Een halve eeuw
Muzarto bestaat vijftig jaar, en die viering werd vandaag ingezet met een academische zitting. Met muziek en woordkunst -noblesse oblige- en met toespraken van twee burgemeesters, een leerkracht en een directeur. Twee burgemeesters, want de “Muziekschool der Noorderkempen” zag het levenslicht in 1972 als een intergemeentelijk initiatief. Blijkbaar omdat de toenmalige minister besliste dat Essen en Kalmthout maar moesten samenwerken. En zo zag de constructie het levenslicht waarbij Essen de officiële inrichtende macht is en Kalmthout het grootste deel van de rekening betaalt omdat er meer leerlingen uit onze zuiderbuurgemeente komen. Burgemeester Jacobs verwees daarnaar, maar gaf ook aan dat Essen de achterstand qua leerlingenaantal langzaam aan het inhalen is. Logisch, want de bevolkingsgroei in Essen verloopt sneller dan die in Kalmthout, een bewuste beleidskeuze overigens van beide burgemeesters. Eén waar Jacobs het bij het rechte eind heeft, al is dat niet omwille van de rekening van Muzarto.
De Kalmthoutse burgemeester gaf ook aan dat zijn muzikale carrière zich beperkt had tot één jaar notenleer, waar hij redelijk tegen zijn zin een reeks woensdagnamiddagen aan had opgeofferd. Zijn Essense collega verwees niet naar enige soortgelijke ervaring, en mogelijk is dat omdat hij zelfs dat ene jaar niet haalt. Ik ben alleszins in dat geval : ik heb nooit tot het leerlingenbestand van de muziekschool behoord. Ook in het dagonderwijs ben ik vrij miraculeus aan zo goed als alle muzikale vorming ontsnapt, al herinner ik me dat er ooit wel eens een schoolmeester geprobeerd heeft me de beginselen van het notenschrift bij te brengen. Daar heb ik iets van onthouden, niet zeer veel evenwel, en enig gevoel voor muziek heeft het me in geen geval bijgebracht. Ergens vind ik dat wel jammer. Zangtalent zat er alleszins niet in mij, maar een instrument bespelen moet toch wel tot de mogelijkheden hebben behoord. Maar dat heeft niet mogen zijn.
Desondanks is Muzarto, zoals de academie voor muziek, woord, dans en beeld vandaag heet, geen onbekende voor mij. Ik ben al jaren goed bevriend met de medewerkster van het secretariaat van de school, en ook als gemeenteraadslid volg ik er het wel en wee van, vanuit een heel andere invalshoek. Ik vind “levenslang leren” erg belangrijk, en vind het meer dan terecht dat we als gemeente ook investeren in het deeltijds kunstonderwijs. Dat altijd wat gewrongen zal zitten tussen onderwijs en vrijetijdsbesteding, maar daar eigenlijk niet eens zo veel in verschilt met pakweg een jeugdbeweging of een sportclub. Ook die hebben een “pedagogisch project”, al is dat dan misschien niet altijd even formeel uitgeschreven. Je leert er dingen die je op de “gewone” school niet kan leren. En waar je in het leven iets mee kan.
Voor zover ik dat kan beoordelen (met de blik van een raadslid dat zelfs nooit blokfluit leerde spelen, op zijn eigen trouw weigerde te dansen en alleen enig beeldend vermogen heeft als hij een computer mag gebruiken – maar zich in sommige onderdelen van de woordkunst nog wel uit de slag weet te trekken) biedt Muzarto ook waar voor het geïnvesteerde overheidsgeld. Het is een aangename school, met enthousiaste en bekwame leerkrachten, en een behoorlijk no-nonsensegehalte dat ook maakt dat het aan het Heuvelplein zelden grote kopzorgen veroorzaakt. Meer moet dat eigenlijk niet zijn.
Vijftig jaar worden betekent wel iets. Een school mag zich dan toch al een “instituut” noemen. Ze heeft iets bewezen. Of het ook voor mensen dezelfde betekenis heeft, zou ik niet zo durven zeggen, maar ik kon de vergelijking moeilijk ontlopen : in dezelfde week als Muzarto vierde ik ook mijn vijftigste verjaardag. Met de klassieke Abrahampop voor mijn deur, een volgens mij vooral Nederlandse traditie waar Essen mee aantoont dat het naast Kalmthout ook nog andere buren heeft – de Kalmthoutse burgemeester gaf in zijn speech wel aan dat we bij een eventuele fusiebeweging geen andere kant dan die van hem op kunnen, maar dat is een wat te gemakkelijke conclusie. Net zoals Muzarto ga ik ervan uit dat de komende jaren niet hetzelfde zullen zijn als wat voorbij is, en dat ik me aan de tijd en de omstandigheden zal moeten aanpassen. Maar ik hoop toch dat er in ons allebei nog redelijk wat muziek, woord, dans en beeld zit – desnoods figuurlijk, in mijn geval. Met alvast dank aan wie me dat in de voorbije dagen toewenste.