Eén van de gevolgen van de “lockdowns” waaraan we sinds half maart periodiek worden onderworpen is uiteraard dat we minder “buiten komen”. Dat is namelijk ook expliciet de bedoeling van de maatregel. Om dat te compenseren ben ik wellicht niet de enige die een poging doet om regelmatig een wandeling te maken. Als ik een lockdowndag in Brussel doorbreng, dan leidt die mij sinds maart telkens opnieuw langs ongeveer dezelfde weg, waarmee ik op een afstand van 3 km uitkom. Ik vertrek aan het Europese hoofdkwartier van Scientology. Dat klinkt indrukwekkend, en het gebouw is dat ook best wel. Alleen is er eigenlijk zeer zelden beweging te zien, behalve dan van een televisie die de hele tijd dezelfde beelden toont, van een brandend vuur. Ik denk dat het de hel is, maar ik wil het eigenlijk niet weten. Aan de overkant van de straat is het hoofdkwartier van de MR gevestigd. Daar is af en toe wat meer beweging te zien, bijvoorbeeld als een nieuwbakken staatssecretaris (en broer van de Europese president) er zijn auto fout parkeert. Maar ik blijf aan de Scientologykant van de straat. Die leidt me langs de “voortuin” van het Justitiepaleis, sowieso het dominante gebouw van de omgeving. In die voortuin staan enkele fitnesstoestellen en er is ook een petanquebaan. In sommige fases van de lockdown hingen er linten aan de toestellen zodat ze niet konden worden gebruikt, op andere ogenblikken dan weer niet. Ik heb de logica niet goed begrepen : fitnessen in de openlucht lijkt me één van de meest coronaveilige activiteiten die ik me kan indenken. Aan de straatkant van het kleine parkje bevindt zich het monument voor de slachtoffers van het eerste Belgische schoolschip, dat klaarblijkelijk op 19 april 1906 de ondergang vond. Eén keer per jaar worden er kransen neergelegd (ik weet het niet zeker, maar ik neem aan op 19 april).
De weg vervolgt langs het Centraal Strafregister (waar ik hoop onbekend te zijn) naar het Louizakruispunt. Eens dat gepasseerd volgt de ene dure winkel de andere op. Wegens niet meteen noodzakelijk voor het overleven van de mensheid zijn ze nu allemaal dicht, de Louis Vuittons, Cartiers, Gucci’s, Delvaux… De eerste dag na de lente-lockdown stond er overigens bij Vuitton een lange rij aan te schuiven, dus voor sommige is een dure handtas toch minder misbaar dan men zou denken. De etalages in de juwelenzaken zijn leeg (zoals eigenlijk altijd als de winkel niet open is), in de kledingzaken blijven de kleren zoals ze zijn, zolang de zaak dicht is. Wat ik vreemd vind, want de etalage aanpassen kost niet zo veel tijd en mogelijk zijn er ook (online) klanten die er regelmatig passeren. Ook als niet-klant zou ik enige afwisseling kunnen waarderen. De winkelreeks wordt onderbroken door het voormalige Hiltonhotel, dat bij de overname in 2010 moet besloten hebben dat de enige naam die nog pretentieuzer klinkt dan “Hilton” kortweg “The Hotel” was. Het is gelukkig groot genoeg, want vraag anders als verdwaalde reiziger maar eens de weg naar hotel The Hotel. Verder heeft BMW hier een toonzaal, en eens ook Versace voorbij kom ik aan het kruispunt Naamsepoort. Aan de overkant bevindt zich dan Matonge, maar daar ga ik niet heen en wandel verder langs het Axagebouw, dat bestaat uit een ouder en een modern gedeelte. Ik vind het al bij al architecturaal aanvaardbaar, en dat is meer dan kan gezegd worden van enkele andere bankgebouwen aan de overkant van de straat. Al past de felle verlichting van de ING-vestiging, in flitsend oranje en groen (die kleur hebben ze wellicht nog van de BBL geërfd die hier ooit zat), misschien nog wel bij de functie van informeel skatepark dat het voorplein van het gebouw vervult.
Ik blijf aan de Axakant, waar mijn weg vervolgens naar het standbeeld van Leopold II leidt. Ik maakte dezelfde wandeling ook de dag na de “Black Lives Matter”-betoging, en het standbeeld stond er toe ongeschonden bij. Opvallend, want de ruiten van enkele luxewinkels op mijn route waren wel gesneuveld, waar wellicht minder betogers spontaan waren voorbijgekomen dan aan dit beeld. Enkele dagen nadien werd het beeld wel beklad. Een tijd lang was er een cyclus van bekladding en reiniging, maar de protesterenden hielden het minder lang vol dan de stadsdiensten. Zodat het beeld er alweer onaangeroerd bijstaat. Met als enige opschrift “Leopoldo II Regi Belgorum 1865-1909 Patria Memor”. Niets geen toelichting bij ’s mans wandaden, hier zo vlak bij het familieverblijf van zijn opvolgers. Langs de zijkant van het Academiënpaleis (wie herinnert zich nog dat premier Verhofstadt zijn kantoor hier wilde vestigen, in plaats van in de Wetstraat 16) en de achterkant van het Koninklijk Paleis maak ik rechtsomkeer, om langs alweer de achterzijde van het Axagebouw in de Naamsestraat te belanden. Een straat met een pittige helling, waar desondanks relatief veel fietsers doorheen rijden, vooral veel fietskoeriers van Deliveroo, UberEats en andere TakeAways. Aan wie in Brussel een maaltijd bestelt die de levering onvermijdelijk langs hier stuurt, zou misschien verplicht een “Naamsestraattoeslag” moeten worden opgelegd – en moet alleszins een paar minuten extra tellen. De winkels in de Naamsestraat zijn van het net iets minder dure type, maar ik laat de straat desondanks snel voor wat ze is om de Karmelietenstraat in te draaien. Aan mijn linkerkant kom ik dan voorbij de Griekse ambassade. Niet zo lang geleden gidste ik een zichtbaar gedesoriënteerd Grieks koppel vanuit de metro naar hier. Onderweg hadden we het even over de Belgische kolonisering van Congo. Interessant thema, maar ik verbaas me er nog altijd over dat ze me niet gevraagd hebben waar ik de kennis van hun moedertaal vandaan had gehaald. Aan de rechterkant van de straat bevindt zich de FOD Buitenlandse Zaken, waarnaar ik toen overigens op weg was. Een gebouw waar ik normaal regelmatig voor een vergadering heen moet, maar dat is dus ondertussen ook alweer van februari geleden.
Ik stel vervolgens vast dat de vlaggen aan de Prins Albertkazerne al maanden lang aan vernieuwing toe zijn en daal de trap af die min of meer doorheen de FOD-gebouwen loopt. Zo kom ik uit in de Regentschapstraat, tegenover de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Zavelkerk. Maar ik laat de “Sablon” voor wat ze is, en ga richting Justitiepaleis. De weg leidt me eerst langs het parkje met de standbeelden van de graven van Egmont en Hoorn. Dat is al sinds half maart voor het publiek afgesloten. Jammer, want het is een klein maar mooi parkje. Ik zie bovendien ook niet in waarom de betrokken graven nog tegen Covid zouden moeten worden beschermd, gezien ze van brons zijn en bovendien wegens onthoofding geen virussen meer van hun neus of mond in hun longen kunnen krijgen. Maar ik zie wellicht iets over het hoofd. Zonder dus in het park te verwijlen om over de wandaden van de Spaanse vorsten te mijmeren vervolg ik mijn weg langs het Koninklijk Conservatorium en dan langs de Grote Synagoge van Brussel. Waarvan ik tot in maart niet wist dat die zich hier bevond, en het nochtans grote gebouw zou me architecturaal wellicht ook nooit zijn opgevallen. Bij gelegenheid zou ik er wel eens binnen willen gaan, maar zoals dat jammer genoeg met synagoges gaat is het wellicht alleen mits een strikte veiligheidsprocedure toegankelijk. Aan de overkant bevindt zich het hoofdkwartier van de Benelux. Een organisatie die er terecht prat op gaat dat ze voorloper was van de Europese Unie. En bij elke verdere integratie van die Unie dan ook alsmaar meer overbodig is geworden, vrees ik. Maar niemand heeft dat tot op heden formeel durven vaststellen.
Ik kom aan het Poelaertplein, genoemd naar de “Skieven Architek” Joseph Poelaert. Soms ga ik er even van het uitzicht over Brussel genieten, maar meestal steek ik meteen over naar het Justitiepaleis, de reden waarom Poelaert zijn bijnaam kreeg. Het gebouw is al zo lang in restauratie dat de stellingen errond ondertussen méé als monument zouden kunnen worden geklasseerd – een paar jaar geleden moesten ze trouwens ook zelf al gerestaureerd worden. Een gruwelijk lelijk pompeus gebouw. Eigenlijk kunnen de beelden van Leopold II ook om die reden overal weg : zijn “suikertaart” is sowieso voor altijd een schandvlek voor de stad. Al zou ik ook hier wel eens binnen willen gaan – wie zou ik een proces kunnen aandoen ? Op mijn wandeling ga ik er langsheen, en ga vervolgens een klein stukje door de Marollen, de oude volkswijk van Brussel. Het is ook het enige stukje van mijn tripje waar enig onveiligheidsgevoel soms de kop op steekt – en waar, zoals dat in Brussel past, dus ook nooit een patrouillewagen van de politie kan worden opgemerkt, dit in tegenstelling tot het Louizakruispunt dat hier hoop en al enkele tientallen meters vandaag ligt. Maar voor ik me al die vragen kan stellen ben ik terug bij mijn vertrekpunt aanbeland. Tijd om mezelf te ontmaskeren.
Foto 22 mei 2020