Archief van
Maand: februari 2022

Een halve eeuw

Een halve eeuw

Muzarto bestaat vijftig jaar, en die viering werd vandaag ingezet met een academische zitting.  Met muziek en woordkunst -noblesse oblige- en met toespraken van twee burgemeesters, een leerkracht en een directeur.  Twee burgemeesters, want de “Muziekschool der Noorderkempen” zag het levenslicht in 1972 als een intergemeentelijk initiatief.  Blijkbaar omdat de toenmalige minister besliste dat Essen en Kalmthout maar moesten samenwerken.  En zo zag de constructie het levenslicht waarbij Essen de officiële inrichtende macht is en Kalmthout het grootste deel van de rekening betaalt omdat er meer leerlingen uit onze zuiderbuurgemeente komen.  Burgemeester Jacobs verwees daarnaar, maar gaf ook aan dat Essen de achterstand qua leerlingenaantal langzaam aan het inhalen is.  Logisch, want de bevolkingsgroei in Essen verloopt sneller dan die in Kalmthout, een bewuste beleidskeuze overigens van beide burgemeesters.  Eén waar Jacobs het bij het rechte eind heeft, al is dat niet omwille van de rekening van Muzarto.

De Kalmthoutse burgemeester gaf ook aan dat zijn muzikale carrière zich beperkt had tot één jaar notenleer, waar hij redelijk tegen zijn zin een reeks woensdagnamiddagen aan had opgeofferd.  Zijn Essense collega verwees niet naar enige soortgelijke ervaring, en mogelijk is dat omdat hij zelfs dat ene jaar niet haalt.  Ik ben alleszins in dat geval : ik heb nooit tot het leerlingenbestand van de muziekschool behoord.  Ook in het dagonderwijs ben ik vrij miraculeus aan zo goed als alle muzikale vorming ontsnapt, al herinner ik me dat er ooit wel eens een schoolmeester geprobeerd heeft me de beginselen van het notenschrift bij te brengen.  Daar heb ik iets van onthouden, niet zeer veel evenwel, en enig gevoel voor muziek heeft het me in geen geval bijgebracht.  Ergens vind ik dat wel jammer.  Zangtalent zat er alleszins niet in mij, maar een instrument bespelen moet toch wel tot de mogelijkheden hebben behoord.  Maar dat heeft niet mogen zijn.

Desondanks is Muzarto, zoals de academie voor muziek, woord, dans en beeld vandaag heet, geen onbekende voor mij.  Ik ben al jaren goed bevriend met de medewerkster van het secretariaat van de school, en ook als gemeenteraadslid volg ik er het wel en wee van, vanuit een heel andere invalshoek.  Ik vind “levenslang leren” erg belangrijk, en vind het meer dan terecht dat we als gemeente ook investeren in het deeltijds kunstonderwijs.  Dat altijd wat gewrongen zal zitten tussen onderwijs en vrijetijdsbesteding, maar daar eigenlijk niet eens zo veel in verschilt met pakweg een jeugdbeweging of een sportclub.  Ook die hebben een “pedagogisch project”, al is dat dan misschien niet altijd even formeel uitgeschreven.  Je leert er dingen die je op de “gewone” school niet kan leren.  En waar je in het leven iets mee kan.

Voor zover ik dat kan beoordelen (met de blik van een raadslid dat zelfs nooit blokfluit leerde spelen, op zijn eigen trouw weigerde te dansen en alleen enig beeldend vermogen heeft als hij een computer mag gebruiken – maar zich in sommige onderdelen van de  woordkunst nog wel uit de slag weet te trekken) biedt Muzarto ook waar voor het geïnvesteerde overheidsgeld.  Het is een aangename school, met enthousiaste en bekwame leerkrachten, en een behoorlijk no-nonsensegehalte dat ook maakt dat het aan het Heuvelplein zelden grote kopzorgen veroorzaakt.  Meer moet dat eigenlijk niet zijn.

Vijftig jaar worden betekent wel iets.  Een school mag zich dan toch al een “instituut” noemen.  Ze heeft iets bewezen.  Of het ook voor mensen dezelfde betekenis heeft, zou ik niet zo durven zeggen, maar ik kon de vergelijking moeilijk ontlopen : in dezelfde week als Muzarto vierde ik ook mijn vijftigste verjaardag.  Met de klassieke Abrahampop voor mijn deur, een volgens mij vooral Nederlandse traditie waar Essen mee aantoont dat het naast Kalmthout ook nog andere buren heeft – de Kalmthoutse burgemeester gaf in zijn speech wel aan dat we bij een eventuele fusiebeweging geen andere kant dan die van hem op kunnen, maar dat is een wat te gemakkelijke conclusie.  Net zoals Muzarto ga ik ervan uit dat de komende jaren niet hetzelfde zullen zijn als wat voorbij is, en dat ik me aan de tijd en de omstandigheden zal moeten aanpassen.  Maar ik hoop toch dat er in ons allebei nog redelijk wat muziek, woord, dans en beeld zit – desnoods figuurlijk, in mijn geval.  Met alvast dank aan wie me dat in de voorbije dagen toewenste.

Riskant

Riskant

Oekraïne binnenvallen.  In het gezelschapsspel Risk (toch in sommige versies) is het een zet die regelmatig voorkomt; hoewel er in het spel wat een loopje met de geografie wordt genomen is Oekraïne er de moeilijkst te verdedigen toegangspoort tot Europa, vanuit het altijd roerige want met geen mogelijkheid echt bezet te houden Azië.  Het ziet er naar uit dat Vladimir Poetin een Riskliefhebber is en de komende dagen gaat proberen om de dobbelstenen in zijn richting te doen rollen.  Hoe de invasie eruit zal zien valt moeilijk te zeggen : alle scenario’s van een beperkte actie aan de grenzen van de gebieden die Rusland nu al bezet tot een volledige invasie om het regime in Kiev omver te werpen liggen nog op tafel.  Dat dit laatste niet uitgesloten is, zegt al veel : dat zou zonder meer de omvangrijkste militaire actie in Europa zijn sinds 1945.  Het feit dat daar voldoende troepen voor klaar staan, en iedereen dat weet, betekent ook dat de invasie politiek gezien eigenlijk al half gebeurd is.  Zoals wanneer op het Riskbord ergens 40 legers staan aan een grens van een continent met aan de overzijde een leger of 5 : dat continent is in het hoofd van de spelers al weggestreept.

Dat Poetin zijn binnenlandse wanbeleid graag verbergt onder een nationalistisch-imperialistische saus -recht uit het receptenboek van de Tsaren en Tsalin- is niet nieuw.  De oorlogen in Tsjetsjenië (maar dat is internationeel tenminste erkend als Russisch grondgebied) in Georgië en ook eerder al in Oekraïne (met de annexatie van de Krim) maken dat de sporen ervan van de wereldkaart kunnen worden afgelezen, maar eigenlijk zijn de pogingen om de democratie in Europa en Amerika te ondermijnen nog duidelijker en verontrustender.  De Russische steun aan Trump, Brexit, Orban en extreem-rechtse partijen in de EU maken heel duidelijk waar het om gaat : democratie en zeker de samenwerking tussen democratische landen discrediteren, om zo te vermijden dat de Russen ook via de stembus de controle over hun eigen land zouden terug willen.  Oekraïne is daarbij -Riskgewijs- een sluitstuk : het land is deel van de geschiedenis van Rusland, een Slavisch land dat als spiegelbeeld dient.  Wanneer net dat land het recht opeist om zichzelf te besturen en zich daarbij op Europa te richten, is dat inherent gevaarlijk.  Dat valt moeilijk uit te leggen, en dus moeten er drogredenen worden verzonnen.  Dat de NAVO of de EU Rusland zouden bedreigen, bijvoorbeeld.  In het totalitaire Rusland verspreiden officiële nieuwszenders berichten dat er tienduizenden Britse troepen zouden klaarstaan in de Baltische landen – met meer soldaten dan het totale Britse leger.  Binnenkort gaan ze in Moskou nog zeggen dat er een Belgisch vliegdekschip voor anker ligt in Riga.

Laat het duidelijk zijn : Poetin is de enige verantwoordelijke voor de huidige situatie.  Toch had het zo ver niet hoeven te komen, als Europa en de VS in de voorbije pakweg twintig jaar wat duidelijker waren geweest.  Maar de Russische dictatuur is te vaak met fluwelen handschoenen aangepakt, omwille van commerciële en particuliere geostrategische belangen.  Vaak behoorlijk kortzichtig : terwijl Griekenland en Cyprus te vaak op Rusland hebben gerekend om die andere dictator -de Turkse president Erdogan- die graag nationale problemen wegmoffelt achter oorlogsretoriek brachten andere landen begrip op voor Turkije.  En andersom, al is er een zekere omslag in de Griekse houding merkbaar.  Een duidelijk en gezamenlijk neen tegen beide zou veel consequenter en efficiënter zijn geweest.  En ja, dat zou wat marktaandeel hebben gekost.  Tja.

Ook de VS heeft boter op het hoofd.  De onverantwoorde terugtrekking uit Afghanistan is duidelijk als een teken van zwakte geïnterpreteerd in Moskou.  Maar voorlopig blijft het VS-leiderschap in deze crisis wel overeind – en mogen we ons gelukkig prijzen dat niet Trump maar Joe Biden het land leidt.  Toch onderlijnt de nakende invasie ook de noodzaak voor een sterkere Europese gezamenlijke defensie.  Ik heb me altijd geërgerd aan het blinde verzet tegen het uittrekken van middelen voor een operationeel leger; dat lijkt me te veel op het niet willen betalen van de brandverzekering omdat je huis de laatste tien jaar niet is afgebrand.  Maar natuurlijk betekent de defensie-inspanning van het gros van de Europese landen weinig als die niet ingepast wordt in een breder kader.  Het loutere bestaan van een volwaardig EU-leger zou wellicht de huidige crisis hebben kunnen voorkomen, zonder met meteen ook te moeten inzetten in Oekraïne zelf.

Kiev en Lviv zijn Europese steden.  Het land is zeker geen perfecte democratie, maar het heeft een democratische roeping.  En  het volste recht om op termijn bij de EU en de NAVO te willen aansluiten.  Wat mij betreft zijn ze bovendien ook welkom.  Hopelijk klinkt er de komende dagen een voldoende duidelijk “tot hier en niet verder” dat in Moskou begrepen wordt.  Van Brussel naar Lviv is het overigens 15 uur rijden.  Gewoon de E40 volgen.

Catastrofe

Catastrofe

Vorig jaar vierde Griekenland de tweehonderdste verjaardag van het begin van de onafhankelijkheidsstrijd tegen het Ottomaanse Rijk, dit jaar wordt een zwarte bladzijde in de geschiedenis herdacht : de Klein-Aziatische Catastrofe (Μικρασιατική Καταστροφή) van 1922.  De naam toont uiteraard al aan dat het niet meteen iets is waar licht overheen wordt gegaan.  De afwikkeling ervan heeft bovendien een belangrijke precedentwaarde gehad in de Europese geschiedenis van de voorbije eeuw.

1922 staat niet los van 1821.  Griekenland startte als klein staatje met de Peloponnesos, Attica en de rest van Roumeli en Evia, maar met de ambitie om alle Griekssprekende gebieden te verenigen.  De geschiedenis had het Grieks echter wijd verspreid rond de hele Middellandse en Zwarte Zee (en Alexander De Grote ging nog een heel eind verder, met Grieks-Indische koninkrijken als gevolg).  En ook al werd in Marseille en Syracuse al lang geen Grieks meer gesproken, in de 19e eeuw ging het nog steeds om een zeer uitgestrekt gebied – maar wel vaak om taalgemengde gebieden of Griekstalige enclaves te midden van territoria met anderstalige meerderheden.  Geleidelijk breidde Griekenland zich uit, vooral in noordelijke richting en met de vele eilanden die het land nu rijk is, maar waar de grens moest liggen was niet zo evident.  De voorstanders van het “Grote Idee” (Μεγάλη Ιδέα) zagen het in elk geval groots, en wilden minstens ook Oost-Thracië (huidig Europees Turkije) en Ioania, het gebied rond Izmir (Smyra in het Grieks – aan de Westkust van Klein-Azië) aan het land toevoegen.  En als het even kon nog wat Zwarte Zeekust en een deel van -of liever nog heel- Constantinopel/Istanboel.

Ze zagen hun kans schoon toen als gevolg van de Eerste Wereldoorlog het Ottomaanse Rijk instortte, en Griekenland de kans kreeg om een aantal van de gewenste gebieden te bezetten.  Er was ook wel reden om militair aanwezig te willen zijn in Anatolië, want tijdens de Balkanoorlogen die aan WO I voorafgingen hadden de Ottomanen een beleid van etnische zuivering en genocide gevoerd tegenover de Grieken.  Het Griekse leger landde in Smyrna, en vocht zich een weg in de richting van Ankara, in een poging om een verdedigbaar gebied te creëren.  Dat bleek hubris, want de Turkse Republiek die uit de ineenstorting van het Ottomaanse Rijk ontstond vocht terug en verdreef uiteindelijk het Griekse leger uit Klein-Azië.

De oorlogen hadden uiteraard aanleiding gegeven tot vluchtelingenstromen waarbij etnische Grieken (en ook een aantal Armeniërs) de weg vonden naar de Griekse staat, overigens niet alleen uit Klein-Azië maar ook uit andere Balkanlanden.  Maar de afwikkeling zou voor een echte volksverhuizing zorgen : in het Verdrag van Lausanne (1923) werd vastgelegd dat 1,2 miljoen Grieks-orthodoxen moesten vertrekken uit wat Turks grondgebied was geworden, en 400.000 moslims moesten Griekenland verlaten.  Samen met de eerdere vluchtelingenbeweging deed de uitwisseling de Griekse bevolking in enkele jaren tijd toenemen van 4 tot 6 miljoen.  Helemaal voorbij was het daarmee nog niet : de Grieken in Istanboel mochten blijven, maar werden in de jaren 1950 op hun beurt grotendeels verdreven.  Daarbij ging het echter om veel kleinere aantallen.

De massale toevloed van vluchtelingen had uiteraard een gigantische impact op Griekenland.  Wie zich afvraagt hoe de verhuis van pakweg 3 miljoen Nederlanders naar Vlaanderen zou uitpakken kan zich een idee vormen : uiteraard ging het om mensen die dezelfde godsdienst beleden en dezelfde taal spraken, maar daar hield de affiniteit vaak op.  En omdat niet de taal maar de godsdienst het criterium was ging het laatste zelfs niet helemaal op, want ook Turkstalige christenen belandden in een hen vreemd Balkanland.  Uiteraard zorgde de situatie voor grote spanningen, maar ze gaf ook een gigantische nieuwe impuls aan de Griekse samenleving.  De Klein-Aziatische Grieken, zeker die uit Istanboel en Smyrna, waren vaak veel kosmopolitischer gericht dan men in de Balkan gewoon was.  Ze zorgden voor een culturele impuls (met de rebetiko als muzikale uitdrukking, maar ook met een grote invloed op de literatuur).  Ze veranderden ook de Griekse keuken van een eenvoudige Balkankeuken naar één met veel meer vis en zeevruchten en sterke oosterse invloeden : de film “A Touch of Spice” (Πολίτικη Κουζίνα) vertelt dat verhaal -en het bredere verhaal van de vlucht uit Istanboel in de jaren 1950- virtuoos.  Ze veranderden de Griekse steden (waarbij niet meteen de meest esthetische urbanistische keuzes werden gemaakt), de economie en de politiek.  Zodat de Catastrofe vandaag heel ambivalent wordt bekeken : als een gebeurtenis die even veel als 1821 het huidige Griekenland vormde, als een militaire nederlaag tegen Turkije, maar ook als het verlies van een veel grotere (zei het gedeeltelijk mythische) Griekse “samenleving”, waarbij steden als Constantinopel, Smyrna, Trabzon of Alexandrië (in Egypte) even goed deel uitmaakten van de Griekse wereld als Athene of Thessaloniki.

Tenslotte werd met het Verdrag van Lausanne ook ook het principe van etnische homogeniteit ingebed in het Europese denken.  De overeenkomst die Kemal Ataturk en Elefteros Venizelos afsloten doet daarmee tot op vandaag zijn invloed gelden : wie de situatie in Bosnië-Herzegovina, de Servischsprekende gemeenten in Kosovo en zelfs de spanningen in Oekraïne wil begrijpen kan er alvast niet omheen.