Een fusie. In de bedrijfswereld is het dagelijkse kost, zo blijkt als we de kranten erop naslaan. In het Belgisch voetbal ligt het moeilijker. Fusies komen er vaak uit absolute noodzaak tot stand, zelden omdat twee succesvolle clubs elkaar vinden. In de politiek is het verhaal soortelijk. Van opslorpingen zijn er wel voorbeelden, maar de laatste relevante fusie van twee min of meer gelijkwaardige partijen moet wellicht diep in de ontstaansgeschiedenis van het Vlaams Blok worden gezocht. Ook weer in tegenstelling tot Nederland, waar zowel CDA, GroenLinks als de ChristenUnie fusies zijn van partijen die op het ogenblik van de fusie redelijk gelijkwaardig waren.
Om maar te zeggen, we wonen niet in een land van fusies maar in één waar van de warmte van het eigen nest een grote kracht uitgaat. Dat verklaart wellicht veel van de koudwatervrees die elke discussie over gemeentefusies meteen meebrengt. Naast ongetwijfeld een stukje politieke berekening : er is bij de gemeenteraadsverkiezingen nu eenmaal een burgemeestersbonus, en wie twee gemeenten fuseert halveert ook die bonus. Dat is wiskunde.
Nochtans is de reden waarom er over fusies wordt nagedacht voor mij zonneklaar : nogal wat Vlaamse gemeenten missen bestuurskracht, en hebben dus onvoldoende capaciteit om in de complexe wereld van vandaag de sturing te bieden waarop hun inwoners recht hebben.
Alleen heeft dat volgens mij niet enkel met omvang of inwonersaantal te maken. Ook met een niet optimaal takenpakket, bijvoorbeeld : alles wat gemeenten in grote groepen samen aanpakken, is aantoonbaar géén bevoegdheid die bij het gemeentelijke niveau past. Huisvuilophaling en elektriciteit, bijvoorbeeld, en bij uitbreiding het aansturen van intercommunales in de energie- en de afvalsector zou dus best volledig aan de gemeenten onttrokken worden. Als twee tot vijf gemeenten iets samen willen doen (denk aan iets als Muzarto, de gezamenlijke academie van Essen en Kalmthout), dan is dat best, maar iets dat ze alleen met zijn twintigen aankunnen gaat hun niveau te boven en zowel de democratische legitimiteit als de administratieve opvolging komen dan in het gedrang.
De administratieve structuren zijn ook onvoldoende aangepast. Nog los van de aberratie van de vaste benoeming (die niet alleen de gemeenten teistert) is er het secretarismodel dat erg verschillende taken in één persoon wil verenigen, en er zijn de remmen op interne decentralisatie. Maar ook de politieke structuren en de kwaliteit van het politiek personeel zijn knelpunten. Gemeenteraadslid zijn is een nauwelijks gewaardeerd vrijetijdsengagement. Wie het goed wil doen, loopt onvermijdelijk tegen beperkingen van tijd en ondersteuning op, en vaak op een frustrerend gebrek aan reële invloed. Schepenen zijn er te veel, maar ook hun functie wordt, zeker financieel ondergewaardeerd. En dan is er de burgemeester, die vaak eenooog in het land der blinden wordt, wegens echte macht, een redelijke ondersteuning, een zekere (h)erkennning bij de inwoners die legitimiteit meebrengt, … Die net daardoor laveert tussen de rol van burgervader en die van lokaal potentaat.
Ik pleit voor minder maar sterkere schepenen (voltijdse functie, echte bevoegdheden, …), liefst in een duaal model zoals in Nederland waarbij schepenen van buiten de raad kunnen komen en ook niet langer in de gemeenteraad zetelen. En voor sterkere raadsleden. Ook de fractievoorzitters van de grootste partijen (en zeker de oppositieleider) verdienen een betere erkenning en ondersteuning.
Verder heb ik sterke twijfels bij alle verminderingen van de „planlast” voor de gemeenten die de voorbije jaren opgang maakte. Toegegeven, de Vlaamse overheid vroeg wel erg veel „plannen” waarin telkens aspecten van het beleid gedetailleerd uit de doeken moeten worden gedaan. Maar het dwong de gemeenten wel om planmatig te denken, en om een beleid uit te werken. Vaak verplicht in samenwerking met het „middenveld”. Nu is de balans te veel in de andere richting doorgeslagen : wie een gemeente van dag tot dag wil „beheren” in plaats van een richting te kiezen, krijgt daarvoor te veel ruimte. Een ontwikkeling die door de ondoorzichtige en al te vrijblijvende „Beleids- en Beheerscyclus” nog wordt versterkt.
Natuurlijk kunnen ook gemeentefusies bijdragen aan een grotere bestuurskracht. Maar ze zijn volgens mij niet de eerste prioriteit. Bovendien hebben ze als nadeel dat de inwoners een stuk dreigen te vervreemden van hun bestuur. Dat moet ook deel uitmaken van de afweging.
Slotsom : de gemeente Heide (Essen + Kalmthout) of de gemeente Noorderkempen (Essen + Kalmthout + Wuustwezel) zijn voor mij zeker geen taboe. Maar als de Vlaamse regering de bestuurskracht van Essen wil versterken, zijn er volgens mij betere methodes.