Troubled waters
Het is erg lang geleden dat ik hier over Noord-Ierland heb geschreven. Dat is ook niet eenvoudig, want wie de situatie daar doorheen een politieke bril van hier bekijkt, zal vooral merken dat de bril reageert zoals brillen die samen met een mondmasker worden gedragen dat plegen te doen : door aan te dampen en het zicht te vertroebelen. Er zijn twee gemeenschappen (dat lijkt op de situatie bij ons) waarvan de ene op rechtse partijen stemt en de andere op linkse (kijk eens aan), en om die boel samen te houden is er een hele institutionele spitstechnologie uitgewerkt (voilà, dat is dus zoals hier). Desondanks lopen de spanningen regelmatig op, vooral rond de jaarlijkse 12-juliviering (nauwelijks een dag verschil).
Allemaal wáár natuurlijk. En toch ook weer niet. Want die twee gemeenschappen, de (Iers-katholieke) nationalistische en de (Brits-protestantse) unionistische leven weliswaar grotendeels geografisch afgezonderd, maar dan op wijkniveau, zodat je geen eenvoudige grens kan trekken. En de geschiedenis van de Ierse onafhankelijkheidsstrijd gecombineerd met eeuwen van Britse immigratie leidde tot decennia van geweld, met aan de ene kant wellicht de meest efficiënte terroristische organisatie die Europa ooit kende (de IRA) en aan de andere kant de loyalistisch-protestantse militie en de Britse staat, die ook niet voor een zachte aanpak kozen. Met aan beide kanten een groot gevoel van legitimiteit en een stevig draagvlak, omdat beide gemeenschappen zich -op verschillende manieren- achtergesteld of bedreigd voelden. En met een langzame maar onmiskenbare evolutie waarbij velen zich niet zomaar meer in de twee etiketten herkennen, want wat moet een niet-kerkelijke progressieveling die zich eerder Brits voelt maar zich ook met het Ierse eiland identificeert aan met die tweedeling, maar desondanks in een samenleving zitten die van de tweedeling doordrenkt is – het grapje dat aan iemand die zich hindoe noemde werd gevraagd of hij dan een protestantse of een katholieke hindoe was, is jammer genoeg niet zo uit de lucht gegrepen.
Het Goede Vrijdagakkoord van 1998 was een absolute mijlpaal, waarvoor de unionist David Trimble en de nationalist John Hume terecht de Nobelprijs voor de Vrede hebben gekregen, al kan je argumenteren dat ook Gerry Adams van het IRA-gerelateerde Sinn Fein die had verdiend. En eigenlijk ook de twee Britse premiers, John Major en Tony Blair, die het akkoord mogelijk maakten. Het uitgangspunt van het akkoord was de erkenning dat de beide identiteiten legitiem zijn : wie in Noord-Ierland woont, mag zich Brits voelen, of Iers – en ook het overeenkomstige paspoort gebruiken. Over de uiteindelijke politieke soevereiniteit zal de meerderheid beslissen, maar er zal een politieke band met zowel Dublin als Londen zijn – en daarvoor werden de nodige instituties gecreëerd. Binnen Noord-Ierland hebben beide gemeenschappen een vetorecht. En er zijn geen zichtbare grenzen, zodat wie zich Ier voelt niet hoeft te zien waar “Ierland” ophoudt – en eigenlijk geldt hetzelfde voor de Brit, al moet die “over het water”.
Voor dat laatste was er echter één cruciale voorwaarde, zoals iedereen die in Essen vroeger al eens door de douane werd tegengehouden zal beseffen : zowel Ierland als het Verenigd Koninkrijk moesten lid zijn van de Europese Unie. Of toch minstens van de Europese Eenheidsmarkt. Maar toen kwam Brexit. Tijdens de campagne werd er al verwittigd voor de gevolgen in Noord-Ierland, onder meer door de oud-premiers Major en Blair, maar door het “Leave”-kamp werden die waarschuwingen genegeerd. De meeste Noord-Ieren stemden dan ook tégen Brexit (en de opstelling van de grootste unionistische partij die toch vóór was kan nadien enkel als naïef en onverantwoordelijk worden beschouwd). Maar de Brexit kwam er wel, en -in tegenstelling tot wat veel “Leavers” beloofden- stapte het VK ook uit de Eenheidsmarkt. Dus moest er ergens een grens komen. Die tussen de Ierse Republiek en Noord-Ierland leggen was voor die Republiek ondenkbaar, en daarmee ook voor de hele EU – want waarom zouden we in deze discussie onze eigen Lidstaat niet volgen ? Bovendien zou dat een zware schending van het Goede Vrijdagakkoord zijn. Dus kwam er een grens tussen Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en gelden binnen Noord-Ierland nog steeds een hele reeks EU-regels. Een grens waarvan de persoon die hem invoerde, premier Boris Johson, nog nadat hij zijn handtekening onder het Brexitakkoord had gezet staalhard ontkende dat ze er zou komen. Een grens binnen het VK , zodat Britse bedrijven die iets willen “uitvoeren” naar Noord-Ierland door de hele papierwinkel moeten. Waardoor een hele reeks producten niet meer te krijgen zijn in de Noord-Ierse supermarkt. Wat ertoe leidde dat de unionisten én veel Britse politici oproepen om het akkoord met de EU te heronderhandelen of zelfs eenzijdig op te zeggen. Waar de Unie (en zeker Ierland) dan weer uiteraard niet gelukkig mee is – pacta sunt servanda, een akkoord is een akkoord.
De situatie, en vooral de (begrijpelijke) unionistische frustratie, leidde er de voorbije week toe dat de spanningen, die normaal vooral in juli oplaaien, in de straten van Belfast en elders in Noord-Ierland tot hevige rellen leidden, met een brandende bus als dieptepunt. In een plek met een traditie van geweld, waar ondergrondse paramilitaire groepen zijn blijven voortbestaan en waar de hele maatschappij nog doordrenkt is van de tweedeling die tijdens de “Troubles” op het scherp van de snee werd uitgevochten, is dat letterlijk een levensgevaarlijke evolutie. De enige uitweg is dat de Britse regering zijn verantwoordelijkheid neemt voor het akkoord dat ze ondertekende, en met de Ierse regering, de EU en de Noord-Ierse partijen rond de tafel gaat zitten over de manier waarop het best kan worden uitgevoerd. Maar verantwoordelijkheid nemen voor de gevolgen van de Brexit, dat is wel het laatste dat Johnson van plan lijkt.
Beslissingen hebben consequenties. Het blijft een adagium waar ieder die een kieshokje binnenstapt, voor een verkiezing, een referendum of wat dan ook, zich best scherp voor de geest houdt.