Bekaaid
In het tijdperk voor de iPad las ik ’s morgen op de trein de papieren krant. De Morgen, normaal gesproken. Op dinsdag wisselde ik die af met Humo. En op woensdag meestal met Knack. Maar met dat blad had ik een moeilijke verhouding. Met de bijlagen erbij was het een stuk dikker dan Humo, en ook duurder. Maar ik las er minder in. Over de Belgische politiek stond er niet vaak iets in dat ik al niet elders had gevonden, en ik had al snel door dat goede artikels over het buitenland vaak afkomstig waren uit The Economist, zodat het geen slecht idee leek om gewoon dat blad te lezen. En toch.
Soms stonden er wel erg goede artikels in Knack, natuurlijk. Bovendien, als ik die had gelezen bleef er altijd nog een laatste bladzijde over. Met “Kwaad Bloed”, de column van Koen Meulenaere. Later werd het “Bladspiegel”. Het blad was iets te duur om het alleen daarvoor te kopen, maar in bibliotheken deed ik het soms wel : oude Knacks open doen om alleen de laatste bladzijde te lezen. Dat had wel een belangrijk nadeel tegenover het doorbladeren van het hele blad om zo bij de laatste bladzijde uit te komen. Af en toe kroop Meulenaere namelijk in de huid van sportjournalist. Dan begon ik half wakker en ongeïnteresseerd iets te lezen over paardensport, of over golf. In de verwachting om na twee zinnen opnieuw af te haken. Maar dat gebeurde dus niet. Ik bleef lezen en raakte geboeid. Op het einde had ik nog altijd niets met paardensport, of golf. Maar ik had wel een schitterend artikel gelezen.
In 2012 stapte Meulenaere, samen met Rik Van Cauwelaert, over naar De Tijd. Om dagelijks “Kaaiman” te schrijven. Ik heb Knack daarna misschien nog twee keer gekocht. Maar De Tijd bood dan weer iets te weinig krant om de lange treinritten naar Brussel te vullen, en de iPad zorgde al voor een alternatief. Toch greep ik elke gelegenheid aan om Kaaiman te lezen, als ik de krant te pakken kreeg. De dagelijkse rubriek was gemiddeld net iets minder snedig dan de wekelijkse schrijfsels in Knack, met name in de tijd van “Kwaad Bloed”, maar de uitschieters waren nog steeds literaire pareltjes. Kaaiman, een schitterend gekozen pseudoniem overigens, was op zijn best als hij Wahrheit en Dichtung naadloos op elkaar liet aansluiten. Enkele feiten of feitjes, vaak niet echt gekend door of zedig verzwegen in andere media, werden verweven met hallucinante scenario’s, die de echte feiten dan beter beschreven dan de waarheid zelve. Op echte leugens liet Meulenaere zich bovendien nooit betrappen; blijkbaar werd er één keer een proces tegen hem gestart, dat door de vermeende benadeelde alras werd opgegeven. Maar fundamenteel oneerlijk was het wel : politici werden tot karikaturen herleid, en die karikaturen werden vervolgens door het slijk gehaald. Nooit geheel onverdiend, maar wel strikt onrechtvaardig, want elke column over den Baard ging niet over de Kale, die even goed boter op zijn hoofd had.
De laatste jaren las ik Kaaiman omdat De Tijd ’s morgens een link naar alle “opinie-artikels” publiceerde op Twitter, waarna je die ook als niet-abonnee kon lezen. Ik legde mezelf op om alleen uit de titel af te leiden welke de Kaaiman-“opinie” was, en miste zelden doel.
In het diepst van mijn gedachten zou ik soms Kaaiman willen zijn. In plaats van te participeren, hoe bescheiden ook, zou ik dan in het ondiepe water stilliggen, om dan om de zoveel tijd de pen te scherpen en plots keihard uit te halen. Soms mis, soms raak, maar dikwijls genoeg raak om voldoende proteïnen tussen de scherpe tanden te krijgen. Onthechtheid noch voldoende literair talent vielen mij evenwel ten deel, zodat de Essense gemeenteraad wel tot een maandelijkse Nieuwsflits en maar zelden tot een column met krokodilachtige ambitie aanleiding geeft – ik weet niet waar de bewoners van de biotoop het meest (on)gelukkig mee zouden zijn, maar dat is een andere vraag.
Kaaiman gaat met pensioen. Ik vind het wel tekenend dat hij dat gewoon doet omdat hij het schrijven beu is en het altijd als broodwinning zag, niet als een dienst aan de maatschappij. Wellicht maakte ook dat dat hij zich nooit onnodig inhield. Ik ga hem missen, en heb begrepen dat datzelfde opgaat voor sommige van zijn meer prominente slachtoffers. Want wie meende iets te betekenen en nooit zijn column haalde, die komt er natuurlijk pas echt bekaaid vanaf.