Archief van
Jaar: 2022

Nu de dagen weer langer worden

Nu de dagen weer langer worden

Voor wie in Oekraïne niet zal opgeven tot het hele land terug vrij is
Voor wie in Iran de hoofddoek afgooit voor vrouwen, leven en vrijheid
Voor de vrouwen en meisjes van Afghanistan die naar school willen
Voor de scholieren in de VS die naar school gaan met de vrees om doodgeschoten te worden
Voor de bouwvakkers die de stadions in Qatar rechtzetten
Voor wie wegvlucht uit Syrië of elders waar het leven onmogelijk is geworden
Voor wie daar niet weg kan of niet weg wil
Voor wie ver van huis werkt of werk zoekt, soms in moeilijke omstandigheden
Voor wie al die mensen helpt, hier en elders, tegen wil en dank soms
Voor wie in moeilijke omstandigheden toch opkomt voor een betere wereld
Voor wie het alsmaar moeilijker heeft om de eindjes aan elkaar te knopen
Voor wie geliefden of vrienden moet missen
Voor al voor wie de zon even niet schijnt of achter dikke wolken zit
Voor wie ernstig ziek is

Voor hen steken we lichtjes aan in de Kerstboom
Voor hen herdenken we de geboorte van een kind op de vlucht in het Midden-Oosten
En wensen we elkaar vrede op Aarde toe

Voor hen gaan we er alles aan doen om van 2023 een beter jaar te maken

Καὶ τοῦτο ὑμῖν τὸ σημεῖον·
εὑρήσετε βρέφος ἐσπαργανωμένον, κείμενον ἐν τῇ φάτνῃ

En dit zal u het teken zijn:
Gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe

(Lukas 2:12)

Ons Heer moet zijn getal hebben

Ons Heer moet zijn getal hebben

Als in dit land in een parlement de meerderheid niet “in aantal” is, zal dat er vaak toe leiden dat de oppositie de zaal verlaat.  Dat houdt dan in dat er niet genoeg leden meer zijn om te vergaderen.  De vergadering gaat dan niet door, en dat verhindert uiteraard ook dat er wetten, decreten, ordonnanties of andere besluiten worden gestemd.  Er zijn gemeenten waar de politieke cultuur hetzelfde voorschrijft : als er onvoldoende meerderheidsraadsleden zijn, dan wordt er niet vergaderd.  Ik moest er dinsdag aan denken : er waren maar twaalf meerderheidsraadsleden, en dat is er één te weinig.  Eigenlijk mag er geen enkel raadslid van CD&V of Vooruit ontbreken om geldig te vergaderen.  Tenzij we als N-VA/PLE-fractie en/of de enige overgebleven VB-er gewoon blijven zitten.  En dat doen we eigenlijk altijd.  Uit respect voor onszelf, want we maken tijd vrij voor de raad, uit respect voor de administratie die de vergadering voorbereidt en ook wel uit respect voor de collega’s van de meerderheid die er wel zijn.  Eén keer hebben we het niet gedaan, toen midden in de zomer een raad werd bijeengeroepen met als enige agendapunt de vervanging van een mandataris bij de meerderheid.  Dat was te veel van het goede.  Maar anders blijven we gewoon zitten.  Als we dat niet hadden gedaan, dan zou Essen nu geen aangepast meerjarenplan hebben, en dat zou voor het college -maar misschien nog wel meer voor de administratie- lastig zijn geweest.  En de gemeente zou een ernstig probleem hebben met Fluvius Antwerpen en Iveka, die allebei vol verwachting zaten te hopen dat we de weigering van vorige maand om de overgang van de ene naar de andere goed te keuren ongedaan zouden maken…

Wat we ook niet doen, is anders stemmen omdat er geen meerderheid is.  Dat was dinsdag geen optie -we waren zelf ook niet voltallig, en sinds de halvering van de VB-fractie ligt de drempel ook hoger- maar ook als het dat wel is kiezen we er in principe niet voor om van onze mening af te wijken.  Niet om extra stokken in de wielen te steken, maar ook niet om de besluitvorming te vergemakkelijken : het blijft natuurlijk een bewuste keuze van CD&V en Vooruit om met de kleinst mogelijke meerderheid te besturen.

Ik heb niet altijd het gevoel dat we heel veel terugkrijgen voor die constructieve houding, al denkt de meerderheid daar mogelijk anders over.  Maar eigenlijk moet ik mild zijn, want zelfs na 16 jaar blijkt de gemeenteraad me nog te kunnen verrassen.  Ik had er vooraf rekening mee gehouden dat ik me kwaad zou maken, en had zelfs replieken met harde zinnen uitgeschreven, met grote woorden als “respect” en “democratie”.  Die heb ik niet gebruikt, en dat lag aan de burgemeester.  Of hoe een vredig gevoel dezer dagen niet enkel uit de kerstkribbe kan komen… Dat verhinderde uiteraard niet dat er een stevige discussie werd gevoerd over het aangepaste meerjarenplan.  Die leek soms te gaan over de vraag of het glas half vol of half leeg is, en dan dreigt snel een welles-nietes.  Pas achteraf -zo gaat dat- besefte ik dat ik had moeten zeggen dat er vooral veel te traag wordt bijgeschonken.  Er zijn altijd wel redenen waarom iets te lang duurt, maar het gebrek aan “sense of urgency” is bij dit college soms toch hemeltergend.  Het heeft voor hen natuurlijk een voordeel : tegen 2024 gaat het verkiezingsprogramma van 2018 een minuutje in de microgolfoven, en dezelfde beloftes kunnen er weer zes jaar tegen.  Hopelijk zorgt de kiezer ervoor dat CD&V en Vooruit deze keer niet “in aantal” zullen zijn. Niet voor één keertje, maar definitief !

Un château, des châteaux

Un château, des châteaux

Versailles.  Ooit was ik er wel geweest, in de Spiegelzaal waar geschiedenis geschreven is, en de tuinen waar koninginnen en prinsessen van intrige naar partijtje wandelden.  Maar dat was van de middelbare school geleden.  Voor een plek die zo dichtbij is, zou dat niet mogen, natuurlijk.  Mijn vrouw was er zelfs nooit geweest – voor wie opgroeide in Attica is dat al wat vergeeflijker.  Dus trokken we op een koude winterdag naar het kasteel van Lodewijk XIV en zijn familieleden.  Het bleek nog altijd even indrukwekkend, maar ook nog altijd even zielloos.  Als er ooit enige huiselijkheid in de kamers van het kasteel heeft gehangen, dan is die wellicht met de meubelroof van de Franse Revolutie mee verdwenen.  Wat overleef aan marmer, bladgoud, spiegels, schilderijen en wandtapijten schittert en maakt indruk, maar doet nauwelijks denken aan de mensen die er ooit moeten hebben rondgelopen.

Ondanks de koude vonden we ook de weg naar de twee “Trianons”, de “buitenverblijven” die op het domein werden gerealiseerd, en daar was ik écht nog nooit geweest.  Vooral le Petit Trianon had wel iets van de gezelligheid die het kasteel moet ontberen, misschien omdat je ook de keuken en andere soortgelijke vertrekken te zien krijgt.  En omdat het ook gewoon kleiner is, natuurlijk.  Le Grand Trianon is daarvoor zelf iets te veel kasteel; het werd door Napoleon als verblijf aangewend, en ook Charles De Gaulle overwoog om er in te trekken.

Toch wel een aanrader voor wie Versailles bezoekt, die extra kastelen in de tuin.  We reden er overigens naartoe met een soort golfkarretje, een elektrische wagen die net iets sneller gaat dan een voetganger, maar waar het gemiddelde paard van Lodewijk nummer zoveel ongetwijfeld eens mee gelachen zou hebben.  Ik moest er wel mijn rijbewijs voor kunnen tonen; wie mijn rijgewoontes kent, vraagt zich af hoe de Gendarmerie dat risico heeft kunnen nemen…

Eerste hulp bij grensgevallen

Eerste hulp bij grensgevallen

Vorige week vergaderde de Management Board van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) in Bratislava.  Die werd drie jaar geleden opgericht om het vrij verkeer van werknemers en de arbeidsmobiliteit in de Europese Unie in goede banen te leiden, via onder meer het ondersteunen van samenwerking tussen arbeidsinspecties en het verbeteren van de informatie over rechten en plichten van werknemers en ondernemingen die in andere EU-landen actief zijn.  Ik mocht van bij de opstart de Board voorzitten, en dat gaf me de unieke kans om een agentschap van een beslissing op papier te zien uitgroeien tot een slagvaardige autoriteit met 130 personeelsleden die dag na dag gezamenlijke inspecties, seminaries, gevensuitwisselingen… organiseert.  De Board heeft me nu herkozen voor een nieuwe termijn van drie jaar, en ik kijk ernaar uit om ELA met zijn volledige capaciteit te zien werken.  Dat zal dan met wat minder personeel*, maar een groter budget dan de gemeente Essen zijn.

Die gemeente Essen werkt samen met Klina aan de uitbouw van een „Zorgpunt”, gevestigd in de voormalige OCMW-gebouwen (en nog meer voormalige douanegebouwen) aan Kerkeneind.  Daar ging maandag de gemeenteraadscommissie Welzijn door, en meer dan de nostalgie die als voormalig OCMW-raadslid natuurlijk niet te vermijden was, overheerste de bewondering voor wat er werd gerealiseerd en -vooral- voor de heldere visie en praktische mentaliteit van Dr. Baert en zijn collega’s.

Daarbij werd ook gesproken over de samenwerking met Bravis.  Dat andere ziekenhuis in onze buurt, dat niet 22 maar slechts 8 km van Essen vandaan ligt.  In situaties waarin afstand tijd wordt, en tijd een kwestie van leven en dood kan zijn, niet zomaar een triviale vaststelling.  Toch loopt de samenwerking met Bravis moeilijk, omdat de regels aan weerszijden van de grens slecht op elkaar zijn afgestemd.  Er wordt met gouverneur Berx en de Benelux aan afspraken gewerkt, maar ik maakte me toch de bedenking dat we op het domein van de arbeidsmarkt een heel stuk verder staan dan in de gezondheid, ondanks het succes van de EU-vaccinaankoop.  De arbeidsrechtelijke en sociale zekerheidssituatie van de ambulancier die zich over de grens waagt is alleszins een stuk duidelijker, en de mechanismen doorzichtiger, dan die van de patiënt die in de ambulance over de grens zou worden gevoerd.  Heel goed ken ik het domein niet, maar ik ben er redelijk zeker van dat dat niet aan de Europese Commissie ligt, maar aan de lidstaten, die iets te angstvallig aan hun eigen prerogatieven vasthouden.  Misschien kunnen Vlaanderen en Nederland, Essen en Roosendaal, en Klina en Bravis, nog een voorbeeldrol spelen.  Iets wat Europa ongetwijfeld zou toejuichen.

Ook Bratislava is een grensgeval.  Niet zo sterk als Essen, maar het is de EU-hoofdstad die het dichtst bij de (in dit geval Oostenrijkse) grens is gelegen.  Waar vroeger niet alleen douanekantoren, maar heuse wachtposten stonden, wegens IJzeren Gordijn.  Helemaal aan de andere kant van Slovakije begint dan weer Oekraïne.  Daarmee is Bratislava een goede plek om ons te herinneren van waar we komen, maar ook hoeveel weg er nog af te leggen is.  Ook heel concreet voor de gezondheidszorg in ons eigen kleine Essen.

*Hopelijk toch, wat aan het huidige ritme van de leegloop bij de gemeente Essen lijkt dat niet zó zeker…
Fox populi

Fox populi

Na de (goede) vergadering van de vzw Kobie besloot ik om alvast naar Brussel te gaan, waar ik ’s anderendaags ’s morgens op tijd moest zijn.  Ondanks pogingen van de NMBS om verwarring te zaaien in het station van Essen raakte ik daar ook.  Rond half twaalf liep ik dan ook door Sint-Joost-ten-Node, overigens zoals de kleinste (qua oppervlakte) als de armste (qua belastbaar inkomen) gemeente van België.  Waar een dier mijn pad kruiste.  Mijn biologisch niet erg getraind brein dacht even aan een grote kat, en vervolgens aan een kleine hond.  Maar de staart bracht me na een halve seconde alsnog op het goede spoor : het bleek om een vos te gaan.  Wat mij toch enigszins verbaasde.  Ik associeerde dat dier immers met bossen en desnoods het platteland, alwaar al eens een kip wordt geroofd.  Al denk ik eigenlijk niet dat ik er ooit echt één heb waargenomen.  Alleszins niet van zo dichtbij.  Maar Google leerde me al snel dat de vossen ook de weg naar onze steden hebben gevonden.  Blijkbaar is dat mede het gevolg van de vergroening van de steden, al denk ik niet dat de vos Sint-Joost verkiest op grond van de aanwezige groene ruimte (de Kruidtuin niet te na gesproken).  En wellicht loopt het dier hier al langer rond, zoals het Vossenplein in de Marollen lijkt te suggereren.

Dat levert me toch een wat dubbel gevoel op : bewondering voor het aanpassingsvermogen van de vossen – die dan toch iets van het opportunistische karakter blijken te hebben dat hen in de sprookjes en legenden wordt toegeschreven.  Maar ook een stukje weemoed over het toch meer gepaste territorium -het bos- dat we hen grotendeels ontnomen hebben.

Le plat pays, μην τη κλαις

Le plat pays, μην τη κλαις

Onze vierde huwelijksverjaardag vierden we het voorbije weekend met een dubbele portie cultuur – en een enkele portie gastronomie.  In het Concertgebouw in Brugge traden op 11 november zowel Filip Jordens als Maria Farantouri op.  Jordens uiteraard met de muziek van Jacques Brel, Farantouri met liederen van Mikis Theodorakis.  We zagen twee uitstekende concerten.

Zoals mijn broer die hem eerder zag het had gezegd is Jordens het dichtst dat je op Aarde bij Brel kan raken.  Hij brengt de liederen zoals ze ook in mijn geheugen gegrift staan.  Ik heb altijd van Brel gehouden – bij mijn tweede bezoek aan Parijs, met de middelbare school, kocht ik een CD van hem – de tekst van Le Plat Pays kende ik toen ook uit het hoofd, wat op een examen Frans wel eens goed uitkwam.  Het viel me wel op dat de emoties op een podium veel sterker overkomen dan alleen de muziek ze kan meegeven.  Dat komt uiteraard ook door de grote theatraliteit van Brel/Jordens.  Maar een lied als „les vieux” dat ik altijd redelijk mild vond klinken werd veel bijtender en cynischer.  Ongetwijfeld zoals le Grand Jacques het had bedoeld.

Toen ik in de Griekse les aanhaalde dat ik naar Farantouri was geweest, was het antwoord „leeft die nog ?”.  Ze is wat op jaren, maar haar stem is nog even indrukwekkend als altijd.  Van een belangrijk deel van het repertoire van Theodorakis is haar uitvoering de standaard, en dat was zeer merkbaar.  Bovendien werd ze omringd door uitstekende muzikanten, waaronder een boezoekispeler die zelf ook enkele liederen bracht.  Dat deed hij uitstekend (met een indrukwekkende Φτωχογειτονιά) en zo gunde hij de zangeres ook een adempauze.  Dat mocht ook wel tijdens een concert dat bijna twee uur duurde.  Farantouri miste de laatste regel van haar tweede bisnummer, en net die misser onderlijnde de perfectie van de rest van haar optreden.

Na ons culinaire intermezzo (waarbij we eveneens voor ervaring kozen) trokken we naar Antwerpen en vonden we de weg naar het vernieuwde KMSKA.  Ik denk niet dat ik daar voordien ooit was geweest, maar ik zou er ook mijn hand niet voor in het vuur durven steken (schoolreizen leidden al eens naar Antwerpen, meer dan naar Parijs alleszins).  Het museum is absoluut de moeite waard.  Soms zelfs iets te veel; in sommige zalen hangen meer werken dan de bezoeker aankan.  Met Rubens, Ensor, Van Der Weyden, Jordaens… is vooral de kunst van eigen bodem zeer sterk vertegenwoordigd, maar dat volstaat uiteraard om toch een museum op wereldniveau uit te bouwen.  Een revelatie bleek voor mij Rik Wouters.  Niet dat ik die niet kende, maar de vele werken in het KMSKA toonden een completer en boeiender kunstenaar dan ik in mijn gedachten had.

We genoten van het weekend.  Een minpunt ? De NMBS uiteraard, die er niet in slaagt om iemand gewoon volgens het boekje van A naar B te brengen – en ook al niet van B(rugge) naar A(ntwerpen). Waardoor we veel tijd en het begin van het optreden van Jordens verloren zagen gaan.  Brel vergat onze spoorwegen te vermelden in zijn Plat Pays (”avec des trains si lents qu’il faut les éviter”) en Farantouri besloot wijselijk om het lied „De trein vertrekt om 8 uur” (Το τρένο φεύγει στις οχτώ) achterwege te laten : een lied met een exact vertrekuur past niet in ons land.  Zelfs op de (ene) Delvaux in het KMSKA stond geen trein.  Spoorloos.

Madrid-Toledo

Madrid-Toledo

Ik ben niet zo vaak in Spanje geweest.  Wel in Madrid, maar verder alleen in Oviedo en Barcelona – allebei voor een professionele opdracht, al heb ik in die laatste stad nog enkele uren kunnen rondwandelen.  Ook Madrid was altijd voor mijn werk, maar daar heb ik er een paar keer één of twee extra vrije dagen aan gekoppeld.   Een mooie en interessante stad, maar toch was ik een beetje teleurgesteld toen mijn werkgever me toch weer naar de Spaanse hoofdstad stuurde.

Tot ik op het idee kwam om uit te zoeken waar je van daaruit op relatief korte termijn kan geraken om er zo Allerheiligen door te brengen.  En zo viel de keuze al gauw op Toledo.  De stad van Bahamontes, voor de wat oudere wielerliefhebber (hij heeft er een standbeeld).  En de stad van Domenikos Theotokopoulos – El Greco, de Kretenzer die van klassieke Byzantijnse iconen over indrukwekkende monumentale werken in de kerken van Toledo evolueerde naar schilderijen die Picasso drie eeuwen later zouden inspireren.  Uiteraard is mijn waardering voor zijn werk gelinkt aan zijn Griekse herkomst, maar ook los daarvan is zijn kunst zeer bijzonder.  Ik ben niet snel echt ontroerd door een schilderij.  Een aantal werken van Monet, Guernica (in Madrid !) van Picasso, veel langer is het lijstje niet.  Maar toen ik de sacristie van de (zeer impressionante) kathedraal van Toledo binnenwandelde, werd mijn adem echt even afgesneden.  El Expolio (dat de episode verbeeldt waarbij Christus op Golgotha van zijn kleding wordt beroofd), met een in het typische rood van El Greco geklede Christus, trekt onmiddellijk alle aandacht naar zich toe.  Van de andere schilderijen in de zaal worden alleen die van El Greco zelf (waaronder één van zijn series met de twaalf apostelen) en één van Goya er niet door weggeblazen.

Ook elders in de stad zijn veel van zijn werken te vinden, met de Begrafenis van de Graaf van Orgaz in een kleine kerk als ander topstuk.  Er is ook een aan hem gewijd museum, dat (naast een andere serie twaalf apostelen) vooral interessant is als historische getuige van hoe het concept „museum” groeide.  Het bevat een huis dat niet het huis van wel Greco is, maar het wel had kunnen zijn…  En ook in andere musea en kerken in de stad hangen er werken van de Griek – zijn bijnaam is trouwens gebaseerd op het Italiaans en niet het Spaans voor „de Griek” – hij kreeg die tijdens zijn periode in Venetië.  Alleszins zal in beide landen „Δομήνικος Θεοτοκόπουλος” als wat moeilijk te onthouden zijn beschouwd.

Overigens hangen er in Toledo, zoals het in Spanje betaamt, ook heel wat Vlaamse meesters – telkens zonder uitzondering van hogere kwaliteit dan de Spaanse tijdgenoten.  En naast de zowel van buiten als binnenin imposante kathedraal heeft de stad ook verder een rijk architecturaal en religieus erfgoed, met naast christelijke ook islamitische en veel joodse elementen, waaronder enkele synagogen.  Waaruit de joden na de Reconquista werden verjaagd (en die dus tot kerken werden omgebouwd), om zo in het Ottomaanse Rijk en met name in „Salonica” te belanden.  Of hoe alle wegen… En hoe het Griekse ministerie van Cultuur een kans mist om in Toledo een Grieks Instituut op te zetten dat het dubbele verhaal vertelt van de schilder uit Heraklion en zijn Byzantijnse achtergrond en de Sefardische joden en hun taal (het van het Spaans afgeleide Ladino) die gedurende eeuwen de voertaal was van Thessaloniki.

Met de hogesnelheidstrein ligt Toledo een half uur sporen van Madrid.  Boek het ticket wel vooraf en niet zoals ik op de dag zelf, want dat kostte mij twee uur extra wachttijd.

Geestig

Geestig

In de gemeenteraad werd tijdens een discussie over de bevlagging van de openbare gebouwen zowaar “de geest van de gouverneur” ingeroepen.  Zelfs in deze Halloweentijden is het laatste waar ik Cathy Berx van verdenk nochtans dat ze in Essen zou rondspoken, ook niet om zoals destijds de regeringscommissaris in Voeren de Leeuwenvlag -getongd en geklauwd van keel- te komen ophangen.

Neen, als er één geest de voorbije gemeenteraad een rol te spelen had, dan is het wel de Heilige Geest zelve, voortgekomen uit de Vader en afhankelijk van waar je tegenover het schisma van 1059 staat ook uit de Zoon, maar die alleszins tezamen met de Vader en de Zoon wordt aanbeden en verheerlijkt.  En die geacht wordt bij belangrijke beslissingen, zeker wanneer die de Heilige Kerk betreffen, voor de nodige inspiratie te zorgen.  De beslissing waar de gemeenteraad voor stond was de keuze van een A-Kerk.  Een A-Kerk is een kerk die ook op langere termijn quasi-exclusief voor de eredienst behouden moet blijven.  Alle andere kerken worden B-Kerken, waarvoor een neven- of herbestemming zal worden gezocht.  Dat kan verregaand zijn : Arno Aerden (Vooruit) haalde het voorbeeld aan van een kerk waarin een woonproject werd opgezet, en dat is vanzelfsprekend vrij onomkeerbaar.

Voor die A-Kerk tekenden zich twee opties af : ofwel de kerk van Onze-Lieve-Vrouw Geboorte in de Nieuwstraat, of de kerk van Sint-Antonius van Padua in de Kerkstraat.  De eerste is de keuze van het Kerkbestuur, gevalideerd door de bisschop, en van de burgemeester.  Vanuit N-VA/PLE pleitte ik voor de tweede optie.  Zowel de burgemeester als ik begonnen de discussie met een leugenachtig retorisch trucje dat door de Heilige Geest ongetwijfeld niet kan worden gewaardeerd : we stelden dat er “geen argumenten” waren voor de andere keuze.  Maar zo dom zijn we niet, we wisten allebei dat die er wel waren.  Waarna de discussie zich toespitste op de argumenten pro de “grote kerk” in de Nieuwstraat, die de burgemeester verdedigde en die ik heb trachten te weerleggen.  Ingaan op de argumenten pro de kerk van Statie deed hij niet, of hij beperkte zich alleszins tot de vergelijking van de omvang.

Dat is ook het enige argument dat enigszins hout snijdt : voor grote plechtigheden is de kerk in de Nieuwstraat, puur op basis van capaciteit, geschikter.  De vraag is echter hoe relevant dat is.  Tijdens mijn studies (bij de jezuïeten, het weze vermeld) leerde ik dat je niet moet kijken naar de “stated preference” (wat mensen zeggen) maar naar de “revealed preference” (wat mensen doen).  En daaruit blijkt dat de keuze voor een kerk ook vandaag niet op basis van capaciteit gebeurt : er vinden begrafenissen plaats in kerken waarvan men vooraf weet dat ze te klein zullen zijn, ook als er een grotere optie op kleine afstand is. En hoe de begrafenispraktijk zal evolueren weten we niet, maar mij zou het alleszins niet verbazen als ook gelovigen in de toekomst voor een ruimere “burgerlijke” plechtigheid kiezen, gevolgd door een wat korter en intiemer religieus afscheid.  Alleszins lijkt een gebouw afstemmen of de maximaal nodige capaciteit me niet zo verstandig.

Het enige andere argument dat ik gehoord heb was formeel : de keuze voor een A-Kerk werd nu eenmaal gemaakt door de kerkelijke instanties, en de gemeenteraad mag daar alleen “ja” of “neen” tegen zeggen – en neen is geen wenselijk antwoord want leidt tot een ingewikkelde procedure.  Een quasi-verwijzing naar de Heilige Geest dus, waar ze zelfs bij Vooruit niet geheel ongevoelig voor bleken.  Dus ga ik mij aan lichte blasfemie wagen : ik denk dat de Heilige Geest zich vergist, en tegen haar/zijn eigen belang ingaat.  Op langere termijn zal de kerk in de Nieuwstraat geen draagvlak meer hebben als louter kerkgebouw.  Daarvoor ligt ze te veel pal in het centrum, is ze te groot, te massief en te duur, en is de plaats veel te aanlokkelijk om er iets anders mee te doen.  Wie wil dat er ook in de komende decennia nog een functionerend Godshuis is in Essen-Centrum, zet daarom beter in op de kerk van Sint-Antonius.  Maar de Heilige Geest, en daarmee ook de stemming in de gemeenteraad, besliste er anders over.  Als de stemming geheim zou zijn geweest weet ik het zo nog niet.  Dan zie ik minstens vijf mensen in de meerderheid een andere keuze maken – tenzij hun vrees voor de burgemeester of partijvoorzitter dan toch kleiner is dan die voor de Heilige Geest, natuurlijk.

Maar het mocht dus niet zijn.  Het is dat Antonius een heilige is, anders zou hij wellicht eens flink gevloekt hebben vanuit zijn mooie, goed gelegen, gezellige, stemmige kerk aan het naar hem genoemde plein.  Het enige dat hem nu rest is in beroep gaan.  Bij de Heilige Geest.  Of bij Cathy Berx.  Amen.

Next

Next

Het stukje dat ik hier schreef over het overlijden van koningen Elizabeth ben ik geëindigd met “Liz Truss -waar ik politiek niet veel van verwacht, overigens- heeft toch een iets ernstiger uitstraling dan Boris…”.  Ik had maar half gelijk : veel viel er van haar niet te verwachten, inderdaad.  Maar die uitstraling viel ook wat tegen.  In vergelijking met Truss bleek Boris al bij al een redelijk “safe pair of hands”.  Dat haar partij zich maar moeilijk nog van de schade zal herstellen is één ding, dat ook de Britse economie een klap kreeg die niet zomaar meteen wordt goed gemaakt is natuurlijk van een heel andere orde.  Het toont nogmaals aan dat politieke keuzes we degelijk hun belang hebben.

Nu, eigenlijk hebben Truss en haar chancellor (minister van financiën) Kwarteng niet meer gedaan dan de ultieme consequenties blootgelegd van het “cakeism” dat ingebakken zit in de Brexitkeuze.  Het Engelse spreekwoord zegt dat je de cake niet kan bijhouden en tegelijk opeten, maar de theorie achter Brexit was altijd dat alle voordelen van EU-lidmaatschap konden behouden blijven, zonder enige van de nadelen.  Truss bouwde voluit op die logica verder, door meer uitgaven en minder belastingen te plannen – en toen bleek dat plots iedereen besefte dat de schatkist dat niet aankan.  Waarna het pond kelderde.  En vervolgens de chancellor verdween.  En toen Truss.  Dat er na minder dan een maand premierschap ernstig werd gespeculeerd dat ze het niet zo lang zou uithouden dan een krop sla, dat er daar vervolgens een filmpje over werd gemaakt, en dat niet de premier maar wel de sla won is toch wel pijnlijk voor een land met de traditie en de instellingen van het VK.

Met Rishi Sunak koos de Conservatieve partij ondertussen alweer een nieuwe premier, dit keer met een snelprocedure.  De poging tot comeback van Johnson slaagde niet – ik had eigenlijk verwacht van wel.  Sunak werd vooral gekozen wegens redelijk saai en bij gebrek aan veel beter, lijkt me.  Veel meer dan de schade beperken zit er niet in, denk ik, maar dat zou op zich al een behoorlijke verdienste zijn.  Ondertussen pleit het wel voor het Britse samenlevingsmodel dat een (steenrijke, dat dan weer wel) hindoe van Indiase afkomst het tot premier kan brengen.  Ook al is de vraag naar vervroegde verkiezingen zéér legitiem, en verdient Labourleider Keir Starmer het om de sleutel van Downing Street 10 in handen te krijgen, de Conservatieve carrousel heeft alleszins voor diversiteit gezorgd in de Britse regering.  Al wordt hij (en zeker Kwarteng) binnen pakweg 20 jaar wellicht ook alleen daarvoor herinnerd…

Kamp

Kamp

“Hijs de vlag voor de nieuwe dag !” Het was bijna 25 jaar geleden dat ik die woorden nog eens luidop had uitgesproken, om daarop het eensluidende antwoord “Kamp !” te krijgen.  Maar het voorbije weekend trokken we met bijna 60 oud-leid(st)ers van KSA (KSJ) Essen naar Boortmeerbeek.  Het schitterende initiatief om ter gelegenheid van de 125e verjaardag van het Heidebloempje nog eens met velen één dagje op kamp te gaan bracht ons samen voor een namiddag met pleinspelen en een avondlijk -en nachtelijk- kampvuur (in Boortmeerbeek blijken de regels daaromtrent redelijk ruimdenkend).  En voor een openings- en slotformatie, waarvoor aan mij gevraagd was om die te leiden.

Ik heb ervan genoten, en velen met mij.  Het mooiste vond ik dat we ondanks een groot generatieverschil toch een grote verbondenheid voelden.  Van mensen die dertig jaar geleden het rode sjaaltje aan de haak hingen tot enkelen die deze zomer nog gewoon mee op kamp waren geweest : we voelden allemaal dat de fakkel die we allemaal ooit hadden doorgegeven is blijven branden.  En natuurlijk veranderden de tijden, de zeden en de mensen zelf : vijftigers staan anders in het leven dan twintigers.  Maar we begrepen elkaar, herkenden patronen die dezelfde waren gebleven.  Toen in de dagen voor het kampdagje iemand naar de zangboekjes vroeg, reageerden mensen die elkaar niet kenden in de (onvermijdelijke) WhatsAppgroep met hetzelfde grapje over de knutselkast, dat buiten KSA/KSJ Essen niet kan worden begrepen.  Dat de oud-directeur van Sint-Michael, Fons Claessens, zelf ook oud-KSA’er, ons ooit een kast cadeau deed die naast een zeer handig opbergmeubel ook een onuitputtelijke bron van (flauwe) humor zou worden, hij zal het nooit vermoed hebben.  Maar het gezamenlijk referentiekader gaat natuurlijk verder dan gewoontes die zijn doorgegeven.  Ik zag ook een groep mensen bij wie achter het uniform en de vlag bepaald geen kuddegeest schuilgaat en die als het moet heel veel in vraag durven stellen.  Ook dat hebben we aan elkaar doorgegeven.

Een extraatje voor mij was ook dat we de hele groep Jonghernieuwers van het kamp van 1998 in Wezemaal terugvonden : de vijf leden en Luc en ik als leiders.  Wat we in die tussenjaren zouden doen was toen op die laatste kampdag, vooraleer Luc en ik het vuur aanstaken, niet te voorzien.  Maar dat onze KSJ-tijd de toekomst zou tekenen was dat wel.  En dat we er ooit terug zouden staan, stond wellicht ook in de sterren geschreven.  Sterren die we bezongen in het avondlied.  Niet omdat dat moet, maar omdat we ervoor kozen.