Sex, Lies and Videotapes
Of eigenlijk alleen Lies and Videotapes. Maar u bent toch maar beginnen lezen, het heeft dus gewerkt ! En de verwijzing naar de bekende filmtitel was te mooi om hem te laten liggen…
Gisteren was het gemeente- en OCMW-raad. Het onderscheid tussen beide is nog nauwelijks meer dan theoretisch, maar dit gaat dus over de OCMW-raad. Het schepencollege heet in die context het “vast bureau”. Als OCMW-raadslid had ik in de vorige zitting van de raad gereageerd op een eerdere tussenkomst van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst (schepen Brigitte Van Aert) tijdens de gemeenteraad. Ik had daarbij gesteld dat de informatie die zij aan de gemeenteraad (die net voordien had vergaderd) had verstrekt niet klopte, en heb dan letterlijk verwezen naar de geldende wetgeving en wat daarover op de site van de Vlaamse overheid staat. Ik had dat snel opgezocht, maar zou anders in dezelfde zin zijn tussengekomen; ik zat immers (net) in de OCMW-raad toen de GPMIs werden ingevoerd, en wist er nog genoeg over.
Schepen Van Aert heeft vervolgens dit geantwoord : “Wat ik heel duidelijk kan stellen is dat het GPMI een contract is tussen de maatschappelijk assistent en de cliënt, en zij bepalen samen wat er in vertrouwen wordt afgesproken, en dat wordt voorgelegd aan het Bijzonder Comité ter kennisgeving. Het is niet aan de OCMW-raad (…) om te bepalen wat er in het GPMI staat.” Hoe ik dat zo precies weet ? Wel, dat brengt me bij de “videotapes” uit mijn titel : de hele raad werd opgenomen, en kan hier worden teruggevonden. Het stuk waarover het gaat loopt van 2:32:06 tot 2:34:33.
Ik heb dan meteen na de raad om een schriftelijke opheldering gevraagd. Klopt de wetgeving zoals ik die had aangehaald, of was het een “interpretatie” van mij, zoals Van Aert beweerde, en had zij gelijk ? Ik heb een antwoord gekregen, dat uitgebreid op de kwestie ingaat en er ondubbelzinnig op neer kwam dat wat de schepen in de raad beweerd had niet juist was. In de brief wordt wel een poging gedaan om wat verwarring te scheppen, maar de conclusie is desalniettemin duidelijk : het GPMI is een overeenkomst tussen het OCMW en de cliënt, en de OCMW-raad kan er perfect algemene instructies over geven (uiteraard kan de raad niet beslissen om één individueel GPMI aan te passen, dat had ik noch iemand anders beweerd).
Ik ben hier dan gisteren in de OCMW-raad op teruggekomen, en heb het volgende gezegd : “In de vorige raad was er een discussie over de procedure voor het opmaken van een Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie. Ik heb naar aanleiding daarvan om een schriftelijke verduidelijking gevraagd van het vast bureau, en heb die ook gekregen, waarvoor dank. Ik heb met de brief erbij dat deel van de raad nog eens opnieuw bekeken, en daaruit blijkt dat er letterlijk geen woord klopt van wat er toen vanuit dat vast bureau gezegd werd. Dat is opmerkelijk, want het ging niet over iets dat spontaan in de raad aan bod kwam, maar over een vooraf ingediend punt. Dat iemand iets niet weet, is begrijpelijk, maar bewust foute informatie geven is iets heel anders. In elk democratisch systeem is het recht van de verkozenen om vragen te stellen één van de belangrijkste rechten, en het juist inlichten van de verkozen één van de belangrijkste plichten van uitvoerende mandatarissen. Ik wil daarom niet alleen weten hoe ervoor gezorgd gaat worden dat zoiets niet meer kan gebeuren, maar ook welke conclusies hieruit door het Vast Bureau worden getrokken.”
Het is voor de werking van een gemeentebestuur heel belangrijk dat de raad juist wordt ingelicht. Als dat per hoogste uitzondering en per vergissing niet gebeurt, dan horen daar minstens verontschuldigingen aan de raad en een spontane rechtzetting door de verantwoordelijke, tijdens de raad, op te volgen. Anders gaat het om het bewust voorliegen van de verkozenen, en dat is een doodzonde in een democratisch systeem.
Met mijn vraag probeerde ik het vast bureau (het college) de kans te bieden om het alsnog recht te zetten. Korte excuses en de belofte om beter op te letten bij het verstrekken van informatie hadden volstaan. Maar dat gebeurde niet. De burgemeester beweerde integendeel dat het allemaal niet zo zwart-wit was, en dat zowel de schepen als ik niet helemaal gelijk of ongelijk hadden. In de eerste plaats is dat niet waar : alles wat ik gezegd heb, klopt en alles wat de schepen heeft gezegd niet. In de tweede plaats doet het niet ter zake : de uitvoerende mandataris (burgemeester, schepen, voorzitter van het bijzonder comité) moet de raad correct inlichten en zich daarvoor tegenover de raad verantwoorden. Als raadslid heb ik die plicht niet – al blijft het natuurlijk mijn bedoeling om correcte informatie te geven en me op goed onderbouwde argumenten te baseren.
Uiteraard weet ik ook wel dat dit niet over een uiterst belangrijke beleidskwestie gaat. Er liggen maar weinig Essenaren wakker van de vraag wie er exact verantwoordelijk is voor de Geïndividualiseerde Projecten voor Maatschappelijke Integratie – op de betrokkenen na, want ik wil het belang ervan voor hen niet onderschatten. Maar het recht van verkozenen op juiste informatie is fundamenteel voor de democratie. Anders belanden we in het straatje van Poetin en Trump. Ik kan in eer en geweten niet anders dan een harde conclusie trekken.
Die conclusie brengt mij bij de “lies” uit mijn titel. Halsstarrig de waarheid ontkennen is liegen. Een uitvoerende mandataris die liegt moet opstappen. Het vast bureau (schepencollege) heeft tegenover de raad gelogen en weigert in te zien dat dit een probleem is en moet worden rechtgezet. Het moet nu zelf maar uitmaken of de verantwoordelijkheid daarvoor bij de burgemeester of bij de betrokken schepen ligt.