U heeft goed gekozen
Mijn vorige stukje ging over de verkiezingen, maar ik schreef het vooraleer de uitslag daarvan bekend was. Wat de Essense kandidaten betreft kan ik kort zijn : Dirk won de race en de anderen stonden niet op de foto. Maar dichter bij een vertegenwoordiger in Brussel zijn we dus niet gekomen. De verkiezingen gingen dan ook niet echt daarover. Waarover ze wel gingen, daar kan je over discussiëren. Vast staat dat het Vlaams Belang en de PVDA de verkiezingen in Vlaanderen wonnen, en Groen ook een beetje. Dat is dan in landen waar de verkiezingen „winnen” wordt gedefinieerd als „sterk vooruitgaan” en niet als „de grootste partij worden”. In dat laatste geval zou de N-VA de overtuigende winnaar zijn.
Ik ga het in dit stukje verder niet over de PVDA hebben. Dat houden ze van mij te goed, want ik vind hun opkomst wel interessant. Ik wil het wel in de eerste plaats hebben over de terugkeer van het VB. Tien jaar geleden schreef ik hier dat het de historische verdienste van Bart De Wever was dat hij de Leeuwenvlag uit de handen van het VB had gerukt. Vijf jaar geleden maakte hij het werk zo goed als af : het VB werd bijna van de kaart geveegd. Het was irrelevant geworden. En niet door de standpunten ervan over te nemen, wel door de irrelevantie aan te tonen en de bekommernissen van zijn kiezers op een andere manier te kanaliseren.
Hoe is het VB dan teruggekomen ? Het zou onverstandig zijn om te ontkennen dat voorzitter Tom Van Grieken met slechte kaarten zeer goed gespeeld heeft. Maar er is meer aan de hand. Vanuit twee politieke hoeken is het VB terug gelegitimeerd, terug relevant gemaakt. Twee tegengestelde hoeken dan nog : door de felste tegenstanders van N-VA en door de N-VA zelf. Vanaf het moment dat N-VA in de regering stapte, hebben een aantal krachten op links (vooral de PS en Ecolo) het niet kunnen laten om de N-VA gewoon gelijk te stellen met het VB. Het „geluid van bottines” dat de regering was binnengekomen, de cartoons van Theo Francken als nazi… Ook in Vlaanderen kon men het soms niet laten. En het zogenaamde „fascisme” van de N-VA werd erg breed gedefinieerd : het ging over het vreemdelingenbeleid, maar soms werden ook gewoon rechtsere sociaal-economische standpunten (tussen haakjes : het soort standpunten dat pakweg in Scandinavië door linkse partijen wordt gehanteerd) gebruikt om aan te tonen dat de N-VA een asociale (à la bonheur) en dús niet-democratische partij was waarmee net zoals met het VB niet kon worden samengewerkt. De (Vlaamse) kiezer begreep dat VB en N-VA eigenlijk even aanvaardbaar of onaanvaardbaar waren. En zoals de N-VA ooit de aanvaardbaarheid van CD&V „meenam” uit het kartel, kreeg het VB plots de aanvaardbaarheid van uitstekende ministers als Jambon of Bourgeois cadeau. Geen onderscheid maken tussen politieke tegenstanders, wanneer dat wel hoort, helpt uiteindelijk de meest extremen onder hen. Ook rechts bezondigt er zich wel eens aan : de partijprogramma’s van Groen en PVDA zijn echt niet zomaar allebei „communistisch”. In dit geval is het VB er dankbaar voor.
Ook de N-VA zelf heeft bijgedragen tot de terugkeer van het VB. In de eerste plaats door het debat naar het thema van het VB, migratie, toe te trekken. Uit de regering stappen omwille van Marrakech nam meteen ook het andere grote argument weg : een stem op N-VA is nuttig, want leidt tot N-VA-bestuurders, terwijl een stem op het VB dat niet doet. Maar de uitstap werd door N-VA zelf uitgelegd alsof de N-VA-bestuurders uiteindelijk ook „buitengewerkt” worden. Vice-premier Jambon en staatssecretaris Francken zouden volgens mij de kiezer veel meer bij het VB hebben weggehouden dan de burgemeester van Brasschaat en Lubbeek. Tenslotte heeft de N-VA verzuimd om de scheidingslijn met het VB, die inhoudelijk en principieel een dikke streep is en blijft, te benadrukken en helder te maken waar de grens ligt. In stijl en communicatie was het verschil soms duidelijk te klein. En ook dat legitimeerde verder het VB. Dat dus echt wel definitief van de kaart geveegd had kunnen zijn.
Jammer, maar helaas. De wederkeer van het VB roept meteen ook de vraag naar het cordon sanitaire op. Ter herinnering : dat cordon is de afspraak die de andere partijen 28 jaar geleden maakten dat er geen politieke afspraken (zoals coalities) konden worden gemaakt met het Vlaams Blok. Niet meer, niet minder – ook dat verdient te worden benadrukt, want het is in de loop der jaren zowel door het VB als de tegenstanders anders geïnterpreteerd en uitgelegd. Ik heb hier al vaak gezegd dat het cordon legitiem en niet anti-democratisch is : je mag afspreken met wie je wel en niet wil besturen. Anders zou elke coalitievorming onmogelijk zijn. Maar je kan moeilijk ontkennen dat de onderbouwing van die afspraak om het VB erga omnes uit te sluiten drie decennia later niet meer zo helder overkomt. Het cordon is namelijk als tautologie gedefinieerd : er kon niet worden samengewerkt met partijen met een programma zoals dat van het Vlaams Blok – ergo, er kon dus niet worden samengewerkt met het Vlaams Blok. Toen was het „waarom” daarvan vrij duidelijk, maar in de loop der jaren is de onderbouwing van het cordon vaak op verschillende manieren uitgelegd. Waar oorspronkelijk het racisme in het programma en de retoriek van het VB de verantwoording voor het cordon vormden, hoort volgens sommigen het VB achter dat cordon omdat het pleit voor een onafhankelijk Vlaanderen, of op basis van sommige „neo-liberale” standpunten, pakweg over de rol van de vakbonden. Je kan daar voor of tegen zijn, en dat voor of tegen hard verdedigen. Je kan op basis daarvan beslissen al dan niet met een partij samen te werken ook. Ze vormen echter geen grond voor een principiële uitsluiting door alle andere partijen.
Wat doet dat wel ? Dat is een discussie waard. Het uitgangspunt daarvan moet de liberale democratie zelf zijn. Mensen discrimineren op basis van ras, geloof, vermogen… kan niet. Aanzetten tot haat en geweld ook niet. De persvrijheid, godsdienstvrijheid, … in vraag stellen mag niet. Het recht van mensen om hun eigen bestuurders te kiezen betwijfelen, dat past per definitie niet in een democratie. En dus openlijk regimes goedkeuren die al die dingen doen hoort niet. Standpunten ondersteunen en verspreiden (bijvoorbeeld op sociale media) die dit soort zaken onderschrijven ook niet. Dat lijkt mij een goed begin voor een lijstje. Zo’n opnieuw gedefinieerd „cordon”, een gedragscode waarbij partijen elkaars legitimiteit voorwaardelijk erkennen eigenlijk, zou zinvol zijn. Het zou grenzen in alle richtingen trekken : het regime in Venezuela steunen of voor geweld tegen „de rijken” pleiten zou ook over de grens gaan. Maar ik vrees dat de discussie er niet komt, en dat het cordon het met zijn tautologische definitie moet blijven doen. En dan kan je er moeilijk omheen dat het VB van vandaag niet meer het VB van Zwarte Zondag in 1991 is. Wel nog een partij waarmee ik niet samen zouden willen of kunnen besturen, trouwens. En die voor mij ook in zijn huidige vorm onder een hergedefinieerd cordon zou vallen. Maar dan wel zou weten waar de grens ligt, wat nu eigenlijk niet het geval is. Wat het ook te gemakkelijk maakt om het tegen anderen uit te spelen.
Een andere les die uit de verkiezingsuitslag moet worden getrokken is dat coalitiepartijen die elkaar als tegenstander zien uiteindelijk allemaal verliezen. De pogingen van N-VA, Open Vld en CD&V om de voorbije jaren voortdurend elkaar vliegen af te vangen en de zwarte piet door te schuiven hebben hen elkaar uiteindelijk allemaal stemmen gekost. Wat niet verrassend is : een voorgenomen regeringsmaatregel pakweg „asociaal” of „onverantwoord” noemen, klinkt nu eenmaal veel geloofwaardiger als die uitspraak van binnenin de regering komt ! Ik vind het vreemd dat politici dat meestal wel inzien op lokaal niveau (coalities hebben de neiging elkaar te sparen of zelfs openlijk voor elkaar op te komen), maar op nationaal niveau niet. Een andere aanpak, een andere mentaliteit en cultuur op dit punt, zou de geloofwaardigheid van de politiek heel veel goed doen, denk ik. En zo ook extremen tegen houden.
Ik wil tenslotte nog iets over Groen zeggen. Dat die partij in deze omstandigheden niet sterker is gegroeid, moet ook intern veel vragen oproepen. In onze buurlanden zijn de groenen bij de Europese verkiezingen voorbij de sociaal-democraten gegaan, maar bij ons is dat niet gelukt – en dat ligt nu niet meteen aan het „succes” van de sp.a. Wel aan een gebrek aan professionaliteit en aan de weigering om afscheid te nemen van dogma’s (het verzet tegen GGO’s bijvoorbeeld). Daar komt de neiging bij om centrumkiezers af te stoten door sociaal-economisch linkser dan links te willen zijn (de belasting op de wijn in de kelder) in plaats van te beseffen dat er een groot draagvlak voor een beter milieubeleid zit bij sociaal-economische centrumkiezers. Op dat punt zou de opgang van de PVDA een zegen kunnen zijn voor Groen, en de partij zoals de Nederlandse collega’s wat meer in de sociaal-liberale richting kunnen duwen. Wie het klimaat alleen wil redden als tegelijk de pensioenleeftijd omlaag en de belastingen omhoog gaan, die kan namelijk bij Peter Mertens terecht. Maar wie de CO2-uitstoot drastisch naar beneden wil, de begroting in evenwicht, de werkgelegenheid omhoog en de belastingdruk omlaag wil, die stond op zondag niet meteen voor een gemakkelijke keuze !
De regeringsvorming dan. Als we niet met de plaag van samenvallende verkiezingen opgezadeld zouden zijn, dan zouden de Vlaamse, Waalse en Brusselse regeringsvormingen wellicht al in de juiste plooi hebben gelegen (zoals de regeringsvorming bij de Duitstaligen, trouwens). In Vlaanderen zou het meest logische zijn om de huidige meerderheid van N-VA, CD&V en Open Vld verder te zetten, en in Wallonië lijkt het erg logisch dat PS en Ecolo elkaar zouden vinden. Maar de federale regeringsvorming hangt er als een schaduw boven. Hoe die zou moeten aflopen, zie ik helemaal niet. Ik hoop wel dat, nu bijna een week later, de hoofdrolspelers een plan in hun hoofd hebben, een visie over waar ze binnen enkele maanden willen staan. Niemand zit te wachten op een nieuwe maandenlange regeringscrisis waarbij partijen elkaar alleen “I can’t live with or without you” kunnen vertellen. Zolang de federale overheid bestaat is er echt wel een efficiënt bestuur voor nodig, en wie ze wil ontmantelen doet er goed aan ook dáár een efficiënt plan voor uit te werken.