelt kent ongetwijfeld of Frans, of Engels. In Sint-Joost en elders zijn er natuurlijk ook buurtwinkels waar alléén het Frans kan, naast de moedertaal van de uitbater. Ik ken er ook, meer naar de Europese kant toe, waar Frans behalve bonjour en merci eigenlijk niet lukt (!) en alleen Engels wordt gebezigd – naast Urdu bijvoorbeeld.
Maar eigenlijk ken ik Brussel niet zo goed. In Schaarbeek of Molenbeek ben ik hoogstens enkele keren haastig doorgestapt. Van een paar delen van de stad houd ik, andere vind ik lelijk en op sommige plaatsen voel ik me niet veilig. Behalve uiteraard achter de voordeur van het appartement van mijn vrouw voel ik me er nergens echt thuis, maar ook op weinig plekken echt vreemd. Een beetje zoals in Athene – omdat ik de taal spreek. Ik moest hier uiteraard aan denken naar aanleiding van de uitspraak van Conner Rousseau over Molenbeek en de reactie vanuit Brussel dat Rousseau niet weet waarover hij het heeft. Dat geldt wellicht ook voor mij, dus ga ik me op de vlakte houden. Over het belang van talen heeft hij alleszins gelijk. Maar net op dat vlak is Brussel ook echt ingewikkeld, waarbij het Nederlands minstens even veel baat heeft bij een reële meertaligheid dan de bestaande formele tweetaligheid. Misschien zou de erkenning van het Engels als derde officiële taal daarom wel goed zijn voor onze moedertaal in onze hoofdstad.