Sein voor Pasen
De voorbije jaren was ik met Pasen niet thuis. Voor een Essenaar is dat uiteraard een gemis, want Pasen staat steeds met stip op de lokale kalender aangeduid. Dit jaar was ik er wel. Zo kon ik enkele uren het verkeer mee regelen om op die manier de Tien Mijl die Esak door Essen liet lopen in goede banen te leiden. Ik stond niet echt op een moeilijk punt, en kon de aanrijdende automobilisten vooral blij maken : ze mochten er eigenlijk toch door, wat ze niet hadden verwacht toen ze me eerst zagen staan. Enkele collega’s kregen meer commentaren. De openbare weg is van iedereen – en soms dus niet van jou. Dat die twee samenhangen, dat besef dringt niet altijd door. Bij de meesten gelukkig wel. En er was dan ook geprobeerd om de verkeershinder zo minimaal mogelijk te maken, zoals dat hoort.
Paasmaandag is dan weer uiteraard de dag van de jaarmarkt. Die viel mij eerlijk gezegd wat tegen. Niet dat ik niet heb gevonden wat ik zocht, want zoals wellicht velen zocht ik eigenlijk niets. Maar er was minder te vinden dan anders : er waren niet zoveel marktkramers. Ik vermoed zelf dat het feit dat we de markt voor de eerste keer uitbesteedden, en niet als gemeentebestuur zelf organiseerden, daar mee te maken heeft. In dat geval dringt een aanpassing zich op.
Ik ben zowaar ook het Gerard Meeusenmuseum binnengestapt. Met mijn ouders, die daar -o schande- nog nooit waren geweest. Zij vonden het wel de moeite. Dat is het museum ook, in al zijn beperkingen. Ik heb er wat een haat-liefde-verhouding mee, maar wist het deze keer toch vooral te waarderen. Ook de archeologische vondsten van de Heemkundige Kring kregen er hun plaats. De hernieuwde aandacht daarvoor, onder impuls van Thomas Dekkers, kan ik alleen maar toejuichen. Al weet Thomas het niet te waarderen dat ik hem al eens vraag wanneer ze nu die farao gaan vinden. Om hem gerust te stellen : walvisbotten en Romeinse munten vind ik óók al spectaculair !