En langs het tuinpad van mijn vader…
Op “Essen in Beeld” verscheen deze foto. Ik verzorg de technische kant van die website, maar foto’s opladen doe ik erg zelden – veel te zelden eigenlijk. Ook deze komt dus niet van mij. Ze staat gedateerd op 1987, niet eens zo heel lang geleden. Dertig jaar, vijf gemeentelijke legislaturen. Wat bij mij de foto in het oog deed springen, is natuurlijk het feit dat het huis waar ik toen woonde erop staat. Mijn ouderlijk huis. Ondertussen woon ik daar nog steeds, maar mijn ouders niet meer… Het huis met de eerste voordeur in de Molenstraat, achter het huis waar toen de weduwe De Goey woonde, met daarboven de kantoorruimte waar mijn vader lang zijn accountantskantoor had. Maar in 1987 was hij al verhuisd naar het pand in de Molenstraat recht tegenover ons huis, denk ik. Mevrouw De Goey -die door mijn moeder vaak als dé reden werd aangehaald waarom we stil moesten zijn in huis- is er jammer genoeg al lang niet meer, en haar woning onderging allerlei lotgevallen. Het pand staat nu overigens te koop, maar dat terzijde.
Heel veel is er eigenlijk niet veranderd in die dertig jaar. De televisie-antennes zijn weg, de straatlantaarn aan het huis werd vervangen door één op een paal, het voetpad werd wat anders aangelegd en kreeg een parkeerstrook. Daar schuilt natuurlijk ook achter wat er uitdrukkelijk wél veranderde : de auto’s ! De stijl, maar nog veel meer het aantal. Op de foto tel ik er vier. Het lijkt me een moeilijke opgave om vandaag dezelfde foto te maken met minder dan tien auto’s erop, rijdend en geparkeerd. Hoe dat komt ? Meer auto’s per gezin ? Wellicht wel, al heb ik hier net aan een afname bijgedragen in mijn straat. Maar zoveel meer ? Ik denk dat het vooral komt omdat er in de omliggende straten veel woningen zijn bijgekomen. Die allemaal auto’s meebrachten, zodat die niet meer allemaal in garages terecht konden – garages die (zoals die van mijn ouders toen) ondertussen ook plaatsmaakten voor appartementsgebouwen.
Al dat autoverkeer, en die geparkeerde wagens, zorgen ook voor veel meer drukte. Er werd in mijn straat altijd heel veel gefietst, met zoveel scholen in de buurt. Dat is nu nog zo, maar de fietsers moeten wel doorheen de auto’s laveren – waardoor sommige ouders het fietsen niet meer veilig vinden -dat begrijp ik- en dus hun kinderen met de wagen naar school brengen. Dat begrijp ik ook, maar je hoeft geen genie zijn om de vicieuze cirkel te ontdekken.
Om die cirkel terug te draaien, is het wellicht te laat. Ik word een beetje weemoedig als ik onze verkiezingsfolders uit 2000 zie, waarop “Essen mag geen voorstad van Antwerpen of Roosendaal worden” staat. Te lang als slogan, misschien, maar wel nog altijd de belangrijkste drijfveer van mijn lokaal politiek engagement. De weemoed komt niet alleen omdat de mensen in de folders 18 jaar ouder zijn geworden, of ons ondertussen hebben verlaten, maar ook omdat er natuurlijk reuzenstappen in de richting van die voorstad gezet zijn. Zeker in Essen-Centrum. De cirkel stoppen kan nog wel. Essen als geheel is gelukkig nog geen voorstad, nog geen betondorp met hier en daar een park.
Dat drukke verkeer in mijn straat, dat gaat voorlopig niet meer weg. Maar er zijn gelukkig nog heel veel straten waar het nog niet te laat voor is. “Laat ons een bloem en wat gras dat nog groen is”, zong Louis Neefs. Ook te lang als slogan, en niet volledig genoeg, want het gaat niet alleen om de natuur, maar ook en vooral om de leefbaarheid. De veiligheid, de sociale samenhang, de draagkracht van de voorzieningen. En het verkeer dus. Ik vrees de dag dat Essen 20.000 inwoners zal tellen. Niet omdat ik niet niet om die mensen geef, in al hun verscheidenheid, met al hun dromen en idealen. Net omdat ik wél bekommerd ben om die duizenden Essenaren en om hun gemeente.