De Ambetante Ambtenaar*
*vrij naar Willy Vandersteen
De eerste Essense jeugdambtenaar gaat met pensioen. Met een actieve ploeg enthousiaste Jeugdraders, met ook enig strategisch inzicht, wisten we een jaar of 25 geleden dat onze gemeente een jeugddienst op het gemeentehuis nodig had. Een aanspreekpunt voor de verenigingen, voor al wie door of voor jongeren iets wilde betekenen, voor onszelf als Jeugdraad, voor de gemeentediensten zelf die met “de jeugd” wilden of moesten samenwerken. Hoe daarvan een gemeentebestuur overtuigen dat het verenigingsleven weliswaar genegen was, maar alleen zolang het zijn eigen plan kon trekken (vanuit een visie die ik hier al eens heb uiteengezet) ? Het zichtbare succes van Roefel in de buurgemeenten was een eerste hefboom : de Essenaar zag dat er elders iets succesvol gebeurde, en hier lukte dat niet. Het decreet op het jeugdwerkbeleid was de tweede : een volwaardig jeudgdwerkbeleidsplan uitschrijven was een niet te onderschatten taak, en het niet doen zou net iets te veel gelden kosten aan het gemeentebestuur.
Ik weet niet van wie het briljante idee uiteindelijk kwam, maar het zou best van Frans Schrauwen kunnen zijn geweest : Josée Van Doren werd aangesteld als jeugdambtenaar. De Essense Roefel stak al snel de buren naar de kroon, en voor de beleidsplannen die zij toen uitschreef moet je een studiebureau honderdduizenden euro’s betalen. Ik heb toen met haar leren samenwerken : realistisch, pragmatisch, altijd constructief maar ook kritisch, niet op haar mond gevallen. En vooral : met een héél groot hard voor de mensen waarvoor ze werkte. De jongeren, en later de senioren. De bezoekers en vrijwilligers van het Lokaal Dienstencentrum. De Essenaren, kortom.
Die vond ze altijd belangrijker dan de regels van het gemeentebestuur of de hiërarchie waarin ze moest werken. Foute beslissingen, vooral als die het resultaat waren van niet luisteren naar de mensen op het terrein, ergerden haar mateloos. Mensen die hun positie niet te danken hadden aan inzet of inzicht, maar daaraan wel meenden alwetendheid te mogen ontlenen, ze doorzag ze en durfde dat ook wel eens te zeggen. Dat zij wél in staat bleek om een degelijk beleidsplan te schrijven en veel beter betaalden niet, het ergerde haar wel eens. Neen, niet omdat die anderen beter betaald zouden worden, maar wel omdat ze die hogere graad als vrijbrief gebruikten om te beslissen zonder te luisteren, om te doen alsof de wijsheid in pacht hadden. En omdat ze de oplossing van problemen niet dichterbij brachten, maar bemoeilijkten. Samen met Marcel Van Meel, die de technische dienst leidde (en die nóg een grotere mond had), slaagde ze er vaak in allerlei praktische problemen op te lossen door gewoon te doen wat er moest gebeuren, of dat nu wel of niet in de regels stond. Als het niet kon zoals het moest, dan moest het maar zoals het kon.
Zo’n ambtenaren moesten er meer zijn. Ik begrijp wel waarom leidinggevenden soms last hebben met loyale maar kritische ambtenaren, die durven de vinger op zere wondes te leggen. Wie leiderschap verwart met controle, wie gezag verwart met procedurele macht, wie deskundigheid verwart met een positie, die gaat met hen botsen. Het is ook niet altijd gemakkelijk, wat natuurlijk is ook niet elke kritiek altijd terecht, komt niet alle wijsheid van onderuit, bestaan veel regels en procedures ook om goede redenen. Maar daar gaat het ook niet om. Want ook die loyaal-kritische ambtenaren weten vaak wel dat ze niet altijd gelijk hebben. Het gaat erom dat ze de organisatie dwingen om zichzelf en de beslissingen die worden genomen te bevragen en te verantwoorden. Ze passen in een cultuur die de mensen de ruimte geeft om mee te denken en om aan te geven wat er schort, zodat wat er moet gebeuren ook mee gedragen kan worden. Uiteindelijk werkt dat versterkend voor de organisatie en voor wie in die organisatie leiding geeft.
Ik vrees dat die organisatiecultuur er in Essen de voorbije decennia onvoldoende is geweest. Ik vrees ook dat er veel te weinig is nagedacht over het gebruiken van competenties in plaats van te focussen op diploma’s en formele posities. Josée Van Doren zou een uitstekend afdelingshoofd Vrije Tijd zijn geweest. Ik denk ook dat ze dan vandaag nog niet met pensioen zou zijn gegaan. Dat is een gemiste kans voor de organisatie, al gun ik haar uiteraard van harte de “rust” (van stilzitten gaat niet veel in huis komen).
Ik ben er bijzonder trots op dat ze in 2012 en 2018 op onze verkiezingslijst stond, en dat we bij N-VA/PLE op haar inzichten kunnen rekenen. Ik hoop dat dat nog lang zo blijft; eigenlijk zou ze in de gemeenteraad moeten komen, maar dat kan natuurlijk niet zomaar meteen. Maar ook als ze niet bij ons actief zou zijn zou ik dit stukje. Uit nostalgie naar een uitstekende jeugdambtenaar en uit waardering voor al die mensen die op de werkvloer van ons gemeentebestuur dag na dag het beste van zichzelf geven. Ik wens ze toe dat ze niet vergeten om als het moet flink ambetant te zijn, en de organisatie wens ik toe om dat naar waarde te leren schatten.