De kardinaal, de koning én Anuna De Wever. Geen van de drie had ik ooit in levenden lijve ontmoet. Niet dat ik er meteen naar op zoek was, want alvast de beide eersten vertegenwoordigen instituten waartegenover enig wantrouwen over het algemeen gepast is. Desalniettemin heb ik het dus in één weekend goedgemaakt. Nu, van koningen en kardinalen zijn er meerdere exemplaren, dus moet ik eigenlijk “een kardinaal” en “een koning” zeggen. En de persoon die die laatste functie hier ten lande invult, die had ik wél al eerder gezien. Maar dat telt dus niet, want toen was hij nog geen koning. En “de kardinaal” klinkt deze week ook wat vreemd, want van zo lang ik mij herinner was er ook maar één persoon die zich alhier “dé kardinaal” mocht noemen. Die man, Godfried Danneels, overleed deze week. De man die wellicht dichter bij het pausschap geraakte dan enig ander Vlaming sinds Adrianus VI, en die de historische overgang van het almachtige kerk-instituut naar een meer menselijke maar ook veel meer feilbare variant mee-maakte. God hebbe zijn ziel.
Vandaag is “de kardinaal” Jozef De Kesel. En die was deze zondag, samen met de koning dus, één van de eregasten op de viering van de Zondag van de Orthodoxie, in de Kathedraal van de Heilige Aartsengelen in Brussel. Als u die niet weet te situeren, dan kan u dat vergeven worden, want aan de buitenkant verraadt niet zo heel veel het karakter van kathedraal. Maar in dat gebouw aan de Stalingradlaan in Brussel zetelt de metropoliet van het aartsbisdom België en exarch van Nederland en Luxemburg, het hoofd dus van de Orthodoxe Kerk in de Benelux. Dat aartsbisdom bestaat dit jaar 50 jaar. Vandaar de uitzonderlijke feestviering. De orthodoxe kerk in ons land is vooral een Griekse kerk – ook al omdat de meeste andere orthodoxe kerken er Griekse wortels op nahouden (en de Russisch-Orthodoxe Kerk zich wat meer afzijdig houdt van de orthodoxe eenheid). Die Griekse band is, dat had u al begrepen, ook wat ons naar de kathedraal leidde. Om daar een zeer plechtige, want orthodoxe, viering bij te wonen, in een hele reeks talen – voor zover ik ze kon identificeren minstens Nederlands, Frans, Grieks, Russisch, Roemeens en vermoedelijk Arabisch en/of Aramees. Die laatste zijn de twee talen die door de Syrisch-Orthodoxe Kerk worden gebruikt, maar ik ben niet meteen in staat om het onderscheid tussen beide te horen. Een kerk trouwens die bewogen jaren achter de rug heeft, en waarvan een aantal leden in ons land hun toevlucht zochten – met alle politieke gevolgen van dien. Ik hoop vooral dat ze hier een thuis vinden waar ze ook hun geloof vrij kunnen beleven.
Of het ter ere van De Kesel was, weet ik niet, maar zowel de geloofsbelijdenis als het onzevader werden in het Nederlands gebeden. Het verbaasde mijn vrouw dat ik niet alleen die laatste, maar ook de eerste tekst (de klassieke “twaalf artikelen van het geloof”) zo ongeveer woord voor woord kon mee opzeggen. Niet helemaal letterlijk, want zoals ik hier al eens heb uitgelegd zijn er precies drie woorden verschil (“en de Zoon”). Ik vond het zelf dus minder verbazend – maar de verschillen tussen beide kerken worden begrijpelijkerwijs dan ook sterker door de Orthodoxe dan door de Katholieke Kerk benadrukt. Wie door de wat hermetische rituelen en de oud-Griekse taal heen kijkt, ziet trouwens structureel ook weinig verschillen tussen de eucharistie zoals ik ze zondag mee beleefde (eigenlijk de eerste keer dat ik een volledige orthodoxe eucharistieviering bijwoonde) en die volgens de Romeinse ritus zoals die bij ons gebruikelijk is. De gebruikte Byzantijnse ritus, indien gecelebreerd door een katholieke priester, is overigens op zich een geldige katholieke ritus. Maar misschien volgt u mijn theologische uitweidingen ondertussen niet meer. Laat ik het er dan maar op houden dat ik het wel bijzonder vond om getuige te zijn van deze bijzondere viering.
De metropoliet (een Vlaming, overigens) vermeldde in zijn homilie op het einde van de viering dat hij ooit nog les had gekregen van De Kesel. Waardoor ik me afvroeg of de kardinaal daar dan met enige trots op terugkeek, of toch vooral betreurde dat zijn toenmalige leerling (wiens vader orthodox priester was, het weze gezegd) het “rechte pad” niet had gevolgd. In elk geval vond ik de aanwezigheid van de kardinaal een mooi gebaar naar de “zusterkerk” toe, meer nog dan van het koningshuis dat er nu eenmaal, als het zin wil hebben, voor iedereen moet zijn.
Na de viering was er nog iets kleins te eten – met een aangepast “menu” wegens de Vasten, die een stuk strenger is dan de katholieke : ook op zondag geen vlees, vis, eieren of olie (voor wie zich zorgen maakt : als u ooit in Griekenland zou “moeten” mee vasten, kan u zich nog steeds te goed doen aan een rijke keuze van zeevruchten…). Voor enkele dansoptredens zijn we niet gebleven, want we hadden later op de dag nog een portie Griekse cultuur op het menu staan, met een zeer gesmaakt optreden van Lavrentis Machairitsas en Nikos Portokaloglou in de Madeleinezaal in Brussel. Een heel stuk profaner, met ook een nog sterkere Griekse aanwezigheid dan ’s morgens in de kerk. Het gemak waarmee twee “rockers” van hun eigen repertoire overschakelen naar de volksmuziek van hun land (en weer terug) verbaasde me al niet meer, maar het maakt me wel jaloers op een rijke muziektraditie die we hier toch minder hebben. Achter onze zaten enkele mensen die ik Grieks hoorden spreken met een vreemd, maar toch herkenbaar accent. Later spraken ze Limburgs tegen elkaar. Vandaar, dus.
En tenslotte… van “star struck” zijn heb ik weinig last. Ook niet toen ik vrijdag dus Anuna voor een foto zag poseren in een Brussels metrostation. Haar rol in onze samenleving van vandaag lijkt me minstens zo uitdagend als die van koning en kardinaal (of die van landelijke muziekheld…), en wellicht ook minstens zo moeilijk – maar daar kiest ze zelf voor. Moge de wijsheid waarvoor zondag gebeden werd ook haar ten deel vallen. Ze leek er alvast haar “cool” niet bij te verliezen, dat is al een goed begin.