Archief van
Jaar: 2021

Kermis in de hel

Kermis in de hel

Ik heb zondag op tv naar Parijs-Roubaix gekeken.  Toch naar het laatste stuk.  Daarmee ben ik nu ongetwijfeld een groot wielerkenner.  Desalniettemin ga ik het niet alleen over koers hebben.  Achter het bemodderde gezicht van de sterkste man in de wedstrijd, die uiteindelijk weliswaar genoegen moest nemen met de tweede plaats, ging immers niet enkel een renner schuil.  De onvolprezen Michel Wutys -wat bezielt de VRT in godsnaam om zich middels de verplichte pensioenleeftijd van zijn beste krachten te ontdoen- meldde in de slotfase van de koers door de Hel van het Noorden dat de man er de maandag voordien ook al een gemeenteraadszitting op had zitten.  Vermeersch zetelt inderdaad in de fractie van Open Vld in de raad van Lochristi.  Wel, beste Michel, een ruime meerderheid van gemeenteraadsleden in dit land heeft naast dat mandaat ook een voltijds en vaak veeleisende baan.  Toegegeven, 260 km door weer en wind trappen met de schier onmogelijke opdracht om Van Der Poel en Van Aert voor te blijven staat niet in ieders jobomschrijving, en voor de meesten van ons zijn slechtliggende kasseiwegen toch vooral iets waarover ze eerder in een raadscommissie zullen tussenkomen dan er in volle vaart en met enige doodsverachting over te dokkeren.  Maar we doen het allemaal wel bij onze job bij, de gemeenteraad.  We zijn, in wielertermen, amateurs – of “elite zonder contract” in wat mooiere bewoordingen.  Kermiscoureurs, zeg maar.

Toch zijn ook die kermiskoersen niet te onderschatten.  Toegegeven, soms zijn ze wellicht “verkocht” en staat de uitslag van de sprint of de stemming al bij voorbaat vast.  Maar ook in de rondes rond de kerktoren wordt er soms best op hoog niveau gekoerst en gedebatteerd.  Het is een eigen specialiteit; het zou niet de eerste keer zijn dan een Tourwinnaar het tot zijn verbazing moet afleggen tegen veel mindere goden, of dat een parlementslid zich plots de mond gesnoerd weet door een raadslid dat toevallig wel uit persoonlijke ondervinding weet waarover het agendapunt gaat.  Terreinkennis en koersinzicht : een viaduct is dan wel geen Mont Ventoux en de bakker op de hoek geen Montesquieu, maar er zijn ook in de Dorpsstraat kansen voor een snedige demarrage of een welgemikt citaat.  En net zoals de meeste kermiscoureurs het in de Ronde van Vlaanderen kansloos zouden moeten afleggen, zouden veel gemeenteraadsleden in het Vlaams Parlement niet tot hun recht komen.  Het zou anderzijds ook niet de eerste keer zijn dat net het omgekeerde gebeurt en dat iemand na jaren bij de amateurs te hebben rondgebold plots als prof hoge ogen gooit.  Maar dat is nu eenmaal niet ieders doel : op zondag een koers en/of op dinsdag een gemeenteraad, en de rest van de week enkele uren trainen of vergaderen, maar daarnaast gewoon aan de slag.

Ze worden ondergewaardeerd, die kermiscoureurs.  Behalve het obligate artikel in de plaatselijke pers wordt er eigenlijk alleen over bericht als er een schandaal gebeurt.  Maar ze doen het graag, en het is nodig om het spel draaiende te houden.  Geen Gent-Wevelgem zonder de koers van Lotenhulle, geen Kamer van Volksvertegenwoordigers zonder de gemeenteraad van, pakweg, Essen.

Succes, Florian.

Twintig jaar later

Twintig jaar later

Er is in de pers in de voorbije weken terecht veel aandacht besteed aan het twintigjarig bestaan van N-VA.  Daarbij valt het op dat de partij niet alleen wordt beoordeeld op de macht en de mandaten die het in die twee decennia veroverde -en op die basis kan er weinig twijfel over zijn dat N-VA de succesvolste partij was in Vlaanderen- maar ook op wat er in die tijd van het partijprogramma werd gerealiseerd.  Dat is een terechte afweging, maar het valt me wel op dat het succes van bijvoorbeeld de s.pa (in de periode tussen “SP” en “Vooruit”) slechts zelden wordt afgemeten aan de mate waarin onze samenleving sociaal-democratischer is geworden, maar bijna uitsluitend aan zetels en ministerposten.  Laat staan dat pakweg de naamsverandering van CVP naar CD&V wordt beoordeeld op de realisatie van hun idealen – gesteld dat iemand überhaupt al zou weten wat die zijn.

Maar ik wil het eigenlijk niet over N-VA hebben, of toch maar zijdelings.  Aan de oprichting van die partij ging de splitsing van de Volksunie (1954-2001) vooraf.  Ik had de eer om die als partijraadslid mee door te voeren, al had ik daar toen liever voor bedankt.  Maar dat de partij die verscheurd werd door een combinatie van ideologische en meer persoonlijke tegenstellingen uiteindelijk zelf tot een uiterst ordelijke splitsing besliste, is alleszins een zeer zeldzame overwinning op de particratie in dit land, die immers principieel verordent dat het voortbestaan van de partij voorrang heeft op alle andere doelen.  Het tekent de VU wel dat ze daar uiteindelijk aan heeft weerstaan.  De splitsing leidde tot twee nieuwe partijen, enerzijds de reeds genoemde N-VA met het gezicht van de communautaire hardliner en de ideologische en strategische onderbouwing van de toen nog jonge Bart De Wever en anderzijds Spirit met het gezicht van Bert Anciaux en de combinatie van sociaal-liberale, Vlaams-progressieve, integraal-federalistische, ecorealistische en nog wel enkele (partiële) ideologieën die in de loop der jaren in de VU gegroeid waren; de partij was gedurende jaren nu eenmaal de enige plek in het Vlaamse politieke landschap waar ruimte was voor denkwerk en experiment.

Met de “benefit of hindsight” moet uiteraard worden vastgesteld dat de analyse die De Wever had gemaakt juist was en dat het strategische spel dat N-VA speelde via de “doodskus” die het kartel met CD&V uiteindelijk voor die partij bleek te zijn zonder meer geniaal is geweest.  Daar was uiteraard ook wat toeval en geluk mee gemoeid, maar ook de grote samenhang tussen de N-VA’ers heeft een rol gespeeld, het gevoel van samen door de woestijn te zijn gekropen.  Ik zou op de keerzijde van die samenhang kunnen wijzen, maar daarvoor ben ik als voormalig Spiritlid wel bijzonder slecht geplaatst.  Want Spirit bleek die samenhang in het geheel niet te bezitten -Anciaux had geniale momenten, maar een ploegspeler bleek hij uiteindelijk niet te zijn- en het duurde ook veel te lang vooraleer het besef rijpte dat ideologische losse flodders nu eenmaal geen basis zijn om een partij van te maken.  Gaandeweg werd wel een coherent verhaal uitgeschreven, met name door Herman Lauwers, maar er ging te veel tijd verloren, en te velen vonden (ideologisch en/of pragmatisch) onderdak bij andere partijen.  Toen de SLP (de finale partijnaam van Spirit) in 2009 wél met een helder verhaal kwam, bleek de kiesdrempel en het gebrek aan bekende koppen een dodelijke combinatie.  In een ander kiesstelsel zou het anders gelopen zijn; zie daarvoor D66 dat ooit door een even diep dal is gegaan en nu onmisbaar is om een regering te vormen in Nederland, en zou toenmalig SLP-kopstuk Mohammed Ridouani in plaats van een zeer sterke Vooruitburgemeester van Leuven nu wellicht een uitstekende SLP-vice-premier zijn geweest.  Maar dat heeft niet mogen zijn.

Toch zou het oneerlijk zijn om het niet-N-VA-deel van de Volksunie enkel af te rekenen op de SLP-ondergang in 2009.  Al degenen die destijds uitzwermden over het politieke landschap zijn legitieme erfgenamen van de partij, en verdienen een beoordeling op basis van dezelfde criteria als de N-VA : welke functies hebben ze ingenomen en hoe hebben ze ideologisch gewogen op de Vlaamse politiek ? Als we de grens niet te strak trekken, en ook Bart Somers -die al jaren vóór de splitsing door Guy Verhofstadt werd ingelijfd- bij die erfgenamen rekenen, dan moeten we vaststellen dat naast Geert Bourgeois ook het “andere” kamp een Vlaams minister-president heeft geleverd, en met Vincent Van Quickenborne (eigenlijk nooit VU-er geweest, maar via ID21 en Spirit toch een duidelijke erfgenaam) ook vandaag nog een federaal vice-premier.  En dus ook burgemeesters van enkele grote steden, al zijn Kortrijk en Mechelen vanzelfsprekend nog een behoorlijk maatje kleiner dan Antwerpen.  Om bij Open Vld te blijven : Fons Borginon bracht het tot fractievoorzitter in de Kamer en werd later een succesvol kabinetschef, en Sven Gatz was Vlaams en is Brussels minister.  Daarnaast konden enkele Spiritparlementsleden hun carrière nog een tijd bij de liberalen verderzetten.  In het socialistische kamp was er uiteraard Anciaux zelf, die nooit de absolute top haalde maar waarvan moeilijk kan worden ontkend dat hij een mooie loopbaan uitbouwde.  Daarnaast levert de oud-Spirit-groep ook vandaag nog enkele Vooruitparlementsleden, met name Fouad Ahidar en Joris Vandenbroucke.  Bij de groenen tenslotte was Bart Staes gedurende jaren een vaste waarde in het Europees Parlement, waar hij ook voor objectieve waarnemers minstens een tijd lang het meest invloedrijke Vlaamse lid was.  Stijn Bex zetelt in het Vlaams Parlement en Els Van Weert is kabinetschef bij vice-premier De Sutter.  Enkele ondertussen afgesloten loopbanen laat ik daarmee onvernoemd.  Ook collectief wordt daarmee lang niet het niveau van N-VA gehaald, maar verwaarloosbaar is het lijstje nu ook weer niet.

Mijn ander criterium is de ideologische impact.  Die is uiteraard moeilijker te meten.  Anciaux noemde zichzelf als snel een overtuigd sociaal-democraat, en eigenlijk zie ik dan ook nauwelijks of geen impact van de voormalige VU’ers op de partijlijn zoals die in de voorbije 20 jaar in de sp.a vorm kreeg.  Bij Groen denk ik dat Bart Staes een grotere invloed heeft gehad, jammer genoeg niet door meer ecorealistische ideeën te propageren, maar wel door mee te vermijden dat de partij al te ver in het belgicisme afgleed.  De impact op Open Vld lijkt me tenslotte het grootst : dat die partij niet of nauwelijks geprobeerd heeft om in navolging van enkele buitenlandse geestesgenoten N-VA op maatschappelijk vlak (waarmee ik “alles behalve sociaal-economisch” bedoel) langs rechts voorbij te steken is wellicht ook de verdienste van de sociaal-liberalen die vanuit Spirit de weg naar de partij vonden.  Dat is opnieuw niet van de grootteorde van de ideologische revolutie die De Wever heeft veroorzaakt, maar het is wel een significant feit voor de politieke geschiedenis van Vlaanderen in de voorbije twintig jaar.

De twintig jaar ná de Volksunie dus.  Had de partij kunnen blijven bestaan ? Natuurlijk wel.  Heel wat partijen zijn electoraal véél dieper gezonken dan de VU ooit overkwam, en pakweg Groen zou zéér tevreden zijn met de bodemkoers van de Volksunie.  Ook de ideologische samenhang is niet noodzakelijk groter in andere partijen dan ze bij het einde van de Volksunie was.  Zou het béter zijn geweest als de partij was blijven bestaan ? Je kan je uiteraard rijk rekenen, en veronderstellen dat een kleinere Vlaamsgezinde partij die zich wat meer in het centrum beweegt (maar die nooit tot een kartel met CD&V had kunnen overgaan) uiteindelijk een grotere hefboom voor een staatshervorming zou hebben gevormd, maar dat kan niemand hard maken.  Je doet er bovendien de VU oneer mee aan, door de partij postuum nogmaals te bestempelen als de uitsluitend communautaire partij waarvan ze vaak het etiket moest dragen maar die ze niet was.  Als we nuchter het saldo maken, en de resultaten van de erfgenamen optellen, dan is het antwoord wellicht dat de VU zelfs nooit het succes van de N-VA alléén had kunnen evenaren.  Hoe jammer ik het ergens ook vind dat ik dat moet neerschrijven.

Huis van Wantrouwen

Huis van Wantrouwen

Ik ben niet onverdeeld enthousiast over de aanpassingen in het Decreet Lokaal Bestuur, zoals ik hier al eens eerder heb uitgelegd.  Ik vind het met name erg ongelukkig dat de afschaffing van de opkomstplicht -waar ik in principe wel voorstander van ben- eerst en voorlopig uitsluitend geldt voor de lokale verkiezingen.  De regeling waarbij de grootste lijst eerst het initiatiefrecht krijgt, vind ik dan weer goed, maar die had verder uitgewerkt moeten worden, bijvoorbeeld door naar Nederlands model enkele dagen na de verkiezingen een openbare vergadering van de verkozen raad te organiseren, onder leiding van de kandidaat-burgemeester van de grootste lijst, om over de verkiezingsuitslag, het te voeren beleid en mogelijke coalities te discussiëren.  Nu gaat het me toch nog te veel om een “achterkamertjes-initiatiefrecht”.

In elk geval positief is de invoering van de “constructieve motie van wantrouwen”.  Op de naam na dan, want die is van het zuiverste Wetstratees : in de nationale politiek werd een aantal jaren geleden de gewone motie van wantrouwen aangevuld met (en in sommige gevallen vervangen door) de constructieve variant, waarmee meteen een nieuwe regering wordt voorgedragen.  Eigenlijk is het ook daar al een motie van vertrouwen in een nieuwe regering, en is de gekozen benaming vooral een ongelukkige contradictio in terminis.  In de gemeenten hebben we nooit de motie van wantrouwen gekend, dus is het helemaal bizar om er nu een constructieve in te voeren.  Het gaat om de beslissing van de gemeenteraad om één of meerdere leden van het schepencollege te vervangen.  Zo eenvoudig is dat.  En uiteraard is het nodig dat die mogelijkheid wordt ingevoerd : het schepencollege bestuurt bij de gratie van de gemeenteraad, en die moet er een ander kunnen aanstellen.  Dat er daarbij een bescherming tegen het van partij wisselen met het oog op een schepenambt is ingebouwd is niet onlogisch (jammer dat zoiets nodig is, dat wel), maar de regel dat twee derden van een fractie de motie moeten ondersteunen gaat wat te ver, vind ik : een meerderheid had kunnen volstaan.  Een college dat én op een meerderheid van de gemeenteraad én op een meerderheid binnen de fracties die het ondersteunen kan rekenen lijkt me voldoende stabiel.

Uit sommige reacties blijkt overigens wat onbegrip over de nieuwe regel, zeker als die samen gelezen wordt met de ook nieuwe bepaling dat de persoon met de meeste stemmen op de grootste lijst in de coalitie burgemeester moet worden.  Dat betekent niet dat we met N-VA/PLE zomaar een motie van wantrouwen kunnen indienen en daarmee Dirk burgemeester maken.  We hebben daarvoor 3 andere gemeenteraadsleden nodig, die bovendien de steun van hun eigen fractie moeten hebben.  In de praktijk kan het dus alleen als Vooruit of CD&V elkaar beu zijn.  Wat op dit moment niet het geval is.  Dat vind ik onbegrijpelijk, want ik blijf erbij dat Vooruit in een coalitie met ons veel meer van zijn programma zou kunnen realiseren, met name op de bevoegdheidsdomeinen van hun twee schepenen, milieu en ruimtelijke ordening.  De “afkeer” van de nationale N-VA die hen wellicht in 2018 tot een andere beslissing heeft gebracht zouden ze misschien eens kunnen evalueren in het licht van het beleid van N-VA-minister Demir enerzijds en dat van haar voorganger Schauvliege anderzijds.  Maar ik wil het hier niet over nationale politiek hebben, want die zou lokaal sowieso eigenlijk niet mogen meespelen.  En dus moet ik vaststellen dat Vooruit vooralsnog niet van plan is om een einde te maken aan de coalitie (CD&V uiteraard ook niet).  Misschien helpt het de raadsleden van de meerderheid wel om te weten dat het mogelijk is om ook één schepen te vervangen.  Als Vooruit echt zou vinden dat één van de CD&V-schepenen ondermaats presteert, kunnen ze altijd met ons overleggen om die door iemand van henzelf te vervangen – andersom kan natuurlijk ook.  Ik zou dat gesprek alleszins niet weigeren.

Als reden waarom er al niet jaren geleden een vorm van “constructieve motie van wantrouwen” werd ingevoerd -zelfs de zeer strenge regeling voor de “onbestuurbaarheid”, de enige mogelijkheid om een zittend college te vervangen, bestond nog niet zo lang- werd altijd het argument van de instabiliteit gebruikt.  Vooral door degenen die zelf vreesden om zich tegenover een gemeenteraad te moeten verantwoorden, uiteraard.  Met die instabiliteit gaat het wel meevallen.  Tot nu toe was één motie succesvol (in Blankenberge), en één bleek uiteindelijk een maat voor niets (in De Panne).  Er zullen er nog wel enkele volgen, maar het lijkt erop dat de motie eerder een katalysator is van instabiliteit en onbestuurbaarheid die betrokken gemeenten al kenmerkten.  Het is overigens in veel gevallen beter een niet functionerend schepencollege door een ander te vervangen, ook als dat eventueel wat wankel is.  Wel vind ik dat er moet worden nagedacht over het statuut van de burgemeester en schepenen die vervangen worden.  Onzekerheid over een mandaat mag niet zomaar samengaan met onzekerheid over het inkomen, anders gaan er onvoldoende kandidaten gevonden worden om zich in de gemeenten te engageren.  Dat dient ook de democratie, want de beslissing om iemand al dan niet af te zetten moet op basis van het functioneren van de betrokkene en het gevoerde beleid worden genomen, niet op basis van iemands inkomen.

Don’t leave me this way

Don’t leave me this way

Twintig jaar geleden vielen de Twin Towers.  Zelfmoordterroristen van Al Qaeda vlogen twee vliegtuigen in het World Trade Centre in New York.  Een ander raakte het Pentagon, een vierde bereikte het doel niet doordat de passagiers dat -ten koste van hun eigen leven- verhinderden.  Een aanslag die het feitelijke begin van de 21e eeuw inluidde, en die ons voor het eerst echt deed nadenken over het terrorisme van radicale moslims, waar de wereld nadien nog vaak mee zou kampen, zij het gelukkig niet vaak op dezelfde schaal als die nine-eleven.

Al Qaeda werd geholpen (vooral “verborgen”) door het toenmalige regime in Afghanistan, dat van de Taliban.  Dat de Verenigde Staten dat regime een ultimatum stelde om die Al Qaedaleiders uit te leveren, was een zeer logische reactie.  Dat ze vervolgens Afghanistan binnenvielen toen dat regime daar niet op wilde ingaan, vind ik ook vandaag nog steeds volledig verdedigbaar.  Maar al vrij snel bleek dat de invasie onvoldoende voorbereid en doordacht was.  Zo kan Afghanistan niet zomaar los worden gezien van buurland Pakistan, en dat werd niet genoeg ingecalculeerd.  Bovendien is een invasie niet “vrijblijvend”, het houdt een verplichting in tegenover het land en de bevolking wiens leven wordt overhoop gegooid.  In 1945 begreep de VS dat nog goed, toen sterk in de heropbouw van vooral Duitsland en Japan werd geïnvesteerd.  Met geld, maar ook met muurvaste principes over democratie en goed bestuur.  Daar liep het in Afghanistan al snel mis : er werd te veel beroep gedaan op het lokale netwerk van potentaten en krijgsheren, corruptie werd als noodzakelijk kwaad aanvaard, verkiezingsvervalsing werd in naam van de stabiliteit voor lief genomen.

Na twintig jaar aanmodderen, waarbij de Taliban zelfs militair nooit helemaal werden uitgeschakeld, nu zomaar vertrekken vind ik onaanvaardbaar.  Wie als democratisch land, als democratische wereldmacht ergens binnenvalt neemt de plicht op zich om een leefbare, democratische staat op poten te zetten.  Dat is niet eenvoudig, maar wel een morele plicht.  Wie Kaboel na het vertrek van de VS-troepen zag veranderen, wie de video bekijkt waarnaar ik hieronder in het stukje over Mikis Theodorakis heb verwezen, kan overigens alleen maar vaststellen dat het leven in Afghanistan beter was mét dan zonder het Amerikaanse leger.  Dat zou al moeten volstaan om niet zomaar weg te trekken.  De Amerikaanse presidenten Trump en Biden maken een fout, en jammer genoeg kon of wilde de Europese Unie die niet zomaar rechtzetten (het had gekund, maar het zou veel van onze militaire capaciteit hebben gevergd – en de fouten van de voorbije twintig jaar rechtzetten zou ook niet zomaar snel-snel gelukt zijn, natuurlijk).

En zo zijn de Taliban terug.  Die gaan niet zo snel meer hun handen verbranden aan Al Qaeda en consoorten, want zij hebben die twintig jaar wel gebruikt om bij te leren.  Dat volstaat misschien voor de VS, maar de gewone Afghaan heeft er geen boodschap aan.

Het moet overigens vreemd zijn voor al diegenen die “US go home” als een universele slogan zagen, altijd bruikbaar om zich tegen het imperialisme van de Amerikanen te keren, om nu vast te stellen dat ze eigenlijk óók vinden dat die VS niet ook niet zomaar naar huis mag gaan.  Het vergde de voorbije weken ingewikkeld politiek bochtenwerk om tegelijk de Amerikaanse bezetting te veroordelen en bijvoorbeeld de rechten van de Afghaanse vrouwen te bepleiten.  Zoals het ook bochtenwerk vergt om de Amerikanen te verdedigen, tegelijk de Taliban te verketteren en mordicus de deuren te willen sluiten voor degenen die ervan wegvluchten, bijvoorbeeld omdat ze jarenlang Westerse troepen hebben geholpen.

Moge tenslotte al wie slachtoffer werd van de aanslagen van elf september, van alle terrorisme dat de wereld de voorbije twintig jaar trof en van de oorlogen in Afghanistan, Irak en Syrië die eruit voortvloeiden in onze herinnering blijven.

Hooglied

Hooglied

Het zal voor velen niet anders zijn : het stukje muziek dat ik het eerst en gedurende jaren ook het meest als „Grieks” identificeerde, het stukje muziek dat Griekenland belichaamt, is de „Sirtaki”.  Dat lijkt een traditionele volksdans.  Daar is het wel op gebaseerd (het gaat om een variant op de chasapiko) maar het stuk werd wel degelijk gecomponeerd.  In 1964, voor de film „Zorba de Griek”.  Zodat ook het stukje muziek soms als „de Zorba” bekend staat.  Componist : Mikis Theodorakis.

Die componeerde meer dan 1.000 stukken.  Waarmee hij de meest diverse teksten op muziek zette, zoals de gedichten van Nobelprijswinnaars Seferis en Elitis.  Tot voor een aantal jaren kende ik hem als componist vooral van naam, en van de sirtaki, maar door zijn taal te leren ontdekte ik ook veel van die muziek.  Met enkele liederen die ondertussen in mijn geheugen gegrift staan, en/of waarbij ik elke keer dat ik ze hoor een krop in de keel krijg.  Zoveel méér dan de sirtaki, al denk ik niet dat hij het erg vond dat bij sommigen alleen met dat stukje muziek wordt geïdentificeerd.  Zoals ik vandaag ergens las : Beethoven had vier noten nodig, Theodorakis twee.  Twee noten en een boezoeki, en iedereen herkent zijn muziekstuk.  En zijn land.  Faut le faire.

Theodorakis was wellicht de grootste figuur in de Griekse muziek in de 20e eeuw.  Maar hij oversteeg ook de muziek, wat mee verklaart waarom zijn overlijden binnen enkele uren tot de afkondiging van drie dagen nationale rouw door de eerste minister leidde.  Theodorakis was één van de grote symbolen van het verzet tegen de militaire dictatuur.  Hij was ook een politicus – een communist die uiteindelijk op een centrum-rechtse lijst en daarna in de regering belandde, en de controverse niet altijd schuwde.  En die desondanks de Grieken verenigde.  Een Griekse patriot, een nationalist, met een brede blik op Europa en de wereld.  Mijn favoriete lied, „Omorfi Poli (Όμορφη πόλη)”, met een tekst geschreven door zijn broer, klinkt bij Edith Piaf als „Les amants de Teruel” .  Liesbeth List zong in het Nederlands een plaat vol met zijn liederen, vooral die van de Mauthausen-cyclus, naar het gelijknamige concentratiekamp.  En waarvan de uitvoering door Maria Farantouri -met alle respect voor List- onnavolgbaar blijft.  “O Antonis (Ο Αντώνης)” uit diezelfde cyclus werd als “Watan” zowat het nationale lied van het (nu voormalige) vrije Afghanistan**.  En hij zette ook de “Canto General” van Pablo Neruda (magistraal) op muziek.

Toen we trouwden in het Essense gemeentehuis mochten we drie liedjes kiezen.  Het werden „Omorfi Poli”, „De Avond” van Boudewijn De Groot en Lennart Nijgh en „Als je trouwen wilt met mij” van List en Theodorakis.  Zelf verkoos Theodorakis „Sto perigali to krifo (Στο περιγιάλι το κρυφό) ” op tekst van Seferis, een lied dat een symbool werd van het verzet tegen de junta.  Het meest indrukwekkende werkstuk was wellicht de Axion Esti (Άξιον Εστί), met de epische (en vrij hermetische) gedichten van Elitis als basis.  Met „Ena to helidoni (Ένα Το Χελιδόνι)” en vooral „Tis dikeosinis ilie noite (Της δικαιοσύνης ήλιε νοητέ)” als hoogtepunten.  Dat laatste lied is ook zonder meer één van de nationale symbolen geworden, dat door de Grieken met respect wordt behandeld – wie als zanger ernstig genomen wil worden, moet een respectabele versie kunnen brengen.  En door ze niet op te sommen doe ik veel meesterwerken oneer aan.

Theodorakis was een groot kunstenaar met een groot maatschappelijk engagement.  Hij werd al bij leven een icoon, groter dan de mens die hij kon zijn.  Griekenland verloor vandaag een stuk van zijn ziel, maar krijgt er de herinnering en een onvergelijkbaar oeuvre voor in de plaats.

*Eerste minister Mitsotakis kondigde die rouw aan met de woorden „Η Ρωμιοσύνη σήμερα κλαίει.”. Letterlijk : „de Romeinse wereld huilt vandaag”.  Een verwijzing naar het lied dat Theodorakis vaak zélf bracht, hoewel hij geen heel groot zanger was.  Maar natuurlijk ook opmerkelijk omwille van die verwijzing naar Rome, die voor ons vreemd mag lijken.  Maar na de val van Rome bestond het (Oost-)Romeinse Rijk -als een Griekstalige, orthodox-christelijke, staat- nog tot de val van Constantinopel nog tot in 1453 verder.  En ook daarna, in het Ottomaanse Rijk (waarvan de sultan ook gewoon de titel „keizer van Rome” droeg) werden de veelal Griekstalige orthodoxe christenen ook gewoon als „Romeinen” omschreven.  Rare jongens, die Grieks-Romeinen…
**De video waarnaar ik link werd op 29 juli op YouTube geplaatst.  Een lied voor een Afghanistan dat een maand later niet meer zou bestaan, veroverd door de Taliban, in de steek gelaten door de VS en Europa.
Goede gewoonte

Goede gewoonte

De 49e Ronde van Essen trok door onze gemeente.  Voor mij alvast belangrijker nieuws dan de kortstondige doortocht van de Beneluxtour.  Vooral omdat de Ronde voor mij zowat het eerste teken van “normaliteit” was, na de coronabeperkingen.  Het zag er allemaal opvallend gewoon uit.  De Ronde heeft dan ook een geruststellend hoog voorspelbaarheidsgehalte.  Zoals de spreekwoordelijke Amerikaanse reiziger destijds -en nu eerder de Chinese lotgenoot- “if it is Thursday, this must be Switzerland” kon zeggen, weten de Rondebezoekers dat ze op donderdag te Horendonk naar de zigzagkoers zullen staan kijken, nadat ze in het boekje de uitslag van de rekkenkoers in Heikant nog eens hebben nagelezen.  Zelfs een regenbui op donderdag lijkt wel bij het vaste stramien te horen, al viel het dit jaar naar verluidt nogal mee.  Ik ben de Ronde twee dagen gaan bekijken, en heb ook nog eens helpdesk gespeeld voor het programma waarmee de uitslagen worden verwerkt.  Maar veel werk heb ik daar alvast niet gehad.

Het deed dus deugd dat hij gewoon kon doorgaan, zoals dat hoort, die 49e Ronde.  Dat betekent uiteraard dat de 50e eraan komt – kwestie van even de open deur in te trappen.  Met enkele oud-medewerkers zijn we al wat eerste plannen beginnen maken voor die jubileumuitgave.  En ik zal me onvermijdelijk nog eens aan het uitschrijven van de Rondegeschiedenis moeten zetten.  Samengevat ziet die er als volgt uit “In 1973 werd de ‘Ronde van Essen’ uitgewerkt naar het model van de ‘Ronde van Itegem’.  Het concept werd in de eerste jaren nog wat bijgestuurd en vervolgens in grote (en ook veel kleine) lijnen jaar na jaar herhaald, behalve in 2020.”  Al ga ik toch proberen het verhaal wat verder te stofferen.

Ik ben ook op de gemeenteraad nog tussengekomen over de Ronde.  De vrijwilligers hadden me verteld dat ze om één of andere administratieve reden niet langer de 500 euro subsidie zouden kunnen krijgen die het gemeentebestuur hen jaarlijks toekent – naast, voor alle duidelijkheid, zeer veel (im)materiële steun vanuit het gemeentehuis.  Daarvoor werd aan de vrijwilligers gevraagd om een oplossing te zoeken, de ene al bureaucratischer dan de andere.  Ik heb dan maar gevraagd waar het probleem vandaan kwam, en waarom in vredesnaam van vrijwilligers zou worden verwacht dat ze het oplossen.  Schepen Arno Aerden (Vooruit) volgde mij gelukkig in de redenering dat er binnen het gemeentebestuur naar een uitweg zou worden gezocht.  Goed voor de Rondeploeg, maar jammer genoeg toont het opnieuw aan dat bij het gemeentebestuur vaak de reflex om op maat van verenigingen en vrijwilligers te werken ontbreekt.  Ik blijf erbij dat dat één van de grote uitdagingen voor het Essense gemeentebeleid in de komende jaren was.  En dat ik de Ronde kon aangrijpen om dat punt nog eens te maken was natuurlijk een kans die ik niet kon laten liggen.

Foto : Ronde van Essen
Van dik hout

Van dik hout

Er is nog eens een voorstel van mij goedgekeurd op de gemeenteraad.  Daar ben ik blij mee.  Een beetje omdat ik tevreden ben over hoe ik het heb gebracht, en ook wel over hoe ik het “spel” heb gespeeld – al had ik iets minder boos willen klinken op het einde van de discussie.  Maar als ik zie dat er met geen mogelijkheid een meerderheid tegen een voorstel kan worden gevonden wil ik het natuurlijk wel netjes goedgekeurd en genotuleerd hebben.  Het deed ook wel deugd dat achteraf oud-raadslid Johan Van Oers me even kwam bedanken.  Ik heb Johan altijd erg gewaardeerd, en toen ik het gelegenheidsgedicht dat hij had geschreven gisteren zag, wist ik meteen dat ik het ging aanhalen en had ik ook al voor ik het uitgelezen had beslist welk stukje ik eruit ging pikken en in mijn tussenkomst ging verwerken.

Toch ben ik vooral tevreden dat er opnieuw over de voorziene boomkappingen in de Kloostertuin kan worden nagedacht.  Met de nodige nuances, want de kapping beoogde wel degelijk een beter bos, méér natuur dus – en niet minder. Maar de manier waarop dat tot stand moet worden gebracht, daar zou toch best nog eens naar gekeken worden.  Een aantal van de te kappen bomen blijven wellicht beter staan.  En ik denk dat het besluit dat de gemeenteraad gisteren nam daar ruimte voor kan creëren.

Ik ben ook tevreden omdat er niemand gezichtsverlies hoeft te lijden met wat meer dialoog, want dat zou niet terecht zijn.  Ik ben het niet over alles eens met milieuschepen Helmut Jaspers (Vooruit), maar natuurlijk is hij een medestander in het streven naar een groener Essen.  En Kempens Landschap is dat ook.  Ze staan geen van beiden aan de kant van de kettingzaag.  De mensen die het protest tegen de kappingen op gang getrokken staan ook mee aan diezelfde kant.  Het is een discussie over hoe we de Kloostertuin optimaal tot zijn recht laten komen voor mens en dier, natuur en klimaat.  En we danken het aan Kempens Landschap -maar ook aan de paters Redemptoristen vóór hen- dat we die discussie kunnen voeren.

Aan de overkant, daar staan degenen die op de rem staan als het over vergroening gaat.  De aankoop van een stuk grond tegen de Ring, waar Bob al enige tijd voor pleit, biedt een perfecte kans voor extra bos.  Tussen droom en daad staan ongetwijfeld wat administratieve regels en praktische bezwaren in de weg, om niet Van Oers maar Elsschot te parafraseren.  Maar toch vooral de onwil om een goed idee van een ander uit te voeren.

Terwijl ook dat bij de democratie hoort : mee denken met de ideeën van anderen, naar iedereen luisteren en je eigen inzichten bijstellen.  Om zelf het goede voorbeeld te geven : het antwoord van de burgemeester op de VB-vraag over het goederenrecht en zijn toelichting waarom we in Essen toch maar gewoon het Burgerlijk Wetboek gaan toepassen was volstrekt waterdicht.  Ik had me er eigenlijk nog geen mening over gevormd, maar nu dus wel.  En in de antwoorden van Brigitte Quick (CD&V) over het afsluiten van Hemelrijk zaten nog wel lekken, maar ze sneden toch wat meer hout dan ik vooraf had verwacht.  Of hoe er al een dag vóór de eerste schooldag een “doe zo voort…” af kan.  Al moeten er uiteraard op andere vakken nog stevige buizen worden opgehaald !

Daarmee heb ik voor het eerst sinds lang nog eens iets geschreven hier.  De onderbreking heeft meerdere redenen, waaronder de relatieve leegte van de laatste gemeenteraden voor de zomer.  Maar toch, er zijn zoveel andere dingen waarover ik had kunnen schrijven.  Ik ben er in mijn hoofd ook een aantal keren aan begonnen, maar ze zijn nooit tot aan het toetsenbord geraakt.  Behalve één stuk, over de Israëlisch-Palestijnse verhoudingen, waar ik op het eind dan zelf niet meer uit kwam.  1 september lijkt me een goede dag voor een nieuw begin.  En het achterstallig (pre-)vakantiewerk komt er misschien ook nog wel van.

Foto : Kempens Landschap
Troubled waters

Troubled waters

Het is erg lang geleden dat ik hier over Noord-Ierland heb geschreven.  Dat is ook niet eenvoudig, want wie de situatie daar doorheen een politieke bril van hier bekijkt, zal vooral merken dat de bril reageert zoals brillen die samen met een mondmasker worden gedragen dat plegen te doen : door aan te dampen en het zicht te vertroebelen.  Er zijn twee gemeenschappen (dat lijkt op de situatie bij ons) waarvan de ene op rechtse partijen stemt en de andere op linkse (kijk eens aan), en om die boel samen te houden is er een hele institutionele spitstechnologie uitgewerkt (voilà, dat is dus zoals hier).  Desondanks lopen de spanningen regelmatig op, vooral rond de jaarlijkse 12-juliviering (nauwelijks een dag verschil).

Allemaal wáár natuurlijk.  En toch ook weer niet.  Want die twee gemeenschappen, de (Iers-katholieke) nationalistische en de (Brits-protestantse) unionistische leven weliswaar grotendeels geografisch afgezonderd, maar dan op wijkniveau, zodat je geen eenvoudige grens kan trekken.  En de geschiedenis van de Ierse onafhankelijkheidsstrijd gecombineerd met eeuwen van Britse immigratie leidde tot decennia van geweld, met aan de ene kant wellicht de meest efficiënte terroristische organisatie die Europa ooit kende (de IRA) en aan de andere kant de loyalistisch-protestantse militie en de Britse staat, die ook niet voor een zachte aanpak kozen.  Met aan beide kanten een groot gevoel van legitimiteit en een stevig draagvlak, omdat beide gemeenschappen zich -op verschillende manieren- achtergesteld of bedreigd voelden.  En met een langzame maar onmiskenbare evolutie waarbij velen zich niet zomaar meer in de twee etiketten herkennen, want wat moet een niet-kerkelijke progressieveling die zich eerder Brits voelt maar zich ook met het Ierse eiland identificeert aan met die tweedeling, maar desondanks in een samenleving zitten die van de tweedeling doordrenkt is – het grapje dat aan iemand die zich hindoe noemde werd gevraagd of hij dan een protestantse of een katholieke hindoe was, is jammer genoeg niet zo uit de lucht gegrepen.

Het Goede Vrijdagakkoord van 1998 was een absolute mijlpaal, waarvoor de unionist David Trimble en de nationalist John Hume terecht de Nobelprijs voor de Vrede hebben gekregen, al kan je argumenteren dat ook Gerry Adams van het IRA-gerelateerde Sinn Fein die had verdiend.  En eigenlijk ook de twee Britse premiers, John Major en Tony Blair, die het akkoord mogelijk maakten.  Het uitgangspunt van het akkoord was de erkenning dat de beide identiteiten legitiem zijn : wie in Noord-Ierland woont, mag zich Brits voelen, of Iers – en ook het overeenkomstige paspoort gebruiken.  Over de uiteindelijke politieke soevereiniteit zal de meerderheid beslissen, maar er zal een politieke band met zowel Dublin als Londen zijn – en daarvoor werden de nodige instituties gecreëerd.  Binnen Noord-Ierland hebben beide gemeenschappen een vetorecht.  En er zijn geen zichtbare grenzen, zodat wie zich Ier voelt niet hoeft te zien waar “Ierland” ophoudt – en eigenlijk geldt hetzelfde voor de Brit, al moet die “over het water”.

Voor dat laatste was er echter één cruciale voorwaarde, zoals iedereen die in Essen vroeger al eens door de douane werd tegengehouden zal beseffen : zowel Ierland als het Verenigd Koninkrijk moesten lid zijn van de Europese Unie.  Of toch minstens van de Europese Eenheidsmarkt.  Maar toen kwam Brexit.  Tijdens de campagne werd er al verwittigd voor de gevolgen in Noord-Ierland, onder meer door de oud-premiers Major en Blair, maar door het “Leave”-kamp werden die waarschuwingen genegeerd.  De meeste Noord-Ieren stemden dan ook tégen Brexit (en de opstelling van de grootste unionistische partij die toch vóór was kan nadien enkel als naïef en onverantwoordelijk worden beschouwd).  Maar de Brexit kwam er wel, en -in tegenstelling tot wat veel “Leavers” beloofden- stapte het VK ook uit de Eenheidsmarkt.  Dus moest er ergens een grens komen.  Die tussen de Ierse Republiek en Noord-Ierland leggen was voor die Republiek ondenkbaar, en daarmee ook voor de hele EU – want waarom zouden we in deze discussie onze eigen Lidstaat niet volgen ? Bovendien zou dat een zware schending van het Goede Vrijdagakkoord zijn.  Dus kwam er een grens tussen Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en gelden binnen Noord-Ierland nog steeds een hele reeks EU-regels.  Een grens waarvan de persoon die hem invoerde, premier Boris Johson, nog nadat hij zijn handtekening onder het Brexitakkoord had gezet staalhard ontkende dat ze er zou komen.  Een grens binnen het VK , zodat Britse bedrijven die iets willen “uitvoeren” naar Noord-Ierland door de hele papierwinkel moeten.  Waardoor een hele reeks producten niet meer te krijgen zijn in de Noord-Ierse supermarkt.  Wat ertoe leidde dat de unionisten én veel Britse politici oproepen om het akkoord met de EU te heronderhandelen of zelfs eenzijdig op te zeggen.  Waar de Unie (en zeker Ierland) dan weer uiteraard niet gelukkig mee is – pacta sunt servanda, een akkoord is een akkoord.

De situatie, en vooral de (begrijpelijke) unionistische frustratie, leidde er de voorbije week toe dat de spanningen, die normaal vooral in juli oplaaien, in de straten van Belfast en elders in Noord-Ierland tot hevige rellen leidden, met een brandende bus als dieptepunt.  In een plek met een traditie van geweld, waar ondergrondse paramilitaire groepen zijn blijven voortbestaan en waar de hele maatschappij nog doordrenkt is van de tweedeling die tijdens de “Troubles” op het scherp van de snee werd uitgevochten, is dat letterlijk een levensgevaarlijke evolutie.  De enige uitweg is dat de Britse regering zijn verantwoordelijkheid neemt voor het akkoord dat ze ondertekende, en met de Ierse regering, de EU en de Noord-Ierse partijen rond de tafel gaat zitten over de manier waarop het best kan worden uitgevoerd.  Maar verantwoordelijkheid nemen voor de gevolgen van de Brexit, dat is wel het laatste dat Johnson van plan lijkt.

Beslissingen hebben consequenties.  Het blijft een adagium waar ieder die een kieshokje binnenstapt, voor een verkiezing, een referendum of wat dan ook, zich best scherp voor de geest houdt.

Samenwerking ? Neen, bedankt.

Samenwerking ? Neen, bedankt.

We hadden in de gemeenteraad een paar maanden geleden een discussie over de papierophaling door de verenigingen, naar aanleiding van de min of meer gedwongen stopzetting van die ophaling door de Landelijke Gilde van Hoek.  Daarbij werd er vanuit onze fractie en vanuit CD&V gepleit voor een structurele regeling om de verenigingen die de ophaling stopzetten te compenseren.  Dat principe stond ook in de toelichting bij het meerjarenplan.  Alleen leek schepen Helmut Jaspers (Vooruit) niet meteen enthousiast om een dergelijke regeling uit te werken.  Dus werkte ik een voorstel uit om op de gemeenteraad in te dienen, en ik stuurde het naar enkele CD&V-collega’s binnen de meerderheid, met de suggestie om het samen in te dienen.  Ik kreeg als antwoord dat ze het gingen bekijken.

Daarna bleef het even liggen, omdat ik niets terug hoorde en omdat we ondertussen aan enkele andere voorstellen voor de gemeenteraad aan het werken waren.  Ik besloot dus om het terug op te nemen ná de gemeenteraad van maart.  Maar dat is niet meer nodig : tot mijn grote verbazing bleek dat het schepencollege zelf al had besloten om het voorstel uit te voeren.  Met enkele kleine wijzigingen, maar niet groot genoeg om te kunnen ontkennen dat mijn tekst als inspiratie had gediend.  Goed voor de verenigingen, daar niet van.  Maar erg oncollegiaal vanwege CD&V, waar ze duidelijk niet tevreden waren met het mee indienen van het voorstel, maar het helemaal voor zichzelf wilden houden.  Waar een (voormalige) “grote” partij klein in kan zijn.

Kijk en vergelijk

Kijk en vergelijk

Vóór corona zagen we af en toe wel eens enkele scholieren tussen het publiek van de gemeenteraad zitten, in opdracht van een verstandige leerkracht die dat een goede manier vond om iets te leren over democratie en politiek.  Mits een goede inleiding en situering lijkt me dat inderdaad nuttig.  Bijvoorbeeld om te leren dat een gemeente besturen niet altijd spannend of controversieel is, maar vaak eerder saai en consensueel.  En dat we daar best blij om moeten zijn.

Natuurlijk zou je dezelfde oefening kunnen doen met de “digitale” gemeenteraden nu, maar dan vertrekkend van de livestream, of van de YouTubeversie nadien.  Dat laatste heeft als voordeel dat je er ook de weergave nadien van kunt meenemen.  De twee grootste partijen in de raad verspreiden na de raadszitting een elektronische nieuwsbrief.  Die beogen allebei om de Essenaar correct te informeren.  Zowel de N-VA/PLE-auteur -die ken ik goed genoeg om daar zeker van te zijn- als de CD&V-auteur(s) -daar ga ik vanuit- trachten inderdaad juiste informatie te geven.  Maar de keuze van die informatie en de manier waarop ze wordt weergegeven is wel gekleurd.  De gelijkenissen en verschillen bekijken, en die naast de opname van de raadszitting leggen, lijkt me wel leerzaam.  Eigenlijk zou je er ook de voorbereidende stukken van de raad bij moeten kunnen nemen, want een beslissing die op de raad unaniem en zonder discussie wordt genomen, kan ook belangrijk zijn – en die haalt gemakkelijker de ene nieuwsbrief dan de andere, stel ik vast.

Vertrekkend van de gemeenteraad van eind maart (hier op YouTube) verscheen de voorbije week de Nieuwsbrief van CD&V en de N-VA/PLE-Nieuwsflits.  Beide hebben het over het Zorgpunt, respectievelijk als eerste en vierde artikel.  Beide hebben het ook over zichtbare huisnummers, als tweede en vijfde artikel.  Het gaat om artikels met een soortgelijke inhoud, maar wel een heel verschillende invulling, zeker bij de huisnummers – toch niet meteen een zwaar ideologisch geladen thema.  Opmerkelijk is ook dat de tussenkomst van CD&V-raadslid Suykerbuyk over de parking aan het Zorgpunt enkel aandacht krijgt… bij N-VA/PLE !

Op die manier halen de twee eerste punten van CD&V ook de Nieuwsflits van N-VA/PLE.  Andersom is dat niet het geval, ongetwijfeld omdat N-VA/PLE opent met twee eigen voorstellen.  Zowel het punt dat CD&V mee goedkeurde (de padelbanen) als het punt dat bijna al hun raadsleden afkeurden (het fietspad langs de Moerktsebaan) blijken geen vermelding waard.  Vermoedelijk worden die padelbanen later wel nog eens “CD&V-nieuws”, maar zal elk spoor naar de bespreking in de gemeenteraad en zeker naar het voorstel van N-VA/PLE dan uitgewist worden.  Dat CD&V in tegenstelling tot N-VA/PLE niets schrijft over de vaccinatie is wellicht opmerkelijker : dat is een thema waar de Essenaar ongetwijfeld mee bezig is.  N-VA/PLE heeft dan weer niets over de toiletwagen, toch niet onbelangrijk voor de verenigingen; CD&V geeft in zijn berichtgeving een volledig beeld van de nieuwe regels, maar “vergeet” dat sommige aanpassingen die de partij wel vermeldt eigenlijk door de collega’s van N-VA/PLE werden aangebracht.  Ook de overlagingswerken worden niet vermeld in de N-VA/PLE-Nieuwsflits; eerst zien en dan geloven was daarbij mogelijk het uitgangspunt.  De Landbouwadviesraad, een onmiskenbaar CD&V-initiatief, komt enkel bij N-VA/PLE aan bod, al geldt daarbij de verzachtende omstandigheid dat CD&V het daar al eerder over had.  Zowel CD&V als N-VA/PLE hebben het verder nog over de brede “zorg”-sfeer, maar maken verschillende keuzes : bij de oppositiepartij staat de verhuis van het OCMW voorop, bij de meerderheidscollega’s het zorgparkeren, de toegankelijkheid van haltes en parkeerplaatsen voor mensen met een handicap.  En als meerderheidspartij heeft CD&V het bijna vanzelfsprekend niet over de belastingperikelen die N-VA/PLE wel aanhaalt.

Als we er de agenda van de raad naast leggen, is het opmerkelijkste punt dat niet aan bod komt de niet-vervanging van VB-raadslid Van Ginneken, die ontslag nam uit de raad en waar zijn partij geen opvolger meer voor kan vinden.  Dat is geen onschuldig feit, want het verandert hoe dan ook de politieke verhoudingen door impliciet CD&V te versterken en N-VA/PLE te verzwakken.  Bovendien laat het VB daarmee een aantal kiezers in de steek, en beide “grote” partijen zouden daarop kunnen wijzen.  Ze zullen wel een reden gehad hebben om dat niet te doen.  Verder denk ik te kunnen stellen dat wie beide nieuwsbrieven leest deze keer een vrij volledig overzicht van alle op de raad besproken relevante thema’s krijgt, maar niet alles meekrijgt dat ook mee een rol heeft gespeeld in de besluitvorming (wat wellicht ook niet altijd even boeiend is).  Of dat ook de vorige en de volgende keren zo is, laat ik aan een andere (en wellicht betere want neutralere) analyst over…