Huis van Wantrouwen
Ik ben niet onverdeeld enthousiast over de aanpassingen in het Decreet Lokaal Bestuur, zoals ik hier al eens eerder heb uitgelegd. Ik vind het met name erg ongelukkig dat de afschaffing van de opkomstplicht -waar ik in principe wel voorstander van ben- eerst en voorlopig uitsluitend geldt voor de lokale verkiezingen. De regeling waarbij de grootste lijst eerst het initiatiefrecht krijgt, vind ik dan weer goed, maar die had verder uitgewerkt moeten worden, bijvoorbeeld door naar Nederlands model enkele dagen na de verkiezingen een openbare vergadering van de verkozen raad te organiseren, onder leiding van de kandidaat-burgemeester van de grootste lijst, om over de verkiezingsuitslag, het te voeren beleid en mogelijke coalities te discussiëren. Nu gaat het me toch nog te veel om een “achterkamertjes-initiatiefrecht”.
In elk geval positief is de invoering van de “constructieve motie van wantrouwen”. Op de naam na dan, want die is van het zuiverste Wetstratees : in de nationale politiek werd een aantal jaren geleden de gewone motie van wantrouwen aangevuld met (en in sommige gevallen vervangen door) de constructieve variant, waarmee meteen een nieuwe regering wordt voorgedragen. Eigenlijk is het ook daar al een motie van vertrouwen in een nieuwe regering, en is de gekozen benaming vooral een ongelukkige contradictio in terminis. In de gemeenten hebben we nooit de motie van wantrouwen gekend, dus is het helemaal bizar om er nu een constructieve in te voeren. Het gaat om de beslissing van de gemeenteraad om één of meerdere leden van het schepencollege te vervangen. Zo eenvoudig is dat. En uiteraard is het nodig dat die mogelijkheid wordt ingevoerd : het schepencollege bestuurt bij de gratie van de gemeenteraad, en die moet er een ander kunnen aanstellen. Dat er daarbij een bescherming tegen het van partij wisselen met het oog op een schepenambt is ingebouwd is niet onlogisch (jammer dat zoiets nodig is, dat wel), maar de regel dat twee derden van een fractie de motie moeten ondersteunen gaat wat te ver, vind ik : een meerderheid had kunnen volstaan. Een college dat én op een meerderheid van de gemeenteraad én op een meerderheid binnen de fracties die het ondersteunen kan rekenen lijkt me voldoende stabiel.
Uit sommige reacties blijkt overigens wat onbegrip over de nieuwe regel, zeker als die samen gelezen wordt met de ook nieuwe bepaling dat de persoon met de meeste stemmen op de grootste lijst in de coalitie burgemeester moet worden. Dat betekent niet dat we met N-VA/PLE zomaar een motie van wantrouwen kunnen indienen en daarmee Dirk burgemeester maken. We hebben daarvoor 3 andere gemeenteraadsleden nodig, die bovendien de steun van hun eigen fractie moeten hebben. In de praktijk kan het dus alleen als Vooruit of CD&V elkaar beu zijn. Wat op dit moment niet het geval is. Dat vind ik onbegrijpelijk, want ik blijf erbij dat Vooruit in een coalitie met ons veel meer van zijn programma zou kunnen realiseren, met name op de bevoegdheidsdomeinen van hun twee schepenen, milieu en ruimtelijke ordening. De “afkeer” van de nationale N-VA die hen wellicht in 2018 tot een andere beslissing heeft gebracht zouden ze misschien eens kunnen evalueren in het licht van het beleid van N-VA-minister Demir enerzijds en dat van haar voorganger Schauvliege anderzijds. Maar ik wil het hier niet over nationale politiek hebben, want die zou lokaal sowieso eigenlijk niet mogen meespelen. En dus moet ik vaststellen dat Vooruit vooralsnog niet van plan is om een einde te maken aan de coalitie (CD&V uiteraard ook niet). Misschien helpt het de raadsleden van de meerderheid wel om te weten dat het mogelijk is om ook één schepen te vervangen. Als Vooruit echt zou vinden dat één van de CD&V-schepenen ondermaats presteert, kunnen ze altijd met ons overleggen om die door iemand van henzelf te vervangen – andersom kan natuurlijk ook. Ik zou dat gesprek alleszins niet weigeren.
Als reden waarom er al niet jaren geleden een vorm van “constructieve motie van wantrouwen” werd ingevoerd -zelfs de zeer strenge regeling voor de “onbestuurbaarheid”, de enige mogelijkheid om een zittend college te vervangen, bestond nog niet zo lang- werd altijd het argument van de instabiliteit gebruikt. Vooral door degenen die zelf vreesden om zich tegenover een gemeenteraad te moeten verantwoorden, uiteraard. Met die instabiliteit gaat het wel meevallen. Tot nu toe was één motie succesvol (in Blankenberge), en één bleek uiteindelijk een maat voor niets (in De Panne). Er zullen er nog wel enkele volgen, maar het lijkt erop dat de motie eerder een katalysator is van instabiliteit en onbestuurbaarheid die betrokken gemeenten al kenmerkten. Het is overigens in veel gevallen beter een niet functionerend schepencollege door een ander te vervangen, ook als dat eventueel wat wankel is. Wel vind ik dat er moet worden nagedacht over het statuut van de burgemeester en schepenen die vervangen worden. Onzekerheid over een mandaat mag niet zomaar samengaan met onzekerheid over het inkomen, anders gaan er onvoldoende kandidaten gevonden worden om zich in de gemeenten te engageren. Dat dient ook de democratie, want de beslissing om iemand al dan niet af te zetten moet op basis van het functioneren van de betrokkene en het gevoerde beleid worden genomen, niet op basis van iemands inkomen.